Het leed der mensheid laat mij vaak niet slapen
(1984)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–
[pagina 40]
| |
De grote spoorwegstaking, de vakbeweging en de S.D.A.P.De brochure van Roland Holst over de grote spoorweg staking verscheen in 1903 en is gedateerd 19 februari (zie Roland Holst 1903b). Een paar weken daarvoor had de eerste, beroemde spoorwegstaking plaatsgevonden. Deze succesvolle actie kwam voort uit solidariteit met stakend havenpersoneel. De staking had tot gevolg dat de arbeidersbonden prestige kregen en wekte onder de arbeiders een revolutionair sentiment op. In februari werden echter anti-stakingswetten voorbereid; een tweede staking, in april, richtte zich tegen deze wetten, maar deze staking werd een fiasco. Henr. Roland Holst ageerde in de brochure Geen reaktie? (1903) tegen de ‘wurgwetten’. In de brochure over de staking van januari 1903 wees zij op het belang van een goede socialistische organisatie; zij verwierp de anarchistische methode. Zij beëindigde het tweede gedeelte van haar geschriftje met de oproep ‘een vaste band tussen de vakbeweging en de s.d.a.p.’ Onderstaand fragment bestaat uit het eerste gedeelte van de brochure. Voor H. Roland Holst was, zoals voor vele socialisten, deze staking van enorme betekenis; zij was er ook actief bij betrokken. Zij schreef er verder onder andere in De nieuwe tijd 1904:81vv over; nog jaren later riep deze gebeurtenis bij haar warme gevoelens op (vgl. Roland Holst 1977:1168, n.a.v. de april-staking). In Uit de diepte (1946) herdenkt ze nog eens De mannen van 1903.
't geluk, voor elkander te strijden
Voor 't gezamenlijke doel. (Roland Holst 1946:89)
De verrassende, overweldigende overwinning der spoorwegarbeiders op 31 januari is sedert bijna drie weken het onderwerp, waar ieder over denkt, spreekt en schrijft. Duizenden arbeidersharten heeft zij hoog en snel doen kloppen, rustig-herkauwende bourgeois uit de zoete dommel opgeschrikt, de ganse kapitalistische klasse in 't geweer gebracht tegen de klasse der arbeiders. In de ogen der bourgeoisie bestaat, sedert de staking, verschil in richting, onderlinge twist tussen de arbeiders niet meer; voor de burgerlijke pers zijn vak- en politieke beweging één geworden: vanaf de eerste dag, dat de stokerijen en ophitserijen begonnen (dus vanaf de eerste dag na de staking), maakt zij voor de overwinning der vakvereniging de politieke partij verantwoordelijk, vereenzelvigt ekonomische aktie en s.d.a.p. Haar fiolen van toorn en haat, van leugen en laster stort zij niet maar uit over de hoofden der spoorwegmannen: al wat ‘socialistisch’ is krijgt rijkelijk zijn deel. | |
[pagina 41]
| |
Heeft de burgerlijke pers gelijk? Is de sociaal-demokratische propaganda de eigenlijke oorzaak der staking? Is zij het werk der s.d.a.p.? Of is het tegenovergestelde waar? Hebben die mannen der onafhankelijke anti-politieke, der socialistisch-anarchistische vakverenigingen gelijk, die ieder verband tussen de staking en de s.d.a.p. loochenen, ja beweren, dat deze glorieuze strijd tussen kapitaal en arbeid recht tegen leer en geest der s.d.a.p. indruist en aan de prediking van het anarchisme te danken was? Wie heeft gelijk? Laten we dit nader onderzoeken. In zover de burgerlijke pers niet de daden der sociaal-demokratie in Nederland, maar het socialistisch beginsel in 't algemeen verantwoordelijk stelt voor de staking, vergist zij zich niet. Dit weten wij, arbeiders, allen. Zeker, er zijn stakingen om loonsverhoging enz. die met het socialisme niets te maken hebben, die ook door vakverenigingen op burgerlijk standpunt staande, als b.v. de Trade-Unions, kunnen worden gevoerd. Maar een staking uit zuivere klasse-solidariteit is alleen mogelijk in een land, waar het proletariaat reeds jaren lang socialistische lucht heeft ingeademd. Want het besef der klasse-solidariteit als de opperste wet van het proletariaat, het besef dat de ene arbeider verplicht is niet maar zijn vak-maar ook zijn klassegenoten te steunen in hun strijd; en niet maar met een deel van zijn loon, maar zo nodig zichzelf te wagen, zijn bestaan op 't spel te zetten, zich op te offeren - dit is een zuiver socialistisch besef. Dit is juist de reden, dat de bourgeoisie van deze staking niets begrepen heeft. Dat een groep arbeiders opkomt voor zijn onmiddellijk belang, voor loonsverhoging, verkorting van arbeidstijd: het kan er volgens haar mee door. Dat duizenden arbeiders het werk neergooien zonder iets voor zichzelf te verlangen, alléén om arbeiders van een ander bedrijf in hun strijd niet te bemoeilijken - het is voor de bourgeoisie een raadsel. Zij kan het niet begrijpen; zij kàn zich niet indenken in gevoelens, nog veel minder in gemeenschappelijke daden, waar eigen voordeel, persoonlijk egoïsme part noch deel aan hebben. Zij kan de stem niet verstaan, die zó luid gebiedend sprak tot de arbeiders, dat alle geboden, hun van jeugd af door de kapitalistische klasse tot haar eigen voordeel en veiligheid voorgedreund, geboden van ambtsplicht en ambtstrouw, van respect voor de burgerlijke orde, van eerbied voor het algemeen belang, verstomden. Zij kòn de stem niet horen, die de arbeiders aanspoorde, in deze vuurproef der solidariteit de klasse-plicht boven al het andere te stellen. Daarom vindt zij zulk een daad niet kloek, groots, heldhaftig; maar onzinnig, idioot, misdadig - hier druisten de proletarisch-socialistische en de burgerlijk-kapitalistische levensbeschouwing, omgezet in feiten, met een harde stoot tegen elkander in. Gij weet wel, kameraden uit de anti-politieke vakbeweging, dat dit beginsel, het beginsel der klasse-solidariteit, het grootgemeenschappelijke is wat ons boven alle twistpunten verenigt. Wist ge het niet, ge hebt het thans kunnen leren. Dit beginsel gemeen te hebben, moet al onze verschilpunten overbruggen in dagen van felle klassenstrijd als nu voor ons komen: ziet deze reuzenvlag wapperen boven gans het strijdend proletariaat. | |
[pagina 42]
| |
In zover dus de burgerlijke pers de prediking der klassesolidariteit door het socialisme de grond-oorzaak noemt van de staking der spoorwegarbeiders, ja in zover heeft zij gelijk. Wij, socialisten, wij zijn allen aansprakelijk. In zekere zin hebben allen deel aan haar, die sedert meer dan een halve eeuw in het buitenland, een kwart eeuw in Nederland de ideeën van het moderne socialisme hebben verkondigd: Marx, Engels en Lassalle*, Anseele* en Bebel*, Domela Nieuwenhuis in Recht voor Allen,* Troelstra in De Sociaal-Democraat* en Het Volk.* Anders staat de zaak, waar de burgerlijke pers niet het socialistisch beginsel in 't algemeen, maar de s.d.a.p. in Nederland met de staking vereenzelvigt. Onze partij heeft nog geen enkele officiële band met de vakbeweging, jammer genoeg voor ons en voor haar. Zij kan niet (gelijk b.v. in België en Denemarken het geval is) de vakbeweging gedurig bijstaan met raad en daad, met haar bestuurders over alle gewichtige dingen die het belang der arbeidersklasse raken, gemeenschappelijk beraadslagen. De s.d.a.p. als zodanig had dus niets te maken met de voorbereiding, proklamatie en leiding der staking van het spoorwegpersoneel. Dat verschillende leden der s.d.a.p. behoren tot de hoofdbestuurders der Ned. Ver. van Spoor- en Tramwegpersoneel verandert hier niets aan; misschien zitten in de andere bij de federatie aangesloten verenigingen leden van Kommunistenbond* of Vrije Socialisten*; en evenmin zijn deze organisaties daarom bij de staking betrokken. Neen, de gekombineerde bestuurders der Spoorwegverenigingen alleen hebben de staking voorbereid, uitgeroepen en geleid; zij waren geen stropoppen van deze of gene politieke organisatie; hun eensgezindheid, hun moed, hun energie waagde de daad en voerde haar uit, die de gehele Nederlandse arbeidersbeweging bewonderend toejuicht. Toch is er één omstandigheid, die de verkeerde voorstelling der burgerlijke pers begrijpelijk maakt. Zij weet, dat in de dagen dat het spande, een aantal partijgenoten, niet-spoorwegmannen, voor dezen zijn opgetreden, hun vergaderingen leidden, hun verenigingen dienden tot secretarissen. Zij, de burgerlijke pers, weet dit o.a. van Hugenholtz*, Ter Laan,* Schaper,* Spiekman,* Gerhard,* Mendels,* en zij vereenzelvigt partijgenoten en partij. De namen van deze mannen bezorgen bij het uitspreken de bourgeoisie een even wrange smaak in de mond, als die van de ‘sujetten’ Petter* en Oudegeest.* Maar deze sociaal-demokratische Kamer- en gemeenteraadsleden, deze sprekers en schrijvers uit de partij, waarvan daarenboven sommigen als secretarissen van Bestuurdersbonden enz. midden in de plaatselijke vakbeweging staan, deze mannen hebben de staking niet gemaakt, niet geproklameerd, niet opgeroepen; de staking riep hen op, proklameerde het hun tot plicht de strijdende arbeiders te helpen en te dienen, overal waar, door het plotseling uitbreken, de grote omvang en het ernstige karakter der beweging, hulp noodzakelijk was. Hadden andere personen dan deze sociaal-demokraten, personen uit andere partijen, in even hoge mate het vertrouwen der arbeiders bezeten als Spiekman, Schaper, Hugenholtz, | |
[pagina 43]
| |
zij óók hadden kunnen helpen. Maar daar hebben wij niets van gehoord. En dat is allerminst een toevalligheid. Van één bekend lid van een andere partij weten we dat hij heeft willen helpen: van Professor Treub.* Professor Treub, we erkennen het graag, heeft zich goed gehouden; zijn vrijzinnigheid noch zijn demokratie in de steek gelaten. Maar hij zelf heeft ons in de pers ingelicht, hoe hij trachtte te helpen, n.l. door met de maatschappijen te onderhandelen, voor de arbeiders te pleiten, door verstandig schikken en plooien. Zulke hulp - en zij is ons welkom - verwachten wij gaarne van alle demokraten. Voor de arbeiders pleiten, tussen hen en de werkgevers onderhandelen; dat kunnen ook personen uit andere partijen; met de arbeiders, vooraan of in de drom, tegen de gehele kapitalistische klasse strijden, dat kunnen de socialisten alleen. Wij wijzen dus beslist ieder direkt verband tussen de s.d.a.p. en de staking af: onze Partij wil zich geen eer toerekenen, die zij niet verdient en zich niet met lauweren sieren, die aan de vakvereniging toekomen. Maar iets anders dan dit is natuurlijk de vraag: wat is het middellijk, het indirekt verband tussen de s.d.a.p. en de staking? Al wat gebeurt is schakel van een onafgebroken keten. Evengoed als de gebeurtenissen van 31 januari van ontzaglijke invloed zullen zijn op de toekomstige ontwikkeling der arbeidersbeweging - van invloed ook buiten de grenzen van ons land - evengoed hebben talrijke gebeurtenissen in het verleden samengewerkt, om deze grootse overwinning van het proletariaat mogelijk te maken. Natuurlijk kan niet alles in den brede op- en uit elkaar gehaald worden. Maar het is goed de voorname krachten te begrijpen, de grote stromingen te bepalen die, zich verenigend, op 31 januari een stuk kapitalistische klassemacht hebben weggeslagen. Deze krachten zijn tweeërlei: het sociaal-demokratisch inzicht in de noodzakelijkheid van hechte organisatie en vrijwillige discipline; en de proletarisch-revolutionaire gezindheid die de Nederlandse onafhankelijke vakbeweging, zowel de politieke (dat wil zeggen sociaal-demokratische) als de niet-politieke (dat wil zeggen anti-sociaal-demokratische) gelukkig, in tegenstelling met de Engelse b.v., vervult. Laat ons dit nader beschouwen. Een strijd als die van 31 januari was niet te wagen en te winnen dan door een moderne vak-organisatie, vervuld met proletarisch-revolutionaire energie. Er moest zijn hechte organisatie en discipline, zoals de moderne vakbeweging die ontwikkelt. Dit bracht mede de volgende dingen: Eerstens: vertrouwen van de leden op het bestuur: inzicht dat bij deze mannen, op demokratische wijze door hun kameraden als de besten, de waardigsten gekozen, de leiding der zaken moest berusten, dat vooral in oorlogstoestand hun bevelen stipt moesten worden gevolgd. Tweedens: vertrouwen van het bestuur in de leden, zekerheid dat wat het proklameerde, zou worden gedaan. Hoe zouden de Hoofdbesturen der Spoorwegverenigingen de staking hebben durven proklameren en dat te meer, waar door de aard van het bedrijf en het snelle verloop van de strijd alle persoonlijke | |
[pagina 44]
| |
invloed werd buitengesloten, alles schriftelijk of telegrafisch moest geschieden, hoe hadden zij zulk een vermetele sprong mogen wagen zonder zekerheid (zulke zekerheid natuurlijk als mogelijk is waar de wil, de hartstochten enz. van duizenden persoonlijkheden in het spel komen) dat hun leiding gevolgd zou worden, hun bevelen uitgevoerd, dat wie opdracht kreeg ‘staakt’ zou staken en wie ‘staakt niet’ door zou werken. We weten: de Hoofdbesturen stelden dat vertrouwen terecht. Stipt en snel werd iedere opdracht uitgevoerd, welkome zowel als onwelkome. Daar waren duizenden flinke mannen, die hunkerden om in de strijd te treden. Zij beheersten de stakingskoorts, die hen heet door 't lijf woelde. Zij bleven de reserve, aan het werk, en ook hun zelfbeheersing hielp mede tot de viktorie. Juist de verrassende mate van vrijwillige discipline, door 't proletariaat aan de dag gelegd bij deze gelegenheid, verontrust de bourgeoisie zo zeer. Arbeiders die niemand gehoorzamen, waarvan ieder op eigen houtje doet wat hem in de zin komt, zijn voor de burgerlijke klasse niet gevaarlijk al komen ze in verzet tegen hun superieuren. Maar arbeiders die, in verzet komend tegen hun superieuren, de leiding van hun eigen vertrouwensmannen stipt volgen, óók waar het hun moeilijk valt, zulke arbeiders zijn voor de burgerlijke maatschappij een gevaar, zulke arbeiders vermogen de bourgeoisie te bestrijden. Vertrouwen van leden in bestuur, van bestuur in leden, zijn twee kenmerken van hechte organisatie. Het derde is: vertrouwen der leden op elkaar. Dit vertrouwen ontspringt niet op de dag van gevaar, het moet geleerd worden door jaren van samenwerking, door de regel der organisatie; door de ondervinding, dat wat wordt besloten, ook wordt gedaan! Geen grote frasen, door terugkrabbelen gevolgd. Drie rangeerders begonnen de staking; waar haalden zij de moed vandaan, de machtige h.ij.s.m.* te trotseren? Hun ‘ambtsplicht’ te overtreden, hun ‘ambtseed’ te breken? Nooit hadden zij die moed gehad, hoe uitdrukkelijk klasseplicht en solidariteitsgevoel in hun hart ook spraken, hadden zij hun 8000 georganiseerde kameraden niet achter zich voelen staan. Hun flinkheid ontsprong uit vertrouwen in de organisatie. Dit nu: het besef van de noodzakelijkheid van hechte organisatie en vrijwillige discipline - is een sociaal-demokratisch besef. Het druist (evengoed als het verplicht lidmaatschap) regelrecht in tegen de stellingen van het anarchisme. Het is in ons land het eerst, het meest bewust, het meest konsekwent toegepast in die vakbonden, waar sociaal-demokraten de leiding hebben: de a.n.d.b.* en de Ned. Ver. van Spoor- en Tram-Pers. Het is door de anti-politieke, anarchistisch getinte vakverenigingen eerst bestreden, toen nagevolgd. Zodra zij sterker wordt, zodra zij iets anders vermag dan met grote woorden haar bewustzijn van onmacht weg te spoelen, moet iedere vakvereniging dit willen: hechte organisatie en vrijwillige discipline. Hiertegen te vechten is vechten tegen de eigen natuur. Dit gevecht - de strijd tegen zichzelf - kan geen enkele vakvereniging op de duur volhouden: vroeg of laat keert zij om, breekt (met woorden misschien niet zo | |
[pagina 45]
| |
gauw, maar met daden des te zekerder) met haar eigen verleden. Dan voert zij betaalde bestuurders in, vermeerdert hun macht, verbetert de innerlijke organisatie, streeft naar het verplichte lidmaatschap: zo ging het met de Amsterdamse Transportarbeiders, zo zal het gaan met Typografen, Timmerlieden, Metaalbewerkers: de natuur is sterker dan de leer. Dit is dus de éne kracht, de hechte organisatie. Nu over de tweede: de proletarisch-revolutionaire energie. Deze was noodzakelijk om de strijd te winnen, maar om hem aan te durven nog meer. Wij weten wat de oorzaak is van de razende woede der bourgeoisie tegen de spoorwegarbeiders: deze staking was ernstige verstoring, was, binnen bepaalde grenzen en voor één dag, opheffing der burgerlijke orde. Die burgerlijke orde: wat is dat voor een ding? Het is de toestand van uiterlijke rust, waarin wij leven; de toestand waarbij de bourgeoisie zich behaaglijk voelt, van de door arbeiders voortgebrachte meerwaarde leeft in deftige stadhuizen of vriendelijke villa's, het kantoor bezoekt of de beurs, haar zonen laat studeren, haar dochters naar 't buitenland stuurt. De burgerlijke orde is de toestand waarbij de machinisten staan op de lokomotief; de bakkers zestien uren achtereen en meer in de bakkerij; de fabrieksarbeiders in de fabrieken; de typografen op gloeiend hete zolders; de bouwvakarbeiders in weer en wind onbeschut, hun eentonige, dikwijls gevaarlijke arbeid verrichten. De burgerlijke orde wijst ieder zijn plaats waarin hij moet blijven; zij vindt alles in de haak, als de dieven kwijnen in de cellulaire gevangenissen, de verwaarloosde jongens worden ‘opgevoed’ op de Kruisberg; de prostituées de huizen van ontucht bevolken. De burgerlijke orde brengt mee, dat in tijden van krisis duizenden arbeiders met hun gezin honger lijden, omdat zij te veel hebben geproduceerd. De burgerlijke orde is voor de bourgeoisie goed, heilig, onaantastbaar, kan volgens haar hoogstens hier en daar een beetje opgeknapt worden, moet in hoofdzaak blijven bestaan in alle eeuwigheid: De burgerlijke orde is voor het proletariaat slecht, een schrikkelijke wanorde, bron van duldeloos leed, van onrecht, knechtschap en vernedering: moet zo snel mogelijk verdwijnen. Dit in te zien, is revolutionaire gezindheid; hiernaar te handelen, revolutionaire daad. Het beetje algemeen goeds dat de burgerlijke orde heeft - persoonlijke veiligheid, enz. - zal de proletarische orde behouden en bevestigen, het vele slechte doen verdwijnen: dit te weten geeft aan de arbeidersklasse de zedelijke plicht en het zedelijke recht, naar de opheffing der burgerlijke orde te streven. De bourgeoisie verdedigt de orde met een heenwijzen naar het algemeen belang: zij meent dat daarmee alles gezegd is. Zij onderzoekt de zin van haar woorden niet. Maar het woord is zinledig: het algemeen belang kàn niet bestaan in een klasse-maatschappij, waar bijna alle belangen der verdrukkers en der verdrukten tegen elkander indruisen. Het algemeen belang, dat is het belang der bourgeoisie, der machtigen, der geweldenaars, die achter zich hebben positie, politie en leger. Het ‘algemeen belang’ zou moeten zijn het belang der algemeenste en nuttige klasse, dat van de massa, der voortbrengers, van de arbeiders. Het is thans niet en kan dit niet zijn: het kan dit | |
[pagina 46]
| |
eerst worden, naar mate het proletariaat door zijn vak- en politieke organisatie zich de nodige machtsmiddelen verschaft. Het voorgewende ‘algemeen belang’ tot het ware te maken is het doel der proletarische beweging. Uw ‘algemeen belang’ gaat recht tegen het belang van de talrijkste en nuttigste klasse in; uw burgerlijke orde is voor ons niets dan wanorde - daarom bestrijden wij haar, ondermijnen haar en waar het nodig is voor de machts-ontwikkeling van onze klasse, lopen wij, zo wij het kunnen, een stuk van haar omver. - Zo klonk de stem der spoorwegarbeiders op 31 januari. De bourgeois verstond. En het ganse proletariaat, dat zonder revolutionaire energie als waarvan de spoorwegarbeiders blijk gaven, zich niet kan bevrijden, dat zich door uitdrukkingen als burgerlijke orde en algemeen belang niet mag laten hypnotiseren, begreep en juichte toe. Niet het minst de s.d.a.p. En toch verkeren vele kameraden der anti-politieke vakbeweging in de mening, als druisen zulke daden van proletarisch-revolutionaire energie in tegen de geest der s.d.a.p. Wat is daarvan aan? Hier is tot recht verstaan een kleine uitweiding nodig. De tijd waarop en de omstandigheden waaronder de s.d.a.p. werd opgericht, brachten mede dat zij in de eerste jaren van haar bestaan, niet al de proletarisch-revolutionaire energie naar buiten kon keren, die het wezen der internationale sociaal-demokratie is. Wij zeggen het wezen, omdat de internationale sociaal-demokratie de organisatie is, die de arbeiders van alle landen samenvoegt in de strijd om de opheffing der burgerlijke orde met gebruikmaking van alle middelen die hiertoe dienstig zijn - dus de revolutionaire organisatie bij uitnemendheid. Waarom kon dit wezen der internationale sociaal-demokratie in de eerste jaren van het bestaan der s.d.a.p. niet geheel naar buiten treden? Ten eerste door de tijd, n.l. de historische toestand. De jaren 1895-1900 zijn ook in het buitenland geen revolutionaire jaren, maar jaren van hervormingen geweest. Grondoorzaak hiervan was de ekonomische bloei. Er was weinig werkloosheid, de ellende van het proletariaat nam daardoor iets af (niet zijn uitbuiting); waar de vakorganisatie voldoende macht had, stegen de lonen (ofschoon minder dan de dividenden). De ekonomische aktie voor kleine direkte voordelen als loonsverhoging, enz. nam in ons land als elders, de strijdende arbeiders voornamelijk in beslag; de tijd voor grote algemene bewegingen, die het proletariaat als klasse tegen de klasse der bourgeoisie verenigen, was niet gekomen, dat zat niet in de lucht. In die jaren van hervormingen waarin de klassenstrijd niet afnam, maar in andere, wat minder scherpe vormen werd gestreden, was het de aangewezen taak der s.d.a.p. de hervormende arbeid ter hand te nemen, te doen in parlement en gemeenteraden, wat de vakverenigingen deden ten opzichte van de patroons: te zien van de bourgeoisie los te krijgen, zoveel er van los te krijgen was. Dit was geheel normaal en natuurlijk. Maar er valt een andere, abnormale omstandigheid te vermelden. In de eerste jaren der s.d.a.p. waren de arbeiders der grote steden geïnfekteerd door anarchisme, zij bejegenden de partij, die hun | |
[pagina 47]
| |
partij moest zijn, met groter haat en wantrouwen dan zij voor hun vijanden, de burgerlijke partijen, gevoelden. Zij noodzaakten de s.d.a.p. een steunpunt te zoeken ook onder de kleine burgers en boeren van het Noorden. Zij beletten haar te nestelen waar zij behoorde, in het hart des lands. Gaandeweg is dat àl beter geworden; en de kampagne in Amsterdam IX, de verkiezing in III* hebben de schaal doen overslaan naar de goede zijde. Maar dat het van den beginne niet zo goed geweest is, - wiens schuld is dat? Die van de arbeiders der grote steden, die buiten, die tegenover de partij bleven staan. Kameraden van de anti-politieke vakbeweging, zo een enkel maal de houding der s.d.a.p. niet een zuiver-proletarische is geweest; zo een enkel programmapunt op het strijdprogram der s.d.a.p. beter weg viel - en ge weet dat er onder ons zijn die beide dingen geloven - kameraden! het is ook uw schuld, omdat gij niet in drommen tot ons zijt gekomen, omdat ge niet gezorgd hebt dat het grootsteedse proletariaat gelijk het behoorde, van den beginne af aan een overwegende invloed kon laten gelden, waarnaast al het andere wegviel, in de s.d.a.p. We weten nu waardoor de schijn ontstond als was in de partij van het bewuste proletariaat de revolutionaire energie niet voldoende aanwezig. We weten dat de verkeerde mening gevoed werd onder de mannen der onafhankelijke anti-politieke vakbeweging, als leefde bij hen alleen de geest van fel verzet tegen het kapitalisme, het besef der onverzoenlijke klassetegenstellingen, de revolutionaire gezindheid die geen ogenblik schroomt het voor de bourgeoisie heiligste aan te tasten, de burgerlijke orde te verstoren wanneer de solidariteit van het proletariaat en de belangen der arbeiders dat eisen. Maar we weten ook, dat de beide helften der Nederlandse arbeidersbeweging: de anti-politieke vakbeweging en de s.d.a.p. sedert jaren naar elkander toegroeien. De s.d.a.p. werd sterker in de steden, de meest bewuste, de meest strijdwaardige arbeiders kwamen tot haar over; de tijden veranderden, de krisis beroerde Europa, de reaktie zegevierde in ons land; de tijd ging komen, dat de revolutionaire energie naar buiten moest worden gekeerd. En de vakbeweging begon, op haar eigen veld, te doorzien de leegheid der anarchistische frasen, de doelloosheid van holle woordenkraam: zij begreep de noodzakelijkheid van organisatie en discipline. Nog niet begreep zij de noodzakelijkheid van de organisatie als klasse tegen de bourgeoisie, een organisatie die geen ander dan een politiek karakter kan dragen. Maar ook dit werd beter, het leven bracht ons tot elkaar, de invoering der Ongevallenwet* deed meer dan jaren van propaganda. Nog streden wij vaak met de lippen, maar we waren in elkanders buurt geraakt. Daar kwamen de gebeurtenissen van 31 januari. In één dag nam de arbeidersbeweging weer een revolutionair karakter aan. Al wat uit de burgerlijke en kleinburgerlijke klasse in rustige dagen de arbeidersbeweging goedgezind gadeslaat zonder haar te begrijpen, vloog op als een vlucht duiven die een roofvogel zien - om in reaktionaire velden neer te strijken. Maar de s.d.a.p. en de vakbeweging juichten. Zij juichten en voelden, dat wat bij de Federatie der spoorwegvere- | |
[pagina 48]
| |
nigingen, n.l. het aanwezig zijn van organisatie-besef en van revolutionaire energie, overwinning gebracht had, dat dit beide was het goede, het nodige, het onmisbare voor het proletariaat, dat beide eigenschappen in beide helften der arbeidersbeweging aanwezig behoorden te zijn en ook waren, dat wat hen scheidde geen muur was maar een nevel, een spookverschijning uit vroeger tijd. Gij weet wel, kameraden uit de vakbeweging, dat wij door het sjofel manteltje van uw ‘neutraliteit’, altijd het lichaam van uw anti-politieke gezindheid zagen, en dat deed ons leed. Maar ook zagen wij uw socialistisch hart, en dat deed ons goed. En hebben wij samen - door spijtigheid om de gezindheid die we wisten dat voor uzelf schadelijk was - aan uw hart niet altijd vol recht doen wedervaren, we doen het nu wel. En was ons aangaat: onze politieke mantel is rood, en is er hier en daar een vlekje op, ik heb u gezegd, waarom dat ook uw schuld is. Zie niet naar de vlekjes, maar zie naar de mantel en zie naar de bourgeoisie en let op haar bewegingen, wanneer daar straks in Den Haag de plooien van onze mantel zwaaien voor haar ogen, haar dol zullen maken als de rode lap de stier. Maar vooral: zie naar ons hart door onze mantel heen; het is gelijk aan het uwe, kameraden; het klopt op dezelfde maat als het uwe: proletarisch-revolutionair. Ja, we weten het nu allen: bij de staking der spoorwegarbeiders hebben de geest van organisatie en discipline en de geest van revolutionaire gezindheid zich verenigd en daardoor konden de arbeiders overwinnen, dat heeft aan hun aanval gegeven de onweerstaanbare kracht. Wij vragen niet: ‘Wat heeft daartoe van beide het meest bijgedragen?’ De moderne produktie leert ons, dat het aandeel van ieders persoonlijke werkzaamheid aan het produkt niet valt te bepalen, en zó is het ook hier. We zeggen: zó sterk is het proletariaat, wanneer de hechte vorm der organisatie met socialistische geest en revolutionaire gezindheid wordt doortrokken; we zijn dit allen eens, we weten nu wat we te doen hebben om kracht te ontwikkelen. De Spoorweg-Federatie, we weten het, is gegroeid uit vakverenigingen, oorspronkelijk de verschillende richtingen der arbeidersbeweging belichamend; in haar kwamen de verschillende krachten tot volkomen ineensmelting: haar viktorie wijst de Nederlandse arbeidersbeweging de weg. |
|