I Het eerste handschrift
Klein gebonden opschrijfboekje, 12,7 h bij 7,5 cm, met blauwlinnen rug en hoeken, gemarmerd papier met goud-gestempelde sierranden; de schutbladen zijn van hetzelfde gemarmerde papier als de band.
Op de eerste linkerbladzij de, de keerzijde van het schutblad, staat: Aan mijn lieve vriendin || S. 't Hooft || wijd ik deze gedichten dankbaar toe || Hetta Phrysoene.
Daaronder, in geheel ander handschrift: Henriëtte van der Schalk, later Mevr. Roland Holst.
Op de eerste rechterbladzijde staat als inhoudsopgave, op éen kolom, onder elkaar:
|
pag |
1 De Verwachting |
1 |
2 Ommekeer |
3 |
3 Moedeloosheid |
4 |
4 Sonnet |
5 |
5 De Weeze |
6 |
6 Ontwaakt |
7 |
7 Licht en donker |
9 |
8 Een lied van Laura |
9 |
9 Een lied van Petrarca |
10 |
10 Het was een aardig plekje |
12 |
11 Goede Nacht |
13 |
12 Bij een beeldnis op papier |
|
13 Genade en recht |
|
14 Een Heideliedje op papier |
|
15 In de kerk te Oudenbosch |
14 |
16 Idealen |
|
17 Bij 't scheiden |
|
Hiervan zijn de nummers 9, 12, 13 en 14 doorgestreept, het eerste wel door de schrijfster zelf, de andere drie waarschijnlijk door mejuffrouw 't Hooft, toen zij onder nr. 17 nog vijf titels toevoegde: Verlangen; Wijding; Bij een portret; Een Heideliedje; Eenzaam. Het zijn de titels van de gedichten die door haar in dit boekje zijn overgeschreven.
Henriette van der Schalk heeft steeds een linker- en een rechterbladzijde gebruikt; het papier is dan 12,3 h bij 14 cm, maar met een scherpe middennaad; deze heeft wel eens invloed gehad op de overigens bepaald schoolse schriftuur. De nummering, rechts boven, betreft steeds deze dubbele bladzij.