Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] VI Neen, 't socialisme was niet gestorven: toen de tijden rijp waren, kwam het weer omhoog; ànders: 't heeft zin voor werklijkheid verworven, doorvorscht haar, maakt uit het doorvorschte een leer. 't Vond in de grauwe feiten der historie den grondslag van een blijde zekerheid; het riep niet enkel op tot strijd, zijn glorie was 't vooruitzien van wereldwijden strijd, die blij zou einden. 't Verwarde te ontwarren gelukte een man, zijn hart deinde, een zee; in zijn brein rees de vurig-roode starre van haat. Niet lang bleef hij alleen. Getwee riepen ze, riepen de geknechte scharen tot opstand, 't brijzelen van de oude wet: ‘'t Getijde kentert: de bakens verzet, vereent u, aller landen proletaren!’ Wat was dat schoon, toen van een halfvergeten heugenis en een vage toekomsthoop socialisme werd kind van 't strenge weten. In 't bekken van de rede hield ten doop 't uw reuzengeest, Marx. Bouwwerk zonder feilen leek ons zijn leer; beeld uit één marmerblok gehouwen; toren, met zijn hooge steile wenteltrap en daarboven, grootsch, de klok. De scharen stormden aan met grage zinnen en de verkondigers vormden van binnen- uit hun gedachte-wereld vast en klaar, stap'lend geduldig steenen op elkaar. De bouw verrees; feilloos voor de gedachte stonden de feiten, door geestlijke krachten [pagina 108] [p. 108] gerangschikt: dat, wat bewoog maatschappij, haar hartehart, haar diepste grond, kwam vrij: Arbeid, gij motor, bewegende kracht, die telkens ànders maakt 't menschengeslacht, het stuwde omhoog door lange slavernij naar 't heden, 't nu maakt mondig, wetend, vrij. Heerlijk vonde' elkaar handen, heerlijk sloegen harten, heerlijk omhoog strijdgolven joegen, al hooger storm tegen de klippenkust: ‘het licht in vesting onrecht wordt gebluscht.’ Heerlijk ademde' in groot ontslaken longen, heerlijk marcheerden voeten, heerlijk zongen kelen; alles raakte los; allen stegen in rhythmisch, grootsch, wèlgeordend bewegen. En de leider, groot van ziel en geest, giet in vormen het schoone gedachtefeest. Aan 't venster van de wereldzaal staat hoog opgericht hij; een vlam danst in zijn oog. Hij staat aan 't venster van de wereldzaal, zijn stem klinkt als de donder; en zijn taal maakt wat vol duisternis en troebel was, helder kristal, licht als het lichtste glas. Vorige Volgende