Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 191] [p. 191] Verzworvenen [pagina 192] [p. 192] De Ontkomen Zwerver Ik weet niet meer wie achter is gebleven sinds ik mijzelf de poorten opende. Het is mij voortaan om het even; mij lokt alleen het vreemde leven loopende, loopende... Eerst hulden alom neevlen nog de verte, en mij hun walmende benauwenis - maar dit verwoei: weer slaat - een koele vlam - mijn herte uit naar het licht dat goud en open is. De stad waar zij mij vingen is verdwenen. O, weemoed, uw verrukking neemt geen end - ver zie ik in het licht verschenen de dorpen waar mij niemand kent. Daar zal ik zingen, daar zal ik u wreken op hen die u verraden in het klein o, droom - ik zal uw naam niet spreken, maar waar ik zing zult gij gewroken zijn. Ik zal hun diersten zoon, dien zij omringen met gierge liefde opdat hij u nooit ziet, van hen vervreemden en naar buiten zingen, naar buiten met een ijl, eentonig lied. Wat zouden stulpen, woningen en zalen, wat zouden hun omheiningen van steen? Gelijk de blauwe, koude manestralen schijnen door glazen, zing ik er door heen. [pagina 193] [p. 193] En zingen zal ik tot zijn oogen staren - al heeft hij zich een ander toevertrouwd, mij zal hij hooren, tot zijn oogen staren onder den lagen schemer van heur haren, en niet meer weten wie zijn handen houdt. En als het lied hem alles heeft ontnomen, zal hij de klink lichten en buiten gaan: starende zal hij naar mijn zingen komen, alleen de maan zal in zijn oogen staan. Hij zal mij volgen, maar hij zal alleen gaan. Een hunner vrouwen zal met wit gelaat ten stillen brink mijn zingen hooren heengaan, 't ijle verdwijnen van mijn blijden haat... Wij zullen gaan, gescheiden en tezamen - O, droom, geef mij dat ik - 't is om uw wraak - uit dat praalgraf van hun vereend beramen dit kind van u naar de onherberregzame verrukkingen van wind en maanlicht slaak. Het graf waar zij mij vingen is verdwenen. Ik ga vrij uit, naar mijn verlangen is, maar ik zie in het verre licht verschenen de dorpen waar uw kind gevangen is. Wat raakt het doel mij van hun samenhorden? Zij bouwen, maar het leven sloopende. Wat zou - als ik uw kind een uitweg opende - het mij hoevelen hunner daar verdorden? Ik voel mij weer gelukkig worden loopende, loopende... Vorige Volgende