Sonnetten en verzen in terzinen geschreven(1983)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] In de volgende verzen heb ik uitgesproken zulke Gedachten, als geruimen tijd de Geleiders waren van mijn geestelijk leven en van mijn hart. [pagina 26] [p. 26] Waarvan de volgende verzen zullen spreken. Nu begeeft mij mijn hart, en de stem beeft die wat het opzendt, smeden gaat tot spreken, want zij, die stralend door de eeuw-wolken breken hebben niet allen naar dit woord geleefd. En van de nu-grooten is geen die streeft gelijk te worde' aan 't beeld, dat ik hier teeken, ik, wie zij goden ware' en die mij reken 'n geloov'ge, die geknield gelukkigst leeft. Maar hunne waarheid, die 'k niet gansch kon deelen, maakt' mij zóó begeerig haar zelf te aanschouwen, dat 'k tuurde inwendig, tot ze mij verscheen: haar mond stond mild, en in haar mantels vouwen zag mijn ontrust hart warmen schuil voor velen, en van haar zachtheid meld ik mijn reên. Vorige Volgende