Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] X Een godheid vereeren haast alle volken; hij wordt geboren in 't lentelicht, als morgenstar blank is zijn aangezicht en teeder als zomeravondwolken. Waar zijn voeten traden daar groent het gras, kleuren de vruchten, zwellen de aren: hij is de god der belofte-van-'t-jaar en die der vervulling, het rijpend gewas. Zingend en fluitend schrijdt hij langs de glooiende akkers, slaapt op de weie' onder 't hooien, van den zonnigen heuveltop schatert zijn lach in den lichtverzadigden zomerdag. In de landen waar de wijndruif groeit en zonnebrand het gesteente doorgloeit, danst hij met wingerd-ranken bekranst zijn vervoeringen uit, danst en danst en danst. Dan komt de herfst en de val van 't jaar; bladeren dwarlen, wolken jagen. Waar bleven de zonverzadigde dagen? Wie doofde hun glans? O ijdele vragen: dood ligt de blinkende god op de baar. Nu treuren allen, nu schreien allen; doods kruipen de dagen, grauw is hun gezicht; de zangen-der-vreugde niet langer schallen over de heuvels, een poort viel dicht. Viel dicht, maar eens springt zij weder open; o gloed, o schoonheid, o lach, o licht: eens zult gij herrijzen als, glans-omdropen, verschijnt weer zijn blinkend jong aangezicht. Vorige Volgende