Jeugdwerk 1884-1892
(1969)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Ontwaakt!aant.Na lange dagen, lange nachten,
Na bitter zwijgen, hard en stug,
Keert, eind 'lijk toch, na moedloos wachten
't Lied in mijn boezem weer terug.
Wat waren 't droeve, zwarte dagen!
Wat scheen mijn ziele moe en loom
Wat zuchtte ik vaak in hooploos klagen.
Was het dan alles slechts een droom?
Een droom slechts, dat ik was geboren
Met eene gave, puur en rein,
Een droom, dat ik was uitverkoren,
Om dichter, dichter! eens te zijn?
Vergeefs was dat mijn arrem harte,
Zich matte en zich pijnde af
En zingen woû van vreugd of smarte,
En zingen woû van wieg of graf.
Vergeefs was 't, dat mijn heet verlangen,
Woû roemen al wat groot en schoon
Wat waren liederen en zangen
Ondanks mijn pogen, dof van toon!
Maar nu? De doodslaap is geweken
De doodelijke rust heeft uit.
Nu kan de beek zijn boei verbreken,
En door de wilde, woeste streken
Stroomt hij met donderend geluid!
|
|