Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] V Eens zag een man van den oertijd, een wilde, hoe een vrouw nam haar kindje en diens dorst stilde; zacht licht ontlook in haar oog, toen zij over het wezentje boog, over haar beenig gezicht gleed morgenlicht. Toen het gedronken had, legde zij 't neer en suste 't in slaap.- Het meer streek zijn rimpels glad. Schemering steeg aan den rand van het dal, wirwar van stemmen zweeg, allengs verstomde in het bosch avondlijk vogel-geschal. In den man raakte iets los, dat hij nooit had vermoed in hem te zijn; geen drift van het bloed, geen begeertepijn; zijn hart werd zachtblauw en een nieuwe drang zocht een weg naar buiten, liet zich niet stuiten: hij keek naar de vrouw en streelde haar wang, toen nam hij haar hand en streelde die zacht; daar aan den rand van het meer en de wei, van den dag en den nacht kwam een engel voorbij... Vorige Volgende