Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] IX De mannen, bleeke vrouwe' en teere kindren met doffe oogen, fletse wangen, zij kwamen overend, zij vormden lange slingrende stoeten: geen macht kon 't verhindren. Uit de rumoerige groote stede' en kleine stillere, de dorpen tusschen de landen verstrooid, waar gevoelens van eer en schande het leven nog met vastheden omheinen, - kwamen zij, ouden, jongen; zij die droegen gelaten - 't was Gods wil - hun kruis-van-zorgen, zij die òpgingen in vandaag; naar morgen weinig, naar gistren in 't geheel niet vroegen. Zij aliln hadden één waarheid gegrepen, zij aliln hadden één lichtsein ontvangen, wilden losbreken uit ijzren greep en d' adem des levens langs d' ingezonken wangen voelen strijken, bolle voorjaarswind. Zij wilden allen, allen wilden léven, nog iets anders zijn dan werkbeesten, niets doen, verzadigd voelen - o de feesten van tong en buik, waarnaar begeerte beven hun handen deed... ... Zoo kwamen deze stoeten opgevaren als een zee stijgt met golven ontelbare, tot den einder, eindeloos is zij. Zoo was die menschenzee. In haar getij verhieven zich de koninklijke strijders - tusschen hen enk' le vrouwen - helden van den geest en van de daad, onverschrokken belijders der Idee, voorbereiders van haar feest. Elke afdeeling had haar eigen banieren, samen vormden ze kleurig bloemenperk, steunden elkaar, maakten elkander sterk, geleken vogels, klaar om uit te zwieren; van hen vele lichte leuzen afstraalden [pagina 115] [p. 115] en al die leuzen hadden iets gemeen: 't was of in alle' één hart klopte, ademhaalde één longenpaar, één drang naar boven drong uit oerdiepte, één keel, zich spannend, zong: ‘Gerechtigheid’ en met dat eeuwge woord een tweede samenklonk, terts van 't akkoord: ‘Vrede’ en dan ging 't in zuivre boog krachtig naar de dominant omhoog: ‘Vrijheid’... Vorige Volgende