Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] III Voor het laatst wierp het kettersch communisme zijn helle stralen in de aardenacht: het felle roofdier, jong kapitalisme, had al vele gruwelen volbracht. De kleinen, de misdeelden, de geringen, had het beroofd van hun erfdeel door d' eeuwen: wei, water, woud - van bijna alle dingen, noodig tot leven. Hoort ze schreeuwen die boeren, opstaand in vertwijfeling. Toen stond ge ook op, kettersch communisme, met de vertwijfelden zijt ge gegaan, ge streedt met hen, ge bleeft bij hen, tot aan het einde, toen ook de hoopvolsten wisten: voorbij de kans, de hoop, de mooglijkheid; ge werd met hen bloedig geslagen, gefolterd, naar de brandstapels gedragen, meer dood dan levend, vol kerven en wonden, en met hen aan den paal gebonden of in ijz'ren kooien te pronk gesteld; - de beul goot bijtend vocht in uwe wonden - ge leefdet als een held en als een held stierft ge, door overmacht ontlijfd. Vorige Volgende