Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 207] [p. 207] Aan den droom [pagina 208] [p. 208] [Nog zie ik niet wie gij zijt] Nog zie ik niet wie gij zijt, die in de lichtende verte nadert; maar zekerheid zingt door mijn herte. Zekerheid, dat gij zijt de geborene van de droomen van eenmaal, en zekerheid dat gij mijn nood hebt vernomen. Dat gij de blijvende zijt en de zeer goedertieren, door mijn verscheidenheid henen de zilvren riviere, die immer aanwezig is, maar immer vliedend en komend, de blijde geheimenis lichtende stroomend door heel mijn weze' en voorbij al het mijn wezen aanhankelijke - o, gij, die altijd in mij waart het aanvankelijke, maar nimmer gevonden werd dan stervend en als een verloorne - hoe zingt gij nu door mijn hart als een geboorne! O, gij, die nadert, en die de verten beheerscht met uw komen - gij, die ik zingende zie: de geboorne der droomen, [pagina 209] [p. 209] verheven in rust, en verblijd, overmachtig en zeer goedertieren - gij, aan wier voeten de tijd glijdt als een lichte riviere - Nog zie ik niet wie gij zijt, gij, de heerschende van de verte - Maar de wind van uw zekerheid zingt door mijn herte. Vorige Volgende