Sonnetten en verzen in terzinen geschreven
(1983)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrechtelijk beschermdHenriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven. Bzztôh, Den Haag 1983
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar DBNL
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van een fotomechanische herdruk, van de derde druk uit 1922, van Sonnetten en verzen in terzinen geschreven van Henriette Roland Holst-van der Schalk uit 1983. De eerste druk dateert uit 1896.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (1, 2, 4, 123, 131) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 3]
SONNETTEN EN VERZEN
[pagina 5]
SONNETTEN EN VERZEN
IN TERZINEN GESCHREVEN DOOR HENRIETTE ROLAND HOLST VAN DER SCHALK
UITGEVERIJ BZZTôH
'S-GRAVENHAGE 1983
[pagina 6]
© Copyright 1922 by BZZTôH, 's-Gravenhage
Vierde druk, naar de laatste door de
auteur gecorrigeerde uitgave (1922)
Zetwerk Kleij Zetterijen bv, 's-Gravenhage
Druk Paardekooper-Wöhrmann bv, Zutphen
Cip-gegevens
Roland Holst- van der Schalk, Henriette
Sonnetten en verzen in terzinen geschreven/
Henriette Roland Holst-van der Schalk -
Den Haag: BZZTôH
Eerder verschenen Rotterdam: Brusse, 1913
ISBN 90 6291 152 8
UDC 82-1
Trefw.: gedichten; oorspronkelijk
[pagina 124]
OPGAAF VAN DEN INHOUD
De volgende verzen zeggen de vreugd mijner ontwakende ziel over gevondene verwantheden en 't ontstaan in haar eener begeerte naar iets onwankelbaarder dan van menschen komt |
7 |
---|---|
Over het ontwaken mijner ziel | 8 |
Over de grenzen van mijn wezen | 9 |
Over het draagvermogen mijner ziel | 10 |
Over onderlinge vervreemding en verlatenheid | 11 |
Over de vreugde van mijn eigelijk wezen, om hare verwantschap aan gelijken en grooteren | 12 |
Over het verhevene van het onafgebroken liefdevolle | 13 |
Over het lijden dat ongewisheid is | 14 |
Over de vreugd om het eerst-gevondene gelijke | 15 |
Over de vreugd om de openbaring van het verborgene | 16 |
Over het zich verkondigen van de ziel in de oogen | 17 |
Over vastheid zonder twijfelingen | 18 |
Over de zekerheid van ongestoorde vreugde | 19 |
Over onzichtbaar voortschrijdende groei | 20 |
Het dagen van de begeerte naar vrijheid der ziel | 21 |
Over: hoe zwaar het is voor den mensch om erkenning te verkrijgen | 22 |
Over den aard van mijn nu-komend spreken | 23-24 |
[pagina 125]
In de volgende verzen heb ik uitgesproken zulke gedachten, als geruimen tijd de geleiders waren van mijn geestelijk leven en van mijn hart |
25 |
---|---|
Waarvan de volgende verzen zullen spreken | 26 |
Over de onzekerheid van deze tijden | 27 |
Over de eeuwige verandering der dingen | 28 |
Over rustigende vastheid die ik vond | 29 |
Over het bewust-worden van intuïtieve kennis | 30 |
Over het ongestadige van het innerlijk licht | 31 |
Over de vreugde der aandachtigheid | 32 |
Over schijnbaar en werkelijk weten | 33 |
Hoe 't bewustzijn der eenheid de ziel verheft | 34 |
Over de kracht der kontemplatie tot het verkrijgen van erkenning | 35 |
Over het vermogen van het affirmatieve | 36 |
Over de zwakheid van het verenkelde | 37 |
Over de smart die uit het verenkeld-voelen volgt | 38 |
Hoe de ziel haar geluk diepst voelt bij beschouwing van wat haar lot kon wezen | 39 |
Over de bekoring van nieuw-verkregene vreugde | 40 |
Over de groote voortreffelijkheid van beproefder geluk | 41 |
Over den strijd des harten in de dagen der jeugd | 42 |
Over de zachte hulp der liefde | 43 |
Over de vreugde van het volledig bekennen | 44 |
Over het leven van de sereenen | 45 |
Over het geluk van volkomene onzelfzuchtigheid | 46 |
[pagina 126]
Over het aandoenlijke in het leven van de ouden van dagen | 47 |
Over wie de abstractie liefhebben boven den mensch | 48 |
Over de zachtheid des gemoeds van hen die den mensch liefhebben boven de abstractie | 49 |
Over het samen-stemmen van zachtheid met de geboden van den geest | 50 |
In de volgende verzen heb ik naar waarheid uitgesproken eene kentering van mijne ziel |
51 |
---|---|
Over de wijzigingen in ons geestelijk leven | 52 |
Over een staat van mijne ziel en hoe ik dien verliet | 53 |
Over het moeitevolle van onzen zielegroei | 54 |
Over het eigenlijke in ons en hoe dat te onderscheiden | 55 |
Over de gevolgen van onze zwakheden | 56 |
Over de vreugde van het goede handelen | 57 |
Over de toename van onze kracht bij zelfbeperking | 58 |
Over de vastheid der krachten, die uit liefde voortgekomen zijn | 59 |
In de volgende verzen zal ik spreken over het wezen van de menschelijke ziel, hoe zij geneigd is tot deugd, hoe door liefde tot wijsheid haar geluk bestendigd wordt, de wijze, gelukzalig, en anderen een zegen leeft |
60 |
[pagina 127]
Over de volkomenheid, die de mensch kan bereiken | 61 |
---|---|
Waarin gezegd wordt welke gronden mij leidden tot het maken van dit gedicht | 62-64 |
Hoe wij erkennen of ons weten waarheid is | 65 |
Dat het bezit van dit weten het grootste geluk is voor de ziel | 66 |
Hoe de gesteldheid der ziel moet zijn om dit weten te verkrijgen | 67 |
Dat de rede die goede gesteldheid bevruchten moet | 68 |
Dat de vrijheid van ziel bestaat in deugdzaamheid | 69 |
Waarin de volkomenheid haar wezen openbaart | 70 |
Waarin de liefde haar wezen openbaart | 71 |
Wat te lieven gelukkigst maakt en lieven meest verdient | 72 |
Hoe de mensch een deel is van de overige natuur | 73 |
Waaruit de menschelijke kracht ontstaat | 74 |
Over welke levensgang tot geluk zal leiden | 75 |
Hoe allen die de deugd begeeren eendrachtig en elkander steunend, leven | 76 |
Hoe de begeerte tot alle andere dingen noodzakelijk tweedracht en twist verwekt | 77 |
Waarin ik wijsheid aanroep onze kracht te verhoogen | 78 |
Over de wijsheid, die de weg tot volkomenheid is | 79 |
Over wat mij vastheid in denken geeft | 80-83 |
Over de heldere gedachte | 84 |
Over de vage en verwarde gedachte | 85 |
[pagina 128]
Over geestelijke kennis | 86 |
Dat de liefde tot het door den geest verkregene het innigste is | 87 |
De te samenvatting van het bereikte | 88 |
Over het ongeloof der menschen aan de liefde die geestelijk is | 89 |
Over de onwilligheid des harten de voorwerpen der liefde te toetsen aan het verstand | 90 |
Over de onstandvastigheid der emotie die uit vage liefde ontspringt | 91 |
Over de verhevenheid en standvastigheid der liefde van den geest | 92 |
Over den invloed van den door geestelijke liefde bewogen dichter | 93 |
Hoe de goede wil ons heenvoert door de gevaren des levens | 94 |
Dat de goede wil ons maakt welgezind tegen de menschen en teeder van ziel | 95 |
Waarom de kennis van onze ziel onze daden noodzakelijkerwijze adelt | 96 |
Hoe oneindig de werkingen zijn van deze kracht | 97 |
Over het gelukzalig leven van den vrome | 98 |
---|---|
Waarin ik mij voorbereid den wijze te volgen in zijn leven | 99 |
De wijze beschouwt de dingen als werkingen van noodzakelijke krachten | 100 |
De wijze gevoelt zich aan alle dingen verwant | 101 |
Hij voelt zich zeer verbonden aan zijn medemenschen en wijst ze op 't vermogen hunner ziel | 102 |
Door zijn opwekking gevoelen de menschen verheugd hunne natuur | 103 |
De bewuste waarheid in de woorden van den wijze, geeft |
[pagina 129]
hun onweerstaanbaar gezag | 104 |
Zijn deugdzame daden zijn de overtuigende blijken van de gesteldheid zijner ziel | 105 |
Door stem en wezen verwekt hij eendrachtige liefde tot deugd onder de menschen | 106 |
Zijn rust is geen gemis maar beheersching van ontroering | 107 |
Hij is waarlijk vrij want zijn ziel hangt gansch niet af van uiterlijke dingen | 108 |
Daarom denkt hij aan het toekomstige zonder vrees | 109 |
Hij aanvaardt ook den dood met blijden moed | 110 |
Waaraan ik spreek van hem die liefde tot wijsheid plantte in mijn hart | 111 |
Waarin ik getuig dat ik haar slechts zag door de hulp van zijne oogen | 112 |
Hoe door het inzicht der onvolkomenheid van ons zintuiglijk weten, de geest geleid wordt tot de beginselen der goede mystiek |
113 |
---|---|
Over de onmacht onzer zinnen om eenig ding naar waarheid te kennen | 114 |
Over de eenzaamheid, waarin onze zinnen noodzakelijk leven | 115 |
Hoe de schijnbare veranderingen der menschen, een gevolg zijn van ons onvolkomen gezicht | 116 |
Hoe de menschen samengaan in de dagen der jeugd, en waardoor zij scheiden | 117 |
Hoe ons wezen zich moet vervormen, als de jeugd afvalt en de mannelijke leeftijd volgt | 118 |
[pagina 130]
Hoe het oordeelen naar den schijn der dingen ons hart telkens teleurstelt en bedriegt | 119 |
Hoe de geest alle geestelijke dingen doorziet, omdat hun beeld altijd in hem bestaan heeft | 120 |
Hoe we dus de dingen naar waarheid te kennen vermogen, die geestelijk zijn | 121 |
Hoe de vergeestelijking der dingen, die mystiek genaamd wordt, ons vrede geeft en vertroost | 122 |