Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] Het Gebed van den Harpspeler I Geen aanhang dezer duistren, noch 't vermetel streven ten zetel, dien zij met onderworpen ruggen schoren... Geen aanhang, want dan kan ik u niet hooren. Maar geef- o, gij, die altijd weer mij vindt, en tot mij spreekt van achter licht en wind - dat ik mijzelf alleen van u mag weten, en doe mij nimmermeer vergeten dat ik op deze harp, die is uw leen, geen liefde spelen mag, dan die in u verdween - en dat ik luistren moet opdat ik spele... En zoo mij bijval dezer velen ten deel komt, waai uw schemer tusschen mij en hen, dat ik in uw geheim onvindbaar ben, en peinzend weggedoken - En als mijn felst begeeren is ontloken en weggeritseld op uw duistren wind, zoo geef dan, dat mijn vreugd de wijsheid vindt afstand te doen, en ten behoeve van rust; en - als gij 't wilt - een afgelegen groeve voor mijnen liefsten droom, die trouw bleef tot den ende... En dàn geen pracht meer voor mijn oogen, en voor mijn lust geen macht meer en geen rijk, maar den van alle deze dingen afgewenden aandacht, en het vermogen tot inkeer, onherroepelijk. Vorige Volgende