Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] VIII Ik zag d' eedle voorhoede naderkomen, omstuwd door sterke en toch zachte droomen; vóór hen uit, zegepraal verkondend, vloog de godlijke Nike in wijden boog. En op den aardschen grond, vóór hen uit, traden de groote strijdbaren, wier oogen baadden in morgengloed, lang eer de morgen kwam: Marx en Bakoenin; Liebknecht (oude stam en jonge loot); Bebel, die zijn bouwwerk niet heeft zien storten ineen, zilversterk; Blanqui, Vaillant, Guesde: de groote bronze' en ijzeren voorgangers, en van de onzen Nieuwenhuis, stijf opeen de dunne lippen, die nooit lieten hun laatste woord ontglippen; Pieter Jelles met zijn bleek droef gezicht en Gorter, gehuld in een wolk van licht. Ik zag ze gaan; 'k voelde hun harten bonken van vrijheidswil; 'k zag in hun oog vreugddronken verwachting van broederschap, zeer nabij: ‘voor elkaar alle menschen, en allen vrij.’ Eén drang was het, die door hen allen stuwde; en als die een oogwenk verflauwde of luwde, dreef kracht uit diepste diep hen weer omhoog: geloof in socialisme, dat niet loog, - in den dag der gerechtigheid, haast dagend, geloof allen omvattend, allen schragend in d' idee met haar goude' en purpren verven, waar men lachende voor wil leve' en sterven. O schoone drift in die duizenden mannen en vrouwen, al die sterkgespierde rammen; gespannen boog van strijdvaardigen wil: u gedenken maakt het hart van eerbied stil. Vorige Volgende