Het leed der mensheid laat mij vaak niet slapen
(1984)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–
[pagina 150]
| |
Teleurgestelden?In Tijd en taak (1933-34. nr. 32) liet H. Roland Holst merken, dat ze niet gediend was van de typering teleurgestelde, haar toegekend door Anton van Duinkerken in een boekbespreking in het katholieke dagblad De Tijd (1934).Ga naar eindnoot1 Haar artikel werd in 1934 afzonderlijk uitgegeven; aan deze uitgave is onderstaande tekst ontleend. Dit werkje is zeer persoonlijk getint; het laat de ambivalente gevoelens zien die het ijveren voor het socialistisch ideaal bij de auteur oproept, het voortdurend zwenken tussen ‘droom en daad.’
In ‘De Tijd’ heeft Anton van Duinkerken in een boekbespreking Adama van Scheltema* en mij zelf ‘teleurgestelde,’ ‘vermoeide,’ ‘ontgoochelde’ dichters van het socialisme en communisme genoemd. Ik voel de behoefte tegenover deze epitheta van de kritikus in diens wel sympathiek artikel even positie te nemen. Niet, om ze te verloochenen. Misschien zijn er mensen die, in het openbare leven staande en deelnemende aan de strijd voor vernieuwing der maatschappij, in deze tijd hun 65ste jaar bereiken zonder teleurgesteld, ontgoocheld, of vermoeid te zijn geworden. Hun kracht, die ik bewonder, is groter dan de mijne. Van haar betrekkelijkheid ben ik mij altijd wèl bewust geweest. Maar dit is bijkomstig in verhouding tot de vraag waarin A. van Scheltema en ik zelf eigenlijk teleurgesteld werden, wat ons ontgoochelde en vermoeide. Was het het socialisme zelf, of waren het alleen de mensen die naar het socialisme streefden; de wegen en middelen, waarmee zij het trachtten te bereiken? En daar kan het antwoord klaar en duidelijk zijn. Niet in het socialisme, niet in de socialistische idee werden wij teleurgesteld; enkel in mensen, middelen, pogingen tot verwerkelijking; teleurgesteld in ons zelf en anderen, in makkers en vrienden, in de partijen en in de spontane kracht der massa's, omdat zij het socialisme te zwak beleden, of met verkeerde, d.i. aan zijn wezen tegenstrijdige, middelen poogden te verwezenlijken, of er zich tijdelijk van afkeerden. Teleurgesteld, omdat de werfkracht der idee kleiner was, dan wij in onze jeugd aannamen en de gevoeligheid voor wanen en valse leuzen, het vasthouden aan de sleur, de onmacht ook van vele socialisten om hun leven, al was het dan slechts voor een klein deel, op socialistische motieven op te bouwen, groter. Maar in de socialistische Idee zelf kan niet teleurgesteld worden, wie eens door haar gegrepen werd en haar heeft aanvaard. Zij wordt een deel van zijn leven. Hij | |
[pagina 151]
| |
of zij die zich van het socialisme afwendt, is nooit socialist geweest. De wil tot het socialisme, dat is de konkretisering voor deze tijden van de roep naar gerechtigheid die door de geschiedenis schalt, van de roep naar menswording, naar Vrijheid, dat is naar verwerkelijking van persoonlijke waarden, van vreugde in persoonlijke verantwoordelijkheid, en naar Gemeenschap, dat is naar eenheid der mensen. De wil tot het socialisme is niet de enige konkretisering van het ‘Eeuwige Vuur,’* dat diep in de mensheid brandt, in deze tijden. Ook in de wil tot zelfbevrijding der vrouw, ook in die tot nationale bevrijding der gekleurde rassen, openbaart zich krachtig het algemene streven naar menswording. Maar het socialisme omvat feitelijk elke andere wil naar verlossing en bevrijding: goed begrepen heeft het deel aan elk streven naar omhoog van al wat verdrukt en vernederd leeft. Daarom is het socialisme in deze tijden een eis van het religieus-gerichte gemoed. Geen werkelijk samenleven in arbeid, gemeenschap en aanbidding is thans op een andere ekonomisch-sociale en kulturele grondslag mogelijk, dan die uit de opheffing van het kapitalistisch bezit der produktiemiddelen en der klassentegenstellingen volgt. Duizendmaal ontgoocheld, teleurgesteld (als de socialisten zelf) in onze kracht, onze toewijding, onze offervaardigheid, onze middelen, blijft de socialistische Idee door dit alles onaangetast. En onaangetast het geloof dat zij verwerkelijkt zal worden. Heel anders dan wij dachten, misschien pas na lange omzwervingen, wellicht niet het eerst, als wij meenden, in de oude landen van het kapitalisme. Maar toch eens - verwerkelijkt. Dit blijft ons geloof. En dit geloof blijft - daadkrachtig. De aldus... teleurgestelde blijft bereid om, zover zijn of haar kracht reikt, deel te nemen aan het zoeken en streven der massa's, met hen te lijden en te dwalen. Tot alles bereid, behalve tot moedeloos terneer zitten. Wel zal véél van wat de teleurgestelde in zijn jeugd ‘moed’ toescheen, door hem in de latere fase als ‘overmoed’ erkend worden, - wél zal hij beseffen, dat even nodig als moed is deemoed, - en geloven, dat de stuksgewijze verwerkelijking van het ideaal alléén mogelijk is door mensen die weten niet te handelen alléén uit eigen kracht, en bereid blijven hun eigen doeleinden op te geven, wanneer de dienst der Oneindige Doeleinden dit eist. Er is een geesteshouding van ontgoocheling mogelijk waardoor de mens ‘het opgeeft,’ opgeeft het heil voor zich, anderen en allen te zoeken, in de wereld en de tijd. Hij zoekt in God - de rust. Dat is de ontgoocheling die door de eeuwen heen vermoeiden en teleurgestelden dreef uit de wereld, naar de eenzaamheid, naar de kloostercel of de hut van de anachoreet. Ik zeg niet dat enkel teleurgestelden heden in de kloosters terecht komen. Ook daar zoekt men meer dan voorheen, God-in-de-wereld te realiseren. Ook vandáár uit is een nieuwe eenheid groeiende. | |
[pagina 152]
| |
Maar de socialist vlucht nooit, hoe bar het ook toe gaat. Hij kan het niet. Hij kan tenslotte fysiek uitgeput raken, fysiek gebroken worden, maar geestelijk blijft hij met de zoekenden, de naar menswording en verlossing strevenden verbonden tot zijn laatste ademtocht. | |
[pagina 153]
| |
![]() 1943
|
|