Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de 16e en de 17e eeuw
(1945-1947)–L.J. Rogier– Auteursrecht onbekend
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XI. Locale ontwikkelingsgang van de missie in de zeventiende eeuwGa naar eindnoot+I. Begrenzing van de Hollandse ZendingLANGS TWEE LIJNEN HEEFT DE EXPANSIE VAN de georganiseerde missie zich over de Utrechtse kerkprovincie bewogen. Holland is haar geboorteland; de steden Delft en Haarlem zijn haar uitgangspunten geweest. Van Delft, waar Sasbout Vosmeer in 1583 zijn persoonlijk apostelwerk begon, gaat een lijn naar het westen; van Haarlem, waar tussen de oude orde en de missie geen gaping is ontstaan, gaat een andere naar het noorden. In het begin van de zeventiende eeuw waren geleidelijk het vasteland van Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht in het missie-verband opgenomen. Kort daarop begon als een geheel nieuw initiatief de katholieke restauratie van Twente en Lingen (1606) benevens een klein deel van de Gelderse Achterhoek. Nog enige jaren later zette Sasbout de eerste missieposten uit in Friesland en Groningen. Bij zijn dood in 1614 was echter buiten de gewesten Holland en Utrecht van geen georganiseerde missie sprake; het bleef bij enkele posten, door hem uitgezet, en bij de werkzaamheid van enige priesters der oude bedeling, die met de apostolische vicaris niet of zo goed als niet in betrekking stonden, en van een aantal regulieren, van wie hetzelfde geldt. Dezen waren trouwens merendeels minder gevestigde missionarissen dan vaganten, die hele streken aftrokken om occasionele hulp te bieden. Het zou niet ongerijmd geweest zijn, als de Hollandse Zending zich op den duur ook over de zogenaamde Generaliteitslanden had uitgebreid. Krachtens het beginsel, dat de Hollandse Zending het gedeelte der Nederlanden bevatte, dat in de macht der ketters was - zoals de term met meer of minder gelukkige modulaties heel de duur van de tachtigjarige oorlog en zelfs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog wel daarna, speciaal in missieverslagen van reguliere oversten, bleef luiden -, zou het logisch geweest zijn, zo de apostolische vicaris van dit gebied na de geleidelijke verovering van de zuidelijke gewesten onder Frederik Hendrik zijn rechtsmacht ook over de Generaliteitslanden had uitgestrekt. Het verbreken van de staatkundige band met wat sedert de Spaanse Nederlanden heettet leidde echter niet tot de consequentie van een kerkelijke regeling, die alle in de Republiek verenigde gewesten ook in één kerkelijk verband bracht. Het zou enige eeuwen duren, voor men te Rome deze consequentie realiseerde: eerst 1853 bracht de voormalige Generaliteitslanden binnen de kerkprovincie Utrecht. Vermoedelijk zouden de Generaliteitslanden inderdaad op geheel natuurlijke wijze bij de Hollandse Zending ondergebracht zijn, als zij niet eerst veel later dan de zeven provinciën definitief bij de Republiek gevoegd waren. Dan was waarschijnlijk ook hun religieuze ontwikkeling geheel anders gegaan en zou er niet, zoals thans tot hun geluk, gesproken kunnen worden van een ononderbroken voortbestaan van de kerkelijke hiërarchie. Dit geldt volstrekt voor de bisdommen Roermond en Antwerpen en met zekere reserve ook voor het bisdom Den Bosch, dat zonder onderbreking overging in de staat van een apostolisch vicariaat, waarover de Congregatie van de Propaganda wel dezelfde bevoegdheid kreeg als ze over de Hollandse Zending bezat, maar dat de oude parochiele indeling bleef behouden en in zijn structuur maar weinig van een gewoon bisdom verschilde. In de Generaliteitslanden, ook in Zeeuws-Vlaanderen, heeft zich niet het vacuum voorgedaan, nooit de grote afval en massale uitwijking van de dienstdoende clerus. Evenmin is er sprake van een ook maar noemenswaard aantal pastoors, die zich lieten gelijkschakelen in het hervormde kerkverband. De bisschoppen van Roermond en Antwerpen resideerden buiten de Republiek en handhaafden in de aan de Staten-Generaal onderworpen delen van hun diocees de door hen aangestelde priesters; het zou ongerijmd geweest zijn, zo men te Rome besloten had de betrokken delen aan hun rechtsmacht te onttrekken. Meer reden zou er geweest zijn het zo goed als geheel binnen het rechtsgebied van de Staten-Generaal gelegen vicariaat van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den Bosch onder de apostolische vicaris van de Hollandse Zending te plaatsen. Speciaal geldt dit voor die delen ervan, welke staatkundig tot Holland (land van Altena en Heusden) en tot Gelderland (Bommelerwaard) behoorden. Reeds vóór het bisdom Den Bosch tot de staat der missie overging, was er tussen de bisschop van Den Bosch en de apostolische vicaris Rovenius dan ook zeker meningsverschil ontstaan over de grens van het gebied der Hollandse Zending. Rovenius bleek niet ongeneigd de staatkundige grenzen over te nemen en pretendeerde zekere rechtsmacht over de betrokken delen, waarbij hij waarschijnlijk ook Nijmegen en omgeving voegde, dat tot Roermond behoorde, maar staatkundig tot Gelderland. Misschien had deze pretentie van Rovenius, die af en toe tot wrijving met de betrokken bisschoppen aanleiding gaf, tot consequenties kunnen leiden, indien niet het schromelijk priestergebrek, waarmee de Hollandse Zending te kampen had, de toepassing daarvan belet had. Een blik op de kaarten der religieuze verhoudingen leert, dat tussen de intensief bewerkte missie-centra van de provincie Utrecht en van de westelijke helft van het Zuidhollandse vasteland het niemandsland der schaars-bewoonde venen en waarden lag: de oostelijk van de Rotte gelegen streek der tegenwoordige droogmakerijen als de Zuidplas- en Prins-Alexander-polder, vervolgens tussen Hollandse IJsel en Lek de Krimpenerwaard en tussen Lek en Merwede de Alblasserwaard en de Vijfherenlanden. Samen maken deze streken thans een merkwaardige strook van bijna volstrekt geprotestantiseerd gebied uit, dat aansluit bij de even radicaal ontroomste Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden. Deze aaneensluitende brede strook, die zich boogsgewijs eerst zuid-noord en dan west-oost uitstrekt, scheidt op de kaart zeer opvallend de matig-geprotestantiseerde gebieden van Zuid-Holland en Utrecht van de bijna volkomen katholiek gebleven Generaliteitslanden. De Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden en daarbij aansluitend de genoemde strook van waarden en venen vormden een blijkbaar niet te overbruggen kloof tussen twee gebieden van intensieve katholieke zielzorg. Het land van Heusden en Altena sluit zich daarbij aan. Heel dit gebied is, op enkele steden na - die dan meestal door regulieren bediend werden -, weerloos aan de protestantisering ten offer gevallen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodgedwongen prijsgegeven door Sasbout en Rovenius: zij hadden er geen priesters voor. Aan pretenties op het land van Heusden en Altena kon Rovenius dan ook geen kracht bijzetten; het gebied bleef nominaal tot Den Bosch behoren, zonder dat daarmee zijn noodlot werd afgewend: bij gebrek aan zielzorg ging het als heel de genoemde strook goeddeels verloren. Dat later een apostolisch vicaris der Hollandse Zending, Jacobus de la Torre, korte tijd althans in naam het bestuur over het vicariaat Den Bosch heeft gevoerd, bewijst misschien, dat ook de Romeinse autoriteiten wel wat gevoeld hebben voor de opvatting, volgens welke al het in de macht van de Staten-Generaal geraakte gebied aan één autoriteit moest worden toevertrouwd. Lang heeft dit inzicht zich echter niet gehandhaafd; er waren te grote verschillen tussen de betrokken delen om ze over één kam te scheren. Na de la Torre heeft niemand de functies gecombineerd. De natuurlijke tegenstelling tussen de Hollandse Zending, waar de katholieken in de diaspora leefden, en de Meierij, waar de bevolking unaniem katholiek bleef en de pastoors aanbleven, heeft met het verklaarbaar verlangen van de Bossche clerus meegewerkt om de combinatie niet te bestendigen. Zo heeft de Hollandse Zending nooit meer dan de Utrechtse kerkprovincie omvat en eigenlijk minder dan deze, want, gelijk ons bij Gelderland en Overijsel zal blijken, werden sommige parochies op den duur bij het bisdom Munster ondergebracht. In aansluiting op wat zoeven reeds opgemerkt werd over het kaartbeeld van de religieuze verhoudingen, kunnen wij een globale beschouwing tot inleiding van dit hoofdstuk inlassen. Boven een zuiderrand van bijna volstrekte homogeniteit in het katholicisme vertoont de confessiekaart van het huidige koninkrijk der Nederlanden een beeld vol contrasten als de littekens van een hardnekkige, rampzalige strijd tussen katholicisme en protestantisme of, juister gezegd, van het van boven af opgelegde protestantisme tegen een tot weerloosheid gedoemd katholicisme. Een oppervlakkige beschouwing suggereert zeer sterk deze, in zijn wezen juiste indruk: alleen voor Holland (zonder de eilanden) en Utrecht is de missie er in geslaagd de protestantisering met belangrijk succes het hoofd te bieden; verder is het alleen Twente, dat een nederlaag van de protestantisering toont. Locale uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonderingen en de kleur van sommige grensgebieden daarlatend, leert de kaart ons dan ook onmiskenbaar, wat het hierachter volgende historisch overzicht bevestigen zal: de missie van Sasbout is niet verder gekomen dan het vasteland van Holland en Utrecht. Alleen Twente is geheel afzonderlijk onder Spaanse bescherming in exploitatie genomen. De rest van de kaart grijnst ons duidelijk het ‘te laat’ toe: toen de missie onder Rovenius eindelijk de krachten beschikbaar kreeg voor de exploitatie van dit grote gebied, was het lot al voltrokken, d.i. de protestantisering geslaagd. De ambulante missie, die een handvol regulieren in deze streken in de tussenliggende decaden had uitgeoefend, heeft de voltrekking van dit noodlot niet kunnen verhinderen: zij heeft op de kaart maar vage sporen achtergelaten. Dit objectief-blijkende feit doet ons inzien, hoeveel wijsheid er school in het beginsel, dat sinds Sasbout de politiek van de apostolische vicarissen beheerst heeft: vaste staties en geen ambulante missie. Het waren, zoals voorafgaande hoofdstukken reeds deden blijken, vooral de Jezuïeten, die zich op de laatste toelegden, maar een boeiend geschrift als het verhaal van Willibrord van der Heyden met zijn opsomming van daden van moed en zelfverloochening is daar om te bewijzen, hoe negatief de historische betekenis van al deze toewijding en ontbering is. Het beginsel van kernvorming om een vaste priester is dat van Sasbout: Holland en Utrecht bewijzen het succes er van. Dit verschil van methode heeft tot de wrijving tussen de regulieren en de apostolische vicarissen bijgedragen: zozeer als de paters de ambulante missie de voorkeur gaven, zo scherp wezen de apostolische vicarissen ze af. Zodra Neercassel zijn rechtsmacht over de regulieren voldoende uitgebreid had, dwong hij de Groningse regulieren vaste staties te kiezen. Men kan de vraag stellen, of de confessiekaart van dit gedecatholiseerde land niet een enigszins gunstiger beeld zou vertonen, indien deze methode vroeger gezegevierd had. Ook laat de kaart zeer duidelijk zien, dat de georganiseerde missie, d.i. die van de seculieren, het in algemene historische betekenis ver wint van die der regulieren. Menige enclave in geprotestantiseerd land is het resultaat van regulierenijver en ook aan het beeld van Holland-Utrecht is hun aandeel niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vreemd, maar overweging der getalsverhoudingen leert terstond, dat niet de individuele toewijding, maar de organisatie van bepaalde centra uit de religieuze kleur van de streken bepaald heeft. Wij zagen in voorafgaande hoofdstukken, dat de clerus in meerderheid uitgeweken was. Hierdoor ontstond een hiaat in de katholieke zielzorg, op tal van plaatsen zo langdurig, dat de protestantisering het moest winnen bij gebrek aan positieve tegenstanders. Een occasioneel bezoek van een zwervende missionaris kon dit proces van triomferende protestantisering niet voldoende remmen, maar stichting van een vaste missiepost meestal wel, mits ze vroeg genoeg gebeurde, d.i. nog tijdens het leven van de eerste generatie, aan wie de protestantisering werd opgedrongen. Van twee centra uit is de missie begonnen: Haarlem en Delft. Delft was de woonplaats en de actiebasis van Sasbout Vosmeer. Haarlem was de zetel van het Haarlemse kapittel, het enige van alle kapittels der Noordnederlandse kerkprovincie, dat de stormen trotseerde en noch voor de protestantisering noch voor de verlokking van het geld bezweek. Zijn leden lieten zich in meerderheid de prebenden ontnemen, maar hielden hun organisatie in stand en bleven in de stad resideren: het behoud van het katholicisme was hun meer waard dan de eigen materiële positie. Er zijn in de gehele westerse kerk van de zestiende eeuw maar weinig kapittels geweest, van wie dit vaststaat. Sede vacante bleef het Haarlemse kapittel de zielzorg leiden. Een breuk tussen de oude orde en de missiestaat is dan hier ook niet aan te wijzen, het begin van de missie niet te bepalen. Deze missie, zo leert de kaart, mag alleen geslaagd heten in het samenhangende complex Noord-Holland - vasteland van Zuid-Holland - Utrecht; voor de gehele verdere rest is zij, met uitzondering van Twente, zekere grensgebieden van Gelderland en enige verspreide enclaves, als in numerieke zin grotendeels mislukt te beschouwen. Dit is het gevolg van priestergebrek, niet van de vervolging en allerminst van groter voorkeur van de bevolking voor het protestantisme, want, zoals wij reeds bij de behandeling van de protestantisering zagen, is dit proces in tal van thans radicaal-protestante streken uiterst langzaam gevorderd door de hardnekkigheid, waarmee de bevolking aan het katholi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cisme vasthield; men denke aan de Zeeuwse eilanden, aan Drente en Friesland. Ondanks het decennia lang uitblijven van behoorlijke katholieke zielzorg heeft zelfs de tweede generatie nog maar zeer traag het opgedrongen nieuwe geloof aanvaard. Had Sasbout Vosmeer in 1583 een honderdtal gelijkgezinde medehelpers gehad en dezen kunnen verdelen over de thans prijsgegeven gewesten, dan zou de gehele kaart er nu tenminste uitzien als het omschreven complex Holland-Utrecht. Nu is de kaart een illustratie van de waarheid van het triviale volksgezegde: ‘Wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het best’, d.i.: de gewesten, die het dichtst bij Haarlem en Delft lagen, zijn het eerst en het best verzorgd. Op de kleur van Utrecht is, gelijk wij bij de behandeling van de protestantisering reeds deden blijken, een andere factor van invloed geweest: de slappe protestantiseringspolitiek in dit gewest. Het grote euvel van de katholieke kerk van vóór 1559 is geweest haar verzuim te zorgen voor de recrutering van priesters. Daardoor ontstond het noodlottig hiaat, dat in de kritieke dagen van keuze tussen katholicisme en protestantisme in zo grote stukken van ons land het oude geloof uitschakelde. Helaas missen wij exacte getallen, die ons een klaar beeld geven van de gebrekkige verdeling van de missionarissen over het gebied van de Hollandse Zending en dus ook van de betekenis der genoemde zendingscentra. De globale opgaven bewijzen echter al genoeg. Sasbout beschikte omstreeks 1600 over een zeventigtal missionarissen, waarbij die van het Haarlemse kapittel inbegrepen waren. Dit had er ten minste ongeveer 30. De resterende 40 bedienden dus geheel de rest van het gebied. Rovenius gaf in 1614 een getal van 177 missionarissen op. Dit is het totaalgetal: hij rekende ook mee de katholiek-gebleven kanunniken van Leeuwarden, Groningen, Oldenzaal en Utrecht en een aantal zeer bejaarde priesters van goede wil, wier werk voor de zielzorg niet veel meer kan hebben betekend. Daarentegen schijnt hij het aantal regulieren wat te onderschatten. Er is dus reden het getal 177 te aanvaarden. Uit zijn locale opgaven volgt nu echter, dat van deze 177 stellig een grote 50 in de provincie Utrecht stonden, dat in het oude bisdom Haarlem ook ruim 50 priesters werkten, dat het aantal priesters op het vasteland van Zuid-Holland toen al boven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de 20 kwam en dat tenslotte het in de macht van Spanje verkerende Twente alsmede Lingen samen eveneens over ruim 20 priesters beschikten. Zeker bleven er voor de gehele rest van het gebied maar ten hoogste een 30-tal missionarissen beschikbaar. In 1622 is het aantal missionarissen sterk toegenomen: het bedraagt omstreeks 230. Uit de locale détails is op te maken, dat daarvan in het bisdom Haarlem ongeveer 90 stonden, in de provincie Utrecht zeker 50 en op het vasteland van Zuid-Holland ten minste 30. Nog altijd zijn Twente en Lingen samen ten minste 20 missionarissen rijk. Voor de hele rest van de Zending zijn dus in 1622 ten hoogste 40 priesters beschikbaar, d.i. voor Zeeland, de Zuidhollandse eilanden en waarden, Gelderland, Overijsel (met uitzondering van Twente), Drente, Groningen, Friesland en de Waddeneilanden (uitgezonderd Tessel). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. HaarlemDaar hier de hiërarchie zonder onderbreking in de zendingsstaat overging, moet het oude bisdom Haarlem beschouwd worden als het geboorteland van de missie in de Utrechtse kerkprovincie. Daarom gaat dit gebied chronologisch voorop. Hier vloeien katholieke reformatie en wederopluiking ineen. Hier alleen wordt de missie georganiseerd door de hiërarchische instellingen van de oude bedeling; het kapittel nam de leiding en behield deze. De clerus werkte op zijn aanstelling en krachtens zijn jurisdictie. Ook was zijn toezicht meer dan een naam: het behield tot de dagen van Zacharias de Metz een zeer concrete zin. Zonder twijfel is er geen deel van de Hollandse Zending zo vroeg en zo systematisch georganiseerd als het oude bisdom Haarlem en van alle delen der gehele Zending heeft dit gebied het minst van een missie. Helaas ontbreken de gegevens om het begin van de gezegende werkzaamheid van het verdienstelijke kapittel als missie-centrale uiteen te zetten. De voorhanden acta, die volledig, zij het op zeer onpractische wijze, uitgegeven zijn, beginnen pas in 1617. Uit de tijd, waarop het aankomt, zijn slechts wat losse aantekeningen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over van de jaren 1580-1583. Over het beslissende tijdvak, dat tussen 1583 en 1617 ligt, zijn dus geen gegevens voorhanden, al kunnen wij nog niet-onbelangrijke aanvullingen verwachten van een volledige publicatie der zeer uitgebreide correspondentie van Sasbout Vosmeer, die in het archief der oud-bisschoppelijke clerezie berust. Wat daaruit door gedeeltelijke publicaties aan het licht gekomen is, geeft enig houvast voor de laatste jaren van de zestiende eeuw, toen Sasbout Vosmeer door zijn vertrouwensman Albert Eggius een sterke, zij het niet altijd op prijs gestelde invloed op het kapittel kon uitoefenen. Het was Eggius, die in overeenstemming met de wens van Sasbout ten minste sedert 1594 enige malen per jaar het hele bisdom doortrok en visitatie hield. Vaak werd hij op deze tochten vergezeld door Sijbrand Sixtius, die hem later als vicaris en leider van het missiewerk in het oude bisdom zou opvolgen. Het verdient opmerking, dat reeds de personen van de achtereenvolgende vicarissen tot het midden der zeventiende eeuw waarborgen zijn voor de degelijkheid van de missie, die zij leidden. Willem Coopal, Albert Eggius, Sijbrand Sixtius en Leonard Marius waren alle vier priesters van meer dan gewone talenten. Uit de correspondentie van Eggius en SasboutGa naar eindnoot1. weten wij, dat de eerste in gezelschap van Sixtius in of omstreeks 1594 o.a. Tessel bezocht, waar zij een viertal gedegenereerde priesters aantroffen, maar een bevolking, die in grote meerderheid onwillig was het opgedrongen protestantisme te aanvaarden. Te Helder-Huisduinen stond een onwaardig priester, maar het volk bleek even sterk aan het geloof gehecht; in één nacht doopte Eggius er veertig kinderen. Ook over de geloofsijver van de bevolking van Alkmaar is Eggius zeer te spreken. Door zijn toedoen vestigden zich kort daarna twee seculiere priesters in deze stad. Droevige toestanden vonden de visitators in West-Friesland. Het gehalte der priesters was ook hier laag. Dit is zeer begrijpelijk, als wij zien, wat een toevallig overgebleven gegeven van het Haarlemse kapittel in 1583 vaststeldeGa naar eindnoot2.. Eggius en Sixtius vonden hier priesters, die zedeloos leefden, anderen, die hun herderlijk werk bij voorkeur met waarzeggerij en koophandel combineerden, en verder vele onwetenden. Een van dezen kende zelfs de formule van de absolutie ternauwernood; een ander had zich, ofschoon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afkerig van het protestantisme, enige veranderingen in de toediening der heilige sacramenten veroorloofd en de biecht vervangen door een collectieve schuldbelijdenis. Te Medemblik woonde een priester Christophorus, die zich vermoedelijk door Coopals invloed van vroegere fouten gebeterd had; het was echter zeer bezwaarlijk, dat in dezelfde stad een natuurlijke dochter van hem woonde. Zelf wilde de man daarom liever vertrekken, maar Eggius, die hem om zijn rechtzinnigheid en zijn goedheid waardeerde, zag blijkbaar geen kans hem vooreerst te vervangen. Later blijkt ook te Hoorn nog niet alles in orde; zo stond er in 1601 een priester, Martinus geheten, orthodox in de leer, maar samenwonend met vrouw en kinderen en ongeneigd die te verlaten. Zulke volstrekt niet zeldzame gevallen bewijzen ten minste twee dingen: ten eerste de onjuistheid van de gangbare opinie, dat celibaatsschennis natuurlijk samenging met heterodoxie, en ten tweede, hoe weinig zelfs frequente celibaatsschennis door geestelijken de protestantisering bevorderd heeft. In het hele bisdom Haarlem is geen streek, die meer zedelijke verwording van de clerus te zien gaf dan de oude proostdij West-Friesland, maar de huidige confessiekaart leert, hoe het katholicisme er zich massaal heeft weten te handhaven, dank zij de tijdige organisatie der missie door het kapittel. Andere priesters, die wij uit de tot dusver gepubliceerde brieffragmenten van Eggius kennen, zijn Rijckius, die omstreeks 1594 in de buurt van Hoorn werkte, Gozewinus, die te Edam stand hield ondanks scherpe vervolging, Bolderman en Simon Justus, overste der Amsterdamse begijnen. Uit de levens van de Maagden in den Hoek kennen wij nog andere priesters uit Haarlem, Waterland en West-Friesland, vooral de ijverige Nicolaas Wiggerszoon Cousebant (Vigerius). In de bescheiden, die Sasbout in 1598 aan pater Sedulius ter hand steldeGa naar eindnoot3., wordt zeer gunstig over de stand van de missie in West-Friesland gesproken, wat opnieuw bevestigt, hoe onjuist het is, uit corruptie onder de clerus te besluiten tot groter vatbaarheid der menigte voor de protestantisering. Ook Rovenius sprak later met ingenomenheid over de trouw der Westfriezen; het resultaat van de wederopluiking is de bevestiging van deze gunstige berichten. Sinds 1598 moet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit gebied vrijwel doorlopend vaste priesters gehad hebben en reeds vóór die tijd moeten de bezoeken frequent en langdurig geweest zijn. Meer vaste grond krijgen wij in 1602 onder de voeten. In Sasbouts Insinuatio van dat jaar wordt de hele clerus van het bisdom Haarlem warm geprezen. Vooral de bladzijden, die Sasbout aan de getrouwe Coopal wijdt, getuigen van grote eerbied. Omstandig wordt gesproken van diens omzwerven bij nacht en ontij, nu eens als koopman, dan als visser of boer vermomd. In duizendtallen zijn de Noordhollandse landbewoners hem spoedig tegemoetgekomen. Op sommige plaatsen verschafte de menigte zich zelfs toegang tot de aan het katholicisme onttrokken kerk, waar Coopal dan de heiligé Mis opdroeg. Dikwijls geschiedde dit echter in de open lucht. Eenmaal werd een omgekeerde schuit tot altaar geïmproviseerd. Dit alles en nog veel meer stichtelijks deelt Sasbout mee in bewoordingen, die naar de taal der heiligenlegende zwemen en zelfs reminiscenties aan het evangelie wekken. Vermoedelijk heeft de vervoering de vrome Sasbout enigszins tot overdrijving geleid ten aanzien van de getallen; wij zullen goed doen de duizendtallen, die Coopal tegemoetkwamen, tot honderdtallen te reduceren, maar dat de heldhaftige kapittel-vicaris, die in October 1599 op een van zijn missie-tochten verdronk, een groot persoonlijk aandeel heeft gehad in het behoud van het geloof in zo grote delen van Noord-Holland, staat genoegzaam vast. De Insinuatio blijft voor ons gevoelen wat te veel bij de stichtelijke lyriek en biedt te weinig concrete, statistische gegevens. Ze vormt een zeer hoopvol gekleurd exposé, maar geeft zo goed als geen namen en getallen; de nog te weinig gestabiliseerde toestand en de niet overvlotte verhoudingen tussen Sasbout en het kapittel verklaren dit wel. Het staat echter vast, dat juist in deze tijd van Coopal, Eggius en hun medewerkers, onder wie, behalve de reeds genoemden, ook vermelding verdient de uitgeweken pastoor van Kuinre, Cornelis Hendrikszoon, die van 1580 tot 1610 met grote toewijding in en om Alkmaar werkte, de religieuze kleur van het Noordhollandse platteland bepaald is. Dit handjevol priesters heeft het protestantiseringsproces van hele streken doen mislukken. Een schoon resultaat van dit moeizame, onder veel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontbering en vervolging verrichte werk toont vooral ook de Streek, zo katholiek gebleven, dat de zogenaamde ‘stede Grootebroek’ eerst halverwegen de 17de eeuw met moeite een protestant regeringscollege kon vormen en dat burgemeesteren er nog in 1661 op verlangen van de hervormde synode moesten optreden tegen kruisen op de kerkhoven, heiligenbeelden aan de gevels der huizen, knielen op de graven en andere in het publiek gehandhaafde katholieke gebruikenGa naar eindnoot4.. Ongetwijfeld heeft het bestuur van het kapittel aan zedelijke kracht en intensiteit gewonnen door de overeenkomst van gedeeld bestuur, die het met Sasbouts opvolger Rovenius sloot. Kort daarop verzekerde het door de stichting van Pulcheria de toekomstige priestervoorziening en kon het ook de verweesde bisdommen Leeuwarden en Groningen zoveel mogelijk verzorgen. Rovenius deelt in zijn verslag van 1616 mee, dat in de stad Haarlem behalve de 9 kanunniken nog een groot aantal goede en ijverige priesters werken en dat er een sterke gemeenschap van godgewijde maagden bestaat. Ook staat er een Jezuïet te Haarlem. In Amsterdam staan twee pastoors: Sijbrand Sixtius en Steven Crachtius, benevens nog vele andere seculieren, 2 Minderbroeders en 1 Jezuïet. Edam en Purmerend hebben elk één seculier, Alkmaar twee seculieren en één Jezuïet, Enkhuizen één seculier, de Streek vier seculieren, die ook Tessel en Wieringen bedienen, Medemblik één seculier. Deze opgave is echter lang niet volledig. Dit blijkt afdoende bij de afwikkeling van het reeds vermelde tragi-komische incident rondom de chevalier d' industrie Trognesius, waarin Sixtius en Rovenius bijna de gehele clerus van het bisdom aan hun zijde vonden. Een rekwest, dat deze in November 1617 bij de Brusselse nuntius indiende, draagt 54 handtekeningen, die van 9 kanunniken en 45 missionarissen. De totale dienstdoende staf kwam dus - zo wij de enkele niet-rekwestrerenden meetellen - op ongeveer 60. Vollediger blijkt Rovenius ingelicht in 1622. Dan geeft hij voor Haarlem 18 à 19 seculieren, 1 Jezuïet, 1 Franciscaan en 1 Dominicaan op; voor Amsterdam - waar het oudste en deftigste deel der burgerij nog steeds katholiek is - noemt hij ongeveer 22 seculieren, 1 Jezuïet, 3 Franciscanen en 1 Dominicaan. Alkmaar heeft 2 seculieren, 1 Jezuïet en 1 Dominicaan; Medemblik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 seculier; Hoorn 3 seculieren en 1 Jezuïet; Monnikendam, Edam, Purmerend en Enkhuizen elk één seculier; eveneens staat er telkens één seculier te Bovenkarspel, Grootebroek, Schagen, Wognum, Spanbroek, Spierdijk, Grosthuizen, Blokkert, Oude-Niedorp, Schoorl, Uitgeest, Krommeniedijk, Hem, Akersloot en Assendelft. Bovendien worden nog enige priesters zonder duidelijk aangegeven standplaats genoemd. Het totaal aantal komt tussen de 80 en 90. In de gehele Zending werkten toen 230 priesters. Uit deze verhouding valt te zien, hoe bevoorrecht dit oude bisdom was. Zeer sprekend materiaal bieden een paar visitatieverslagen van 1631-1634Ga naar eindnoot5.. Zij leren ons in de eerste plaats, dat het kapittelbestuur geen wassen neus was. Het kapittel benoemt en houdt toezicht, het verkent met leken-notabelen en buurtpastoors persoonlijk de terreinen en de afstanden, om de noodzakelijkheid van een nieuwe kerkschuur hier, de wenselijkheid van een vaste statie daar te beoordelen en pleegt met allerlei instanties overleg over de situatie in verband met min of meer geldgierige officieren, onverdraagzame predikanten en soms welgezinde, soms slechts door geld te winnen ambachtsheren. Tot het kapittel komen de leken met hun klachten, hun wensen, hun beloften van geregelde contributiën en het doet, als solied beheerder, geen stappen, alvorens de belanghebbenden door geldelijke bijdragen een vaste basis voor het ondernomene gelegd hebben. De verslagen leren ons, dat het bisdom juist kort te voren verdeeld was in vier aartspriesterschappen: Amsterdam (onder Leonardus Marius als aartspriester), Haarlem (onder Judocus Cats), Alkmaar (onder Quirinus Coster) en Enkhuizen (onder Augustinus de Wolf). De visitaties werden gehouden door de aartspriesters, elk vergezeld van een medeskanunnik. De verslagen werden in de kapittelvergadering behandeld. Zij geven de indruk van een voortreffelijke organisatie. Voor de meeste dorpen staat vast, welke pastoor er zich mee te belasten heeft; er is vrijwel geen sprake van onverzorgde katholieken in het bisdom.
In het verslag, dat de la Torre in 1638 namens Rovenius te Rome aanbood, wordt het bisdom in deze zelfde vier aartspriesterschappen verdeeld. In het aartspriesterschap Haarlem is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de missie nog niet volkomen gestabiliseerd, want behalve in de stad Haarlem, te Sassenheim en te Noordwijk hebben de missionarissen nog geen vaste standplaatsen, ofschoon het in de dorpen in de omtrek wemelt van katholieken. In Haarlem zelf werken 18 priesters: 12 seculieren, 2 Jezuïeten, 2 Dominicanen en 2 Franciscanen. Van de 12 seculieren bedienen echter 6 de naburige dorpen. In het aartspriesterschap Amsterdam is de stabilisatie verder gevorderd. De stad Amsterdam heeft 13 seculieren, 3 Minderbroeders, 2 Dominicanen, 2 Jezuïeten, 2 Capucijnen en twee Augustijnen, van wie verscheidenen ook de omgeving verzorgen. Verder zijn seculiere missionarissen gevestigd te Diemen (2), Ouderkerk, Amstelveen, Sloten, Aalsmeer, Nes, Kudelstaart, Assendelft, De Rijp, Wormer, Krommeniedijk en Jisp. Het aartspriesterschap Alkmaar heeft te Alkmaar 3 seculieren, 1 Jezuïet, 1 Minderbroeder en 1 Dominicaan en verder seculiere priesters te Egmond, Akersloot, Limmen-Castricum, Uitgeest-Heemskerk, Velzen (2) en bovendien een seculiere priester op het adellijk huis te Assendelft. Het aartspriesterschap Enkhuizen heeft de volgende staties: Purmerend (2 seculieren), Avenhorn (1 seculier en 1 Dominicaan), Monnikendam (1 Dominicaan), Edam (2 seculieren), Hoorn (4 seculieren, 2 Jezuïeten en 2 Minderbroeders voor 4000 katholieken!), Spierdijk (1 seculier), Spanbroek-Zuidermeer (bijgenaamd het ‘papennest’; hier staan de vier gebroeders De Meer, Oratorianen, die met steun van het kapittel een klein-seminarie houden), Hoogwoud (1 seculier), Obdam (1 seculier), Wognum (1 seculier), Nibbixwoude, Bangerden, Hem-Venhuizen (elk 1 seculier), Enkhuizen (1 seculier en 1 Jezuïet), Westend-bij-Enkhuizen (1 seculier), Bovenkarspel, Grootebroek, Lutjebroek, Hoogkarspel, Wervershoef, Medemblik, Wieringen, Tessel, Oude- en Nieuwe-Niedorp, Schagen, Enigenburg (elk met 1 seculier). Het totaal-aantal priesters is blijkens deze opgaaf tot omstreeks 110 gestegen (tegenover 480 priesters voor de gehele Zending).
De uitvoerige Relatio van de la Torre van 1656 put zich ook voor dit bisdom uit in historische anecdoten: zij spaart de heilige Vader evenmin de uitvinding van de boekdrukkunst door een Haarlemmer als de beroemde Damiaatjes, evenmin de daden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Gijsbrecht van Aemstel als het familiezwak van de Medemblikse koning Radboud, die liever met zijn vaderen in de hel dan zonder hen in de hemel wilde wonen. Omtrent de zielzorg verschaft het de volgende gegevens. Aartspriesterschap Kennemerland (aartspriester Cornelis Cats) met 27 of 28 seculiere priesters en 6 reguliere. Haarlem heeft 5 seculieren voor de stad zelf en 3 of 4 voor de omgeving, verder 2 Jezuïeten, 2 Minderbroeders (de 2 Dominicanen worden vergeten). Verder zijn er de volgende staties, elk bediend door één seculier: Noordwijk, Sassenheim, Zilk-Vogelenzang, Velzen, Beverwijk, Heemskerk-Castricum, Uitgeest, Limmen-Heilo, Akers sloot, Assendelft, Krommenie, Krommeniedijk, Wormer, Zaandam, Osdorp, Kudelstaart, Spaarnwoude, Jisp, 't Kalf. Aartspriesterschap Amstelland (aartspriester Andreas van der Cruyssen) met 36 seculiere en 12 reguliere priesters. Amsterdam heeft 29 seculieren, van wie velen ook de omliggende dorpen bedienen, 3 Jezuïeten, 2 Dominicanen, 2 Franciscanen, 2 Augustijnen en 1 Carmeliet. Overdiemen, Outewaal, Abcoude (dat eigenlijk tot het aartsbisdom behoort), Duivendrecht, Nesen- Zwaluwebuurt, Kwakel, Bovenkerk-Amstelveen hebben elk 1 seculier; Ouderkerk en Buitenveldert worden elk door 1 Augustijn bediend. Aartspriesterschap West-Friesland (aartspriester Willem Coopal Jr.) met 29 seculieren en 6 regulieren. Hoorn heeft voor zijn thans op 3000 geschatte katholieken 7 priesters: 3 seculieren, 2 Jezuïeten en 2 Dominicanen; Enkhuizen toont nog erger oververzadigdheid met 2 seculieren en 1 Jezuïet voor 800 katholieken. Beemster heeft 1 Dominicaan, Zuidermeer-Spanbroek wordt nog door de vier gebroeders De Meer bediend. Verder staat telkens één seculier te Monnikendam, Edam, Purmerend, Ilpendam, Grosthuizen, Spierdijk, Obdam, Hoogwoud, Lambertschagen, Wognum, Nibbixwoude, Westerblokker-Schellingwoude, Hem, Westend bij Enkhuizen, Bovenkarspel, Lutjebroek, Hoogkarspel, Grootebroek, Wervershoef en Medemblik. Aartspriesterschap Alkmaar met 15 seculieren en 4 regulieren. Alkmaar telt 4800 katholieken, (welk getal zeer overdreven schijnt), die bediend worden door 3 seculieren, 1 Jezuïet, 1 Dominicaan en 1 Minderbroeder. Bij de heer Van Schagen, wiens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrouw en dochter katholiek zijn, woont een Minderbroeder in. Verder staat telkens 1 seculier te Egmond, Bergen, Warmenhuizen, Schagen, Langendijk, Niedorp, Zijdewind-Venhuizen-Winkel, De Rijp-Graft, Schermer, Huisduinen-Zijpe, op Tessel en op Wieringen. Het hele bisdom telt dus 135 of 136 priesters (de gehele Hollandse Zending ruim 600).
Hoewel tot het aartspriesterschap Alkmaar beperkt, verdient een verslag van de aartspriester Vercampen van 1661 de aandacht. Met zijn staten omtrent aantallen doopsels en heilige communiën in elke statie maakt het een haast moderne indruk. Het geheel is weer een treffend bewijs voor de grondigheid van het kapittelbestuur. Het doet blijken, dat elke priester ten minste een inkomen van 300 gulden 's jaars ontvangt en dat elke statie haar kerkmeesters, tevens armvaders, heeft. Er heerst vrij grote bewegingsvrijheid, die echter duur betaald moet worden. De officieren van Tessel, Heilo, Winkel, Schoorl en Wieringen vooral zuigen de katholieken uit. Deze gegevens zijn van belang, omdat zij doen zien, dat zelfs in dit aan katholieken zo rijke gebied de geldzucht van de ambtenaren een ernstig nadeel voor de missie was.
In de verdere verslagen uit de zeventiende eeuw, waarvan vooral dat van de vicaris Joseph Cousebant om zijn nauwkeurigheid waardevol is, blijkt de situatie zo goed als onveranderd gebleven te zijn. De Relatio van Petrus Codde van 1701 toont een gewijzigde indeling. Er zijn dan vijf aartspriesterschappen: I. Kennemerland (aartspriester de kanunnik Martinus de Swaen, pastoor te Haarlem). De stad Haarlem telt tien staties: 1. Begijnhof (seculieren, Sint Jozef), 2. De Hoek, Bakenessergracht (sec., S. Bernardus), 3. Biggesteeg (sec., S. Maria), 4. Koksteeg (sec., S. Anna), 5. Achterstraat (sec., S. Bavo), 6. Achterstraat (de drie Klaveren; Dominic., S. Dominicus), 7. Spaarne-o.z. (de vier Heemskinderen; Dominicanen, S. Thomas van Aquino), 8. Damsteeg (Klokhuis; Franciscanen, S. Ant. v. Padua), 9. Spaarne-w.z. (Franciscanen, S. Franciscus van Assisi), 10. Koudenhorn (Jezuïeten). Verder zijn er seculiere staties te Spaarnwoude, Osdorp, Velzen, Vogelenzang, Overveen, Noordwijk, Noord- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijkerhout, Lisse, Oegstgeest, Berkenrode, Sassenheim, Limmen, Castricum, Akersloot, Uitgeest, Beverwijk en Heemskerk. Deze 27 staties worden bediend door 31 priesters, nl. 25 seculieren, 2 Franciscanen, 2 Dominicanen en 2 Jezuïeten. II. Waterland (heeft dezelfde aartspriester als Kennemerland). Er zijn 11 staties van seculieren, n.l. Purmerend, Monnikendam, Edam, Zaandam, 't Kalf, Ilpendam, Assendelft, Krommenie, Krommeniedijk, Jisp en Wormer, alsmede 1 statie, Nieuwendam, door een Augustijn bediend. In deze 12 staties werken 11 seculieren en 1 Augustijn. III. Amstelland (aartspriester was de 11 November 1700 overleden David van der Mije). De stad Amsterdam telt 25 staties: 1. N.Z. Voorburgwal (Geloof, Hoop en Liefde of de Lelie, sec., S. Catharina), 2. Begijnhof (sec., S. Ursula), 3. Kattenburgerplein (de Pool, sec., S. Anna), 4. O.Z. Voorburgwal (het Haantje of het Hert, sec., S. Nicolaas), 5. Maagdenhuis (Spui, sec.), 6. Kerkstraat (de Duif, sec., S. Willebrord), 7. Kalverstraat (Papegaai, sec., S. Jozef), 8. Buiten de Utrechtse poort (sec., S. Willibrord buiten de veste), 9. Brouwersgracht (sec., H.H. Joannes en Willebrord), 10. Barndesteeg (de Ooievaar, sec., H.H. Petrus en Paulus), 11. Jodenbreestraat (sec.), 12. Vinkestraat (sec.), 13. Keizerstraat (de drie bonte kraaien, sec., S. Odulfus), 14. Singel bij de Oude Spiegelstraat N.Z. (sec.), 15. De Pauw (S. Anna, sec.), 16. N.Z. Achterburgwal (sec., S. Nicolaas), 17. Singel (de Krjtberg, Jezuïeten, S. Franciscus Xaverius), 18. Verwersgracht (de Zaaier, Jezuïeten, S. Ignatius), 19. Kalverstraat (de Boom, Franciscanen, S. Franc. v. Ass.), 20. Antonie-Breestraat (Mozes en Aäron, Franciscanen, S. Ant. v. Padua), 21. Spinhuissteeg (de Ster, Augustijnen, S. Augustinus), 22. Korte Prinsengracht (de Posthoorn, Augustijnen, S. Augustinus), 23. N.Z. Achterburgwal (het Stadhuis van Hoorn, Dominicanen, S. Dominicus), 24. Singel (het Torentje, Dominicanen, S. Thomas van Aquino), 25. N.Z. Voorburgwal (de Franse Kerk, Carmelieten, H.H. Petrus en Paulus). Verder waren er seculiere staties te Aalsmeer, Duivendrecht, Kudelstaart, Bovenkerk, Nes, Kwakel, Bullewijk (Ouderkerk), Buitenveldert, Abcoude en Overdiemen. Het hele district telde dus 35 staties, die bediend werden door 49 priesters (35 sec., 4 Franc., 3. Jez., 2 Dom., 3 Aug. en 2 Carmelieten). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Alkmaar (aartspriester Th de Visscher, kanunnik, pastoor te Alkmaar). De stad Alkmaar had vijf staties: 1. Sint-Jacobstraat (S. Matthias, sec.), 2. Laat (S. Laurens, sec.), 3, Schoutenstraat (S. Franciscus, Franciscanen), 4. Baangracht (S. Dominicus, Dominicanen), 5. Schapensteeg (Jezuïeten). Te Schagen was een statie van seculieren en stond bovendien een Minderbroeder; verder waren er alleen seculiere staties en wel te Obdam, 't Veld, Wieringen, Tessel, Helder, Zijpe, Schoorl, Tuitjehorn, Warmenhuizen, Langendijk, Oudorp, Bergen, Egmond en Heilo. Er waren dus in totaal 21 staties, bediend door 21 priesters, nl. 17 seculieren, 1 Jezuïet, 1 Dominicaan en 2 Minderbroeders. V. Hoorn (aartspriester dezelfde als Alkmaar). De stad Hoorn zelf - een steeds meer vervallen grootheid - telde nog altijd vier staties, al moet dit een bedenkelijke weelde geweest zijn, nl.: 1. Sliksteeg (S. Cyriacus, sec.), 2. Nieuwenoord (de drie Tulpen, S. Franciscus, sec.), 3. Statie der Jezuïeten, 4. Statie der Minderbroeders. Niet minder opvallend is de wanverhouding van zielental en aantal staties te Enkhuizen, een andere vervallen Zuiderzeestad. Het telde drie staties: 1. Sint Gomarus (Breedstraat, sec.), 2. Sint Pancras (Venedie, sec.), 3. Sint Franciscus van Assisi (Spaansleger, Jezuïeten). Verder waren er staties van seculieren te Medemblik, Grootebroek, Werverhoef, Westende (Lambertschagen), Bovenkarspel, Hoogkarspel, Lutjebroek, Hem, Westerblokker, Nibbixwoude, Zwaag, Spanbroek, Noordende (Graft) en Spierdijk. Te Goorn was een Dominicanenstatie en de statie Beemster werd in 1701 door een Norbertijn bediend. In totaal waren er dus 23 staties, die bediend werden door 25 priesters, nl. 18 seculieren, 2 Franciscanen, 3 Jezuïeten, 1 Dominicaan en 1 Norbertijn. Het verslag van Codde, dat het eindstadium aangeeft van de zeventiende-eeuwse ontwikkeling, leert dus, dat het bisdom Haarlem in 1701 een getal van 118 staties telde (383 in de hele Hollandse Zending), waarvan er 94 door seculieren bediend werden. Het platteland is bijna uitsluitend aan de seculieren toevertrouwd; de regulieren werken gewoonlijk in de steden: de Franciscanen hebben 7 staties, alle in steden, behalve die op het adellijk huis te Schagen; de Dominicanen hebben zes staties, alle in steden, behalve die te Goorn; de Jezuïeten hebben 6 staties, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle in steden; de Augustijnen hebben twee staties te Amsterdam en 1 te Nieuwendam; de Carmelieten alleen een statie te Amsterdam. De bediening der Norbertijnen is maar tijdelijk. Tengevolge van die voorkeur voor de steden zijn deze overvoerd met missionarissen. Dit geldt niet alleen van de dode steden aan de Zuiderzee, maar ook in zekere zin van Amsterdam en vooral van Haarlem. Deze stad, die tussen 1572 en 1620 van 18000 tot 40000 inwoners gestegen wasGa naar eindnoot6. en die omstreeks 1625 op het toppunt van haar bloei had gestaan, was sedert achteruitgaande; voor ten hoogste tienduizend katholieken telde zij tien staties. Ofschoon sinds de smadeljke uittocht van Govert van Mierlo beroofd van haar kortstondige luister van bisschopsstad, bleef zij ook tijdens de Hollandse Zending een centraal punt van de missie, vooral door het voortbestaan van het kapittel, dat geregeld vergaderde in de pastorie van ‘den Hoek’, waar ook Boudewijn Cats als apostolisch vicaris zijn domicilie had. Altijd woonden er zeer aanzienlijke priesters te Haarlem (N.W. Cousebant, Joost, Boudewijn en Cornelis Cats, Ban, Bloemaert e.a.) en bovendien was hier de beroemde communiteit der Maagden gevestigd. De stichting van de Maagden in den Hoek van een geesteskind van de bekende missie-pionier Nicolaas Wiggerszoon Cousebant. Een ander priester, die van de aanvang af groot aandeel in de leiding gehad heeft, was de met Cousebant aanvankelijk samenwerkende Cornelis Arents Lichthert, die op den duur bij de maagden blijkbaar meer invloed had dan de wat wispelturige en waarschijnlijk opvliegende Cousebant. Daar diens leiding wanorde en opspraak scheen te wekken, verlangde Sasbout Vosmeer, dat hij zich geheel terugtrok, wat hij niet dan na lange aarzeling deed. Ook zijn opvolger, de genoemde Lichthert, ontkwam niet aan dezelfde moeilijkheden en achterklap. Zelfs werden de verhoudingen in de communiteit en speciaal tegenover sommige seculiere priesters aanleiding tot klachten te Rome, waarover Sasbout zich te verantwoorden had. De klachten zijn bijzonder noch ernstig: het gaat niet om onbetamelijkheden, maar om geruchten, die oorsprong vonden in zekere min-voorzichtige gedragingen, zoals het meegaan van sommige maagden op missiereizen. Het opblazen van zulke argeloosheden tot ernstige mis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slagen is een verschijnsel van alle tijden, dat in en om de kring van de Haarlemse vrome dochteren evenzeer gefierd heeft. In de eerste helft van de zeventiende eeuw telde het gezelschap zeker wel een tweehonderd leden. Zij woonden samen in de eigenaardige ‘krollen’, kromlopende steegjes achter de Bakenessergracht, te midden waarvan zich het huiskerkje van den Hoek bevond, welks pastoor hun geestelijke leidsman was. Het genootschap is te beschouwen als de voornaamste toevlucht van de te allen tijde in een goed-katholieke gemeenschap talrijke kloosterroepingen onder de jongere vrouwen. Gegeven de vernietiging van alle kloosters in het bisdom Haarlem en de onmogelijkheid de roeping gehoor te geven door intrede in een klooster buiten de grenzen van de Republiek - slechts voor enkelingen bereikbaar -, was in het algemeen de staat van klopje, d.i. het leven in ongehuwde staat en onder geestelijke leiding in dienst van God en de Kerk, de enige uitweg voor zulke vrouwen. Bijna elke statie in de steden en ook te lande telde zulke vromen en groot is de verdienste, die zij door het kiezen van deze eenvoudige levensstaat verworven hebben, ook door rechtstreekse steun aan het missiewerk, door verzorging van het bedehuis, hulp bij de eredienst, onderhoud van de priesters en onderwijs aan de kinderen. De stichting van de Maagden in den Hoek is verreweg de grootste, maar lang niet de enige van zulke communiteiten, die heel de levensduur van de Hollandse Zending zijn blijven voortbestaan, zelfs bij de in de achttiende eeuw van Rome losgescheurde gemeenschap der oud-bisschoppelijke clerezie. Zeer belangrijk was in de zeventiende eeuw de klopjescommuniteit op het Delftse begijnhof, door Johan Stalpart van der Wiele gestichtGa naar eindnoot7.. Eerst de opkomst van de nieuwe kloosters in de loop van de negentiende eeuw heeft de vele klopjesinstellingen overbodig gemaakt en doen uitsterven. Niet alle klopjesinstellingen leefden naar geschreven en goedgekeurde regels, maar in het algemeen legden de klopjes de eenvoudige gelofte van zuiverheid af, die echter geen later huwelijk uitsloot. Enkele malen zijn daarover ontstane meningsverschillen ter sprake gekomen in de vergaderingen van het Haarlemse kapittel, dat - in overeenstemming met Rovenius - de geldigheid van een eventueel huwelijk, hoe weinig het dan ook strookte met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geest en strekking van de instellingen, met nadruk handhaafde tegenover afwijkende inzichten, die aanvankelijk vooral door sommige reguliere missionarissen, o.a. de Minderbroeder Tyras te Hoorn, werden gehuldigd. Het bisdom Haarlem is ongetwijfeld ook in zake de ontwikkeling van het klopjeswezen de andere gebieden der Zending vóór en ten voorbeeld geweest. Dit is enerzijds een gevolg van zijn ongebroken voortbestaan en anderzijds van zijn structuur. Het had aan het eind van de zestiende eeuw een groot aantal flinke steden onder zijn jurisdictie: Amsterdam, dat tegen de 100000 inwoners kwam, Haarlem, dat spoedig de 40 000 haalde, Alkmaar, Hoorn, Medemblik en Enkhuizen. Vooral Hoorn en Enkhuizen, tegen 1600 elk nog wel een dertigduizend inwoners rijk, dienen meegerekend te worden. In al deze steden kwam door het opheffen van de kloosters en de meeste begijnhoven een zeer groot getal godvruchtige vrouwen zonder religieus emplooi. Op geheel natuurlijke wijze voorzagen de spontaan-gegroeide klopjesgemeenschappen in deze, ook in sociaal-economische zin ongewenste toestand. Het voortbestaan van het Amsterdamse begijnhof zie men in hetzelfde licht: vermoedelijk zijn althans vele ‘libertijnse’ magistraten niet geheel blind geweest voor de laatstbedoelde betekenis van het instituut. Doch ook op het Noordhollandse platteland, goeddeels bewoond door een gaaf katholiek gebleven bevolking, namen de roepingen tot dit naar 's tijds gelegenheid vereenvoudigde en in practische richting omgebogen religieuze leven toe. Opvallend groot is vooral in de eerste halve eeuw (de stichting van de Maagden in den Hoek wordt op 1583 gesteld) in de Haarlemse communiteit het groot aantal meisjes van te lande, vooral Westfriezinnen. In West-Friesland zelf ontstonden dan ook spoedig eigen kleine gemeenschappen, vermoedelijk meest op dezelfde leest geschoeid en volgens eensluidende statuten ingericht. Dit is zo goed als zeker van de klopjescommuniteit te 't Veld (Nieuwe-Niedorp). Overal schijnt het verder te zijn voorgekomen, dat tot de gemeenschap ook buitenwonende vrouwen geteld werden. Het was vooral deze trek van het instituut, die aanleiding gaf tot fantastische overschatting van aantal en invloed der klopjes door de hervormde predikanten en vele ambtenaren. De alom-tegenwoordige, ietwat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geheimzinnige klopjes waren de bêtes noires van overbezorgde antipapisten, die met allerlei middelen, o.a. het verbod van testeren door ongehuwde vrouwen, hun invloed te keer trachtten te gaan. Dat het klopjeswezen niet - zoals vroeger vaak geschiedde alleen te zien is als een vondst van de missionarissen met louter practische tendens, m.a.w. als een alleen ten behoeve van de practijk van zielzorg en eredienst in het leven geroepen instelling, bleek reeds uit het voorafgaande. De gangbare populaire verklaring van de naam der vrouwen als voortgevloeid uit wat hun eerste dienst geweest zou zijn: het kloppen aan de deuren van de katholieken om hen op te roepen voor de geheime godsdienstoefeningen, is stellig onhistorisch, al is een afdoende explicatie van de reeds van vóór de protestantisering daterende naam nog niet gegeven. En zijn duidelijke aanwijzingen, dat sommige eerste leiders van het instituut de bedoeling hadden het kloosterlijk leven als zodanig te continueren. In Nicolaas Wiggerszoon Cousebant is tenminste zekere neiging op te merken het leven van de klopjes naar de regels der Clarissen in te richten. Anderen, o.a. de apostolische vicaris Rovenius, tonen in hun typering van het klopjesleven verwantschap met grote figuren van de na-Trentse reformatie als Franciscus van Sales, die naast de door Trente in alle gestrengheid herstelde contemplatieve vrouwenkloosters de opkomst bevorderden en theoretisch verdedigden van meer actieve instituten, die met de noden van de nieuwe tijd rekening hielden en zich toelegden op practisch apostolaat van geschakeerd karakter. Wat speciaal de communiteit van den Hoek betreft, valt zekere verwantschap met, zeker aanknopen bij de tradities van de zusters van het gemene leven te constateren. Sterk herinnert ten minste aan de traditie der moderne devotie de litteraire toewijding, waardoor een der eerste maters van de grote Haarlemse gemeenschap, Trijn Oly, zich onderscheidde. Zij stond bijna een halve eeuw, juist de eerste helft van de zeventiende, aan het hoofd van het gezelschap en placht de levens van de maagden te beschrijven aan de hand van preken bij begrafenis en uitvaart en voegde daaraan veel bijzonderheden toe, die zij uit eigen herinnering of bij overlevering wist. Zowel deze hebbelijkheid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om gehoorde preken uitvoerig weer te geven als de vooropgezette strekking om daardoor de opkomende generatie van Maagden zich te doen richten naar het directe voorbeeld van hun vrome voorgangsters, sluiten geheel aan bij wat ons bekend werd uit de kring van de moderne devoten. Trijn Oly is een begaafde, in haar eenvoud ook zeer onderhoudende stiliste, die een bewonderenswaardig levendig volksidioom hanteert, waarin ook zeer veel voortleeft van de woordenschat der laatcmiddeleeuwse Nederlandse mystieken. Om tal van redenen verdient haar werk de volledige uitgave, die het nog steeds niet ten deel vielGa naar eindnoot8.. De meeste missionarissen, reguliere en seculiere, maakten van de gevarieerde diensten der vrome maagden gaarne en geregeld gebruik, zozeer zelfs, dat de invloed van de klopjes op het kerkelijke leven plaatselijk en tijdelijk soms groter moet geweest zijn, dan nodig of verstandig was. Herhaaldelijk lezen wij van kleine wrijvingen, die door al te grote bemoeizucht van klopjes ontstaan zijn. Vele botsingen van reguliere en seculiere priesters in eenzelfde stad, ook van seculieren onderling, vonden misschien oorsprong en zeker voedsel in de niet altijd heilige naijver, waarmee de particuliere verzorgsters der kerkjes en pastorieën jegens elkaar bezield waren. Het moet wel om deze reden geweest zijn, dat de bekende pater Petrus Bertius in zijn Clara Relatio zo weinig gunstig over de klopjes oordeelt. Ten eerste schijnt hij in het instituut van de klopjes zeker gevaar voor de goede naam van de missionarissen te zien; onvoorzichtigheden of blijken van een voor dubbelzinnige uitleg vatbare vertrouwelijkheid tussen de priesters en hun getrouwe helpsters zijn dan ook vaak aanleiding geworden tot lasterpraatjes. Verder laat hij doorschemeren, dat hij het katechismusonderricht van deze maagden niet altijd zonder bedenking vindt. Ook dit zal wel zijn goede grond gehad hebben. Vooral op kleinere plaatsen zullen de meeste klopjes wel weinig-ontwikkelde vrouwen geweest zijn, tot het geven van dit onderricht nauwelijks bekwaam. Het scheen vaak voor te komen, dat de missionarissen, ook waar dit niet bepaald nodig was, heel het katechismusonderwijs in volkomen gemoedsrust aan de maagden overlieten. Ten slotte is de scherpziende Carmeliet duidelijk bevreesd voor de vrouwelijke bedil- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zucht, die de neiging heeft alles in kerk en pastorie naar eigen inzicht te regelen en zelfs de missionaris onder de duim te houden. Hij zegt dan ook met ronde woorden, dat hij niet van hun hulp gediend is, noch voor het katechismusonderwijs, noch in de sacristie, noch in het bestier van zijn huishouding. In zijn afwijzende houding jegens de klopjes stond pater Bertius misschien niet zo volkomen alleen als weleens ondersteld werd, maar de meeste priesters zullen wel genoodzaakt geweest zijn zich met het instituut te behelpen, dat bij al zijn onmiskenbare verdiensten natuurlijk ook zijn gebreken en inconvenienten gehad heeftGa naar eindnoot9..
Het verslag van Codde is het sluitstuk van de missiegeschiedenis in de zeventiende eeuw. Het legt de toestand vast, die de katholieke kerk aan het eind van de eeuw der wederopluiking bereikt had, het resultaat van 120 jaren missie. De religieuze verhoudingen waren thans gestabiliseerd, de protestantisering hier geslaagd, daar min of meer mislukt; massale overgangen waren allang uitgesloten. Het proces van tegen elkaar inwerkende bewegingen: protestantisering en katholiek herstel, had zijn eind bereikt. De toestand van 1701 is de resultante van deze tegen elkaar uitgespeelde krachten. Het ontbreken van betrouwbare getallen belet ons de locale verhoudingen der confessies aan het eind van de zeventiende eeuw in beeld te brengen. Bij gebrek aan oudere gegevens moeten wij ons dan ook voor de toelichting van dit eindstadium der wederopluiking behelpen met de uitkomsten der negentiendeeeuwse volkstellingen. De oudste, die ons aan betrouwbare cijfers helpt, is die van 1839. Voor het platteland kan dit materiaal faute de mieux aanvaard worden: nog altijd was toen de toestand der bevolking daar vrijwel ongewijzigd gebleven: de numerieke verhouding der confessies omstreeks 1839 kan niet belangrijk hebben afgeweken van die omstreeks 1700. Anders is het echter gesteld met de grotere steden, in het bijzonder met Amsterdam, dat ook in de achttiende eeuw een toevlucht bleef voor duizenden immigranten per jaar. Dit maakt de objectieve beoordeling van de resultaten der wederopluiking in het oude bisdom Haarlem niet gemakkelijker. Daarbij komt nog deze omstandigheid: in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de provincie Noord-Holland vinden wij zeer veel droogmakerijen, die in de zeventiende eeuw of later ontstaan zijn. Voor de beantwoording van de vraag, wat er van de katholieken in Noord-Holland sedert de dagen van de protestantisering geworden is, leveren zulke stukken geen gegevens. Wij moeten ons voor onze beschouwing dus beperken tot het oude land en uitschakelen, wat omstreeks 1600 nog water was. Dit in het oog houdende, kunnen wij de slotsom van het wederluikingsproces als volgt samenvatten, daarbij verwijzend naar de kaart, die - naar het model van die der jongste volkstellingen (zie die van 1930) - door kleurschakeringen van zwart tot wit de percentages katholieken van de bevolking van elke gemeente weergeeft. Deze kaart laat ons zien, dat een brede strook van overwegend katholicisme, heel West-Friesland omvattende, zich tot diep in het hart van Noord-Holland voortzet en daar, met omsluiting van de grondig geprotestantiseerde enclave der gemeenten Broek-op-Langendijk (1839: 1,43% katholiek) en Sint-Pancras (20,94%) met de aangrenzende gemeenten Oudkarspel (26,47%), Zuid-Scharwoude (30,77%) en Koedijk (11,97%), aansluit bij het tot het IJ toe overwegend katholieke Kennemerland. Hiertoe rekenen wij ook Egmond-aan-Zee, dat in 1839 een percentage van 75,86 katholieken en oud-katholieken samen telde; in werkelijkheid was het bijna geheel oud-katholiek, als zodanig een Nederlands unicum. Van West-Friesland vormen enkele op de kaart hel-wit afstekende kustgemeenten een uitzondering, slechts gedeeltelijk te verklaren uit jongere inpoldering: in het oosten Andijk (1839: 25,55% kath.) en Enkhuizen (12,79%), in het zuiden Wijdenes (0,27%) en Schellinkhout (7,57 %), in het noorden Opperdoes (7,9%), Twisk (1,26%) en Midwoud (3,68%). Zwarter plekken vormen Wervershoef met 76,60%, Bovenkarspel (45,16%), Grootebroek (72,23%), Blokker (58,86%), Zwaag (65,04%), Wognum (63,28%) Spanbroek (71,02%), Obdam(77,34%), Ursum (43,33%) en Oude-Niedorp (50,07%). In vrijwel alle andere Westfriese gemeenten vormen de katholieken 40-60% der bevolking, meestal meer dan de helft: alleen Abbekerk (37,89%) en Hoorn (31,15%) blijven beneden de 40%. Enkhuizen en Hoorn interesseren ons in het bijzonder in verband met de zo intensieve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
missie. De getallen leren ons, dat de vele staties daar toch maar een vrij klein deel van de bevolking hebben behouden. De vraag dringt zich op - het verschijnsel zullen wij in meer steden ontmoeten, o.a. sterk in Groningen -, of een te groot aantal staties door de concurrentie en de wrijving, die er bijna onvermijdelijk uit volgden, de missie niet eer benadeeld dan bevoordeeld heeft. Overigens staan wij voor een algemeen verschijnsel, dat de kaart duidelijk openbaart: in streken, waar het platteland overwegend katholiek bleef, ging de bevolking van de steden niet zelden in meerderheid tot het protestantisme over. Wij kunnen dit verschijnsel o.a. constateren bij Utrecht, Amersfoort, Delft, Den Haag, Leiden, Haarlem, Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen. Een gedeeltelijke verklaring levert het historische feit, dat de protestantisering in de steden begonnen is: daar was het protestantisme meestal spontaan ontloken en bestond bij de oplegging van de nieuwe godsdienst een kleine, maar vastberaden kern van propagandisten; op het platteland ontbrak meestal nog elk begin van sympathie met de nieuwe denkbeelden. Verder beschikte de protestantisering in de steden over meer propagandamiddelen dan op het land, ook over meer dwangmiddelen. En ten slotte is de onderste laag van de stedelijke bevolking vanouds tot revolutionnaire stromingen geneigd: vooral de paupers, die van de bedeling leefden, en de tallozen, die er dicht. aan toe waren, vielen vlot ten prooi aan de geljkschakeling. Zulke middelen misten op het land veelal alle effect. Het logisch pendant van het besproken verschijnsel, dat namelijk in radicaal geprotestantiseerde streken de steden vaak flinke contingenten van katholieken behielden, zullen wij b.v. in Zeeland ontmoeten en aldaar onder het oog zien. Wat buiten het besproken deel van Holland boven het IJ overblijft, is: 1. alwat ligt ten noorden van de golvende lijn Petten-Schagen-Nieuwe-Niedorp-Aartswoud. 2. de zuid-oosthoek, ongeveer omschreven door de lijn Scharwoude-Avenhorn-de westelijke ringdijk van de Beemster-Knollendam en verder langs de Zaan tot aan het IJ. Het eerstgenoemde gebied is overwegend protestant. Het was tot 1600 water, uitgezonderd een paar de duinenrij voortzettende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eilandjes, die de overgang naar Tessel vormden. De aanwinsten zijn dus eerst na de hervorming bevolkt. Waarvandaan de bevolking kwam, is bij mijn weten niet te zeggen, maar zeker was wel een deel van de immigranten uit andere delen van Noord-Holland afkomstig. Hierbij traden echter vaak belemmeringen op voor katholieken. In het algemeen trachtten waterschappen en hoogheemraadschappen het ‘grasseren’ van katholieken in deze nieuwe gebieden tegen te gaan: dezen konden eenvoudig geen grond krijgen. Op den duur konden zij de infiltratie van de katholieken natuurlijk niet tegenhouden, vooral niet als de betrokken droogmakerijen of polders geheel door oud land waren ingesloten. Met dat al biedt het betrokken gebied nog vele problemen. De gemeenten Kallantsoog en Helder (Huisduinen) vormen juist oud gebied: zij zijn de zoeven bedoelde eilanden en toch telden zij in 1839 maar respectievelijk 5,81 en 25,62% katholieken. Het grote onderlinge verschil tussen de twee eilanden is verklaarbaar uit het vroegtijdig bestaan van een statie Huisduinen; dit eiland is van het begin af steeds enigermate verzorgd geweest, Kallantsoog niet. Met Huisduinen stemt Tessel overeen, dat in 1839 een percentage van 21,18 katholieken toonde. De rest van het betrokken gebied wordt grotendeels gevormd door de in 1597 drooggelegde Zijpe, de in 1610 drooggelegde Wieringerwaard en de pas in de 19de eeuw drooggelegde Anna-Paulowna-Polder en Waard- en Groetpolder. In 1839 had Zijpe, dat al spoedig een missiestatie had gekregen en dus blijkbaar ook katholieke immigranten had getrokken, 14,27% katholieken, de wat jongere Wieringerwaard maar 0,55% Als wij dan nog de gemeenten Schagen (28,12%) en Sint-Maarten (21,90%), die beide tot het oude land behoren, genoemd hebben, is het hele noorden besproken, dat, naar wij zagen, toch altijd nog een niet onaanzienlijke katholieke minderheid bezat. Hierbij sluit zich het voormalige eiland Wieringen aan, dat 11,76% katholieken had. Vlieland en Terschelling, in de missietijd doorlopend absoluut verlaten, zijn geheel ontroomst. Het tweede gebied, de zuidoosthoek, is ongeveer het oude Waterland met zijn tussen 1612 en 1625 drooggelegde Beemster, Purmer en Wormer, een vóór die drooglegging grotendeels onbewoond, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeilijk bereisbaar land. In een hoek ligt als ouder land de gemeente Edam, in 1839 voor 37,13% katholiek. In deze gemeente ligt het merkwaardige Volendam, welks geheel katholieke bevolking niet autochtoon is, maar door 18de-eeuwse immigratie gevormd werd. Dit verklaart het ogenschijnlijk raadselachtige contrast in godsdienst, taal en zeden tussen de Volendammers en de andere WaterlandersGa naar eindnoot10.. Voor de genoemde droogmakerijen geldt in het algemeen, wat omtrent de tendens tot wering van katholieken werd opgemerkt. Deze is zelfs aan de hand van de stukken uitgewezen voor de Beemster, wat niet heeft kunnen beletten, dat de bevolking in 1839 voor 22,58% katholiek was. Purmer en Wormer stonden er nog gunstiger voor, zoals blijkt uit de cijfers voor Purmerend (25,95%), Wijde Wormer (38,19%) en Wormer (24,58%). Opvallend is het bijna volkomen ontbreken van katholieken in de strook gemeenten langs de Zuiderzee tussen Edam en West-Friesland; dit maakt de kleur van Volendam des te opvallender. Van zuid naar noord zijn het achtereenvolgens: Kwadijk (0%), Middelie (1,19%), Warder (0%), Oosthuizen (1,90%), Beets (4,24%) en Oudendijk (5,80%). Groter katholieke contingenten bezaten verder Ilpendam (13,52%), Monnikendam (27,18%), Krommenie (22,70%), Wormerveer (18,39%), Katwoude (63,19%, een zeer raadselachtig percentage, in 1930 gedaald tot 13,56!), Zaandam (15,39%). Alle andere gemeenten in deze hoek hadden in 1839 minder dan 10% katholieken. Het eiland Marken is kennelijk ten gevolge van de overgang van zijn pastoor tot de staf der hervormde predikanten absoluut geprotestantiseerd: het telde geen enkele katholiek. Eindelijk rest nog het ten zuiden van het IJ gelegen deel van het oude bisdom. Dit gedeelte wordt tot in de negentiende eeuw grotendeels ingenomen door het IJ en het Haarlemmermeer. Dit is, wat het Haarlemmermeer aangaat, thans nog onmiddellijk te zien op de kaart van de volkstelling 1930. Terwijl de Haarlemmermeer daarop de lichtgrijze tint van 20-30% katholieken vertoont, rangschikt zich een cirkel van donkerder tinten, aanduidend katholieke meerderheden, die zich tussen 50 en 90% bewegen, om de polder; alleen heeft in het noordoosten de hedendaagse uitgroei van Amsterdam ons de contrôle ontnomen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terwijl ook Nieuwer-Amstel en Aalsmeer, die daar zuidelijk op aansluiten, wat uit de toon vallen: het eerste had echter in 1839 nog 46,21% katholieken, het tweede maar 25,06%, indien wij de oud-katholieken - was voor ons doel juist is - meetellen. Deze gemeente moet evenwel in de loop van de achttiende eeuw een veel sterker percentage oud-katholieken geteld hebben; dank zij het pastoraat van Neercassels gewezen secretaris Pesser van Velzen, ging een sterk deel der statie met de scheuring mee. De bekende achteruitgang van de oud-bisschoppelijke clerezie omstreeks 1800 kan hier een afglijden naar het protestantisme betekend hebben. Om dit zuidercomplex van het bisdom juist te beoordelen, moeten wij op de kaart van de confessionele kleur de grens tussen de bisdommen bijtekenen. Dan zien wij welk een beslissende zin het heeft gehad, of een gemeente tot Haarlem of Utrecht behoorde. De tot Haarlem behorende konden zich in de kritieke tijd gelukkig noemen, want daar werd de protestantisering met het scherpe wapen van de intensieve zielzorg bestreden, waartoe Utrecht voorlopig niet bij machte was. Natuurlijk blijven er nog onopgeloste vragen genoeg. Het vreemdst doet de lichte plek langs de zee aan: de gemeente Zandvoort met 14,15% katholieken in 1839, terwijl alle gemeenten rondom het missiecentrum Haarlem zo overwegend katholiek zijn: Velzen voor 63,17% (de nogal talrijke oud-katholieken meegeteld), Bloemendaal voor 74,93%. Haarlemmerliede-Spaarnwoude voor 64,41%, Heemstede voor 78,12%, Bennebroek voor 61,22%. Het zo gedecatholiseerde Zandvoort grenst ook verder aan katholiek-gekleurde gemeenten: Noordwijk (48,31%), Noordwijkerhout (85,28%) en Voorhout (83,03%). Zonderling gedecatholiseerd zijn in de uiterste zuidwesthoek: Katwijk (6,08%), Rijnsburg (13,29%) en Valkenburg (5,09%). Boogsgewijs rondom het Haarlemmermeer volgen nu de zeer katholieke gemeenten: Hillegom (49,73%), Lisse (65,30%), Sassenheim (55,92%), Oegstgeest (53,52%), Warmond (65,65%) en Alkemade (75,62%). Op de kleur van beide laatstgenoemde dorpen is ambachtsheerlijke invloed onmiskenbaar; de heren van Warmond en Alkemade komen in de Acta van het kapittel voor als beschermers en gastheren van priesters. De stad Haarlem zelf, waarvan de uit de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kaart sprekende invloed op het behoud van het geloof is uitgegaan, vormde met 37,10% katholieken een zwakkere plek, wat verklaarbaar is op de gronden, boven voor Enkhuizen en Hoorn aangevoerd. Ten oosten van het Haarlemmermeer ontwaren wij nog Uithoorn (55,01%) Leimuiden (48,56%), Nieuwveen (43,75%), Ter Aar (67,71%), Woubrugge (39,98%) en Rijnzaterwoude (49,00%). Met veronachtzaming van de diocesane grens vinden wij ook de staties in het gebied van de huidige gemeenten Diemen, Ouder-Amstel en Abcoude (vermoedelijk zowel Abcoude-Proostdij als Abcoude-Baambrugge) in de loop van de zeventiende eeuw bij het bisdom Haarlem getrokken. Dit is een natuurlijk gevolg van de nabuurschap der stad Amsterdam, voor de missionarissen van de omgeving een veilig pied-à-terre. Diemen, tot 1629 grotendeels water, telde in 1839 een percentage van 35,84 katholieken, Ouder-Amstel 50,35, Abcoude-Proostdij 64,31 en Abcoude-Baam-brugge 34,51. De vele vraagtekens als enig antwoord op locale problemen wijzen een ernstige leemte in de litteratuur uit. Locale kerkgeschiedenis is tot dusver vrijwel uitsluitend opgevat als geschiedenis van de pastorie en haar achtereenvolgende bewoners. Zomin als een galerij van burgemeestersportretten een geschiedenis van stad of dorp vormt, is een beredeneerde pastoorslijst met wat gegevens over kerk- of scholenbouw een parochiegeschiedenis; zij verwaarloost het voornaamste deel van de stof: de lotgevallen van de bevolking. Het is een zonderlinge waarheid, dat bij verreweg de meesten, die zich opwerpen als schrijvers van parochiegeschiedenissen, de gedachte niet kan opgekomen zijn, dat er een sociaal-geografisch probleem te stellen viel en wel met de vraag, door welke oorzaken in de kritieke dagen de keus tussen katholicisme en protestantisme beïnvloed kan zijn. Zelfs aan de meest opvallende merkwaardigheden van de confessiekaart, zoals katholieke enclaves in radicaal geprotestantiseerde gebieden, is door zulke auteurs vaak geen aandacht geschonken. Dientengevolge is elke samenvatting van het protestantiseringsproces in bepaalde streken en ten slotte in ons gehele land nog een voorbarige poging. Dat hier toch getracht wordt ze in grote trekken te geven, geschiedt niet in de laatste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaats om op de bestaande leemten te wijzen. Intussen maken de vele onopgeloste problemen een eindoordeel over het resultaat van de zeventiende-eeuwse missie in het bisdom Haarlem niet onmogelijk. De beschouwing van de kaart heeft ten minste vastgesteld, dat het katholicisme het in de meeste gemeenten ten plattelande gewonnen heeft van het opgedrongen protestantisme. Aan de ene kant stond de bevoorrechte en uit de opbrengst der vóór-reformatorische geestelijke goederen bedropen nieuwe kerk, aan de andere de vervolgde en door hoge boeten en recognities uitgezogen oude, maar het resultaat van de strijd te lande is in het algemeen eer voor het oude geloof dan voor het nieuwe gunstig geweest. Zo het totale percentage katholieken van de provincie in 1839 daarmee niet in overeenstemming lijkt (het bedroeg slechts 27,72), houde men in het oog, dat de plattelandsbevolking maar een vrij gering deel vormt van het totaal-aantal inwoners der provincie, die immers met een stad als Amsterdam - om van de kleinere steden niet eens te reppen - een zeer onevenredige verdeling van de bevolking te zien geeft. In 1839 telde Amsterdam reeds ruim 221 000 inwoners, d.i. ongeveer de helft van het getal voor de hele provincie Noords Holland. Bij uitschakeling van Amsterdam ziet men het katholicisme relatief sterk toenemen. Bovendien verlieze men niet uit het oog, dat het bisdom Haarlem niet identiek is met de provincie Noord-Holland: een overwegend katholiek stuk van Zuid-Holland behoort tot het Haarlemse bisdom, terwijl het in meerderheid protestante Gooi onder het aartsbisdom valt. Ook dit maakt de statistiek misleidend. Een blik op de kaart geeft zuiverder indruk, al vergete men - ook bij de andere gewesten - niet, dat de bevolkingsdichtheid op de kaart geen uitdrukking vindt en een reeks van dorpen met sterk overwegend katholicisme vaak nog maar een numeriek zwak groepje kunnen uitmaken, daar vele plattelandsgemeenten vooral in 1839 niet veel meer dan ‘gaten’ warenGa naar eindnoot11.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. UtrechtMeer nog dan voor het bisdom Haarlem geldt voor de andere bisdommen de klacht, dat ons juist voor de eerste tijd van het ontstaan der missie zeer weinig exacte gegevens ten dienste staan. Als tegen het einde van Sasbouts episcopaat over het Haarlemse bisdom de nevelen optrekken en het kapittel kort daarna in zijn acta vrij exacte opgaven verstrekt omtrent het ontstaan der staties, blijven wij voor het aartsbisdom voorlopig nog verstoken van zulk zakelijk materiaal. Ook hebben de eerste verslagen van Rovenius nog een vrij vaag karakter. Eerst op den duur zien wij diens relationes aan statistische waarde toenemen, al blijven zijn schattingen van aantallen zielen en communicanten altijd onbetrouwbaar. Zij zijn vaak in lijnrechte strijd met elkaar, zijn soms fantastisch vergroot, maar vaker nog zonderling klein. In het algemeen is het duidelijk, dat zelfs Rovenius nog lang geen overzicht had en met name niet helder zag, hoe katholiek sommige delen van Holland en Utrecht waren gebleven. Het oudste missiecentrum in het aartsbisdom is de stad Delft. Hier, d.i. in zijn geboortestad, waar zijn familie onder de oude orde een zeer voorname plaats innam, zette Sasbout Vosmeer zich met Beloken Pasen 1583 neer in het ouderlijk huis ‘de Zwarte Eenhoorn’ bij de Oude Kerk. Hier begon hij persoonlijk de missie, niet zozeer in de stad zelf, die als prinselijke residentie min of meer het centrum van de Republiek was en voor katholieke missie ondanks de in het algemeen weinig hervormingsgezinde bevolking weinig kans bood, als in de omliggende dorpen. Zijn familie, vooral die van zijn moeders kant, had op het land grote belangen: zij bezat er blijkbaar veel grond en kon op vele pachters rechtstreeks zekere invloed oefenen. Familieleden, familievrienden en pachters konden de vicaris er helpen met geld en gastvrijheid. Dit alles vormt een belangrijke hulpfactor; de voornaamste drijfveer was de persoonlijke toewijding van Sasbout zelf. Nog was te lande geen toonbaar percentage der bevolking voor het protestantisme gewonnen, maar de meeste pastoors waren uitgeweken en die gebleven waren, hadden zich door hun levensgedrag of hun onkunde vaak onmogelijk gemaakt. De enigen, die Sasbout als eerste medewerkers kon winnen, waren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een klein getal respectabele, meest oudere priesters, die, ontmoedigd door de verbijsterende omkeer en bevreesd voor eigen veiligheid en onderhoud, de handen in de schoot gelegd hadden, maar geen neiging toonden tot de geringste toenadering tot het zich organiserende protestantisme. Zolang het protestantisme zich er echter nog niet gevestigd had, bleven aan katholieke missionarissen van het slag van Sasbout de beste kansen. Liet men die voorbijgaan, dan zouden toekomstige priesters achter het net vissen, doordat de predikanten middelerwijl hun slag hadden geslagen. Dit scherp ingezien te hebben en door eigen werk toegepast, aldus het voorbeeld gevende aan een kleine groep gelijkdenkenden, is Sasbouts grote verdienste. In schijn was het, omdat hij zich met landontginning of vervening bezighield, dat hij het platteland rondom Delft begon af te reizen; in werkelijkheid had hij maar één doel voor ogen: de organisatie van de missie. In allerlei vermommingen trok hij bij nacht en ontij het land af. Zijn aanvankelijk teleurstellende ervaringen heeft hij in zijn Insinuatio te boek gesteld. Zwart is de tekening van personen en toestanden. Speciaal de pastoors van de oude bedeling, d.z. dus de meesten die geen predikant hebben kunnen worden en toch gebleven zijn, en de talrijke uit hun conventen verdreven regulieren worden met duidelijke geringschatting besproken. Tegenover de scherp gelaakte baatzucht van de huurlingen der oude bedeling, die niets zonder betaling deden, stelt hij zijn eigen ontbaatzuchtigheid. Dit zie men niet in een verkeerd licht. De landelijke clerus van de oude hiërarchie bestond voor een groot deel uit arme lieden en, dit bedenkende, meent men licht, dat het een rijke burgemeesterszoon als Sasbout gemakkelijk viel onbaatzuchtig te zijn. In de eerste plaats was dit niet de trek, waardoor zich de gegoede en voorname priesters van vóór die tijd plachten te onderscheiden. Juist voor hen was de Kerk tot dusver bij uitstek bron van inkomsten geweest; het teren op der kerken goed was onder de hogere standen immers een overgeleverd kwaad. Dat een rijk en deftig priester, een patriciër, die een lange academische studie achter de rug had en aanvankelijk niet gedroomd kan hebben van een werkkring in de practische zielzorg, zich onbaatzuchtig betoont en zelfs zijn eigen kapitaal voor de heilige zaak beschikbaar stelt, was waarlijk geen gewoon verschijnsel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovendien moet dit sluipen langs de wegen, deze clandestiene en gevaarlijke bediening in schamele vermomming voor een aanzienlijk man bepaald vernederend geweest zijn. Wie in Sasbouts eigen getuigenis, dat hij schier overal, waar hij zelf het werk aanvatte, ongelooflijke vrucht behaalde, een al te gretig geloof aan successen d'estime willen lezen, kunnen aan de huidige religiekaart straks gewaar worden, hoe letterlijk zijn woorden mogen worden verstaan. Ofschoon wij in het oog houden, dat in de resultaten der missie in een wijde kring om Delft-Den Haag heen ook de arbeid van enige regulieren, met name van de te Delft sedert 1592 vrijwel onafgebroken gestationneerde Jezuïten, verdisconteerd is - de Delftse Jezuïten liepen geregeld zeer druk uit naar de dorpen en bedienden o.a. lange jaren Schipluiden -, mogen wij toch in het zo gunstige kaartbeeld voor een deel de vrucht zien van die persoonlijke missie van Sasbout, die alle anderen vóór was. Het doet enigszins wonderlijk aan te constateren, hoe na zoveel eeuwen het werk van één man nog zo tastbaar door de kaart gedemonstreerd wordt. Wij kunnen zelfs concluderen: was Sasbout een Dordtenaar geweest of een Gouwenaar, dan was het de omgeving van Dordrecht of Gouda, waarop zijn voetstappen zichtbaar zouden zijn als nu rondom Delft. Hier zien wij dan ook de indruk bevestigd: als in deze tijd, toen nagenoeg heel het platteland in alle gewesten nog geprotestantiseerd moest worden, in elke regionale metropolis zich een onvermoeid en onbaatzuchtig apostel van het type-Sasbout had kunnen vestigen, dan zou het beeld van die wijde kring rondom Delft dat van nagenoeg heel de Hollandse Zending zijn. In de Hollandse steden kan in het algemeen niet gesproken worden van ononderbroken continuatie van de katholieke zielzorg. In Delft zelf is pas Bernardus van Steenwijk krachtens aanstelling door Sasbout in 1599 de eerste vaste seculiere missionaris geweest. De Jezuïetenstatie heet sinds 1592 onafgebroken te hebben voortbestaan, maar had blijkbaar eerst sedert 1612 een vast kerkhuisGa naar eindnoot12.. Den Haag is van omstreeks 1576 tot 1605 ten hoogste af en toe door ambulante missionarissen aangedaan; in 1605 kreeg het zijn eerste statie, door de seculier Engelbert Kenniphoven gesticht en bediend. Enkele jaren later, in 1606, vestigde pater Theodorus Tack S.J. er een Jezuïetenstatie. Leiden heeft met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitzondering van zekere tijdelijke continuatie door enige achtergebleven priesters, als de wereldheer Paulus de Goede, de commandeur van de tot de Duitse orde behorende Sint Pieter, Arent Bockenberg, en aanvankelijk waarschijnlijk ook een of meer uit hun klooster verdreven Minderbroeders, tussen 1572 en 1606 geen andere zielzorg dan het occasionele bezoek gekend. In 1606 vestigde de seculiere missionaris Rombout van Medemblick er de eerste missiestatie. In of omstreeks 1609 keerden de Franciscanen er terug: pater Jacobus Nesseus stichtte er een statie; ook vestigde pater Mattheus Clinger er in 1609 een Jezuïetenstatie. De Dominicanen vestigden zich eerst veel later te Leiden. Te Gouda, dat in de eerste periode van de opstand een zeer opposante en sterk Spaansgezinde stad was, kon de katholieke eredienst in stilte vrijwel ononderbroken gecontinueerd worden door de seculiere priesters Jan Pieck en Jan Basson, die respectievelijk eerst in 1616 en 1618 overleden en zich blijkbaar geheel in de missie van Sasbout hadden laten inlijven. In 1614 stelde Rovenius hun de seculier Pieter Purmerent ter zijde, die de zielzorg voortzette. Ook de Minderbroeders ter plaatse hebben nog lang clandestiene bediening uitgeoefend, al schijnt er een vrij grote gaping tussen het uitsterven van de oude garde en de vestiging van de nieuwe statie omtrent 1634 te bestaan. De Jezuïetenstatie van Gouda dateert eerst van 1612. Het wederopluikingsproces is in de meest kritieke tijd dus wel in hoofdzaak door seculieren behartigd. Rotterdam is lang van geregelde zielzorg verstoken gebleven; de noodlottige gevolgen kunnen niet uitgebleven zijn. Zekere korte periode van gecontinueerde zielzorg is aan te wijzen van omstreeks 1572 tot omstreeks 1582, waarin eerst de seculiere priester Jan Wijckraed en straks ook een of meer achtergebleven Dominicanen enige stille bediening uitoefenden. Tot 1610 bestond alle zielzorg uit occasionele bezoeken van seculieren en Jezuïeten uit Delft. In 1610 stichtte Joannes Viering S.J. de eerste Jezuïetenstatie. In 1616 zette Maarten Modaeus zich als de eerste seculiere missionaris in de stad neer. In 1628 werd ook een Dominicanenstatie gesticht. Schiedam kreeg pas in 1610 zijn eerste seculiere missionaris in Govert van Vliet en een paar jaar daarna tevens een statie van Dominicanen. Dordrecht kreeg omtrent 1605 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn eerste vaste statie van seculieren; regulieren hebben er nooit vaste voet verworven. Gorinchem is van 1572 tot 1601 bijna verlaten gebleven en werd tussen 1601 en 1618 door ambulante seculieren en Capucijnen bezocht. Eerst in 1628 stichtten de Franciscanen er een statie, in 1633 de seculieren. Pas tegen het eind van de zestiende of in het begin van de zeventiende eeuw is er in het aartsbisdom een tweede centrum in opkomst: de stad Utrecht. Het is merkwaardig te zien, hoe weinig Sasbout lange tijd nog van de toestanden in het hart van het aartsbisdom, dat hij officieel en naar canoniek beginsel bestuurde, op de hoogte is. De kapittels negeren hem en kiezen na Bruhezens dood een- en andermaal kapittelvicarissen met voorbijgaan van Sasbout. Het duurt wel tot eind 16de eeuw, voor Sasbout enige relaties met Utrechtse priesters blijkt te hebben. Eerst als hij contact met hen gevonden heeft, kan hij zijn invloed op de ontplooiïng van de missie in de omgeving der stad doen gelden. Niet, dat er tot op die tijd niets gedaan was. Gelijk wij al aantoonden in het hoofdstuk over de protestantisering, had de politiek van onthouding, die de Utrechtse Staten zeer lang in zake de godsdienst bleven volgen, het voortbestaan van de katholieke eredienst mogelijk gemaakt, zelfs in min of meer officiële gestalte. Wel waren, zoals wij zagen, lang niet alle aangebleven pastoors van onverdacht gehalte en namen sommigen een zeer dubieuze tussenpositie in, maar in het algemeen beletten zelfs zulke zwakke figuren het overgaan van de parochie in het verband der hervormde synoden, terwijl er bovendien een aantal waren, die tot in het eerste decennium van de zeventiende eeuw hun gelovigen met nadruk tegen de protestantisering waarschuwden. Vervolgens bleek uit de behandelde rapporten, dat op tal van plaatsen de handhaving van de oude orde - hoezeer dan ook verworden en buiten het toezicht van enige kerkelijke autoriteit geraakt - lang genoeg duurde om door de missie te worden opgevangen. Wel zullen maar weinige oude pastoors bruikbare missionarissen in de organisatie van Sasbout geweest zijn, maar zij hadden met het tegenhouden van de protestantisering althans een belangrijk werk volbracht: de conservatie van een groot deel der plattelandsbevolking bij de oude religie. Zo konden dan priesters, bezield door de geest van Sasbout, door min of meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
frequente bezoeken het katholiek bewustzijn onderhouden en gaandeweg een vrij geregelde zielzorg tot stand brengen. Aanvankelijk geschiedde dit blijkens de zoeven bedoelde rapporten door ambulante missionarissen, die meestal in de stad Utrecht of - wat het noorden en westen van de provincie Utrecht betreft - in Amsterdam gevestigd waren en vandaar geregeld uitliepen om, naar het voorbeeld van Sasbout te Delft, het landvolk in clandestiene godsdienstoefeningen te verenigen. Ook in deze provincie waren sommige landedelen zulke missionarissen tot niet-geringe steun. Behalve deze ambulante missionarissen, van wie voor de provincie Utrecht in de eerste plaats genoemd mogen worden Martinus Coninx (Regius), Adrianus van Oirschot en Walter Keyting, priesters van Sasbouts kaliber, onvermoeide zwervers in de dienst van God, waren ook een aantal reguliere en seculiere priesters in steden als Utrecht, Amersfoort, Wageningen, Rhenen, Tiel werkzaam voor het behoud van het geloof te lande. Al is in hun werk ook lange tijd, bij gebrek aan gegevens, geen systeem te ontdekken, het staat ten minste vast, dat zij met Sasbout in de laatste tien jaren van diens leven in geregeld contact stonden. Zelfs in de kring van de kapittels wist Sasbout op den duur medehelpers te verwerven. Een der eersten, die hij uit dit midden voor de missie won, was de kanunnik Joannes Wachtelaer, die zich in de eerste jaren van de zeventiende eeuw, na volbrachte studie te Leuven, te Utrecht vestigde en daar in gestadige verstandhouding met Sasbout het middelpunt van de missie werd. Hij was een kloek en vastberaden man met organisatorische gaven en ging daarin Sasbout vermoedelijk te boven. Naast hem vinden wij in deze zelfde jaren de bekende Frans van Dusseldorp, die aanvankelijk als leek, na zijn priesterwijding in 1609 als lid van de missie-clerus, ook zeer grote en gunstige invloed uitoefende op de vestiging en de expansie van de organisatie, al is het waar, dat zijn wat fanatieke trekken, vooral zijn bekrompen regulierenafkeer, de vrede in de Hollandse Zending in gevaar brachten. Tegen het einde van Sasbouts episcopaat was Utrecht langs deze weg het centrale punt van de Zending geworden. Door geregelde, zij het dan fictieve, benoemingen in de kapittels had de apostolische vicaris in overeenstemming met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de heilige stoel een begin gemaakt met die merkwaardige doublure der kapittels, welke bij een nog steeds verhoopte zege van de Spaanse wapenen onmiddellijk in de plaats en in de rechten van de oude en gaandeweg geprotestantiseerde corporaties zou treden. Deze procedure liep dood: de Spaanse zege is uitgebleven, maar Sasbouts opzet had ten minste dit succes, dat hij een groep verdienstelijke en onvoorwaardelijk te vertrouwen priesters in een soort van officieel verband verenigde als een leidinggevend en adviserend lichaam. Naast het kapittel van Haarlem vormt deze groep Utrechtse kanunniken zonder prebenden een onvoldragen college, dat door initiatief, overleg en toezicht de Zending tot heil strekte. Hoe Rovenius de doodlopende weg verliet en in het vicariaat op meer vaste voet een lichaam schiep, dat deze veelzijdige taak voortaan zou kunnen vervullen, is reeds besproken. Voor de stad Utrecht kan met zekerheid worden aangenomen, dat de katholieke zielzorg door seculieren en Dominicanen er nooit geheel onderbroken is. Behalve de vele seculieren, die er steeds bleven vertoeven, stond er altijd een Dominicaan en ten minste sinds 1592 vrij geregeld ook een Jezuïet. Verder vertoefden er nog andere regulieren min of meer geregeld. Amersfoort heeft in de jaren 1580-1600 aanvankelijk eveneens vrij gestadig clandestiene katholieke zielzorg genoten, maar kwam toch eerst omstreeks 1606 zover, dat er een vaste seculiere missiestatie werd gesticht. Omstreeks 1630 kwam er een Jezuïetenstatie bij. Tiel heeft het lang met ambulante missie moeten doen en kreeg pas in 1631 een vaste statie van Dominicanen. Kuilenburg heeft overeenkomstige lotgevallen; het kreeg in 1628 een vaste Jezuïetenstatie. Van de andere tot het aartsbisdom behorende steden valt slechts te zeggen, dat vaste staties er eerst onder Rovenius gesticht zijn.
Pas de verslagen van Rovenius verschaffen concrete gegevens genoeg om de expansie der missie te doen blijken en dan nog eerst op den duur, daar de jongere verre van volledig schijnen. In 1616 deelt de apostolische vicaris mee, dat in de stad Utrecht wel een veertigtal priesters wonen, waarvan verscheidene geregeld uitlopen naar het platteland en andere steden. Het is dus blijkbaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog voornamelijk de ambulante missie, waardoor de provincie Utrecht bediend wordt. In het Gooi werkt vooral de reeds genoemde Adriaan van Oirschot, in de venen ten noorden van Utrecht zwerft vooral Walter Keyting rond. In Amersfoort staan drie of vier priesters, die ook de omgeving plegen te bezoeken. Vianen heeft een pater Jezuïet. In Huissen staat de seculiere priester Jacob van Everdingen. Arnhem, Rhenen en omstreken worden verzorgd door de wereldsheer Jacob Bool. In Emmerik is de katholieke godsdienst vrij; het kapittel is in stand gebleven en de eredienst gaat normaal voort. In Rotterdam werken een Jezuïet en een seculier, in Dordrecht 2 seculieren. Te Leiden staat de seculier Rombout van Medemblick, die door twee andere wereldsheren wordt bijgestaan; bovendien werkt er pater Van den Tempel S.J. en tenslotte is er ook een Minderbroeder werkzaam. Te Gouda werken nog drie oude priesters, wie onlangs de seculiere priester Petrus Purmerent ter zijde gesteld is. Delft wordt verzorgd door de seculieren Johan Stalpart van der Wiele en Suitbertus Purmerent en door de Jezuïet Ludovicus Makeblijde. Den Haag heeft nog een oude seculiere priester en verder de wereldsheer Engelbertus Kenniphoven en de Jezuïet Tack. Te Schiedam werkt de seculiere missionaris Govert van Vliet. In 1617 geeft Rovenius voor de stad Utrecht slechts 18 seculiere priesters op; hij zwijgt over de regulieren. Amersfoort bezit vijf seculiere missionarissen en een Dominicaan, Vianen een Jezuïet. Het Gooi wordt geregeld bewerkt door een seculier. Vaste staties schijnen er verder in heel de provincie Utrecht niet te zijn. In het Gelderse deel van het aartsbisdom is de missie nog geenszins geconsolideerd: Arnhem en Wageningen doen samen met een seculier; Huissen heeft twee seculieren. Emmerik en omgeving, geheel katholiek, worden goed verzorgd door een zevental seculiere pastoors; ook het kapittel is er nog geheel in wezen. Veel meer tekening is er al in de gestalte der missie te zien in het Hollandse deel van het aartsbisdom: Leiden heeft 4 seculieren, 1 Jezuïet en 1 Franciscaan, Delft 2 seculieren en 1 Jezuïet, Den Haag 3 seculieren en 1 Jezuïet, Gouda 3 seculieren, 1 Jezuïet en 1 Franciscaan, Rotterdam 1 seculier en 1 Jezuïet, Schiedam 1 seculier, Dordrecht 2 seculieren en nog een oude priester. Duidelijke vooruitgang staaft het verslag van 1622: er zijn in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrechtse verscheiden vaste staties bijgekomen, al is het stadium der ambulante missie nog volstrekt niet ten einde. De stad Utrecht herbergt omstreeks 40 priesters, van wie er twintig deelnemen aan de missie, ook in de omliggende dorpen; verder staan er een Jezuïet en een Dominicaan. Weesp heeft een seculier, die blijkbaar het gehele Gooi bedient. IJselstein, Polsbroek, Benschop en Kapelle hebben samen één seculiere missionaris. Te Montfoort werkt één seculier. Vianen wordt verzorgd door een seculier en een Jezuïet, Gorinchem door één seculier, Leerdam door één seculier, Amersfoort door vier seculiere missionarissen en twee oude priesters. Te Arnhem staan twee Jezuïeten; bovendien werkt een seculiere priester afwisselend in Arnhem, Wageningen en Rhenen. Te Huissen werken twee seculieren. Te Emmerik is alles in de oude staat. Bovendien is er een college van Jezuïeten gevestigd (dit college was al in 1592 gesticht, maar behoorde niet tot de Vlaamse provincie van de societeit, doch tot de Rijnse). Te Nieuwkoop werkt een seculiere priester. Leiden wordt verzorgd door vijf seculieren, van wie er twee speciaal de omgeving verzorgen; bovendien werken in de stad twee Jezuïeten, twee Franciscanen en één Dominicaan. Delft heeft drie seculieren en twee Jezuïeten, Schiedam één seculier en één Dominicaan, Gouda drie seculieren, één Jezuïet en twee oude regulieren, Den Haag drie seculieren en één Jezuïet, Rotterdam twee seculieren en één Jezuïet, Dordrecht twee seculieren. Toenemende groei demonstreert het verslag van 1629 van de nuntius Fabio a Lagonissa. In de stad Utrecht werken dan een 24-tal seculieren, drie Jezuïeten, twee Dominicanen en één Augustijn. In de dorpen in de buurt werken nog zeven seculieren. Te Leiden staan vier seculieren, twee Jezuïeten en drie Franciscanen; in de naburige dorpen werken bovendien vijf priesters. Delft wordt bediend door drie seculieren en twee Jezuïeten. Te Den Haag staan drie seculiere priesters en twee Jezuïeten; bovendien hebben de gezanten van Frankrijk en van Venetië elk een kapelaan. Te Rotterdam heet het, dat er, behalve drie seculieren en één Jezuïet, nog één Capucijn en twee Augustijnen werken. (De Augustijnen zijn wel een vergissing.) Dordrecht wordt verzorgd door drie seculieren, Kuilenburg door één seculier en één Jezuïet, Weesp door drie seculieren, Gorkum door twee seculie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren en één Franciscaan, Vianen door één Capucijn en één seculier, Oudewater door één Jezuïet, Montfoort door twee seculieren, Schoonhoven door één seculier, Woerden door één seculier; bovendien werken in de buurt van Woerden nog drie seculieren. Amersfoort heeft vier seculieren en één Jezuïet. In de venen benoorden Utrecht werken drie seculieren. Emmerik telt zeker een 20-tal seculiere priesters. Huissen heeft drie seculieren, Arnhem één seculier en één Jezuïet. Emmerik meegeteld, beschikt het aartsbisdom dus, volgens deze opgaaf, over ongeveer 120 priesters. Dit betekent, indien de getallen vertrouwen verdienen, een aanmerkelijke vooruitgang op 1622, toen er, Emmerik niet meegeteld, in het hele aartsbisdom ongeveer 70 werkten. Meer tekening, vooral wat de staties te lande aangaat, is er in 1638 weer gekomen, wat het verslag, dat in dit jaar namens Rovenius door de la Torre c.s. te Rome overhandigd werd, duidelijk uitwijst. In de stad Utrecht woont de apostolische vicaris; ook zijn provicaris voor Utrecht, J. Wachtelaer, heeft er zijn residentie. Bovendien werken er 25 seculieren, drie Jezuïeten, twee Dominicanen en twee Augustijnen in de stadszielzorg; verder wonen in de stad nog twee seculiere priesters, die de omliggende dorpen bedienen. Vervolgens werken in Amersfoort drie seculieren, één Jezuïet en één Capucijn, in het Gooi twee seculieren. Montfoort en IJsselstein hebben elk één seculier. Te Weesp staat één seculier, die ook Muiden en Naarden bedient. Te Amerongen staat één Jezuïet, die tevens Rhenen bedient. Ook in het Gelders-Kleefse deel van het aartsbisdom is duidelijk vooruitgang te constateren. Arnhem wordt bediend door één seculier en één Jezuïet, Tiel door twee Domicanen, terwijl ook twee Jezuïeten in de omgeving werken. Vianen heeft één Jezuïet en één Capucijn, Kuilenburg twee seculieren en één Jezuïet. Te Putten staat één Benedictijn. Van Kleefsland, d.i. de oude proostdij Emmerik, wordt meegedeeld, dat het katholicisme er in vrijheid kan bloeien. Emmerik wordt door twee seculiere pastoors met kapelaans bediend; het heeft een klooster van Kruisheren, een fraterhuis, een Jezuïetencollege en een vrouwenklooster met een seculiere rector. Verder werken op de dorpen nog pastoors. Huissen wordt bediend door twee seculieren en heeft een vrouwenklooster met een eigen seculiere rector. Zevenaar heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een seculiere priester; verder staan in de dorpen van de Lijmers nog priesters. In het Hollandse deel van het aartsbisdom is de missie het verst gevorderd op de weg van de stabilisatie. Dit blijkt vooral uit het feit, dat inmiddels verscheiden staties op het land gevestigd zijn. Niet langer zijn het dus bijna alleen de steden, waar de missionarissen zich veilig genoeg kunnen achten. Deze ontwikkeling verkeert echter nog in een vroeg stadium, want bijna elk van de betrokken plattelandspriesters blijkt een reeks dorpen te bedienen. Het is de vraag, of wij reeds in het algemeen van vaste staties te lande mogen spreken. Ook in de steden is de toestand gunstiger geworden: Leiden heeft drie seculieren, twee Jezuïeten, twee Franciscanen en twee Dominicanen. Het getal van 3000 katholieken, dat voor de stad wordt opgegeven, is ongetwijfeld veel te klein geweest: Leiden was toen een van de meest bloeiende steden van de Noordelijke Nederlanden en nam zeer snel in bevolking toe; tussen 1622 en 1670 steeg het bevolkingsgetal van ongeveer 45 000 tot omstreeks 70 000, waarmee een toeneming van het aantal katholieke missionarissen gedurende de betrokken tijd voldoende verklaard is. Den Haag wordt bediend door vier seculieren en twee Jezuïeten; bovendien hebben de Franse en de Venetiaanse gezant eigen kapellen, waar ook de Haagse burgers worden toegelaten. Delft heeft vijf of zes seculieren en twee Jezuïeten; er is een communiteit van vrome maagden, die wel honderd leden telt. Schiedam wordt verzorgd door één seculier en één Dominicaan. Te Rotterdam werken drie seculieren, één Jezuïet en één Dominicaan. In Dordrecht staan drie seculieren en één Dominicaan. Gorinchem wordt bediend door twee seculieren en één Minderbroeder, Schoonhoven door één seculier, Gouda door drie seculieren, één Jezuïet en één Minderbroeder, Oudewater door twee Jezuïeten, Woerden (blijkbaar tijdelijk) door een Benedictijn uit de abdij van Paderborn (vermoedelijk een der paters van de kelnarij van Putten). Reeds deze opgaaf toont duidelijk de vooruitgang van de missie. Sterker spreekt dit nog uit de gegevens voor het platteland. In het noordelijkste deel daarvan langs de Oude Rijn, grenzend aan het bisdom Haarlem (zodat de bemoeiing der missionarissen zich blijkbaar niet veel aan de diocesane grens laat gelegen liggen), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wonen veel katholieken en er zijn dan ook op verscheiden plaatsen missionarissen gestationneerd. Het is niet duidelijk te zien, of er in het algemeen van vaste staties te spreken valt, maar kerkhuizen moeten toch hier en daar reeds bestaan hebben. Immers wordt medegedeeld, dat Rovenius in de voorafgaande jaren in dit gebied op verschillende plaatsen aan duizenden gelovigen het heilig vormsel heeft toegediend. Eenmaal is dit in 1637 met Rovenius' toestemming in de buurt van Ter Aar gedaan door een wijbisschop van de bisschop van Osnabrück. Leiderdorp-Hazerswoude c.a. worden bediend door een seculier, die te Leiden woont. Twee seculiere missionarissen werken in de buurt van Roelofarendsveen, Hoogmade, Leimuiden c.a., twee andere seculieren in de buurt van Nieuwveen en Ter Aar. Zevenhoven en omgeving worden door één seculier bediend, Mijdrecht-Vinkeveen (in de provincie Utrecht) door één seculier. Te Mije en Zegveld staat tijdelijk een Benedictijn uit Paderborn. In Aarlanderveen en Alphen werkt één seculier. De buurt tussen Leiden en Den Haag wordt verzorgd door twee seculieren, die vooral Stompwijk, Wilsveen en Zoeterwoude bedienen, en door één seculier te Voorschoten. In het Westland werken tenminste drie seculieren: de te Den Haag gevestigde Jacobus de la Torre zorgt voor Eikenduinen, Loosduinen en Scheveningen, een ander priester, gevestigd te Rijswijk, bedient 's-Gravenzande, Monster, Poeldijk en Wateringen, een derde zorgt van Den Haag uit voor Naaldwijk. Een te Rotterdam gestationneerde seculier bedient de dorpen Delfshaven, Overschie, Schoonderlo, Hillegersberg, Kapelle en Kralingen. In Berkel woont een seculier, die ook Pijnacker, Bleiswijk, Zevenhuizen, Zegwaard en Nootdorp bedient. In Raamburg woont een seculier, die ook voor Waddinxveen en Boskoop zorgt. Tragisch blijkt de bijna volkomen verlatenheid van de Zuidhollandse eilanden; hier is alleen sprake van zielzorg te Roon, waar een Jezuïet ten huize van de heer van het dorp woont en de omgeving bedient. Duidelijk ziet men de structuur van de missie op het platteland van Zuid-Holland in wording. Het gehele aartsbisdom wordt in 1638 - de proostdij Emmerik, ook Huissen en de Lijmers niet meegerekend - door ruim 120 priesters bediend, waaronder 10 Jezuïeten, 6 Dominicanen, vier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Franciscanen en twee Benedictijnen (blijkbaar maar tijdelijk waarnemend); er zijn dus ongeveer honderd seculieren. Ook hier staan de regulieren bijna uitsluitend in de steden; het platteland wordt zo goed als alleen door seculieren verzorgd. Als men in aanmerking neemt, dat de gehele Hollandse Zending blijkens ditzelfde verslag omstreeks 480 priesters (waaronder 150 regulieren) rijk was en het bisdom Haarlem ongeveer 110 priesters telde, ziet men opnieuw bevestigd, wat al vaker geconstateerd werd: hoe de provincies Holland en Utrecht in de zielzorg bevoorrecht zijn boven de andere provincies. Het is een gevolg van de expansie der missie uit de genoemde centra: Haarlem, Delft en (later) Utrecht.
De grote Relatio van de la Torre (1656) is rijk aan allerlei historische gegevens over het aartsbisdom en put zich uit in het verhalen van legenden over tal van steden en dorpen. Moeizaam uit deze heterogene verzameling van anecdoten bijeengezocht, vormen de volgende zakelijke gegevens een overzicht van de toestand in het genoemde jaar. Het Utrechtse deel van het aartsbisdom wordt namens de apostolische vicaris geadministreerd door de te Utrecht gevestigde provicaris Johan van Neercassel, die twee seculieren, Joannes Putcamer en Abraham van Brienen, tot assessoren heeft. Verder wonen in de stad Utrecht nog omstreeks dertig seculiere missionarissen voor de zielzorg in de stad en een viertal voor die in de voorsteden, benevens twee Jezuïeten, twee Dominicanen, twee Augustijnen, één Franciscaan en één Carmeliet. Amersfoort wordt bediend door drie seculieren en één Jezuïet. Voor de missie te lande hebben tal van adellijke families grote verdiensten; het is een voor heel het verslag en voor de sociale visie van de schrijver zeer typerende trek, dat overal deze betekenis van de adel voor de handhaving van het katholieke geloof breed wordt uitgemeten. Als zeer verdienstelijk worden voor de provincie Utrecht genoemd de families Renesse de Baer, de Waal van Vronestein, van Zuylen van Nyevelt, Egmond-Nijenburg, van Amelisweerd, van Loenersloot, van Amstel van Mynden, van Utenham, van Groenestein e.a. Op het huis Groenestein bij Langbroek woont een Jezuïet, die de omgeving verzorgt. Verder staat er een Jezuïet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te Wijk-bij-Duurstede; een andere Jezuïet te Nijkerk (Gelderl.) verzorgt een groot deel van de westelijke Veluwe. Te Putten werkt een Benedictijn. Verder zijn er seculiere staties, elk door één priester bediend, te Schalkwijk (zeer begunstigd door de heren Ram van Schalkwijk), Galekop, Vechten-Bunnik-Zeist, Zuilen-Maarssen-Breukelen, Loenen, Jutfaas, Vleuten, Stoutenburg-Leusden-Hoevelaken, Hoogland, Montfoort, IJsselstein-Benschop, Kamerik, Ankeveen, Mijdrecht-Wilnis, Vinkeveen en Kromme Mijdrecht-den Hoef. In het Gelderse deel van het aartsbisdom vinden wij staties te Kuilenburg (twee seculieren en twee Jezuïeten), Arnhem (één sec. en één Jez.) en te Tiel (één Dom.); verder zorgt een Jezuïet voor de dorpen van Maas en Waal. Dit gebied behoort blijkbaar ook onder de administratie van Johan van Neercassel. Apart staat wat later zal heten het aartspriesterschap Kleef en Berg, de oude proostdij Emmerik. Dit gebied, waar het katholicisme staatsgodsdienst is, wordt namens de apostolische vicaris geadministreerd door Ludolphus Brunesius als provicaris; deze is tevens de rector van het te Emmerik gevestigde Regularissenklooster van St. Agnes. In de stad Emmerik zijn twee parochiekerken: Sint Adelgundis en Sint Maarten. De laatste heeft een kapittel van 13 kanunniken. De eerste kerk wordt bediend door een pastoor en vier vicarissen, de tweede door een pastoor en een kapelaan. Verder zijn er nog een fraterhuis, een Kruisherenklooster en een Jezuïetenklooster met college. In een zestal dorpen in de buurt werken zes pastoors; die van Griethuizen is een fraterheer, de andere zijn seculieren. Tot dit gebied behoren nog: Huissen met twee seculiere priesters en bovendien een seculiere rector van het daar gevestigde tertiarissenklooster, Elten met een seculiere pastoor en een adellijke vrouwenabdij, Duiven, dat door een Kruisheer bediend wordt, en de volgende seculiere parochies: Hulhuizen, Zevenaar, Oud-Zevenaar, Weel, Groessen, 't Loo, Reinharen en Lenghel (de laatste twee kan ik niet identificeren). Ten slotte rest het zeer belangrijke Hollandse deel van het aartsbisdom, dat grotendeels geadministreerd wordt door de te Delft gevestigde provicaris Johan Schade. Vianen heeft twee staties: één van Jezuïeten en één van Franciscanen; te Gouda werken drie seculieren, één Jezuïet en één Franciscaan, te Leiden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vier seculieren, twee Jezuïeten, twee Dominicanen, twee Franciscanen en één Carmeliet (voor de vele Frans-sprekende immigranten), te Naarden één Franciscaan en één Jezuïet, te Dordrecht drie seculieren en tijdelijk één Jezuïet (kapelaan bij de Spaanse delegatie voor de ‘chambre mi-partie’)Ga naar eindnoot13., te Rotterdam vier seculieren voor die stad en één seculier voor de omliggende dorpen, twee Jezuïeten en één Dominicaan, te Gorinchem één seculier, één Jezuïet, één Franciscaan, te Oudewater één seculier en één Jezuïet, te Delft, behalve de provicaris Schade, nog een achttal seculieren, waarvan er één de dorpen in de buurt bezoekt en een ander vooral naar Schiedam, Vlaardingen en omgeving uitloopt; bovendien werken er twee Jezuïeten. Vervolgens werken in het Gooi: te Weesp, Muiden en Laren elk één seculier, bij de Oude Rijn: te Nieuwkoop, Noorden-Blokland, Aarlanderveen, Hazerswoude, Hoogmade, Roelofarendsveen en Zevenhoven elk één seculier en te Langeraar twee seculieren. Te Woerden staat een Franciscaan. In de buurt van Rotterdam is telkens één seculier gevestigd te Kralingen, Bergschenhoek, Ketel, Berkel en Pijnacker. Schipluiden bij Delft wordt bediend door een Jezuïet, Rijswijk-Wateringen door één seculier, Naaldwijk door twee seculieren (een van dezen is de om zijn bevordering van de Westlandse druivencultuur beroemd gebleven Franciscus Verburch)Ga naar eindnoot14., Nootdorp door één seculier. Schoonhoven heeft één seculier, Raamburg twee seculieren, Bodegraven één Jezuïet, Haastrecht één Jezuïet. Schiedam wordt verzorgd door één Dominicaan, Den Haag door vijf of zes seculieren, twee Jezuïeten en één Carmeliet; bovendien is er een Bogardus verbonden aan de Franse delegatie en heeft de Spaanse gezant de Gamarra drie priesters in zijn dienst: één Jezuïet, één Bernardijn en één seculier. Te Eikenduinen-Loosduinen werkt een seculier, evenzo te Wassenaar, Voorburg en Voorschoten. Leidschendam-Veur heeft één Jezuïet, Stompwijk één seculier. Ook staat er één Jezuïet te Ooltgensplaat en één te Roon; deze laatste woont in op het huis van de familie Grijp van ValkesteynGa naar eindnoot15.. Ten slotte bedient één Franciscaan Giessendam c.a., een andere Franciscaan Leerdam-Heukelum c.a. De gegevens samenvattend, kunnen wij vaststellen, dat in het hele aartsbisdom in 1656 ongeveer 210 priesters werkten en wel circa | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 in het Kleefse deel, 8 in het Gelderse, ongeveer 90 in het Hollandse en omstreeks 70 in het Utrechtse deel; alleen in de stad Utrecht, thans met recht de metropolis van de Hollandse Zending, staan er ongeveer 45. Van deze 210 priesters zijn ongeveer 30 Jezuïeten, 12 Franciscanen, 4 Dominicanen, 3 Carmelieten, 1 Benedictijn, 1 Bernardijn, 1 Bogardus, 1 Kruisheer en 1 fraterheer.
In 1701 eindelijk legt Petrus Codde in zijn relatio het eindstadium van ruim 120 jaar missie in het aaıtsbisdom vast. Allereerst doet zijn verslag blijken, dat de bestuurlijke organisatie van de missie nu haar duurzame gestalte heeft gevonden. Het is niet langer de indeling in de oude bisdommen, waarmee in de dagelijkse administratie rekening wordt gehouden, maar blijkens de indeling van het verslag zelf is het de jongere, langzaam tot stand gekomen verdeling in aartspriesterschappen, die in de practijk overheerst. Daarbij wordt echter in het algemeen rekening gehouden met de diocesane grenzen. Bij de oprichting van het vicariaat van Utrecht in 1635 blijken er in het aartsbisdom vijf aartspriesters te zijn: een van Den Haag, een van Delft, een van Zuid-Holland, een van Rijnland, een van Gouda. Het is echter een enigszins vreemd verschijnsel, dat noch de verslagen van Rovenius noch die van de la Torre en die van Neercassel - die trouwens weinig statistische waarde hebhen - van deze indeling uitgaan, zodat niet uit te maken valt, welke grenzen de aartspriesterschappen hebben. Eerst Codde doet dat: het blijkt, dat de gehele Zending dan in zeventien aartspriesterschappen verdeeld is. De bisdommen Middelburg, Groningen en Leeuwarden vormen elk één onverdeeld aartspriesterschap. Deventer is verdeeld in drie van zulke districten: Deventer, Twente en Lingen. Haarlem omvat de reeds genoemde vijf aartspriesterschappen. Utrecht eindelijk bestaat uit de volgende zes: Utrecht, Rijnland, Delfland, Schieland, Arnhem en Kleef-en-Berg (dit omvat ook een stuk van Deventer). Het is volgens deze zes districten, dat Codde's verslag ons het eerste practische overzicht van de missie-organisatie in het aarsbisdom geeftGa naar eindnoot16.. I. Aartspriesterschap Utrecht (aartspriester Jacob Cats, lid van het vicariaat en pastoor te Utrecht). De stad Utrecht heeft binnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de muren elf staties: 1. S. Gertrudis (Driehoek, sec.), 2. Maria Tenhemelopneming (Achter Klarenburg, sec.), 3. S. Nicolaas (Achter de wallen, sec.), 4. S. Maria (Op de Kamp, sec.), 5. S. Jacobus (Drakenburgsteeg, sec.), 6. S. Servaas (Onder de Linden, sec.), 7. S. Catharina (Nieuwegracht, Jez.), 8. S. Martinus (Herenstr., Jez.), 9. S. Augustinus (Jeruzalemsteeg, Aug.), 10. O.L.V. Rozenkrans (Dorstigehartsteeg, Dom.), 11. S. Dominicus (Walsteeg, Dom.). Daarbij komen dan nog drie door seculieren bediende staties buiten de muren: 12. S. Jacobus (Buiten de Weerd), 13. S. Martinus (Abstede), 14. Buiten de Wittevrouwenpoort. Amersfoort heeft drie staties: 1. S. Georgius (Op 't Zand, sec.), 2. H.H. Willibrord en Bonifatius (sec.), 3. S. Franc. Xaverius (Op 't Zand, Jez.). Kuilenburg telt twee staties: 1. S. Barbara (Varkensmarkt, sec.), 2. S. Barbara (Papenhoek, Jez.). In Gorinchem waren drie staties: 1. sec. (Abrahams schoot), 2. Jezuïeten, 3. Franciscanen. Vianen heeft twee staties: 1. S. Maria (sec.), 2. Jezuïeten. Verder is er een seculiere statie te IJsselstein, Montfoort, Weesp, Muiden, Jutfaas, Oudenrijn, Schalkwijk, Coten, Bunnik, Hilversum, Laren, Blaricum, Eemnes, Soest, Hoogland, Maarssen, Vleuten, Teckop, Slootdijk, Mijdrecht, Vinkeveen, Ankeveen, De Hoef en te Varik. De Jezuïeten hebben staties te Wijk-bij-Duurstede, Naarden en Nijkerk (Gelderland), de Franciscanen te Woerden, de Dominicanen te Tiel, de Benedictijnen te Barneveld, de Augustijnen te Starkenburg, de Norbertijnen te Renoy en te Beesd. Het hele aartspriesterschap Utrecht telt dus 57 staties, waarvan 38 door seculieren bediend worden, 9 door Jezuïeten, 3 door Dominicanen, 2 door Franciscanen, 2 door Norbertijnen, 2 door Augustijnen en 1 door Benedictijnen. Het aantal priesters bedraagt 64, waarvan 45 seculieren. II. Aartspriesterschap Rijnland (aartspriester Hugo Gael, lid van het vicariaat en pastoor te Roelofarendsveen). De enige stad van dit district is Leiden; zij heeft acht staties, nl.: 1. Appelmarkt (S. Willibrord, sec.), 2. Sint-Jorissteeg (S. Bonifatius, sec.), 3. Hooigracht (Fredericus en Odulphus, sec.), 4. Pieterskerkgracht (Jez.), 5. Bakkerssteeg (S. Dominicus, Dom), 6. Kuiperssteeg (O.L.V. Onbevlekt Ontvangen, Franciscanen), 7. Utrechtseveer (Vlaamse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Carmelieten), 8. Haarlemmerstr. (O.L.V. Hemelvaart, Franse Carmelieten). In de volgende dorpen zijn staties van wereldsheren: Wassenaar, Voorburg, Voorschoten, Zoetermeer, Stompwijk, Koudekerk, Hoogmade, Zoeterwoude, Hazerswoude, Langeraar, Aarlanderveen, Nieuwkoop, Noorden, Rijnzaterwoude, Zevenhoven, Oud-Ade en Roelofarendsveen. De Jezuïeten hebben bovendien een statie te Leidschendam. Er zijn dus 26 staties, waarvan 20 door seculieren bediend worden, 2 door Jezuïeten, 2 door Carmelieten, 1 door Dominicanen en 1 door Franciscanen. Het aantal dienstdoende priesters bedraagt: 24 seculieren, 3 Jezuïeten, 2 Dominicanen, 2 Franciscanen en 2 Carmelieten, in totaal dus 33. III. Aartspriesterschap Delfland (aartspriester J.C. van Erckel, lid van het vicariaat en pastoor te Delft). De stad Delft heeft drie staties: 1. Begijnhof (S. Ursula, sec.), 2. S. Hippolytus (sec.), 3. Achter het Marktveld (Jez.). Den Haag bezit vier staties: 1. Oude Molstraat (S. Jacobus, sec.), 2. Juffrouw-Idastraat (S. Augustinus, sec.), 3. Nobelstraat (Jezuïeten), 4. Assendelftstraat (S. Willibrord, Franse Carmelieten). Verder hebben de seculieren staties te Brielle, Poeldijk, Nootdorp, Berkel, Ketel, Rijswijk, Wateringen, Maasland, Pijnacker, Delfshaven en Eikenduinen; de Jezuïeten hebben er een te Schipluiden en de Norbertijnen bedienen de statie Vlaardingen. Er zijn dus 20 staties: 15 van seculieren, 3 van Jezuïeten, 1 van Franse Carmelieten en 1 van Norbertijnen. Zij worden door 28 priesters bediend: 20 seculieren, 5 Jezuïeten, 2 Carmelieten en 1 Norbertijn. IV. Aartspriesterschap Schieland (aartspriester Petrus van Cuyck, lid van het vicariaat en pastoor te Rotterdam). De stad Rotterdam heeft vier staties: 1. Oppert (S. Laurens, sec.), 2. Slikvaart (Paradijs, S.S. Petrus en Paulus, sec.), 3. Leeuwenstraat (S. Rosalia, Jez.), 4. Steiger (S. Dominicus, Dom.). Schiedam heeft twee staties: 1. Dam (Huis ter Poorten, S. Jan en S. Lidwina, sec.), 2. Dam (S. Jan, Dom.). Te Gouda zijn vijf staties: 1. Op de Gouwe (S. Jan, sec.), 4. Keizerstraat (Jezuïeten), 5. Op de Gouwe bij de Vismarkt (S. Jozef, Franciscanen). Dordrecht heeft twee seculiere staties: 1. Voorstraat (Maria maior), 2. Hooge Nieuwstraat (Maria | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minor). Te Oudewater zijn twee staties: 1. Markt (S. Michael, sec.), 2. Heiligleven (Jez.). De Jezuïeten hebben verder staties te Haastrecht en Bodegraven, de seculieren te Schoonhoven, Bergschenhoek, Kralingen, Roon, Moordrecht, Waddinxveen, Raamburg, Polsbroek en Kabauw. Er zijn dus 26 staties, 18 van seculieren, 5 van Jezuïeten, 2 van Dominicanen, 1 van Franciscanen. Zij worden bediend door 34 missionarissen: 24 seculieren, 7 Jezuïeten, 2 Dominicanen en 1 Franciscaan. V. Aartspriesterschap Arnhem (aartspriester Henricus van Deventer, pastoor te Arnhem). Dit aartspriesterschap omvat een deel van het aartsbisdom en een deel van het bisdom Deventer. Tot het aartsbisdom behoren de staties te Arnhem, Elst, Aerdt, Gronsvorst-Heteren en Putten. (Dit laatste behoort eigenlijk tot Deventer, maar wordt allang tot Utrecht gerekend.) Arnhem telt twee staties, een van seculieren en een van Jezuïeten; Putten wordt door een Benedictijn bediend, de andere staties door een seculier. In totaal zijn er dus zes staties, vier van seculieren, één van Jezuïeten en één van Benedictijnen. Zij worden door 7 priesters bediend (5 sec., 1 Jez. en 1 Benedictijn). VI. Aartspriesterschap Emmerik (aartspriester Paulus Roscam, rector van het Regularissenklooster te Emmerik). Dit aartspriesterschap verdeelt het verslag in twee delen: het Kleefse deel en het Bergse deel. Het Kleefse deel (politiek een deel van het hertogdom Kleef, later van Brandenburg) maakte deel uit van het aartsbisdom Utrecht; het Bergse deel (politiek een deel van de Nederlanden) was bij het bisdom Deventer ondergebracht. Juist dit verschil van politiek lot was in 1559 vermoedelijk oorzaak van de splitsing der vanouds tot Utrecht behorende proostdij Emmerik. In dit verband hebben wij alleen met het Kleefse deel te maken. Van de stad Emmerik deelt ook Codde mee, dat er twee kerken zijn, waarvan er een een oud kapittel heeft, een klooster van Kruisheren met een twaalftal priesters, een fraterhuis met vijf priesters, een Jezuïetencollege met een twaalftal priesters en het genoemde vrouwenklooster met ongeveer vijftig zusters en de reeds genoemde seculiere rector. Het aantal seculiere en reguliere priesters te Emmerik wordt niet nauwkeurig opgegeven. Te Hoog-Elten ligt een adellijke vrouwenabdij; te Laag-Elten is een klooster | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Franciscanen. In Huissen is een katholieke parochiekerk, bediend door drie seculieren, alsmede een klooster van zusters tertiarissen (thans ongeveer veertig) met een seculiere rector. Te Griethuizen is een parochiekerk met een seculiere pastoor; ook hier is een zustersklooster (omstreeks dertig leden). Verder zijn er nog parochies, alle door seculieren bediend, te Kellen, Weel, Zevenaar, Duiven, Groessen, Hulhuizen en 't Loo. Er zijn dus 11 parochies, alle door seculieren bediend; het aantal seculiere priesters wordt niet nauwkeuriger opgegeven dan als meer dan twintig. Het gehele aartsbisdom is dus in 1701 een getal van 146 staties rijk, waarvan er 106 door seculieren verzorgd worden, 20 door Jezuïeten, 6 door Dominicanen, 4 door Franciscanen, 2 door Augustijnen, 3 door Norbertijnen, 3 door Carmelieten, 2 door Benedictijnen. Het aantal priesters is niet geheel nauwkeurig op te geven, maar bedraagt zeker 186 (waarvan 118 seculieren), indien wij de priesters-leden van de communiteiten der Emmerikse kloosters niet meetellen. In het oog houdend, dat de gehele Hollandse Zending toen 383 staties telde, zien wij duidelijk in, dat het bisdom Haarlem en het aartsbisdom (die samen 118 plus 146, d.i. 264 staties omvatten), door de eigenaardige expansie van de missie blijvend bevoorrecht waren, al verlieze men daarbij niet uit het oog, dat de provincies Holland en Utrecht veel dichter bevolkt waren dan de overige. De slotsom van de wederopluiking in het aartsbisdom kan niet in een enkel overzicht vervat worden. De kaart biedt daarvoor te duidelijke verschillen. In de eerste plaats kunnen wij aandacht schenken aan het vasteland van Zuid-Holland. De kaart der confessies laat dan een verdeling in de volgende stukken toe: 1. Het westen tot aan de rivier de Rotte. 2. De noordelijke strook aan weerszijden van de Oude Rijn. 3. Het resterende gedeelte. Het eerste gedeelte geeft een vrij gaaf beeld van geslaagde missie. Delft-Den Haag zijn het centrum van een kring gemeenten, waarin het katholicisme òf de godsdienst van de meerderheid òf die van een sterke minderheid is gebleven. De getallen van de volkstelling van 1839 wijzen dit uit. Deze kring wordt gevormd door de gemeenten Schipluiden (in 1839 met 60,53% katholieken), Wateringen (79,02%), Stompwijk (75,31%), Veur (72,60%), Zoeter- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woude (66,09%) en daarachter, wat verflauwend, naarmate men verder verwijderd raakt van Sasbouts en pater Duysts uitgangspunt, de halve cirkel der gemeenten Ketel-Spaland (57,94%), Pijnacker (43,61%), Berkel-Rodenrijs (48,47%), Zoetermeer (55,20%) en Nootdorp (53,53%). Westelijk sluiten zich daarbij logisch aan Monster (52,46%) en Naaldwijk (38,37%). De gemeenten Delft en Den Haag zelf vallen uit de toon met respectievelijk 38,05 en 29,82%, maar het daartussen liggende landelijke Rijswijk past zich met 50,86% aan de algemene kleur aan. Van de steden is dit verklaarbaar aan de hand van de algemene opmerkingen, die daarover gemaakt zijn, waarbij ten opzichte van Den Haag de sterke bevolkingsaanwas in de zeventiende en de achttiende eeuw nog in het oog gehouden moet worden. De invloed van het centrum blijkt uitgewerkt bij de nadering van de Nieuwe Maas, waar de gemeenten 's-Gravenzande (8,36), De Lier (5,69), Rozenburg (1,94), Maassluis (12,28) en Vlaardingen (14,27) de ontstentenis van missie duidelijk demonsteren als op den duur zelfs dáár moordend, waar de bevolking tientallen jaren lang afwerend bleef staan tegenover het protestantisme, zoals te Maassluis, dat eerst in 1598 zijn eerste predikant toelietGa naar eindnoot17.. Daarentegen tonen Maasland (22,68) en Vlaardingerambacht (39,69) de invloed van het naburige katholieke missiegebied nog duidelijk. De stad Schiedam geeft met een percentage van 40,94 aan katholieken in 1839 een enigszins misleidend beeld: hier heeft tegen het eind van de achttiende eeuw veel immigratie van zogenaamde bovenlanders (Westfalingen en andere Westduitsers) plaatsgehad, die tot zekere ‘verroomsing’ van de bevolking leiddeGa naar eindnoot18.. Ook Rotterdam is daardoor enigszins beïnvloed, maar zeker niet in die mate; hier is het percentage van 28,17 meer betrouwbaar als resultaat van de zeventiende-eeuwse missie. Overschie sluit zich met 24,75% verklaarbaar aan bij de kleur van Rotterdam, maar Hillegersberg toont de gevolgen van de verlatenheid met 12,31%; Schiebroek met 17,30% geeft recht tot een overeenkomstige conclusie. Daarentegen laat Bergschenhoek in zijn 39,61% duidelijk de invloed zien van de daar omstreeks 1650 gevestigde statie. In het algemeen is de missie in dit Westland - ruim genomen - geslaagd te noemen voor het platteland en ten dele ook voor de steden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De noordelijke strook langs de Oude Rijn biedt een overeenkomstig beeld, gevolg van vroeg begonnen missie, gedeeltelijk van Leiden uit georganiseerd, gedeeltelijk geconcentreerd om enkele adellijke huizen. Daarbij heeft ook de belending van de Haarlemse missie, intensief geconcentreerd te Haarlem en te Amsterdam, zeker gunstige invloed geoefend. Leiden zelf had in 1839 maar 26,50% katholieken, wat weinig zegt, daar deze stad in de achttiende eeuw zeer sterk in bevolking is afgenomen. De intensieve verzorging door niet minder dan acht staties zou in de achttiende eeuw steeds meer een bedenkelijke weelde worden, maar behoeft het in de dagen van Codde nog niet geweest te zijn. Leiderdorp en Koudekerk vormen met percentages van respectievelijk 30,05 en 20,34 een relatief ongunstige uitzondering op de kleur van de omgeving. Wassenaar komt met 80,58 zeer gunstig uit; ook Voorschoten met 56,63 staat er gunstig voor. Naar het oosten vinden wij Hazerswoude (39,80), Alphen (26,95), Nieuwkoop (51,75) en Zevenhoven (56,28) als in het algemeen flinke concentraties van katholieken, wat duidelijk verband houdt met het vroeg ontstaan van staties. Tenslotte stelt Benthuizen ons met 2,45% min of meer voor een raadsel, gezien de omgeving. Zegwaard sluit zich met 42,19% logisch aan bij de omringende sterk-katholieke gemeenten Zoeterwoude, Zoetermeer en Berkel-Rodenrijs. Het resterende deel van dit gebied, in het westen begrensd door de Lek, geeft een ander beeld. Het is in het algemeen straf geprotestantiseerd bij ontstentenis van tijdige missie. Alleen de Jezuïetenmissie van Haastrecht en Oudewater heeft duidelijke en verheugende sporen achtergelaten, die deze gemeenten met respectievelijk 48,95% en 49,80% tot oasen maken, donkere plekken in het wit van de kaart. Ook Gouda (30,95) vormt een vrij gunstige uitzondering, wat duidelijk het gevolg is van de steeds gecontinueerde zielzorg. Haastrecht bewijst het historisch belang van ambachtsheerlijke invloed. Het vormt een katholiekgetinte enclave in geprotestantiseerd land en dankt zijn vroege Jezuïetenstatie aan het geslacht van Bronkhorst, dat de heerlijkheid bezat. De Jezuïetenmissie van Haastrecht-Oudewater, die aan de Utrechtse grens de intensieve vroege seculiere missie van het Utrechtse platteland ontmoette, deed een complex van sterke katholieke contingenten behouden blijven, soms meerderheden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meest sterke minderheden, in Haastrecht (48,95), Hekendorp (39,14), Oudewater (49,80), Papekop (58,61) en over de Utrechtse grens: Hoenkop (69,45), Willeskop (73,32) en Snelrewaard (59,59). In mindere mate valt dit verschijnsel op te merken rondom de Jezuïetenstatie Bodegraven en de Franciscanenstatie Woerden. Tussen Bodegraven in het westen (33,59) en Woerden in het oosten (34,56) vinden wij in 1839 Barwoutswaarder (27,34) en Rietveld (22,61). Ook van het intensief gemissionneerde Gouda is de invloed op de omgeving merkbaar: Reewijk (32,46), Zwammerdam (32,40), Boskoop (21,04), Waddinxveen (28,59), Moordrecht (18,49) en Moerkapelle (16,02). Daarmee is de invloedssfeer van de verschillende missieconcentraties in dit oostelijke deel van Zuid-Holland boven Maas en Hollandse IJsel wel uitgeput. Wat overblijft, zijn de gemeenten ten oosten van de Rotte, een in de zestiende en de zeventiende eeuw schaars-bewoond veenplassen gebied, dat voor het grootste deel eerst in de negentiende eeuw in land herschapen is.Ga naar eindnoot19.. Het is door de zeventiende-eeuwse missie bijna niet bereikt, getuigen de getallen van 1839 voor de gemeenten Kapelle a.d. IJ. (4,67), Nieuwerkerk a.d. IJ. (13,04) en Zevenhuizen (8,91). Tenslotte is er nog een klein sterk-geprotestantiseerd complex tussen de invloedssfeer van de missies Haastrecht-Oudewater en Bodes graven-Woerden in: Lange Ruige Weide (6,51) en Waarder (6,94). Van Zuid-Holland rest ons nu nog de beschouwing van de Krimpenerwaard, de Alblasserwaard en de eilanden. Dit gehele complex is, zoals wij in het voorafgaande reeds kort uiteenzetten, bij ontstentenis van missie zo goed als geheel aan de protestantisering ten offer gevallen. In de Krimpenerwaard is het alleen de gemeente Haastrecht met 48,95%, die een zeer sprekende uitzondering vormt, waarbij zich het aangrenzende Vlist zeer verklaarbaar aansluit niet 38,77% katholieken in 1839. Ook Schoonhoven, dat ten minste sedert 1629 een seculiere missionaris heeft gehad, heeft nog een noemenswaard percentage katholieken (19,85). De gemeente Gouderak tegenover Gouda toont enige invloed van de missie in de stad in zijn percentage van 9,74. Alle andere gemeenten van de Krimpenerwaard zijn radicaal geprotestantiseerd: Krimpen aan de IJsel (3,38), Krimpen aan de Lek (0,40), Ouderkerk aan de IJsel (0,37), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lekkerkerk (0,22), Berkenwoude (4,05), Stolwijk (2,79), Bergambacht (0,71) en Ammerstol (1.59). Het kaartbeeld van de Alblasserwaard is nog triester. Van de 39 gemeenten, daar gelegen, waren er in 1839 een tiental, die geen enkele katholieke inwoner telden: Nieuw-Lekkerland, Bleskensgraaf, Wijngaarden, Groot-Ammers, Ottoland, Peursum, Hoornaar, Noordeloos, Langerak en Nieuwland. Achttien gemeenten hadden een percentage kleiner dan 1, n.l. Oud-Alblas, Papendrecht, Streefkerk, Sliedrecht, Nieuwpoort, Brandwijk, Molenaarsgraaf, Giessendam, Hardinxveld, Giessen-Nieuwkerk, Goudriaan, Meerkerk, Hoog-Blokland, Ameide, Leerbroek, Kedichem, Heukelum en Schoonrewoerd wat bij deze meestal kleine gemeenten vaak neerkomt op een enkel katholiek gezin. Weinig meer betekende het katholieke contingent in de gemeenten Alblasserdam (1,22), Hei- en Boeikop (1,49), Leerdam (1,50) en Asperen (1,69). Nog steeds onbeduidend zijn de contingenten van Leksmond (2,33), Schelluinen (2,94) en Arkel (5,66). De laatste gemeente toont in het enigermate toonbare percentage wel de invloed van het aangrenzende Gorinchem (24,99), dat in zijn percentage de invloed van de zeventiende-eeuwse missiestaties weergeeft, en het aaneensluitende complex van Vianen (28,43), Hagestein (65,40) en Everdingen (31,52); hier is ambachtsheerlijke invloed in het spel benevens die van de intensieve missie in de naaste omgeving: oostelijk het land van Kuilenburg, noordelijk (boven de Lek) Schalkwijk c.a.. Het laatste stuk van Zuid-Holland, dat te bespreken overblijft, vormen de Zuidhollandse eilanden. Hier is de totaalindruk van de kaart: een bijna egaal geslaagde protestantisering. Vroegtijdig ingevoerd, heeft het protestantisme ook hier veel taai verzet van de bevolking ondervonden, maar bijna nergens de positieve tegenstand van katholieke missie. Zowel de verwijdering van de oude clerus als de wering van een nieuwe kon door de afzonderlijke ligging van elk eiland hier bijna absoluut zijn. Geen wonder dan ook, dat van missie hier niet veel terecht kon komen, ook niet, doordat steden, gelijk wij gezien hebben, overal het uitgangspunt van de missie, waar de priesters een betrekkelijk veilig pied-à-terre vonden, hier zo goed als geheel ontbraken. Brielle en Dordrecht waren de enige; op IJselmonde, in de Hoekse Waard, op West- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorne (Flakkee) en Goeree vindt men geen enkele stad. Verblijf en werkzaamheid op deze eilanden moeten, behalve dan door de moeilijke bereikbaarheid van het land, de zeer verspreide bewoning en het ruwe klimaat, waarover dikwijls geklaagd wordt, ook door de grotere gevaren voor de persoonlijke veiligheid wel zeer weinig aanlokkelijk geweest zijn. De traag tot het calvinisme gekomen bevolking heeft zich bij het duurzaam uitblijven van katholieke missie in haar isolement overgegeven aan de waan, dat het katholicisme van de aarde verdwenen was, en zich op de lange duur met het calvinisme bijna vereenzelvigd. Zo kreeg de eilandenbevolking reeds in de verslagen van Rovenius de naam van hardnekkig antipaaps en gomarist te zijn. In heel dit gebied zijn in de zeventiende eeuw slechts de volgende missiestaties ontstaan: 1. Dordrecht, dat gelijk wij zagen, sedert het begin van de eeuw eerst één, later twee seculiere staties bezat. 2. Roon, een Jezuïetenstichting, daterend van omstreeks 1620, begunstigd door de bewoners van de kastelen van Roon en Valkestein. Op Valkestein woonden heel de zeventiende eeuw leden van het geslacht Gryp, op het huis te Roon aanvankelijk de Duivelands, na 1683 de Bentincks. Beide eerstgenoemde geslachten bleven tot aan het eind van de zeventiende eeuw katholiek, maar tonen in hun materiële decadentie, hoezeer de katholiek-blijvende adel, verstoken van elk middel om door lucratieve ambten te delen in de stijgende welvaart van de zeventiende eeuw, tegen het eind van die eeuw verarmdeGa naar eindnoot20.. Aanvankelijk hebben de Rotterdamse Jezuïeten blijkbaar af en toe op de huizen Roon en Valkestein voor de familie en de pachters de Mis gedaan, tot zij omstreeks 1620 zich konden vestigen op het huis van de heer van Roon. Sinds 1617 was er op het huis van Roon een huiskapel, door Rovenius met bijzondere voorrechten verrijktGa naar eindnoot21.. De heren van Roon, uit wier geslacht enige zoons tot de Sociëteit toetraden, waren omstreeks het midden van de zeventiende eeuw krachtige en gulle beschermers van de Jezuïeten; geregeld herbergden zij verscheiden paters tegelijk in hun huis, niet alleen de dienstdoende huiskapelaan, maar vaak ook ziekelijke of van elders verbannen leden van de Sociëteit. Hun stoffelijke achteruitgang maakte daaraan een eind. De nieuwe heer, Willem Bentinck, de latere hertog van Portland, de vriend van Willem III, weigerde in 1683 de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jezuïeten de verdere bediening in de heerlijkheid; de statie werd toen met zijn goedvinden door seculieren gecontinueerd. 3. Oude-Tonge, ook een Jezuïetenstichting. Deze ontstond in 1640 door de krachtige steun van de ambachtsheren van de heerlijkheid Grijsoord, leden van de familie de Nobelaer, uit wier kring ook enige zoons tot de Sociëteit toetraden. Tot 1605 werd deze statie door Jezuïeten bediend, daarna door seculierenGa naar eindnoot22.. 4. Brielle, omstreeks 1660 door een seculier priester gesticht. Het is zeer instructief op de confessiekaart de invloed van dit viertal staties op de zo grondig geprotestantiseerde eilanden na te gaan. Daartoe is een blik op de kaart van 1839 voldoende. De jongere kaarten, b.v. die van 1930, schieten tot dit doel enigszins tekort ten aanzien van de statie Roon. Dit is een gevolg van de uitgroei van Rotterdam, dat sinds de laatste decennia van de negentiende eeuw steeds dieper doordrong op het eiland IJselmonde en de betekenis van Roon onherkenbaar heeft gemaakt. Voordat Rotterdam zich over de Nieuwe Maas had uitgebreid en voordat de vroegere gemeente Poortugaal de grote psychiatrische inrichting ‘Maasoord’ herbergde, waarvan de bevolking uiteraard de structuur van die van Rotterdam weergeeft, was Roon als een bescheiden katholieke enclave op het eiland IJselmonde zuiver te herkennen. In 1839 waren op dit eiland de volgende gemeenten: IJselmonde (met 4,61% katholieken), Ridderkerk (0,63), Hendrik-Ido-Ambacht (0,87), Zwijndrecht (2,98), Heerjansdam (0,17), Barendrecht (0,78), Roon (22,47), Poortugaal (8,03), Hoogvliet (3,08), Pernis (0,79), Charlois (0,48) en Katendrecht (0,51). Zwijndrecht kan enige zeer bescheiden invloed van de missie van Dordrecht ondervonden hebben, wat het percentage van bijna 3 verklaart. Alle andere gemeenten hebben een percentage beneden 1, behalve de aan elkaar grenzende gemeenten Roon, Poortugaal, Hoogvliet en IJselmonde. Roon spant als het centrum natuurlijk de kroon; Poortugaal is kennelijk door de Gryps van Valkestein nog vrij gunstig beïnvloed; op Hoogvliet en IJselmonde is de invloed al zeer verflauwd, maar toch nog enigermate merkbaar. De resultaten van de twee staties in de stad Dordrecht vallen tegen. Waarschijnlijk is deze stad van de eerste vrije statenvergadering en van de Dordtse synode straffer geprotestantiseerd dan vele andere. Ook schijnt het oude regentenpatriciaat hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minder dan elders, b.v. in Rotterdam, Delft, Den Haag en Amsterdam, trouw gebleven te zijn aan het katholicisme. De wering van priesters moet hier aanvankelijk zeer streng geweest zijn en de eerste seculiere statie werd er in ieder geval decennia lang gestadig opgejaagd. Zo kan het bescheiden percentage van 1839 (13,37) waarschijnlijk verklaard worden. Dat de invloed op het eiland van Dordrecht zo gering is gebleven (Dubbeldam 2,01), is niet onverklaarbaar. Sedert de Sint-Elisabethsvloed van 1421 stak Dordrecht als een vesting op uit de barre zeeGa naar eindnoot23.. Pas in 1589 werd het eerste stuk van het huidige eiland ingepolderd. Het verdere proces nam heel de zeventiende en achttiende eeuw in beslag en is trouwens nu nog niet afgelopen. De bevolking van deze polders is dus door nieuwe vestiging ontstaan, waarbij het uitgeven van land aan de belijdenis van de hervormde godsdienst gebonden zal zijn geweest. Brielle maakte met zijn 14,79% katholieken in 1839 dezelfde teleurstellende indruk als Dordrecht. Toch is hier vooral een andere factor in het spel: de missie is er veel te laat begonnen. Toen in 1660 eindelijk door Neercassel een statie te Brielle werd gesticht, had de protestatisering bijna 90 jaar vrij spel gehad: het was te laat om een groot deel van de gedecatholiseerde bevolking voor het katholicisme te herwinnen. Zo vertoont het eiland Voorne en Putten in 1839 dan ook het beeld van een zeer geslaagde protestantisering, waarop slechts enkele gemeenten een zeer bescheiden uitzondering maken. Allereerst moeten wij om de zeventiendeeeuwse toestand te reconstrueren ons het eiland gescheiden denken in twee door de Bornisse gescheiden eilanden, n.l. Oost-Voorne en dat deel van Putten, dat vermoedelijk meest Geervliet werd genoemd. Dit werd gevormd door de huidige gemeenten Geervliet, Spijkenisse en Hekelingen, waarbij, als bij heel de Zuidhollandse en Zeeuwse delta-archipel, nooit uit het oog moet worden verloren, dat er gestadig vormverandering, meest door inpoldering, plaatshad. Het aldus omschreven eiland was in 1839 geheel gedecatholiseerd: Geervliet was voor 0,34% katholiek, Spijkenisse voor 1,42 en Hekelingen voor 1,72%, wat neerkomt op 20 katholieken op de bijna 2000 bewoners, dus 1%. De rest, Oost-Voorne, staat er iets gunstiger voor. Hier zijn de gemeenten Brielle (14,79%), Oostvoorne (7,58), Nieuwenhoorn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(4,19), Nieuw-Hellevoet (6,13) en Hellevoetsluis (13,61) ten minste een complex van bescheiden, maar niet geheel onbelangrijke katholieke minderheden. Ook de aangrenzende gemeenten Rockanje (2,31) en Heenvliet (2,74) kunnen, indien men zeer ruim denkt, tot deze concentratie worden gerekend; Oudenhoorn met 1,72% wel nauwelijks meer. De overblijvende gemeenten: Vierpolders (0,71), Zwartewaal (0,44), Abbenbroek (0,48) en Zuidland (0,59) zijn blijkbaar geheel aan elke invloed van de statie Brielle ontkomen; zij zijn alle vier randgemeenten, die door de inpoldering van de Bornisse en andere omliggende wateren ontstaan of vergroot zijn. De arbeid van de zo tragisch laat gekomen missionarissen op dit eiland, dat in de kritieke jaren vlak vóór de protestantisering zulk een dieptepunt van verwording in het clericale leven had getoond en dat het toneel was geweest, waarop zich de moord op de martelaren van Gorkum had afgespeeld, is niet geheel zonder toonbare vrucht geweest, al moet het werk zeer ontmoedigend geweest zijn. In de eerste tijd moeten de missionarissen er vrijwel gebrek geleden hebben. De kerkelijke geschiedenis van Brielle c.a. moet nog geschreven worden. Nog ongepubliceerde brieven van Neercassel leren, welk een zorgenkind deze doodarme statie voor de apostolische vicaris was. Zij werd na enige jaren zelfs weer prijsgegeven, maar toen door Jezuïeten gecontinueerd, wat Neercassel liever niet zag en wat hem deed besluiten er opnieuw een seculier heen te zenden. Enigszins zonderling en wat misleidend is het vrij hoge percentage van Hellevoetsluis. Dit is niet uit invloed van Brielle te verklaren. Hellevoetsluis is juist in de jaren 1795-1839 en wel het meest in de latere jaren van deze periode (door de opening door het kanaal door Voorne in 1829) zeer snel in bevolking toegenomen (met 135% tussen 1795 en 1839). De vestiging van een marine-etablissement en van de loodsdienst heeft daartoe vooral veel bijgedragen. De katholieke bevolking is hoogstwaarschijnlijk speciaal door deze immigratie gegroeid. Het plaatsje kreeg eerst in 1835 een katholieke statie. Het heeft een nogal wisselvallig lot getroffen: de scheepvaart door het kanaal door Voorne heeft zich niet lang gehandhaafd; marinedienst en loodsdienst zijn in de 20ste eeuw vertrokken, waardoor Hellevoetsluis een vrijwel dode stad is geworden. De katholieke parochie is er thans opgeheven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Hoekse Waard komt voor een behandeling van het katholieke herstelproces niet in aanmerking. Het eiland is tot in de negentiende eeuw door de katholieke missie verlaten gebleven. De zeer weinige katholieken, die er, waarschijnlijk door enkele occasionele vestigingen in de loop van de 18de eeuw woonden, moesten door Roon verzorgd worden, totdat er zich in 1834 een priester kwam vestigenGa naar eindnoot24.. Er was op heel het eiland in 1839 geen enkele gemeente, die de 2% katholieken haalde; de hoogste percentages gaven te zien Oud-Beierland (1,83), Nieuw-Beierland (1,36), Numansdorp (1,19), Maasdam (1,17), Klaaswaal (1,15), Puttershoek (1,13) en Strijen (1,01). Alle andere bleven beneden de 1%. De gehele bevolking van het eiland bestond in 1839 uit ruim 22.000 zielen, waarvan er omstreeks 180 katholiek waren, d.i. dus ongeveer 0,82%. Sterk spreekt de invloed van een katholieke statie op het eiland Goeree en Overflakkee. Dit bestond tot 1780 uit twee eilanden: Goeree en West-Voorne (Flakkee). Goeree is, afgezien van de landwinning, ongeveer identiek met de huidige gemeenten Ouddorp, Goedereede en Stellendam. In 1839 woonden in Goedereede heel geen katholieken; in Ouddorp was van 2410 inwoners 0,41% katholiek, wat neerkomt op 10 personen, misschien een enkel gezin. Stellendam met 648 zielen was voor 2,47% katholiek en had 16 katholieke inwoners. West-Voorne of Flakkee kan in twee ongeveer gelijke delen verdeeld worden: een grondig geprotestantiseerde westelijke helft en een voor een belangrijk deel katholiek gebleven oostelijke helft. Toch zijn de percentages katholieken in de westelijke helft groter dan die op Goeree en in de Hoekse Waard, wat bewijst, dat de uitstraling van een katholieke statie op zulke eilanden toch altijd nog betekenis had. Dit kan blijken uit het volgende overzicht: 1. Westelijke helft: Melissant (15,6%), Dirksland (2,66), Sommelsdijk (4,26), Middelharnis (2,38), Stad aan 't Haringvliet (4,65), Nieuwe Tonge (4,56), Herkingen (0,17). 2. Oostelijke helft: Oude-Tonge (24,65), Den Bommel (27,27) en Ooltgensplaat (20,75). Ik moet bekennen, het - vergeleken bij de aangrenzende gemeenten - hoge percentage voor Melissant niet te kunnen verklaren; het komt mij te vreemder voor in het licht van de verhoudingen van de latere volkstellingen (in 1899 en 1930 resp. 2,48 en 3,77% katholieken). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de oostelijke helft aangaat, valt op te merken, dat hier overal ambachtsheerlijke invloed in het spel was. Oude- en Nieuwe-Tonge vormden samen de heerlijkhei Grijsoord, die tussen 1500 en 1700 behoord heeft aan de leden van de familie der eerste indijkers Suys-de Nobelaer. In de kritieke tijd (tussen 1560 en 1630) waren hier achtereenvolgens ambachtsheren een Pieter Suys, een Charles Roeland Suys en een Ernst Ferdinand baron van Suys. Op hem volgden de Nobelaers, die de missie zeer krachtig en meer positief steunden. Vóór die tijd moet de ambachtsheerlijke invloed zich hoofdzakelijk tot het negatieve beperkt hebben, d.i. in afwerende houding jegens protestantiseringspogingen en misschien ook jegens afvallige pachters. De Nobelaers traden positiever op; zij stichtten een fundatie voor het onderhoud van kerk en priester, waarbij zij - gelijk vele landedelen plachten te doen - uitdrukkelijk vaststelden, dat deze tot de Sociëteit moest behoren. Toch kwam de stichting der statie (1640) te laat om de meerderheid der bevolking tijdig te behouden. Dat Oude-Tonge in 1839 voor meer dan een derde deel katholiek was, is meer verklaarbaar dan dat het eveneens tot de heerlijkheid Grijsoord behorende Nieuwe-Tonge blijkbaar zo heel weinig van de katholieke statie geprofiteerd heeft. Misschien is hier latere landwinning bij betrokken. Dat Den Bommel en Ooltgensplaat zich in kleur bij Oude-Tonge aansluiten, is niet alleen te verklaren uit de invloed van de Jezuïetenstatie, maar ook uit rechtstreekse ambachtsheerlijke invloed. Deze gemeenten vormden samen de heerlijkheid Adolfsland. In de kritieke tijd was deze in het bezit van de katholieke van Croys en vervolgens van de de la Torre's. Dezelfde Philippus de la Torre, die wij nog zullen ontmoeten als heer van Ovezande op Zuid-Beveland kort na 1600, bezat ook de heerlijkheid Adolfsland. Minder dan in Ovezande zijn hier sporen van zijn invloed en van die van zijn opvolgers te constateren, maar toch nog voldoende om de betekenis der ambachtsheren voor de houding van de bevolking te belichtenGa naar eindnoot25..
Thans wacht de provincie Utrecht op bespreking. Rovenius schatte het aantal katholieken in dit gewest in 1616 op een derde van de bevolking. Zeker bleef deze schatting een belangrijk stuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beneden de werkelijkheid. De hervormde synode wist omstreeks deze tijd aan de hand van onwraakbare gegevens beter te zeggen, hoe het er mee stond. De enquêtes van 1593 en 1606 hadden uitgewezen, hoe uiterst langzaam de protestantisering in deze provincie vorderde. Het nieuwe geloof stond de bevolking klaarblijkelijk zo tegen, dat de katholieke missie, al kwam zij pas in het begin van de zeventiende eeuw aan Utrecht toe en al moest het platteland het vervolgens nog lang hoofdzakelijk van ambulante missie hebben, het protestantiseringsproces deels nog kon onderscheppen. Zo weinig helderheid bood overigens zulk een ambulante missie, dat de organisator Rovenius er vooreerst nog geen overzicht van kon krijgen. Hij onderschatte het aandeel van de katholieken op de totale bevolking zeker belangrijk en het is niet onaardig te zien, dat de hervormde synode hem omtrent de ware staat van zaken nauwkeuriger had kunnen inlichten. Ofschoon het gissen naar de getalsverhouding gevaarlijk blijft, is het zeker niet gewaagd te zeggen, dat nog omstreeks het midden van de zeventiende eeuw het landvolk van Utrecht voor veel meer dan de helft katholiek gebleven was. In 1839 bleek het percentage katholieken in de hele provincie 39,93 te bedragen. Daarbij valt in het oog te houden, dat de bevolking van dit gewest tussen 1795 en 1839 zeer sterk is toegenomen, sterker dan die van het hele rijk. (Rijk c. 40%, Utrecht c. 50%.) Dit doet immigratie vermoeden. Deze immigratie moet trouwens reeds in de achttiende eeuw niet onbelangrijk geweest zijn, vooral in de Venen (het N.W. van de provincie) en langs de Vecht. Waarschijnlijk heeft deze immigratie het niet-katholieke deel versterkt. Dat van de autochtone bevolking de meerderheid katholiek gebleven moet zijn, kan de volgende toelichting van de kaart aannemelijk maken. Zeer katholiek is gebleven de driehoek tussen Kromme Rijn, Vaartse Rijn en Rijn, waarvan Schalkwijk, de heerlijkheid van de Rams, later van de Wijckerslooths, het hart is. Alle gemeenten zijn in 1839 in meerderheid katholiek: Schalkwijk voor 83,64% en verder Tul en 't Waal (69,42), Houten (67,33), Wijk-bij-Duurstede (56,07), Coten (78,84), Werkhoven (72,92), Odijk (76,80) en Bunnik (69,76). Over de Kromme Rijn heeft deze katholieke driehoek een uitloper in Rijsenburg, dat voor 59,92% katholiek is, vermoedelijk een gevolg van ambachtsheerlijke invloed. Ten zuiden van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rijn zet zich de katholieke concentratie op Gelders gebied voort in de gemeenten Kuilenburg en Beesd, in 1839 voor respectievelijk 54,95 en 47,84% katholiek. Wat Kuilenburg aangaat, is dit een gevolg van de eigenaardige positie, die deze gemeente in de Republiek innam. Het graafschap Kuilenburg was onder de landsheerlijke regering een allodium, dat in de kritieke tijd behoorde aan de van Pallandts, die er vroegtijdig de hervorming invoerden en er zelfs grondig lieten beeldstormen; sedert 1639 behoorde het aan de graven van Waldeck, die het katholicisme niet ongenegen waren. Noch de latere van Pallandts noch de Waldecks hebben het katholicisme vervolgd, zij het dan, dan dit evenals in de Republiek slechts in verdoken staties mocht worden uitgeoefend. Een bewijs van de grotere vrijheid, die de missie er genoot, valt te zien in de stichting van een kloppenschool voor meisjes van deftige Nederlandse familiesGa naar eindnoot26.. In heel deze katholieke driehoek van de provincie is de steun van de landadel een belangrijke bijdrage tot de handhaving van het katholicisme geweest. Dit geldt ook voor het gebied ten westen daarvan, tussen Vaartse Rijn, Oude Rijn, Hollandse grens en Lek. Ook hier is het beeld in het algemeen gunstig. Montfoort staat met 81,86% katholieken in 1839 bovenaan, wat verklaarbaar is uit de vroege stichting van een statie aldaar; daartoe heeft de invloed van de heren van Montfoort zeker bijgedragen. Enigszins zonderling is het, dat van deze statie betrekkelijk weinig invloed kan zijn uitgegaan op het aangrenzende Linschoten, dat in 1839 maar voor 37,89% katholiek was. Verder waren er spoedig staties te IJselstein (55,61), Jutfaas (52,93) en Oudenrijn (77,31), waarvan de percentages het resultaat doen blijken. Uitgezonderd Linschoten hebben alle omliggende gemeenten een soms aanzienlijke katholieke meerderheid behouden: Veldhuizen (75,09), Harmelen (59,99), Snelrewaard (59,59) en Willeskop (73,72). De verschillen zijn echter niet onbelangrijk en, voorzover mijn gegevens reiken, ook niet te verklaren. Langs de Lek vinden wij eerst het nog vrij katholiek gebleven Vreeswijk (41,28), maar verder naar het westen als een zonderlinge afwijking Jaarsveld (10,65), waarmee ook het aangrenzende Willigelangerak met 37,74% vreemd contrasteert. De ten noorden van Jaarsveld gelegen gemeenten Lopik en Benschop hadden in 1839 respectievelijk 44,89% en 37,94% katholieken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wat invloed van de naburige staties te Montfoort, IJselstein en Jutfaas doet onderstellen. Polsbroek, dat westelijker ligt, heeft maar 25,33%. Ofschoon deze zuidwesthoek van de provincie nog niet bevredigend toe te lichten is, kunnen wij in het over het algemeen vrij gunstige beeld toch stellig het welslagen van tijdige missionnering begroeten. De N.W.-hoek boven de Oude Rijn is, gelijk wij zagen, in de aanvang reeds vrij intensief door ambulante missie uit Amsterdam bereikt en werd dientengevolge zelfs op den duur tot het bisdom Haarlem gerekend. Ook in dit gehele district kan de uitkomst van de missie gunstig genoemd worden. De stad Utrecht zelf geeft in 1839 met 38,18% katholieken - voor een stad, die veel immigratie gekend moet hebben - een niet ongunstige uitkomst van een eeuw intensieve missie, al blijft er zekere discrepantie tussen het heel de zeventiende eeuw zeer grote getal priesters en staties en het toch tot een minderheid teruggelopen katholieke bevolkingsdeel aan te wijzen. Aan Utrecht grenst het in grote meerderheid katholieke Vleuten, dat vroeg een eigen statie kreeg (75,85%). Langs de Vecht naar het noorden gaande, vinden wij Zuilen (33,86), Maarssen (44,98), Maarsseveen (31,96), Breukelen-Nijenrode (38,75), Breukelen-Sint Pieters (71,57), Loenen (27,81), Loenersloot (45,75), Vreeland (29,15), Abcoude-Baambrugge (34,51) en Abcoude-Proostdij (64,31). Het is er nog zeer ver van, dat de merkwaardige verschillen door een eenvoudige verwijzing naar de staties te Maarsen en te Abcoude verklaard zouden zijn; in dezen is nog bijna alles te doen door locaal onderzoek. Bij de genoemde strook sluit zich dan het eigenlijke gebied der Venen aan: het tot Noord-Holland behorende Ouder-Amstel (50,35), Vinkeveen (68,35), Mijdrecht (45,36) en Wilnis (53,49), waar de historische betekenis uitkomt van de vroeg-begonnen missie, vooral te Mijdrecht en te Vinkeveen geconcentreerd. Langs de Oude Rijn liggen verder Zegveld (32,52), Kamerik (43,07), Laag-Nieuwkoop (met het onverklaarbaar hoge percentage van 69,55), Kokkengen (24,64) en tenslotte als de parel van het Utrechtse katholicisme Haarzuilens met 92,99% katholieken, wat echter, gezien het totale bevolkingsaantal der gemeente in 1839 (271) nog weinig betekent. In Haarzuilens is ambachtsheerlijke invloed te vermoeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat nu overblijft, geeft een zeer merkwaardig beeld, tot welks verklaring onderscheiden branches der geografie zullen moeten meewerken. Het volgende gelde slechts als een voorlopige, misschien zelfs voorbarige proeve. Het betrokken gebied is het oosten der provincie, westelijk begrensd door de Kromme Rijn en de Loosdrechtse Plassen. Het vormt, wat de gesteltenis van de bodem betreft, een scherp contrast met het westelijk deel. Dit was het lage land van klei en veen; het oosten is hoge zandgrond. Merkwaardig is het, hoe dit geologisch contrast overeenkomt met het religieuze. Terwijl het land van de klei in deze provincie, gelijk wij zagen, een overwegend katholieke bevolking behouden heeft, is het zandgebied sterk, soms bijna volstrekt geprotestantiseerd, behalve de duidelijke katholieke concentratie in de N.O.-hoek, waar wij de gemeenten Hoogland en Stoutenburg met respectievelijk 79,21% en 85,32% katholieken in 1839 aantreffen en, daarop aansluitend, Soest (65,77%), Amersfoort (44,70%) en Leusden (56,55%). Amersfoort heeft vrijwel doorlopend katholieke zielzorg genoten; de statie Hoogland dateert van later; het in Stoutenburg gelegen Achterveld heeft pas in 1719 zijn statie gekregen, bediend door een van de Puttense Benedictijnen. Zeer waarschijnlijk is het behoud van het geloof in dit gebied weer in de eerste plaats aan de adel te danken: de ambachtsheren van Emmeklaar voor Hoogland, die van Stoutenburg voor Achterveld. Het is nu verder zeer curieus te zien, dat tussen Kromme Rijn en deze katholieke N.O.-hoek (die vlakland is), een wig van sterk overheersend protestantisme de provincie indringt. Ze volgt het verloop van de zogenaamde Utrechts-Gooise heuvelrug, is in het zuiden zeer breed en omvat daar bijna heel de oosthoek der provincie, versmalt (onder het verlies van zijn aanvankelijk bijna absoluut-protestante kleur) naar het noorden toe en loopt dood tegen het Gooi; Nichtevecht met 13,57% katholieken in 1839 is er het eindpunt van. De strook heeft bovendien een noordoostelijke uitloper naar de Zuiderzeekust, n.l. de gemeenten Baarn (28,04%) en Bunschoten (1,33%) tussen de zeer katholieke gemeenten Eemnes (61,61%) en Hoogland door. Mij dunkt dit opvallende verschijnsel van parallellisme der geologische en religieuze verschillen (natuurlijk niet absoluut te zien), uit te drukken in de grove conclusie: de klei is katholiek, het zand is protestant, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het algemeen als volgt te verklaren: de heuvelachtige zand grond is pas later, in de 17de, de 18de en de 19de eeuw meer bevolkt geraakt. M.a.w.: op de klei zitten goeddeels autochtonen, op het zand veel immigranten. Is deze hypothese juist, dan wordt het succes van de katholieke missie, die immers tot eerste taak had het katholieke geloof bij hen, die het beleden, te behouden, in deze provincie nog des te sprekender. In het zuiden aanvangende, vinden wij hier als sterk uitgesproken protestant: Rhenen (1,28% kath. in 1839), Amerongen (4,28%), Venendaal (3,87%), Langbroek (26,68%), Leersum (2,00%), Renswoude (2,90%), Doorn (6,73%), Maarn (0,47%) en Woudenberg (2,36%). Langbroek, dat wel oostelijk van de Kromme Rijn, maar toch op de klei ligt, kan zijn opvallend afwijkend percentage te danken hebben aan de invloed van de zeer katholieke overkant, waarbij het goed aansluit. Naar het noorden verdergaande, zien wij de strook smaller worden en de percentages katholieken hoger: Driebergen (14,15%), Zeist (29,41%), De Bilt (20,58%), Maartensdijk (19,85%), Achttienhoven (24,54%), Westbroek (26,11%), Tienhoven (10,93%) en Loosdrecht (9,33%). Hoewel staatkundig tot Noord-Holland behorend, kunnen bij de bespreking van het aartsbisdom gevoeglijk ook het Gooi en de westelijk daarvan gelegen gemeenten tot aan de grens van het Haarlemse bisdom besproken worden. Ook hier doemen verscheiden, vooralsnog niet te beantwoorden, problemen op. Laren (98,23%) en Blaricum (95,98%) sluiten in kleur geheel aan bij het belendende Eemnes; hier is invloed van ambachtsheren te vermoeden. Hilversum en Bussum ten westen van dit katholieke complex passen zich er even natuurlijk bij aan met respectievelijk 66,23% en 91,76%. Hier hebben wij een gehele streek van zeer geslaagde missie. Aan de westkant van dit gebied treffen wij een in mindere mate, maar toch nog zeer behoorlijk katholiek-gekleurd complex aan in de gemeenten Ankeveen (69,28%), Nederhorstden Berg (42,28%) en Weesperkarspel (45,15%), waartussen zich Nichtevecht met slechts 13,57% katholieken onverklaarbaar ongunstig aftekent. Het complex zelf past logisch bij de kleur van de Haarlemse gemeenten in de buurt; zelfs is het trouwens oorspronkelijk van Amsterdam uit gemissionneerd. De gemeenten 's-Gravenland en Kortenhoef, die tussen de twee omschreven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
complexen liggen, tonen een minder gunstig beeld, maar hebben toch nog percentages van respectievelijk 24,44 en 26,13. Tenslotte is er nog de strook langs de Zuiderzee. Het vissersdorp Huizen is radicaal geprotestantiseerd, vermoedelijk door de overgang van de pastoor uit de kritieke tijd tot het protestantisme. De andere gemeenten zijn ongeveer voor twee derde geprotestantiseerd: Naarden (31,62%), Muiden (35,64%), Weesp (27,39%) en Diemen (35,84%)Ga naar eindnoot27..
Het Gelderse deel van het aartsbisdom Utrecht biedt minder problemen. Hier is weinig strijd geweest. Dientengevolge zijn hier de in Holland en Utrecht frequente tussentinten zeldzamer op de kaart; het is meest hollen of stilstaan: radicaal geprotestantiseerd of zo goed als onverdeeld katholiek gebleven. Een uitzondering vormt de zuidelijke Veluwezoom met Wageningen (20,22% katholieken in 1839), Renkum (23,18%), Arnhem (43,16%) en Rheden (dat maar voor een deel tot het aartsbisdom heeft behoord: 23,64%). Hier heerst de gewone tussentint, zowel door vrij vroege missie in Arnhem en Wageningen als door invloed van het naburige Kleefse gebied (aan de overkant: Huissen) genoegzaam verklaard. De westelijke Veluwezoom daarentegen toont ondanks de Jezuïetenstatie Nijkerk (echter pas in 1644 opgericht) en de in naam nooit onderbroken Benedictijnenbediening te Barneveld het beeld van geslaagde protestantisering: Nijkerk (13,29), Barneveld (10,88%), Ede (1,97%); de laatste twee gemeenten behoorden maar ten dele tot het aartsbisdom. Geheel anders staat het met het overige deel. Van de Betuwe (voorzover zij tot Gelderland behoort) zonderen wij uit: Kuilenburg (54,95; in dit percentage zit ook het niet onbeduidende aandeel der oud-katholieken, wat echter in onze opzet past, vgl. Egmond aan Zee en Aalsmeer), Beesd (47,84), Deil (31,89%), als reeds bij Utrecht besproken; dit complex vertoont de bedoelde tussentint. Ook Tiel toont als vrucht van de Dominicanenmissie een behoorlijk percentage katholieken (31,01) en dat van het aangrenzende Wadenooien is daarmee wel eveneens verklaard (13,39%). Verder is het alleen nog Varik, welks 27,13% een verklaring vragen, die ik echter niet weet te geven. Het belendende Ophemert sluit zich met 8,55% enigszins daarbij aan. De tegen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over Wijk-bij-Duurstede gelegen gemeenten Beuzichem (7,57%) en Maurik (6,14/%) hebben wellicht het behoud van een bescheiden percentage aan die nabuurschap te danken. Het percentage van Buren is misschien een zwak bewijs van de tolerantie der Oranjes (9,63). Overigens strekt zich van west naar oost een rij gemeenten uit, die bijna volstrekt geprotestantiseerd zijn: Vuren (2,20%), Herwijnen (0,27%), Haaften (2,22), Buurmalsen (4,39), Geldermalsen (0,51), Waardenburg (2,65%), Est-Opijnen (2.54%), Zoelen (4,46%), Lienden (2.82%). De nu naar het oosten volgende gemeenten Echteld (8,46%), Kesteren (4,96%), Dodewaard (8,79%) en Hemmen (7,04%) hebben blijkbaar enigermate de invloed ondervonden van de sterk katholieke kleur der oostwaarts volgende gemeenten. Hier is zeker ten dele de invloed van het Kleefse Huissen te zien, maar niet minder die van de ambachtsheren. Heteren (51,90%) was een heerlijkheid van de heren van Voorst op het Loo (Veluwe), ook daar krachtige beschermers van het katholicismeGa naar eindnoot28.. Valburg (52,28%) en Elst (68,67%) zullen ook tot deze heerlijkheid behoord hebben en zeker de invloed van de omgeving ondergaan hebben. Allard, heer van Bemmel, was een van die felle ‘geuzen’, die toch het protestantisme verafschuwden; zijn nazaten beschermden het katholicisme; Bemmel heeft dan ook 87,77% katholieken. Ook de heren van Gent (88.04%) bleven katholiek; een deel van het huidige Gent, n.l. het gehucht Hulhuizen, was trouwens tot 1816 Kleefs (Brandenburgs-Pruisisch) territoriumGa naar eindnoot29.. Het is hier dan de plaats een en ander te zeggen over de thans tot Gelderland behorende dorpen, die heel de levensduur van de oude Republiek en zelfs nog tot na de Franse tijd buiten de staatkundige macht van de Nederlandse overheid zijn gebleven en niettemin deel uitmaakten van de Hollandse Zending. Gelijk wij enige malen terloops moesten opmerken, gaat het in dezen om een deel van de oude proostdij Emmerik. Deze gehele proostdij is in de structuur der Hollandse Zending tenminste tot het eind van de achttiende eeuw ongeschonden terug te vinden in het aartspriesterschap Kleef en 's-Heerenberg, ook wel Kleef en Berg, of enkel Kleef (ofschoon de stad Kleef er niet toe behoort!) of Emmerik geheten. Als zodanig hebben wij het district reeds ontmoet in het verslag van Codde. De proostdij Emmerik was ook vóór 1559 een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderdeel van het oude bisdom Utrecht geweest en wel, als vrijwel alle proostdijen, een bijna exempt onderdeel, bestuurd door de proost-aartsdiaken van Sint-Martinus te Emmerik, die, als de andere aartsdiakens, zo goed als alle bevoegdheid van de bisschop geabsorbeerd had. Tot de proostdij Emmerik behoorden de volgende parochies: Sint Maarten te Emmerik, Sint Adelgundis te Emmerik, Zevenaar, Groessen, Duiven, 't Loo, Weel, Griethuizen, Brienen (aan de Rijn boven Emmerik; het bestaat niet meer; de kerk is door de Rijn weggespoeld)Ga naar eindnoot30., Kellen, Huissen, Malburgen (het gehucht aan de Rijn even boven Huissen, dat met dit dorp samen de heerlijkheid Huissen-Malbergen vormde), Hulhuizen (het genoemde gehucht bij Gent), Elten, 's-Heerenbérg, Beek, Zeddam, Etten, Gendringen, Netterden, Didam, Westervoort, Terborg. Bij de oprichting van de nieuwe bisdommen in 1561 werd de proostdij gesplitst in een Kleefs en een Bergs deel. Het Bergse deel kwam aan het bisdom Deventer. Aegidius de Monte bracht de parochies van dit deel, samen met Silvolde en Doetinchem, bijeen in het dekenaat Doetinchem: 's-Heerenberg, Beek, Zeddam, Etten, Gendringen, Netterden, Didam, Westervoort en Terborg. Het Kleefse deel bleef als aartsdiakonaat Emmerik voortbestaan en omvatte de parochies Emmerik (S. Maarten en S. Adelgundis), Zevenaar, Groessen, Duiven, 't Loo, Weel, Griethuizen, Brienen, Kellen, Huissen, Malburgen, Hulhuizen en EltenGa naar eindnoot31.. De politieke lotgevallen van de betrokken gebieden waren ongelijk. Het bij Deventer gevoegde Bergse stuk was politiek een deel van de Nederlanden, echter gevormd door enige vrije heerlijkheden, n.l. 1. de heerlijkheid Didam, 2. de bannerij van 's-Heerenberg, 3. de hoge heerlijkheid van Gendringen en Etten, 4. het ambt van Terborg, op den duur gezamenlijk in het bezit geraakt van de graven van 's-Heerenberg. In deze heerlijkheid werd dus bij de algemene oplegging van het protestantisme ook het katholicisme officieel uit de kerken en pastorieën verdreven en de uitoefening er van verboden, zelfs zoveel mogelijk bestraft. Hier leefde het katholicisme dus in de missiestaat voort, terwijl hervormde predikanten de kerken bedienden en de pastorieën bewoonden. Door de zeer grote invloed, vooral op de rechtspraak, door de heren van de heerlijkheid geoefend, bleef, afgezien van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de eerste decennia van de tachtigjarige oorlog, toen het graafschap Berg met zijn omgeving herhaaldelijk geplunderd werd, vervolging vrijwel uit. Aanvankelijk waren de met de Oranjes nauw verwante heren van den Berg om politieke redenen met de hervorming meegegaan; het volgende geslacht bleek echter in de leer katholiek gebleven. Doorlopend hebben deze heren het katholicisme beschermd. Het aan Utrecht verbleven Kleefse deel was een stuk van het hertogdom Kleef en deelde dus in het wisselvallige lot van heel dit hertogdomGa naar eindnoot32.. Johan III van Kleef en Mark was in 1511 getrouwd met Marie, erfdochter van Gulik, Berg en Ravensberg (hiertoe behoorde ook Ravenstein in Noord-Brabant). Over het daardoor ontstane gebiedencomplex regeerde sedert 1539 hun zoon Willem V (1539-1592), die jarenlang weifelde tussen katholicisme en protestantisme, maar tenslotte katholiek bleef. Hij stierf krankzinnig. Zijn enige zoon Johan Willem (1592-1609), eveneens katholiek, stierf, ook krankzinnig, in 1609; ondanks twee huwelijken was hij kinderloos gebleven. De voornaamste pretendenten op de erfenis waren de keurvorst van Brandenburg en de paltsgraaf van Neuburg; zij sloten reeds 10 Juli 1609 het verdrag van Dortmund, waarbij zij overeenkwamen het land samen te zullen besturen. Daar beide vorsten protestant waren, betekende dit de protestantisering van het gehele hertogdom. Daarom verzetten de keizer en de katholieke liga zich tegen de consequenties van het verdrag. De Unie der protestantse vorsten en de Republiek der Verenigde Nederlanden steunden daarentegen de keurvorst en de paltsgraaf. Zo ontstond de Gulik-Kleefse successieoorlog, die midden onder het twaalfjarig bestand de legers van de Republiek en die van Spanje (verbonden met de liga) tegen elkaar in het geweer bracht. Deze oorlog (1609-1614) eindigde met het verdrag van Xanten van 12 November 1614, waarbij voorlopig Kleef, Mark en Ravensberg aan Brandenburg, Gulik en Berg (d.i. niet 's-Heerenberg, maar het gebied, waarvan Dusseldorp het centrum is) aan Palts-Neuburg kwamen. Deze beslissing was een compromis, waarin de godsdienstkwestie het grootste aandeel had. De paltsgrafelijke familie was namelijk tijdens de oorlog tot het katholicisme teruggekeerd; zo betekende dus de verdeling, dat Kleef, Mark en Ravensberg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorlopig in protestante handen kwamen en Gulik en Berg in katholieke. Tot consequenties zou dit echter, zolang geen definitieve verdeling was geschied, niet mogen leiden: het status quo in zake de religie zou gehandhaafd worden, wat in heel het gebied neerkwam op handhaving van het katholicisme. De Republiek en Spanje zouden samen toezicht houden op de naleving van deze bepaling, waartoe zij beiden militaire bezettingen in enkele steden legden. Zelfs de Westfaalse vrede bracht in het voorlopige karakter van de in de practijk doorgevoerde regeling geen verandering. Eerst 9 September 1666 sloten de twee possederende vorsten het verdrag van Kleef, waarbij de voorlopige verdeling definitief werd met deze uitzondering, dat het tot Ravensberg behorende Ravenstein niet aan de keurvorst bleef, maar aan de paltsgraaf overging. In zake de godsdienst werden de bepalingen van de Westfaalse vrede van kracht verklaard. Dit betekende de overwinning van het katholicisme. Immers was bij de Westfaalse vrede het beginsel cuius regio eius religio toegepast naar de toestand van 1624. In 1624 nu had Brandenburg ingevolge het verdrag van Xanten de monopolistische positie van het katholicisme in het gebied, dat het beheerde, onaangetast moeten laten. Deze toestand werd nu definitief. Het katholicisme was er alleenheersend en bleef het. De parochies, vicarieën, kapittels en kloosters bleven wettig en feitelijk bestaan. De landsheer, d.i. de keurvorst van Brandenburg, later de koning van Pruisen, benoemde de pastoors, die institutie ontvingen van de aartsdiaken van Emmerik. Deze liet zijn functie uitoefenen door een officiaal. Als vicaris-generaal van het aartsbisdom Utrecht was Sasbout in de rechten van de aartsbisschop van Utrecht getreden; na hem hebben de apostolische vicarissen der Hollandse Zending over dit deel van het aartsbisdom Utrecht de macht van de ordinarius uitgeoefend. Het is de aandacht waard, dat zij ten aanzien van dit deel van hun ambtsgebied een andere, door het canoniek recht geregelde en in schijn dus gewichtiger, positie bekleedden dan ten opzichte van de rest. In de practijk was de verhouding echter anders. Terwijl de apostolische vicaris de Zending bestuurde als alleenheerser met pauselijke volmacht, was zijn bevoegdheid in de verkleinde - immers tot het Kleefs-Brandenburgse gebied beperkte - proostdij bijna | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nihil. Het was de officiaal van de aartsdiaken, die er regeerde, en de apostolische vicaris had er geen andere bevoegdheden dan die tot het toedienen der wijdingen en van het vormsel en tot het visiteren van de kloosters. Wat dit laatste aangaat, dient echter opgemerkt te worden, dat het hoogstift Elten, een adellijk vrouwenstift, exempt was. Neercassel, die dit bestreed, werd door de heilige stoel in het ongelijk gesteld. Deze apostolische vicaris stond op zeer goede voet met de keurvorst van Brandenburg (Frederik Willem, de ‘Grote Keurvorst’ 1640-1688), die hem in Huissen volle vrijheid verleende en zelfs, naar het heet, gaarne zou hebben gezien, dat hij er zich voorgoed had gevestigdGa naar eindnoot33.. Neercassel hield o.a. in 1668 een rondreis door het betrokken gebied; hij werd er met grote geestdrift ontvangen en vormde en preekte er soms meermalen per dag. Bij deze gelegenheid deed zich het conflict voor met de machtige abdis van Hoog-Elten. Dit werd de aanleiding, dat paus Clemens IX de 17de Februari 1669 de exemptie van het stift vernieuwde. De protesten van Neercassel bleven zonder gevolgenGa naar eindnoot34.: Clemens X bevestigde de positie der abdij opnieuw de 6de Februari 1675. Wel meer dan een lege vorm kan dan ook de aanstelling van een aartspriester voor dit district door de apostolische vicaris niet betekend hebben: de aartspriester was òf de officiaal van de aartsdiaken zelf òf werd door deze gemachtigd. Alleen de omstandigheid, dat de apostolische vicaris deze functionaris tevens placht te belasten met de zorg voor het Bergse deel der oude proostdij (zodat het aartspriesterschap Kleef en Berg identiek was met de gehele proostdij), maakte deze ambtsdrager meer afhankelijk van het centrale missiegezag. Een nader onderzoek van de ontwikkeling der betrekkingen tussen de Emmerikse aartsdiaken en de apostolische vicarissen (betrekkingen, die wel niet van de aanvang af van minnelijke aard geweest zullen zijn) moet in dezen nog verheldering brengen. Waarschijnlijk staan wij met het constateren van de administratieve eenheid, door de Emmerikse aartspriester ten opzichte van de hele oude proostdij gerepresenteerd, voor een overpleisterd conflict. Van missie is dus in dit deel van het aartsbisdom niet te spreken. Er heeft geen katholiek herstel plaatsgehad, want het katholicisme is er nooit verstoord. De kaart van de volkstelling van 1839 wijst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit ook uit, tenminste voor het deel, dat, sedert de ten uitvoerlegging van de slotacte van het Wener congres ten opzichte van deze streek (1 Juni 1816), tot het koninkrijk der Nederlanden behoort. Dit zijn de huidige gemeenten Duiven (97,81% katholieken in 1839), Zevenaar (89,70%), Weel (94,41%) en Huissen (92,47% ).Het oude Malburgen is een deel van Huissen; Hulhuizen behoort onder de gemeente Gent en is een buitendijks gehucht, dat sinds 1826 geen eigen pastoor meer heeft, maar waar de pastoor van Gent eens per jaar, op Zondag na heilige Sacramentsdag, komt profiteren van de historische processievrijheid, die niet voor Gent zelf van kracht isGa naar eindnoot35.. Voor het thans tot Duitsland horende deel van dit district, n.l. de parochies van Emmerik, Griethuizen en Kellen, staan mij geen zo exacte en zo ver teruggaande getallen ten dienste, maar uit het feit, dat de gehele Kreis Köln, waarvan de betrokken kerkdorpen deel uitmaken, in 1901 een percentage van 88,7% katholieken aanwees, valt te zien, dat ook hier het katholicisme altijd sterk overheersend is geblevenGa naar eindnoot36.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Middelburg.De kerkelijke hiërarchie is in dit bisdom naar alle waarschijnlijkheid reeds vroeg door de uitwijking van de voornaamste functionarissen in staat van ontbinding gekomen. Daarentegen moeten op onderscheiden plaatsen priesters gebleven zijn, die met ijver de katholieke eredienst en zielzorg voortzetten. Daarvan getuigen berichten, die de nuntius Frangipani in 1591 en de daaropvolgende jaren naar Rome zond. Het heet daarin, dat de priester, die de jubilé-aflaat in Zeeland was komen preken, door de arme katholieken met geestdrift ontvangen was ‘als een engel uit de hemel’ en dat enkele priesters er onvermoeid waren in prediking en toediening van de heilige sacramenten. Het laatste lijkt wat minder fantastisch dan het eerste. Directe en intensieve bemoeiïng van Sasbout Vosmeer met dit bisdom is door de feiten wel uitgesloten, al had hij door de overname der aan Johan van Strijen verleende volmachten van Januari 1584 af tenminste tot aan de pauselijke bevestiging van de Rodoans zonderlinge benoeming er wel zekere bevoegdheden toe. Dat hij, gelijk met wat pijnlijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overdrijving beweerd is, de gewoonte had ‘van Utrecht en Holland uit even stoutmoedige als ijverige priesters naar Zeeland te zenden’, om daar, zoals de geijkte termen het willen, ‘de verweesden bij te staan, te bewaren wat was overgebleven, op te wekken wat sluimerde, terug te winnen wat verloren scheenGa naar eindnoot37.’ is niet vrij van rhetoriek. Het is helaas zo, dat Sasbout Vosmeer niet veel te zenden had en dat het schromelijk priestergebrek deze provincie duur te staan gekomen is; men heeft er noodgedwongen de ingesluimerden zo lang in slaap gelaten, dat er geen opwekken meer aan was. Het is gevaarlijk al te veel feitelijke waarde toe te kennen aan het wat fantastische bericht van Van Heussen omtrent het aflossingssysteem van eerst drie maanden, later zes weken, waarmee deze priesters, van het ene eiland naar het andere overstekende, elkaar in de ambulante missie in Zeeland opvolgdenGa naar eindnoot38.. Al valt aan de ijver van een aantal grote mannen niet te twijfelen, hun bediening is zeker uiterst weinig frequent geweest. Aan zakelijke gegevens ontbreekt het ons al te veel. Lange tijd hebben de berichten over Zeeland hetzelfde vage, wat rhetorischstichtelijke, maar onzakelijke karakter, ons uit de Insinuatio van 1602 bekend; spoedig komt daar dan de wat onsmakelijke tendens bij om door het breed uitmeten van bepaalde verdiensten andere categorieën van zielzorgers de loef af te steken. Deze strekking is onmiskenbaar in de brief, waarin de Utrechtse kanunnik Wachtelaer 13 Februari 1613 aan Sasbout verslag gaf over het werk van ‘onze geestelijken, opdat zij zich zouden kunnen verdedigen tegen het ijdel gepoch van velen’; met deze ‘velen’ worden kennelijk de Jezuïeten bedoeld, wier werk in de Zending de laatste jaren van Sasbouts episcopaat sterk toenam en zijn ergernis wekte. Met betrekking tot Zeeland wordt in deze brief - ook al rijker aan algemene, vaak polemische uitweidingen dan aan feiten - het werk geroemd van de ‘wonderdoener’ Adrianus Conincx. Wat van andere seculieren vervolgens vermeld wordt, slaat kennelijk pas op de latere tijd, de vroege jaren van de 17de eeuw. In 1608 overleed b.v. op een missietocht door Zeeland de priester Martinus Scapius; na hem werkte er de ook elders gesignaleerde Walter Keyting; ook Godfried Roverius en Nicolaas van Loon arbeidden omstreeks 1607-1610 in ZeelandGa naar eindnoot39.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de eerste Jezuïeten-missionarissen vernemen wij, dat zij enige reizen door Zeeland volbrachten: Cornelis Duyst werkte in 1593 in Goes en Vlissingen, doorkruiste het gewest vervolgens in 1596, maar werd door de beruchte Zeeuwse koortsen, waarover ook de seculiere missionarissen herhaaldelijk klagen, geplaagd en zag zich gedwongen naar Holland terug te keren. In 1599 bezocht Joannes Bargius verschillende plaatsen. In 1604 vestigde Nicolaas Romaeus S.J. zich te Middelburg, op uitnodiging van een daar wonende katholieke koopman, Theodorus de Vrieze. Hij werkte tot 1609 op heel Walcheren, maar moest, ook al door ziekte, in dit jaar Zeeland verlaten. In 1615 kreeg hij eerst een opvolger in pater Petrus Schagen. Met hem vangt de geregelde missie op Walcheren aan, die tientallen jaren uiterst zwaar zou blijven tengevolge van hardnekkige vervolgingen te lande en in de stad. Wat op Walcheren voor het katholicisme behouden bleef, is echter zo goed als uitsluitend aan deze Jezuïetenmissie te danken. Hetzelfde geldt voor Zierikzee op Schouwen en Duiveland, dat zijn statie kreeg in 1619. Voor Goes en het eiland Zuid-Beveland was de seculiere missie van het grootste belang. Te Goes stonden sedert omstreeks 1610 een seculier en een Jezuïet, respectievelijk Joannes Trutius en Matthaeus Clinger S.J., maar de Jezuïetenbediening is er van korte duur geweest, die van de seculieren blijvend. Tot omstreeks 1665 was er meestal maar één seculiere priester voor stad en land van Goes werkzaam, gestationneerd in de stad; na 1665 waren er twee, van wie één uitsluitend het platteland verzorgde, al bleef hij ook te Goes wonenGa naar eindnoot40.. Het verslag van Rovenius van 1616 vermeldt een statie van Jezuïeten te Middelburg en een van seculieren te Goes, terwijl bovendien de aanwezigheid van een seculier te Zierikzee wordt meegedeeld. In 1622 bericht Rovenius, dat er een seculiere statie is te Goes en twee Jezuïetenstaties, respectievelijk te Middelburg en Zierikzee. De toon van dit verslag is somber; duidelijk doet de apostolische vicaris zijn onmacht uitkomen om in de verlatenheid van dit eilandengewest te voorzien, zodat het reddeloos aan de protestantisering wordt prijsgegeven. Alle volgende verslagen zullen deze indruk bevestigen. De zakelijke mededelingen aangaande het drietal staties keren onveranderd terug in de verslagen van 1635, 1638 en 1642; in 1645 zegt Rovenius, dat in Zeeland 7 of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 priesters werken. Jacobus de la Torre deelt in zijn uitvoerige relatio omtrent dit bisdom mee, dat er een Jezuïet te Middelburg staat, een seculier te Goes, een Jezuïet en sedert kort ook een Augustijn te Zierikzee. Kernachtig tekent Neercassel de situatie van de Zeeuwse missie in zijn verslag van 1662, als hij spreekt van het bisdom Middelburg, ‘in quo pauci catholici, haeretici pessimi et non nisi quatuor sacerdotes habitantes vel potius latitantes’; er zijn nog alleen dezelfde drie staties; te Goes staan nu echter twee geestelijken, een voor de stad en een voor het land. Deze apostolische vicaris was ook de eerste, die zelf Zeeland betrad; zelfs de la Torre, die zoveel nauwe relaties met Zuid-Beveland en Walcheren bezat, waar zijn familie, zowel van vaders- als van moederszijde, zeer gegoed was, had er geen kans toe gezien. Neercassel visiteerde en vormde te Middelburg, Goes en Zierikzee; de overgrote meerderheid van de gelovigen had nog nooit een bisschop gezien. Het verslag van Codde is volkomen natuurlijk over Zeeland heel sober. Het rekent ook Overflakkee tot het bisdom Middelburg en komt aldus tot vier staties: Middelburg, Goes, Zierikzee en Oude-Tonge. In Middelburg werken twee Jezuïeten, in Goes twee seculieren, in Zierikzee en in Oude-Tonge telkens één Jezuïet. Het gehele bisdom beschikt dus over zes priesters, wat wel een sprekend bewijs is voor het falen van de missie ten aanzien van de bevolking van dit eilandengebied. Te spreken van resultaten van de wederopduiking in Zeeland klinkt dan ook bijna als wrange ironie, gelijk een blik op de confessiekaart bevestigt. Deze uitkomst is te tragischer, als wij bedenken, dat ook in dit gewest de landelijke bevolking zeer lang afwerend heeft gestaan tegenover het protestantisme. Volgens auteurs als Te WaterGa naar eindnoot41. en Ypeij en Dermout waren er vóór 1580 buiten de steden zo goed als geen hervormden en was het aantal katholieken te lande nog omstreeks het midden van de zeventiende eeuw zeer groot. ‘Sedert is hetzelve zeer verminderd’, voegen de laatste twee er aan toeGa naar eindnoot42.; het verschijnsel kan bij de ontstentenis van missie geen wonder genoemd worden. Schouwen en Duiveland, door zijn statie Zierikzee - al is deze vrij laat gesticht, n.l. bijna vijftig jaar na de oplegging van het protestantismeGa naar eindnoot43. - bevoorrecht boven menig ander eiland, ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toonde in 1839 het volgende beeld (in niet-onbelangrijke mate gunstiger dan het huidige). De gemeenten Zierikzee, Noordgouwe, Kerkwerve en Nieuwerkerk vormen een aaneengesloten complex, waar de katholieken een noemenswaarde minderheid der bevolking vormen: Zierikzee 24,40%, Noordgouwe 16,59%, Kerkwerve 6,14% en Nieuwerkerk 2,98%. In alle andere gemeenten van het eiland is het percentage katholieken verdwijnend klein of nihil. In Burg, Elkerzee, Duivendijke, Zonnemaire en Oosterland woont niet één katholiek. In Haamstede, Renesse, Noord-Welle, Serooskerke, Dreischor en Ouwerkerk bedraagt het percentage nog niet 1. De andere zijn Ellemeet (1,11%), Brouwershaven (1,10%) en Bruinisse (1,05%). De eilanden St.-Philipsland en Noord-Beveland, waar steden en daarmee betrekkelijk veilige pied-à-terres voor missionarissen geheel ontbraken, zijn volkomen voor het katholicisme verloren gegaan. In 1839 woonde op St.-Philipsland, dat van het midden der zestiende eeuw tot 1645 onbewoonbaar was geweest en dus daarna nieuw bevolkt werd, geen enkele katholiek; voor Noord-Beveland waren de percentages: Wissekerke 0,26, Kolijnsplaat 0,12, Kortgene 0 en Kats 0. Van de ruim 5200 bewoners van Noord-Beveland waren precies 8 katholiek. Toch was het eiland nog tot 1599 vrijwel absoluut katholiek gebleven; het kreeg toen pas zijn eerste predikant, die met de grootste tegenzin werd ontvangen. Eerst in 1661 kwam er een tweede bij. Hier is het katholicisme dus letterlijk uitgestorven. Walcheren was door zijn vier steden in een iets betere conditie. Toch is het landvolk er bijna volstrekt geprotestantiseerd. Van de 19 gemeenten op dit eiland was in 1839 een tiental geheel zonder katholieke inwoners, n.l. Vrouwenpolder, Oostkapelle, Domburg, Aagtekerke, Zoutelande, Meliskerke, Serooskerke, St. Laurens, Biggekerke en Nieuw- en St.-Joosland. In de volgende vijf was het percentage verdwijnend klein: Westkapelle (0,11%), Grijpskerke (0,30%), Koudekerke (0,82%), Oost- en West-Souburg (0,32%) en Rittem (0,43%). Dan blijven alleen de vier steden over: Arnemuiden met 1,44% katholieken, Middelburg met 12,49%, Vere met 14,14% en Vlissingen met 22,74%. Het steeds meer in verval geraakte en ontvolkte Arnemuiden biedt geen houvast, maar van de drie andere steden is te constateren, dat ze de algemene regel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bevestigen omtrent de wat sterkere positie der stedelijke bevolking in zake de handhaving van het oude geloof. Ten eerste was de protestantiseringspolitiek er niet zelden minder drastisch dan op het platteland; dit geldt vooral voor de eerste decennia na 1572, toen nog veel zogenaamd libertijnse, d.i. vaak nog min of meer katholieke, regenten konden of soms moesten aanblijven. Ten tweede konden priesters, die op het land gemakkelijk ontdekt werden, zich in de steden altijd wat meer schuil houden en ten derde vormden een paar percenten van de stedelijke bevolking vaak al een groep, die tot onderhoud van kerk en missionaris in staat was, terwijl verspreide gezinnen op het land daartoe niet bij machte waren. Het hele eiland was maar één statie rijk: die van de Jezuïeten te Middelburg, welke al in 1604 genoemd wordt. Maar al hebben zich te Vere en Vlissingen geen staties gevormd, de verslagen wijzen uit, dat de te Middelburg gestationneerde pater alle drie de steden bediende. Zijn vestiging in het centraal gelegen Middelburg is zeer verklaarbaar. Toch is het maar een vrij klein percentage, dat hij voor het katholicisme heeft weten te behouden. Men bedenke, dat het hogere percentage voor Vlissingen niet in het credit van de zeventiende-eeuwse missie geboekt mag worden. Deze stad zag zijn contingent katholieken gedurende de achttiende eeuw niet onbelangrijk toenemen door de immigratie van Duinkerker ex-kapers, die allen blijkbaar trouwe katholieken warenGa naar eindnoot44.. Vervolgens heeft de ontwikkeling van Vlissingen in het begin van de negentiende eeuw enige overeenkomst met die van Hellevoetsluis. De stad kreeg eerst betekenis na de herleving van Antwerpen, vooral onder de regering van Willem I, toen veel Belgische zeelieden, kooplieden en ook loodsen zich er vestigden. Door de inwoning van Belgische loodsen is thans nog het percentage katholieken wat groter dan het normaal zou zijn. Een wat gunstiger situatie bestond op het eiland TholenGa naar eindnoot45.. Dit had, voorzover het ten minste reeds op de zee gewonnen was, vóór 1559 aan Luik behoord. Tholen zelf werd door de bulla limitum van Middelburg bij name genoemd als onderdeel van het nieuwe bisdom; dit is niet het geval met het thans er mee samengegroeide Oud-Vosmeer. Dit vormde met Nieuw-Vosmeer, thans deel uitmakend van het Noordbrabantse vasteland één heerlijk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beid; het is zo goed als zeker, dat de gehele heerlijkheid bij Middelburg gevoegd werd. Dit valt op te maken uit een accoord, dat de bisschop van Middelburg omtrent de geestelijke jurisdictie sloot met de heer van VosmeerGa naar eindnoot46.. Het tenietgaan van het bisdom Middelburg deed echter andere verhoudingen ontstaan. Het met Noord-Brabant vergroeide Nieuw-Vosmeer vond zijn natuurlijke verzorgers in de priesters uit de omgeving, d.i. de pastoors van het bisdom Antwerpen. Ook de bewoners van Oud-Vosmeer en Tholen viel het niet al te bezwaarlijk mee te profiteren van de zielzorg aan de overkant van de Eendracht. Op het landgoed van de heer de Ram te Lepelstraat werd omstreeks 1647 een schuurkerk gebouwd, door paters Franciscanen bediend. Het was waarschijnlijk daar, dat een niet onbelangrijk deel van de bevolking van het eiland Tholen zijn geestelijke verzorging zocht. Wel is de statie Lepelstraat eerst laat ontstaan, maar vóór die tijd kan er in dit westen van Noord-Brabant volstrekt niet van geestelijke verlatenheid gesproken worden. Er is, zij het op wat verdere afstand, wel bijna altijd gelegenheid geweest om Mis te horen en de sacramenten te ontvangen. Al is er dan heel de zeventiende eeuw geen sprake geweest van missie op Tholen, dan was de bevolking van het eiland door de nabijheid van de Noordbrabantse vaste wal toch in een gunstiger positie dan die van de meeste andere eilanden. Gezien de onwil, die deze bevolking lange jaren getoond heeft om zich aan de opgelegde protestante suprematie te onderwerpen, is het begrijpelijk, dat zich een vrij groot contingent van de Tholenaars wist staande te houden in het katholieke geloof, al laat het zich aan de andere kant verklaren, dat in de loop van de tijden de bezwaren van de afstand en de lastige verbinding velen te zwaar zijn gaan wegen. De cijfers van de volkstelling 1839 weerspiegelen deze procedure vrij sprekend. Het eerst in aanmerking komende en waarschijnlijk ook door de ambachtsheer beïnvloede Oud-Vosmeer is voor 21,13% katholiek; Tholen voor 15,04%, het ten westen van beide gemeenten gelegen Poortvliet heeft blijkens zijn 3,70% nog enigermate meegedaan aan de trek naar het oosten; dan volgt Scherpenisse met 1,34% en tenslotte is alle invloed van de Brabantse wal uitgewerkt in de meest westelijke gemeenten: Stavenisse (0,25%), Sint-Maartensdijk (0,37%) en Sint-Annaland (0,06%). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eindelijk rest nog Zuid-Beveland, het interessantste van alle door de opvallende katholieke verdichtingen in de zuidwesthoek, de zogenaamde ‘zak’ van Zuid-Beveland. Reeds Ypeij en Dermout, die voor het probleem van de locale verspreiding der confessies veel meer oog hadden dan de meeste hedendaagse schrijvers van locale monografieën, wezen op dit verschijnsel, dat Zuid-Beveland van alle andere Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden onderscheidt: zijn overwegend katholieke enclaves. Zij gaven gissenderwijs reeds de verklaring ervan door ambachtsheerlijke invloed te onderstellen. Zij geven trouwens bij de behandeling van deze streek meer blijken van een inzicht in de toedracht van het protestantiseringsproces, dat zich eerst in onze tijd begint baan te brekenGa naar eindnoot47.. Uitvoerig beschrijven zij de moeite, die de protestantisering hier ondervond, en daarbij doen zij zwart op wit uitkomen, dat alleen ontzag voor de gewapende macht het volk terughield van gewelddadig verzet. Bijzonder merkwaardig is het dan echter weer dezelfde auteurs kort daarna te horen spreken over de gewetensvrijheid, die de hervorming bracht, en over de warme geestdrift, waarmee ook de Zeeuwse vaderen goed en bloed hebben veil gehad om aan de met elkaar vereenzelvigde kwellingen van Spaanse en Roomse gewetensdwang te ontkomen. Onder de adellijke families, wier vasthouden aan het katholicisme door de krachtige invloed, die zij te juister tijd op hun pachters wisten te oefenen, deze katholieke enclaves deed ontstaan, namen de leden van de familie de la Torre een eerste plaats in. Omstreeks 1600 was een Philippus de la Torre een van de grootste grondbezitters in deze buurt. Ook verwanten van moederszijde van de apostolische vicaris Jacobus de la Torre hadden er blijkbaar aandeel aan. De moeder van de vicaris was vrouwe van Ovezande (vandaar dat de zoon vaak de schuilnaam Ovezandius in zijn correspondentie bezigde). Opvallend is het, dat deze door de la Torre's ouders en grootouders in de kritieke jaren geoefende invloed niet geleid heeft tot vroegtijdige stichting van staties te lande - gelijk wij zagen, werd het platteland tot in de achttiende eeuw van Goes uit bediend -, maar zich vermoedelijk in hoofdzaak beperkt heeft tot invloed op de pachters; zij zullen aan nietkatholieken geen land hebben willen verpachten. Wel waren er tegen het eind van de zeventiende eeuw kerkjes in Ovezande en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kapelle (dit laatste zouden de religieuze verhoudingen van de negentiende eeuw niet doen vermoeden), maar de priester, die ze bediende, woonde nog altijd te Goes. Dit wijst wel op absenteïsme van de landheren, op wier huizen anders de priesters wel een pied-à-terre hadden kunnen vinden. De voornaamste katholieke verdichting wordt gevormd door het complex Ovezande (67,14% katholieken in 1839), 's-Heerenhoek (62,14%) en Heinkenszand (51,16%). Om deze kern groeperen zich cirkelsgewijs: Goes (22,76%), 's-Heerarendskerke (24,65%), 's-Heerabtskerke (24,72%), Borselen (15,35%), Driewegen (12,83%), Oudelande (7,95%) en Nisse (14,76%). Een tweede, minder sprekende katholieke verdichting bevindt zich meer oostelijk, ter zijde van het water: Hoedekenskerke (50,00%), Baarland (16,56%) en 's-Gravenpolder (15,34%). Afzonderlijk ligt nog, geheel in het oosten, Rilland-Bath met 13,72%; hiervoor laat zich invloed van de Brabantse wal onderstellen. Van de overblijvende gemeenten heeft Kloetinge met 4,56% vermoedelijk de invloed van het centrum Goes, waaraan het grenst, nog enigermate ondervonden; dit geldt misschien ook nog voor Kattendijke (2,85%) boven Goes en Kapelle (2,83%) achter Kloetinge. Verder zijn er dan nog: Schore met 1,01%, Waarde (0,94%), Ierseke (0,66%), Wolfaartsdijk (0,32%), Ellewoutsdijk (0,27%) en de volgende gemeenten, waarin in 1839 geen enkele katholiek woonde: Wemeldinge, Kruiningen en Krabbendijke. Het is er nog ver van verwijderd, dat met de verwijzing naar de familie de la Torre en de algemene hypothese omtrent de invloed van de ambachtsheren al de uit de kaart blijkende bijzonderheden van dit merkwaardigste Zeeuwse eiland verklaard zouden zijn. Hier blijft voor locale geschiedvorsing en sociografie nog een belangrijke taak weggelegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Deventer.Voor het katholicisme heeft de staatkundige geschiedenis van Overijsel en de Gelderse Achterhoek een deels noodlottig, deels gelukkig verloop gehad. Gelukkig moet het heten, dat Spinola juist vóór het begin van het twaalfjarig bestand, door de verovering van Oldenzaal (1605), Lingen (1605) en Groenlo (1606), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaste voet wist te verkrijgen in Twente, Lingen en de Achterhoek. Daardoor was ten eerste gedurende de vredestijd van het bestand opbouwend missiewerk in deze districten mogelijk en werd vervolgens de oplegging van het protestantisme daar zolang vertraagd, dat het er te laat voor werd. De noodlottige zijde mag echter evenmin uit het oog verloren worden. De politieke omstandigheden, die in 1587 het herstel van het bisdom Deventer mogelijk maakten en, vooral naar de natuurlijke zienswijze van Parma en Frangipani, het katholicisme ten goede moest komen, deden dit in genen dele. Immers de wederoprichting van het bisdom Deventer onttrok geheel Overijsel aan de wordende missie-organisatie van Sasbout Vosmeer. Dit zou zeker niet noodlottig geweest zijn, indien in de plaats van het missiewerk de toestand van hierarchisch bestuur had kunnen ontstaan. Dit bleek echter onmogelijk: de benoemde bisschop heeft zijn bisdom nooit betreden en, al had hij dat kunnen doen, dan zou zijn invloed zich niet verder hebben kunnen uitstrekken dan tot de stad Deventer zelf: de provincie was voor hem gedurende de oorlogstoestand onbereisbaar. Voor een gewest in zulk een toestand was alleen een organisatie als die, welke Sasbout schiep, geschikt. De herstelde hiërarchie was de organisatie voor het grote werk van het openlijk herstel onder de zedelijke en stoffelijke steun van de wereldlijke macht: zij moest fondsen zoeken te herkrijgen voor de mensa, voor het kapittel, voor het seminarie, voor elke parochie en voor elke vicarie. Dat aan zulk werk onder de bestaande omstandigheden volstrekt niet te denken viel, is duidelijk; het Overijsel van deze jaren zou alleen gebaat geweest zijn bij een missieorganisatie, die geen fondsen voor de mensa vroeg, geen vaste bronnen voor kerken en pastorieën, die ook geen bescherming van de overheid eiste, maar missionarissen zond om onder allerlei gevaren in schuren en stallen de gelovigen te vergaderen. Alleen de missionaris, die geen stipendia vorderde, die alleen arbeid begeerde zonder andere beloning dan de occasionele aalmoes, die bovendien los stond van een door de ingeslopen corruptie in verachting geraakte oude organisatie, had in het Overijsel van 1500 en daarna het verval tijdig kunnen stuiten. En dit was het, wat het herstel van het bisdom nu juist verijdelde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als in 1591 dan met de overgang van Deventer aan de Staatse zijde heel Overijsel weer in de macht der ‘ketters’ komt (dit was immers het criterium, dat de bevoegdheid van Sasbout Vosmeer voor een gebied bepaalde), zit aan de toepassing van het beginsel, dat de zending optrad bij ontstentenis van de hiërarchie, het feit van het herstelde bisdom nog in de weg. In zijn Insinuatio van 1602 noemt Sasbout Vosmeer de deken van het Bossche kapittel als gedesigneerd bisschop en betuigt hij zijn onwetendheid aangaande diens werk. Zo bleef in Overijsel nog wel een tiental jaren lang het katholicisme in statu quo, maar het stond buiten de bemoeiïng van Sasbout. Dit wil zeggen, dat het bediend werd door een aantal oude pastoors, meest concubinarii, slecht-onderlegden, die vaak wankelden tussen oud en nieuw geloof en in wier zielzorg duivelbezwering en gezond-bidden van mensen en vee dikwijls een ruimer plaats innamen dan de H. Mis. En verder werd het land afgelopen door een aantal uitgezette monniken, vaak ver verlopen van eer en deugd. In het licht van het voorafgaande moeten wij het als een geluk beschouwen, dat bij de verovering van Oldenzaal door Spinola niet opnieuw gegrepen is naar het herstel van de kerkelijke hiërarchie, maar naar een ander middel om het katholiek herstel op gang te brengen. Door de tussenkomst van de Brusselse nuntius droegen de aartshertogen de katholieke restauratie ditmaal op aan de apostolische vicaris van de Hollandse Zending. Dit was eigenlijk een ongerijmde consequentie van de herovering, daar immers deze missieoverste juist alleen gezag had in streken, die door de ‘ketters’ overheerst werden. Het wel zeer opmerkelijke feit, dat Sasbout in Twente als ‘ordinarius’ het katholicisme herinvoerde, heeft in de bestuurlijke indeling van de Zending zijn sporen achtergelaten: tot 1853 bleef Twente als afzonderlijk aartspriesterschap naast Salland bestaan. Het was de herleefde proostdij Oldenzaal van vóór 1559. Van de aartshertogen verwierf Sasbout Vosmeer in 1606 de proostdij, die na hem door Rovenius bekleed werd. Het was ook Rovenius, die door Sasbout met de leiding van het katholieke herstelwerk in Twente, Groenlo en Lingen belast werd. Als deken van Oldenzaal en vicaris-generaal van het bisdom Deventer heeft Rovenius de hem opgelegde taak met toewijding en volharding volbracht. Dientengevolge tekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twente zich voorgoed door een eigen religieuze kleur af tegen de rest van de provincie; dit verklaart zijn voortbestaan als afzonderlijk district. Aan rechtstreekse bemoeiing met het bisdom Deventer kwam Sasbout dus eerst in 1606 toe. Behalve dat hij toen de katholieke restauratie in Twente, Lingen en Groenlo kreeg te leiden, was hij door het vrijkomen van de eerste wijdelingen van Alticollense in hetzelfde jaar in staat enige steden in Holland en daarbuiten van vaste staties te voorzien. Daartoe behoorde Deventer, dat in Joannes Frederiks in 1606 zijn eerste seculiere pastoor kreeg. Verdere vorderingen heeft de seculiere missie onder hem blijkbaar niet kunnen maken. Eerst zijn opvolger Rovenius, wiens zeer belangrijk aandeel in de restauratie in Twente, Lingen en Groenlo wij al vermeld hebben, verstrekt in zijn verslagen geregeld gegevens over dit bisdom. Ook de werkzaamheid van reguliere missionarissen is in dit deel van de Zending blijkbaar eerst laat van betekenis geworden. Pas in 1613 vestigde de eerste Jezuïet zich te Zwolle: Arnoldus Cathuis. Sedert 1631 woonde er vrij geregeld een pater Jezuïet op het huis Herxen van de familie Hagen tot Hagersdorp; hieruit is in de loop der zeventiende eeuw de statie Vollenhove ontstaan, die in 1674 door seculieren werd overgenomen. Ook de statie Wijhe is vooral door de steun van adellijke families tot stand gekomen; de paters verbleven meestal op de havezate van de familie van Laer te Hoenlo en op ‘de Vos’ van de Potcamps, maar ook hier is pas na 1630 van geregelde zielzorg sprake. Nog iets later ontstond de statie Randen op het kasteel aldaar. Een andere Jezuïetenstichting was de statie Raalte, die echter eerst omstreeks 1670 ontstaan kan zijn. Aanvankelijk woonde de pater te Heino bij de familie Sweersen; hij stichtte bedehuizen op verschillende havezaten: de Knapenspieker, de Solespieker, de Colck en het Liederholthuis. Ook het Gelderse deel van het bisdom kreeg eerst laat zijn deel aan de Jezuïetenmissie. Te Arnhem vestigden zich de eerste Jezuïeten in 1629; Doesburg kreeg in 1628 een Jezuïetenstatie, Doetinchem in 1634; Harderwijk en de Veluwse dorpen werden sinds 1628 vrij geregeld door Jezuïeten bediend. Alleen Zutfen is na 1617 vermoedelijk geregeld door een Jezuïet bediend. Uit dit overzicht blijkt eveneens, dat de missie in dit bisdom te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laat begonnen is om tot grote resultaten te leiden. Zowel bij de seculieren als bij de Jezuïeten is gebrek aan krachten daarvan de grote oorzaak. Uit de missieverslagen laat zich het volgende zakelijke overzicht samenstellen. In 1614 noemt Philippus Rovenius een seculiere missionaris te Zwolle, Nicolaas Lonius, en een Jezuïet te Kampen. Verder zegt hij, dat de meeste landlieden in het Oldenzaalse katholiek zijn en de katholieken te Oldenzaal en omgeving grote vrijheid genieten. In 1616 rapporteert hij, dat van het Deventerse kapittel nog enkele kanunniken leven, ook de deken, die te Maastricht verblijft, maar dat de prebenden onteigend zijn. De deken van het intact gebleven Oldenzaalse kapittel, Hendrik van Vorden, was een bijzonder ijverig medewerker van Sasbout geweest; hij is thans vicaris-generaal van het bisdom Deventer. In de stad Deventer houden in stilte twee seculieren verblijf, benevens de kanunnik Gerardus Brunesius, een vroom en geleerd man, maar wat doof. Te Kampen staat nog alleen een oude priester. Onlangs is hier een seculiere missionaris gearresteerd, in priesterljk ornaat naar de gevangenis gebracht en eerst tegen hoge losprijs vrijgelaten. Te Zwolle staat nog steeds Nicolaas Lonius, thans ook een Jezuïet. In Oldenzaal wordt het katholicisme openlijk uitgeoefend. Wij zien dus, dat Rovenius in 1616 in heel Overijsel buiten Twente maar drie missionarissen beschikbaar had; verder noemt hij dan nog een Jezuïet. Te Harderwijk staat een seculiere missionaris, die ook Zutfen en Arnhem bezoekt. De Veluwe wordt af en toe door de Jezuietenpater Joannes Rijser bezocht. Lingen geniet volledige vrijheid voor het katholicisme; zijn aartspriester is Gerard de Vogel, pastoor van Lingen. Men ziet, in welk een primitief stadium de missie in dit bisdom nog verkeert, niet het minst in het Gelderse deel. Volgens het verslag van 1622 werken dan te Deventer, behalve de dove kanunnik Brunesius, twee seculieren. Te Kampen vertoeft meestal een Dominicaan; ook woont er een oude Brigittijn. Zwolle wordt verzorgd door de seculiere priester Volkert Herkinge en een Jezuïet. In Zutfen vertoeft een Jezuïet, die ook Lochem en naburige plaatsen bezoekt. Doesburg wordt af en toe door regulieren uit het district Emmerik aangedaan. De seculiere priester Zeger Stevensz (Modestus Stephani Senck) staat te Harderwijk, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar gaat af en toe naar Arnhem en de dorpen van de Veluwe. Ook is een seculiere missionaris gevestigd te Kuinre bij de Friese grens. In Twente wordt het status quo geëerbiedigd. Zo staan op sommige plaatsen nog oude pastoors, n.l. te Ootmarsum en Tubbergen, die in het openbaar preken en in stilte de Mis doen. Men herkent de overgangspractijk, ook in Utrecht lang in zwang gebleven. Op andere plaatsen staat al een predikant, die nu niet te verdrijven is krachtens de bepalingen van het bestand. Oldenzaal is officieel katholiek; de stad is de toevlucht voor het vrome landvolk uit de omgeving. Aan de collegiale kerk van St. Plechelmus zijn 15 kanunniken verbonden; hun deken is Hendrik van Vorden. In het tot voor kort geheel vervallen Sint-Agnesklooster zijn onlangs een aantal nieuwe zusters ingetredenGa naar eindnoot48.. In de stad Lingen werkt de aartspriester Gerard de Vogel met vijf andere priesters; op de dorpen staan 14 pastoors. Te Groenlo is een pastoor aan de Sint-Calixtuskerk verbonden, Cornelius Fabricius; hij wordt door 8 of 10 kapelaans bijgestaan. Ook hier is een vrouwenklooster, waarover de seculier Jacobus Torrentius als rector is aangesteld. Zonderen wij Twente, Lingen en Groenlo uit - hier kan niet van missie gesproken worden -, dan blijven voor de rest van het bisdom maar omstreeks 9 priesters over, n.l. 5 seculieren, 2 Jezuïeten, 1 Dominicaan en 1 Brigittijn. Fabius a Lagonissa weidt in zijn verslag van 1629 nogal uit over het bisdom Deventer, althans over Oldenzaal, waar Rovenius zich in 1625 (na lange afwezigheid in verband met zijn reis naar Rome en de daarop in de Zuidelijke Nederlanden gevolgde besprekingen over de Concordia) weer had neergezet. Hij had er onlangs het vormsel toegediend. Op Sacramentsdag 1626 was onder overweldigende toeloop uit heel Twente de plechtige processie gehouden, maar kort daarop was de stad weer in handen van de Staten-Generaal geraakt. De apostolische vicaris had moeten uitwijken; de kerken waren aan het katholicisme onttrokken, maar verscheiden priesters waren onmiddellijk begonnen in particuliere huizen dienst te doen. Krachtens het verdrag van Rozendaal werd de Sint-Plechelmus 13 Februari 1628 weer aan de katholieken teruggegeven; 20 December geschiedde de herwijding door Rovenius, die ze weer als zijn kathedraal gebruikte tot 1632. In dat jaar zegde de Republiek het verdrag van Rozendaal op. In de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgaven van priesters en staties is dit verslag in het algemeen weinig volledig; van dit bisdom vermeldt het: Arnhem met een seculier en een Jezuïet, Zutfen met twee Jezuïeten, Harderwijk met twee Jezuïeten, Doesburg met een Jezuïet, Zwolle met een Franciscaan en een Jezuïet, Oldenzaal met achttien seculieren en twee Franciscanen, de Twentse dorpen met vijf seculieren, Lingen met zes seculieren in de stad en veertien op het land. Rovenius deelt in zijn relatio van 1635 veel mee, dat in het voorafgaande verslag al voorkomt; hij voegt er o.a. aan toe, dat de fondsen van het kapittel van Oldenzaal nu geseculariseerd zijn. In zijn zakelijke opgaven toont dit overzicht echter niet onbelangrijke vooruitgang. Deventer wordt verzorgd door vier seculieren, Zwolle door drie seculieren, twee Jezuïeten en een Dominicaan, Kampen door een seculier; te Wijhe staan twee Jezuïeten, die ook de omtrek bedienen, te Kuinre een Minderbroeder. Van Oldenzaal wordt het aantal priesters niet precies opgegeven; er zijn een deken, zestien kanunniken, een pastoor en enige kapelaans. Verder werken er twee Franciscanen. Het nonnenklooster telt nu ongeveer dertig zusters. Twee Jezuieten en twee Capucijnen trekken rond in de dorpen van Salland en Twente. Te Steenwijk staat een seculiere missionaris. In Lingen is de toestand ondanks de overgang van het graafschap aan de prins van Oranje in hoofdzaak onveranderd. In Groenlo, dat nu ook tot de Republiek. behoort, werken in stilte twee seculiere priesters. Het klooster van Augustinessen wordt nog door enige zusters bewoond. Te Zutfen werken een Jezuïet en een seculier, te Doesburg een Jezuïet, te Doetinchem een Jezuïet; te Harderwijk twee Jezuïeten. De verslagen van 1638, 1640 en 1642 wijken in het zakelijke zo goed als niet van dat van 1635 af. In het laatste jaar blijken er enige veranderingen gekomen te Kuinre, Kampen en Oldenzaal. In Kuinre staan nu drie Franciscanen en een Dominicaan, die in heftige tweedracht leven. Kampen wordt verzorgd door een seculiere priester en een Minderbroeder. Te Oldenzaal werken, behalve een seculiere pastoor, verscheiden kanunniken, een Capucijn, een Dominicaan en een Jezuïet. Het Sint-Claraklooster telt dertig zusters en heeft een Franciscaan tot rector. Te Almelo is ook een vrouwenklooster onder een Capucijn als rector. In 1656 verstrekt de la Torre omtrent het bisdom Deventer de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende opgaven. Deventer heeft drie seculieren, Zwolle vier seculieren, aan wier hoofd staat de vicaris van het bisdom, Volkert Herkinge. In of nabij Zwolle werken vijf Jezuïeten, van wie een te Wijhe arbeidt, waar veel katholieken wonen, die er grote vrijheid genieten, en twee te Mastenbroek geregeld de adellijke huizen bezoeken. Voor Kampen zorgen een seculier en een Minderbroeder. In het ambt Vollenhove werken drie Minderbroeders; te Hasselt staat een Jezuïet. Steenwijk en Steenwijkerwold hebben samen een Franciscaan; Kuinre wordt door seculieren en Franciscanen verzorgd. Op de Twentse dorpen werken twee Jezuïeten. Te Oldenzaal, waar nog een kapittel met tien kanunniken over is, van wie echter maar enkele nog voor hun leven hun inkomsten behouden hebben, werken vijf seculieren en een Minderbroeder. Het klooster van de zusters tertiarissen wordt nog steeds geduld. Zulk een klooster is er ook in de vrije heerlijkheid Almelo. (Dit is het klooster, dat later naar de Glaan verplaatst werd). Te Almelo arbeiden een Capucijn en twee seculieren. Zutfen wordt door een Jezuïet bediend. Verder staat er telkens een Jezuïet te Doesburg, Doetinchem en 's-Heerenberg. Harderwijk heeft een Jezuïet en een seculier. Op de Veluwe wordt vaak Mis gedaan op de kastelen van tal van adellijke families, als van Isendoorn, van Voorst, van Hacfort e.a. Het is vooral een Jezuïet, die daarvan zijn werk maakt. Van het graafschap Lingen wordt meegedeeld, dat het behalve de stad Lingen veertien kerkdorpen bevat; het zijn er echter maar dertien, nl. Ibbenbüren, Lengerich, Mettingen, Freren, Thuine, Beesten, Schapen, Recke, Plantlünne, Bramsche, Brochterbeck, Bawinkel en Baccum. Het verdient opmerking, dat eerst in dit late verslag een statie te 's-Heerenberg vermeld wordt. Het moet als uitgesloten beschouwd worden, dat in dorpen van de heerlijkheid Berg niet vóór het midden van de zeventiende eeuw katholieke zielzorg werd uitgeoefend. Vermoedelijk hebben de apostolische vicarissen daarvan echter geen kennis gedragen. De positie van heel het gebied der oude proostdij Emmerik moet lang onzeker geweest zijn en waarschijnlijk heeft de aartsdiaken van Emmerik zich na het tenietgaan van de kerkelijke hiërarchie in Noord-Nederland eenvoudig als exempt van elke hogere autoriteit beschouwd ten opzichte van alle in de oude proostdij (dus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zowel het Kleefse deel als het Bergse deel) gelegen parochies. Het staat verder vast, dat de Jezuïeten uit het klooster van Emmerik vaak de dorpen van de Lijmers en van de heerlijkheid Berg bezochtenGa naar eindnoot49..
Johan van Neercassel geeft van het bisdom Deventer in 1662 het volgende overzicht. Deventer heeft twee seculieren, Zwolle drie seculieren en twee Jezuïeten, Kampen een seculier en een Minderbroeder, Harderwijk een Jezuïet. In het graafschap Zutfen werken drie Jezuïeten, in het graafschap Berg een Jezuïet. De katholieken van Groenlo en omliggende dorpen plegen ter kerke te gaan bij de Franciscanen te Zwilbrook over de grens in het bisdom Munster. In Oldenzaal is nog steeds een kapittel, waarvan de helft der kanunniken katholiek, de andere helft protestant is; nieuwe kanunniken moeten protestant zijn. Er werken vijf seculiere priesters in de stad; zij hebben een oratorium opgericht over de grens in het Munsterse. Op de Twentse dorpen werken vijf seculieren, drie Franciscanen en enige Augustijnen uit Frenswegen bij Nordhorn. In Almelo is nog steeds een klooster van tertiarissen gevestigd, dat nu veertig zusters telt en een seculiere rector. Het graafschap Lingen wordt door twaalf seculiere priesters verzorgd. Joannes Putcamer is thans vicaris van dit bisdom. Het belang van dit verslag is, dat het een duidelijke indruk geeft van de in de loop der laatste decennia ongunstiger geworden positie van de katholieken van Twente en Groenlo. Het is de in overgrote meerderheid katholieke landbevolking nu zelfs niet langer mogelijk binnen de landsgrenzen godsdienstoefening te houden; zij trekt daartoe bij duizenden 's Zondags naar Munsterland. De getallenopgaven zijn niet alle nauwkeurig, maar aan de hand van dit verslag valt het aantal dienstdoende priesters in het hele bisdom op ruim veertig te schatten. Onder dezen is een zevental Jezuïeten, vier Minderbroeders (die van Zwilbrook niet meegerekend) en enige Augustijnen uit Frenswegen. De verdere rapporten van Neercassel brengen over Deventer te weinig zakelijke gegevens; in 1675 en 1676 schrijft hij uitvoerig over een Minderbroeder te Deventer, tot wiens verdrijving hij de steun van de Propaganda vraagt. Meer voor Lingen dan voor het eigenlijke Overijsel van betekenis is het door Neercassel zelf | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begonnen en door Pesser van Velzen voortgezette verslag van de vorm- en visitatiereis van 1686, die eindigde met het overlijden van de apostolische vicaris te Zwolle.
Petrus Codde verschaft, als voor alle bisdommen, nauwkeurige en zakelijke gegevens omtrent Deventer. Gelijk wij reeds zagen gaat zijn verslag van 1701 uit van de verdeling van de Zending in aartspriesterschappen. Wij hebben bij deze bespreking dientengevolge te maken met een deel van het aartspriesterschap Emmerik, een deel van het aartspriesterschap Arnhem, het aartspriesterschap Deventer, het aartspriesterschap Twente en het aartspriesterschap Lingen. 1. Aartspriesterschap Emmerik (aartspriester Paulus Roscam): Van dit aartspriesterschap behoort het zogenaamde Bergse deel tot het bisdom Deventer. Het telt zeven staties, n.l.: 's-Heerenberg, bediend door een Franciscaan uit het naburige klooster Elten; Terborg, bediend door een seculiere missionaris; Doetinchem, eveneens door een seculier bediend; Didam en Beek, ieder door een Franciscaan uit Elten bediend; Ulft, bediend door een Kruisheer uit het klooster te Emmerik; Zeddam, bediend door een seculiere missionaris. Het aantal dienstdoende priesters bedraagt 7, n.l. 3 seculieren, 3 Franciscanen en 1 Kruisheer. 2. Aartspriesterschap Arnhem (aartspriester Henricus van Deventer, pastoor te Arnhem). Hiervan behoren tot het bisdom Deventer 9 staties: Zutfen (1 Jezuïet), Vaassen (‘de Cannenburgh’, 1 seculier), Doesburg (1 Jezuïet), Eerbeek (1 seculier), Duistervoorde (1 seculier), Hengelo (Gld., 1 seculier), Drempt (1 seculier) en Lathum (1 seculier). Codde noemt als ook tot dit aartspriesterschap behorend de staties Groenlo en Lichtenvoorde, maar zegt van de eerste, dat het recht daarop hem betwist wordt door de bisschop van Munster. Van de tweede zegt hij dit niet, maar het geldt ook van deze. Op deze kwestie komen wij hieronder bij het bespreken van de religiekaart terug. 3. Aartspriesterschap Deventer (ook Salland genoemd; aartspriester Henricus van Deventer, pastoor te Arnhem). Hier zijn 16 staties, n.l. 2 te Deventer, beide van seculieren; 4. te Zwolle, n.1. 1. Spiegelsteeg (sec.), 2. Onder de Bogen (Bitterstraat, sec.), 3. Koestraat (Jez.), 4. Hoornsteegje (Jez.); 2 te Kampen, 1 van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seculieren en 1 van Franciscanen; Vollenhove (sec.); Dalfsen (sec.); Vilsteren (sec.); Steenwijkerwold (sec.); Kolmschate (sec.); Haarle (sec.); Wijhe (Jez.) en Raalte (Jez.). Er zijn dus elf seculiere staties, waarvan alleen een der Zwolse door twee priesters bediend wordt, vier Jezuïetenstaties en een Franciscanenstatie. Het aartspriesterschap telt dus 17 priesters. Een bijzondere opmerking maakt Codde over de uitgestrekte statie Raalte, die naar zijn overtuiging verdeeld dient te worden in een viertal kleinere, waartoe hij bij de Propaganda de nodige voorstellen zal doen. 4. Aartspriesterschap Twente (aartspriester Herman ter Hoente, rector van het klooster op de Glaan). Dit district telt veertien staties worden door seculieren bediend. Alleen op de Glaan staan Vriezenveen, Oldenzaal (voor het land), Almelo, Lutten, Rijssen, Haaksbergen, Reutum, Borne en de Glaan. De laatste ligt op Munsters gebied, maar verzorgt verscheiden grensdorpen. Alle staties worden door seculieren bediend. Alleen op de Glaan staan twee priesters; er zijn dus vijftien seculieren in dit aartspriester. schap werkzaam. Het klooster op de Glaan wordt door ten minste 25 zusters bewoond. 5. Aartspriesterschap Lingen (aartspriester Gerhard Potcamp, pastoor van Lingen, gevestigd te Darmen over de Munsterse grens). Hier zijn de volgende 14 staties: Lingen, Bawinkel, Lengerich, Bramsche, Plantlünne, Baccum, Thuine, Beesten, Schapen, Freren, Mettingen, Recke, Brochterbeck en (het abusievelijk weggelaten) Ibbenbüren. Zij worden door 17 priesters, allen seculieren, bediend. Vatten wij de zakelijke gegevens van dit verslag samen, dan zien wij, dat de zeventiende-eeuwse missie het in het bisdom Deventer tenslotte gebracht had tot 60 staties, n.l. 49 van seculieren, 6 van Jezuïeten, 4 van Franciscanen en 1 met een Kruisheer.
Als algemene opmerking ga aan de bespreking van de resultaten der missie vooraf, dat het exposé der verslagen de trage en late consolidatie van de missie in dit bisdom bewijst. Heel lang heeft het geduurd, eer hier te lande algemeen van vaste staties kon worden gesproken, een gevolg van groot priestergebrek en de oorzaak van veel afval. Nog het verslag van Codde wijst uit, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de missie te lande niet in alle opzichten het stadium van het ambulantisme te boven gekomen is. De opmerking van Codde ten aanzien Raalte bezie men in dit licht. Evenals zijn voorgangers sedert Sasbout Vosmeer was ook Codde overtuigd, dat vaste staties ver de voorkeur verdienden boven ambulante missie, waaraan de paters te Raalte naar zijn mening te zeer vasthielden, ook nu bij de ten einde neigende invloed van een sterk in aanzien, welstand en geloofstrouw afgenomen adel de grote steun van die ambulante missie, het domicilie op adellijke huizingen, haar meer en meer ontviel. Dit is de achtergrond van het geschil om Raalte. Een overeenkomstig geschil had Codde in dezelfde tijd gehad met de Franciscanen uit de Achterhoek, die omstreeks 1690 een statie te Vorden stichtten en vandaar uit met de machtige steun van de heren van Dordt tot Medler ambulante missie in het graafschap plachten uit te oefenenGa naar eindnoot50.. Het is zeker, dat in het daarover gerezen conflict spoedig ook de steeds meer toegespitste kwestie van de jansenistische inzichten en praktijken van vele seculieren betrokken werd, maar in oorsprong is Codde's verzet begrijpelijk als een blijk van zijn op de ervaring gegronde antipathie tegen nodeloze ambulante missie, die op de bevolking te weinig vat kreeg, te weinig overzicht bood (wat voor een zo statistisch aangelegd man als Codde zwaar woog) en desorganiserend werkte door de conflicten, die zij haast onvermijdelijk in het leven riep tussen de missionarissen onderling. Onze beschouwing van het kaartbeeld richt zich het eerst op de Veluwe, voorzover deze nog niet bij het aartsbisdom Utrecht besproken is. Ook het beeld van de Veluwe bevestigt het geringe resultaat van ambulante missie, al zien wij in, dat in een zo schaars bewoond gebied voor andere methoden vooreerst geen kans was en al ontbreekt volstrekt niet elk bewijs van succes. De meest katholieke gemeente op de Veluwe is Voorst, in het oosten langs de Gelderse IJsel, die in 1839 voor 25,57% katholiek was. Daarbij sluiten zich logisch aan: Epe met 14,90% en Apeldoorn met 10,59%. Het complex van deze gemeenten is niet toevallig juist het gebied, waar de Isendoorns en de Voorsten hun kastelen hadden. De staties Epe, Vaassen (‘de Cannenburgh’), Duistervoorde en Eerbeek zijn alle op of nabij herenhuizingen ontstaan. Een tweede vrij sterke katholieke verdichting vinden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij aan de zuidrand. Rheden biedt met 23,64% een begrijpelijke voortzetting van de kleur van Arnhem en is eveneens genoegzaam verklaard met een verwijzing naar de nabijheid van het Kleefs-Brandenburgse territorium aan de overkant van de Rijn. Brummen met 13,07% en Rozendaal met 9,14% passen zich bij de omgeving plausibel aan. Aan de Utrechtse kant tonen Barneveld met 10,88% en Putten met 5,57% een bescheiden succes van de Benedictijnenmissie en Harderwijk met 11,12% een ook vrij zwak resultaat van de arbeid der Jezuïeten. De overige gemeenten hebben uiterst weinig katholieken: Heerde (0,41%), Hattem (0,71%), Oldenbroek (1,91%), Elburg (0,26%), Doornspijk (0,08%) en Ermelo (0,39%). Het resultaat van het, katholiek herstelproces is dus op de Veluwe weinig groots te noemen. Dit is te pijnlijker, wijl ook hier de bevolking zeer lang weerstand heeft geboden aan de opgelegde protestantisering. De predikant-geschiedschrijver, die in zijn uitvoerige studie over de reformatie te NijkerkGa naar eindnoot51. een zeer objectief verslag gaf van de protestantiseringsprocedure op de gehele Veluwe, formuleerde zijn na nauwgezet bronnenonderzoek verworven inzicht als volgt: ‘De reformatie kwam van bovenaf en niet uit de boezem der gemeente’Ga naar eindnoot52.. Scherp constateerde hij, wat de protestantisering heeft doen slagen: de omstandigheid, dat de katholieke missie ‘een dertigtal jaren te laat kwam’Ga naar eindnoot53.. Zowel de houding van de adel als de toewijding van de missionarissen wijst hij duidelijk aan als belangrijke bijdragen tot het behoud of het terugwinnen van een deel der Veluwse bevolking, maar even scherp is zijn exposé van de geringe betekenis, die de in onze parochie-monografieën zo vaak ten onrechte opgehemelde trouw van sommige oude pastoors voor het behoud van het katholicisme kan gehad hebben. Hun aanwezigheid heeft het succes van de protestantisering ook hier niet kunnen tegenhouden; daartoe waren alleen de priesters van de nieuwe geest, de missionarissen van Sasbouts school of de Jezuïeten, bij machte. Dat zij tot omstreeks 1623 ontbroken hebben, is de oorzaak, dat de protestantisering tijd kreeg de weerzin van de bevolking na een of twee generaties eindelijk te overwinnen. Eerst tegen 1650 kan men zeggen, dat de protestantisering van de Veluwe haar beslag heeft gekregenGa naar eindnoot54.. Gelijk heel de provincie Gelderland is ook de Achterhoek leer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zaam voor een objectief beschouwer, die een juist begrip wil verwerven van de ware toedracht van het proces der protestantisering. Vooral blijkt hier zeer helder, welke betekenis de ambachtsheerlijke invloed kon hebben, meer nog die van onafhankelijke souvereinen. De betekenis van deze factor gaat althans hier die van alle andere ten plattelande te boven. De clerus van de oude bedeling was er in het algemeen een collectie van volgzame herendienaars zonder veel zelfstandigheid en ook zonder begrip van de gevolgen van zijn houding. Het eerst valt ons oog op het graafschap Berg of, zoals het juister heet: ‘la souveraineté de 's-Heerenberg’Ga naar eindnoot55.. In de kritieke tijd werd dit landje geregeerd door de te kwader naam en faam bekende Willem IV van den Berg, als gemaal van Maria van Nassau een zwager van Willem van Oranje. Deze geborneerde en karakterloze geweldenaar van het type-Lumey was in de jaren 1568-1583 een wreed vervolger van het katholicisme. Met een uit het gemeenste uitschot der Duitse grenslanden gerecruteerde troep trok hij de Achterhoek door, de kerken plunderend en de priesters afslachtend. Zelf is hij echter waarschijnlijk, zo min als Lumey, ooit protestant geworden. Ofschoon het zeker is, dat in het zogenaamde verraad van 1583, dat deze zwager van Oranje aan de zijde van Spanje bracht, persoonlijke teleurstelling en ergernis het grootste aandeel hebben, schiet de gangbare historiografie ook ten opzichte van deze miniatuur-condottière in psychologisch begrip te kort, wat een aan hem gewijde studie, die hem reeds in het voorbericht met scheldwoorden overlaadt, door haar apriorisme bewijstGa naar eindnoot56.. Willem IV van den Berg overleed in November 1586 op zijn kasteel te Ulft. Zijn weduwe schijnt in de protestante, waarschijnlijk lutherse, godsdienstpractijk volhard te hebben, maar had vermoedelijk met haar broer Willem van Oranje de sterk tolerante trek gemeen, die haar terughield van maatregelen tegen het katholicisme. Deze zouden haar ook niet gemakkelijk gevallen zijn, daar de zoons, die zich in de dienst van Parma en Spinola meermalen als goede legeraanvoerders zouden onderscheiden, tenminste sinds 1583 een principiëel katholieke politiek volgden. Heel de zeventiende eeuw bleef de heerlijkheid in het bezit van deze tak der van den Bergs; hij stierf in 1712 uit met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oswald III van den Berg. De souvereiniteit ging toen over aan de eveneens katholieke familie Hohenzollern-Sigmaringen. Zekere, ook voor Willem van Oranje kenmerkende, voorkeur voor de Duifhuis-kleurige overgangsvormen tussen een pastoor en een dominee deed vrouwe Maria van den Berg haar collatierecht van de kerken enkele malen, vermoedelijk bij wijze van behoedzame proef, gebruiken ten gunste van priesters, die men in Gelderse bronnen van deze tijd met de term van ‘religionsverwandten’ vindt aangeduid; zo stelde zij te Didam in 1596 de oud-pastoor van Terborg, Pibo Ovitius, als predikant aan. Geheel naar de zin van de Zutfense classis der hervormde kerk was deze benoeming niet, maar zij berustte er in, met begrijpelijke soepelheid inziende, dat een half ei beter was dan een lege dop. Het landvolk echter verkoos zich niet bij de benoeming neer te leggen en voelde zich spoedig gesteund door de vele adellijke families uit de omgeving, vermoedelijk ook door de eigen zoons van vrouwe Maria, die zelf niet fanatiek op haar stuk kan zijn blijven staan, toen de Didamse onderhorigen haar mededeelden, tot hun verontwaardiging ontdekt te hebben, dat de nieuwbenoemde pastoor ‘een reformeerde predikant’ was. Zij verzochten daarom ‘zijnes entledigd te werden’ en weigerden hem in afwachting daarvan de toegang tot de kerk. De vrouwe schijnt haar handen gewassen te hebben en de predikant, wiens leven gevaar liep, vertrok. Sedert 1604 stond er blijkbaar geregeld een predikant, maar uit de welsprekende klachten, die deze herhaaldelijk tot de synoden en de Staten richtte, blijkt zonneklaar, dat hij voor de banken preekte en de hele bevolking uitliep naar het Kleefse ZevenaarGa naar eindnoot57.. In de heerlijkheid Berg bleven verder de pastoors ondanks de protesten der synode tot hun dood in de kerken. 's-Heerenberg zelf, sedert 1609 weer de residentie van de heer, heeft wel van omstreeks 1600 een hervormde predikant gehad, maar deze kreeg op de bevolking geen vat, daar priesters uit Emmerik (blijkbaar Jezuïeten) geregeld op het hoge huis verbleven en het landvolk verzorgden. Zeddam heeft korte tijd omstreeks 1606 een dominee gehad, maar deze verzocht in arren moede te mogen vertrekken, daar hij voorzag, er nooit iets te zullen bereiken. Het resultaat van de beschreven samenwerkende factoren: be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scherming van hogerhand en nabijheid van het Kleefs-Brandenburgse gebied, wordt door de confessiekaart duidelijk getoond. In 1839 was de bevolking van Didam voor 93,19% katholiek, die van Berg voor 91,40%; het aangrenzende Gendringen, d.i. de ook aan de heren van den Berg behorende heerlijkheid Gendringen-Etten, had 73,69% katholieken. Ook de heerlijkheid Pannerden - Millingen was in het bezit van de heren van den Berg; Pannerden had in 1839 niet minder dan 99,85% katholieken; Millingen behoorde tot Roermond (95,66%). Het aangrenzende Herwen-Aerdt had een eigen heer, die ook de katholieken beschermde; het resultaat daarvan zijn de 79,94% katholieken in 1839. Een merkwaardige geschiedenis heeft de heerlijkheid Borculo-Lichtenvoorde, d.i. het huidige gebied van de gemeente Borculo, Neede, Eibergen, Groenlo en Lichtenvoorde. Reeds de getallen van de volkstelling van 1839 verraden een enigszins ingewikkelde geschiedenis. Terwijl Lichtenvoorde (88,93%), Groenlo (82,10%) en Eibergen (56,48%) een aaneengesloten katholiek complex vormden, was Neede voor slechts 15,51% en Borculo voor niet meer dan 6,23% katholiek. De daarin verborgen puzzle, hoe het gebied van een en dezelfde heerlijkheid, die nog wel een leen van het bisdom Munster was, zulke treffende verschillen kan vertonen, wordt voor hem, die naar een verklaring zoekt, niet minder ingewikkeld bij het raadplegen van de locaal-kerkhistorische litteratuur, die van veel wanbegrip getuigtGa naar eindnoot58.. De zogenaamde Borculose kwestie, die in de zeventiende eeuw bij herhaling aanleiding heeft gegeven tot juridische vertogen, rechtsgedingen en oorlogen tussen Munster en de Republiek, is dan ook vrij ingewikkeld. In het kort weergegeven, komt zij op het volgende neer. In 1553 stierf Joost van Bronkhorst-Borculo, heer van Borculo-Lichtenvoorde c.a., waarna bisschop Willem van Ketteler van Munster de heerlijkheid als een vervallen leen aan zijn sticht trok. Het recht daartoe werd hem betwist door de graven van Limburg-Styrum, die als erfgenamen van de Bronkhorsten optraden. Gedurende het leven van Joost van Bronkhorsts weduwe, Maria van Hoya, liet Munster haar in het bezit van het leen, maar na haar overlijden in 1579 bezetten Munsterse troepen het landje. Voor de kerkelijke geschiedenis heeft dit verloop de volgende betekenis. Joost van Bronkhorst en Maria van Hoya waren van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de ‘Augsburgische Konfession’Ga naar eindnoot59., m.a.w. luthers; zij hadden gedaan, wat de meeste Duitse vorsten terzelfder tijd ondernamen: de pastoors gelast bepaalde practijken te staken en andere in te voeren en aldus een begin gemaakt met de gelijkschakeling, die in zovele Duitse staten de gehele bevolking argeloos van katholiek tot luthers maakte. Toen nu in 1579 het Munsterse domkapittel het landje liet bezetten, vond het er een vrijwel gelutheraniseerde kerk of althans een kerk, die tussen katholicisme en lutheranisme instond. De pastoors waren van het gewone slag: onontwikkelde concubinarii met een zeer gehoorzaam accomodatievermogen. Het domkapittel van Munster was zelf in 1579 nog niet geheel de periode van verdeeldheid en weifeling tussen oud en nieuw te boven en vergunde aanvankelijk de pastoors alle vrijheid. Gaandeweg echter won de katholieke reformatie in zijn midden aan positieve voorstanders, zodat het met zuiveringsmaatregelen begon. Inmiddels had zich de eveneens lutherse Joost van Limburg-Styrum te Borculo weten in te dringen, gesteund door de Staten-Generaal der Nederlanden. Dezen lieten Borculo door hun troepen bezetten. Dientengevolge ging het proces van lutheranisering in Borculo en zijn onmiddellijke omgeving verder. In Lichtenvoorde en omgeving echter begon het Munsterse domkapittel, welks bezetting daar stand hield, met de katholieke reformatie. Het ging blijkbaar in minnelijke geest. De zittende pastoors werd gelast ‘ihre eheweiber abzuschaffen und sich wieder zum papsttumb zu begeben’, waartoe de meesten blijkbaar bereid waren; enkelen hadden reeds uit eigen beweging de ingevoerde nieuwigheden afgeschaft, zodra het Munsterse gezag er zich vestigde, geheel volgens het recept van ‘nieuwe heren, nieuwe wetten’. Naarmate de geest van het domkapittel positiever werd, begon het met opbouwend werk. Het zond nieuwe priesters en beijverde zich voor een volkomen regeneratie van het vervallen godsdienstig leven. Inmiddels bleef Joost van Limburg-Styrum trachten zich in het bezit van het volledige gebied te stellen. Na een slepend proces van vele jaren besliste in 1616 het Hof van Gelderland ten gunste van Joost van Limburg-Styrum. De Munstersen wensten deze uitspraak niet te aanvaarden, maar nog in hetzelfde jaar lieten de Staten-Generaal heel de heerlijkheid bezetten. Zij trok- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken ze als leen aan zich en gaven dit aan Joost van Limburg-Styrum. Intussen hadden de troepen van Spinola - als om de zaak nog ingewikkelder te maken - in 1606 Groenlo ingenomen. Dientengevolge konden de Staatse troepen de heerlijkheid maar ten dele bezetten. Voorlopig beheerste de Spaanse bezetting van Groenlo het zuiden der heerlijkheid en het Staatse garnizoen van Borculo het noordelijk deel. Voor het zuidelijk deel, d.i. de vesting Groenlo en de huidige gemeenten Eibergen en Lichtenvoorde betekende dit, dat de apostolische vicarissen Sasbout Vosmeer en Philippus Rovenius er de leiding namen, in de plaats tredend van het Munsterse domkapittel. Voor Borculo en het aangrenzende Neede, waar Staatse troepen de baas waren, begon nu onder de stuwing van de classis van Zutfen een reformatieproces, dat zich echter in dit sinds omstreeks 1550 geleidelijk gelutheraniseerde gebied niet meer tegen het katholicisme behoefde te richten, maar tegen het lutheranisme. Tot ontnuchtering en verontwaardiging van de heer van Limburg-Styrum werd gelast de prediking van de lutherse leer te staken. De ‘pastoors’ - het is deze term, die de oudere auteurs misleid heeft en hen in de lutherse Joost van Limburg-Styrum ‘een trouw katholiek’ heeft doen zien - werden gedwongen Luther te ruilen voor Calvijn. De pastoors bleken williger dan de schapen: de gemeentenaren van Borculo ontstaken zelfs in heftig verzet en zochten steun bij de nieuw-erkende heer: deze protesteerde bij de Staten van Gelderland, maar kon de reformatie niet beletten. Hij opende nu 's Zondags zijn eigen huiskapel voor de geloofsgenoten, die met hem weigerden onder het calvinistische juk door te gaan. Deze practijk - een lutherse stoutigheid, die in de litteratuur totdusver ten onrechte als een paapse is getekend - gaf aanleiding tot herhaalde protesten van de Zutfense classis en tot tussenkomst van het Hof van Gelderland, dat de graaf van Limburg-Styrum beval ze te staken. Hij schijnt gehoorzaamd te hebben; op den duur is de lutherse gemeente van Borculo dan ook in het calvinisme gelijkgeschakeld. Groenlo werd in 1627 door Frederik Hendrik veroverd, waarna de classis van Zutfen zich met gelijke ijver kon werpen op de reformatie van het zuiden der oude heerlijkheid, maar ofschoon de ambachtsheer haar hierbij geen strobreed in de weg legde, stuitten alle pogingen af op de vastberaden geloofstrouw van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder Rovenius' krachtige leiding hecht in het katholicisme bevestigde bevolking. Het is deze ingewikkelde staatkundige lotwisseling, die de kleur van de heerlijkheid Borculo-Lichtenvoorde m.i. afdoende verklaart. De Munsterse pretenties op deze heerlijkheid zouden ook in de verdere zeventiende eeuw nog enige malen aanleiding tot ongenoegen geven. De krijgshaftige Christoffel Bernard van Galen trachtte, sinds hij in 1650 de stoel van Munster bestegen had, herhaaldelijk langs juridische weg zijn rechten op Borculo-Lichtenvoorde erkend te zien en nam in 1665 zijn toevlucht tot geweld. Hij drong met een legertroep de Achterhoek binnen, nam Borculo en verscheiden andere sterkten in en veroverde binnen enige weken heel de Achterhoek, Salland en Twente. In April 1666 zag hij zich echter, door de tussenkomst van Frankrijk en Brandenburg ten gunste van de Republiek, genoodzaakt de vrede van Kleef te tekenen, waarbij hij alle aanspraken op Borculo-Lichtenvoorde opgafGa naar eindnoot60.. In 1672 verbond hij zich met Frankrijk, Engeland en de aartsbisschop van Keulen in de oorlog tegen de Republiek, die hij in brieven naar Rome voorstelde als een strijd voor het katholieke geloof. Ook thans was echter de oude Borculose kwestie wel zijn voornaamste motief. Opnieuw bezette hij de Achterhoek en Overijsel en het liet zich aanvankelijk aanzien, dat zijn pretentie op Borculo-Lichtenvoorde eindelijk tot annexatie zou leiden. Daartoe kwam het echter niet. Door een aanval van keizerlijke troepen in zijn eigen gebied bedreigd, zag de strijdbare bisschop, niet ten onrechte een ‘gemijterde condottière’ genoemd, zich genoodzaakt zijn troepen terug te trekken en in April 1674 toe te stemmen in een hernieuwing van de vrede van Kleef. Daarmee eindigden de Nederlands-Munsterse staatkundige verwikkelingen. Niet echter de kerkelijke. In de gedenkwaardige zomer van 1672 werd immers de gehele provincie Overijsel verdeeld onder de katholieke mogendheden, die er zich installeerden, alsof de mogelijkheid van er ooit te moeten vertrekken niet bij hen opkwam. Vast staat, dat ten minste de bisschop van Munster verstrekkende plannen tot blijvende verruiming van zijn geestelijke jurisdictie te Rome aanhangig maakte. Zijn positie was er staatkundig aanvankelijk ook sterk genoeg toe. Deventer was door Keulse troepen bezet; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kampen door Franse; Zwolle kwam aan Munster en Keulen samen; de rest van de provincie aan Munster. Van het doen en laten der gasten te Zwolle en van hun maatregelen tot herstel van het katholicisme geeft het bekende verhaal van de Zwolse pastoor-aartspriester Waeyer een uitvoerig verslag. De vier pastoors, twee seculieren en twee Jezuïeten, namen onverwijld op wens van de bisschoppen de oude Sint-Michaelskerk in bezit, elk voor een deel. Zekere afspraken omtrent de tijden der diensten werden gemaakt en ook werden er preken voor alle kerkgangers tegelijk gehouden, maar in het algemeen bleven de vier staties in alles gescheiden: iedere pastoor had zijn eigen koor gekozen en zijn gelovigen werden ondersteld zich aan hem te houden. Van de andere steden en het platteland zijn ons niet zulke bijzonderheden bekend, maar wij kennen toch in algemene trekken het beeld, dat de hele provincie toen bood. Overal werd de hervormde predikanten aangezegd de kerken te verlaten en de missionarissen gelast zich in de oude gebouwen te installeren, wat natuurlijk grif gedaan werd, ofschoon men betwijfelen mag, of het met geestdrift geschiedde. Immers, behalve dat de priesters en gelovigen terecht moeten gevreesd hebben voor represailles na de aftocht der troepen, zal de viering der Geheimen in de holle, meest verwaarloosde en tragisch onttakelde ruimten der oude kerken weinig stichting of bevrediging hebben gegeven aan scharen, gewend aan de intimiteit van stedelijke huiskerkjes of landelijke schuren. Bovendien lag op de achtergrond het kerkbestuurlijk conflict te wachten. Dit maakt het begrijpelijk, dat de katholieken meer ‘nationalistische’ motieven hadden om een Munsterse overheersing te vrezen dan de protestanten. Het schijnt misschien op het eerste gezicht natuurlijk aan te nemen, dat de katholieken van Overijsel een politieke overgang tot Munster niet onwelkom zouden hebben gevonden, maar zeker heeft de clerus, althans de seculiere. altijd eensgezind met de apostolische vicaris, het dreigende gevaar begrepen. Het staat vast, dat de seculiere geestelijken allerminst een overgang naar de Munsterse jurisdictie begeerden. Dat Neercassel het gevaar voorzag, toen door de Munsterse wapensuccessen overal de pastoors in de oude kerken geïnstalleerd werden, blijkt daaruit, dat hij zich haastte deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O.K. Kerk in den Oppert te Rotterdam
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Michael Ophovius
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pastoors officiële benoemingen te geven voor de betrokken parochies. Kennelijk wilde hij zich daarmee dekken voor het geval, dat Christoffel Bernard van Galen consequenties ten aanzien van de jurisdictie wilde gaan trekken. Dan zou de door hem verstrekte akte van benoeming het bewijs leveren, dat de betrokken parochies tot de Hollandse Zending waren blijven behoren. Het is overigens merkwaardig, dat de tijdelijke overheersing van het Munsterse gezag ook hier onmiddellijk het aanzien gaf aan een streven naar stelselmatige katholieke restauratie, dat levendig herinnert aan de dagen van Parma's succcssen. Nauwelijks toch hadden de Munsterse troepen zich te Zwolle geïnstalleerd, of de Jezuïeten openden, hun roeping trouw, een college, een Latijnse school te Zwolle op de hoek van de Koestraat en de Praubstraat. Reeds het eerste jaar (1672) telde dit instituut 16 leerlingen uit bekende gegoede Overijselse, vaak adellijke of patricische, families. In 1673 was het getal al tot 27 gestegen. Ook maakten de Dominicanen zich terstond op om te Zwolle hun oude kloostergebouwen met de kerk weer in gebruik te nemen. Daarnaast vestigden zich op aanbeveling van Neercassel ook Capucijnen te Zwolle, aan wie de eigenlijke taak der katholieke reformatie toegedacht was en die begonnen met drukbezochte preken in de Sint Michael. Toch zouden alle voorzorgen van de apostolische vicaris het door de bisschop van Munster opgevatte plan van verruiming van zijn jurisdictie niet geheel verijdelen. Zoals in vorige hoofdstukken uiteengezet is, had een groot deel van de Achterhoek vóór 1559 kerkelijk tot Munster behoord, n.l. de parochies Aalten, varseveld, Hengelo, Zelhem, Groenlo, Neede, Dinxperlo, Silvolde, Lichtenvoorde, Winterswijk, Geesteren, Eibergen, Borculo en Breedevoort. De bulla limitum van het bisdom Deventer van 1561 noemt al deze parochies als tot het nieuwe bisdom behorend, behalve Borculo. Dit ontbreken wordt in de literatuur vrij algemeen als een vergissing uitgelegd, wat aannemelijk is, als wij constateren, dat Borculo dan een Munsterse enclave geworden zou zijn, daar het geheel door Deventerse parochies werd ingesloten. Toch moet men van Munsterse zijde daarover anders gedacht hebben en staande gehouden hebben, dat niet het weglaten van Borculo, maar het opnemen van Geesteren, Neede en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eibergen een vergissing was. Vervolgens zal zich daarbij een betoog aangesloten hebben, dat alle parochies in de heerlijkheid Lichtenvoorde-Borculo, als op Munsters gebied gelegen en dus buiten de Nederlanden vallende, kerkelijk onder Munster behoorden te ressorteren. De geschiedenis van deze Munsterse pretentie moet nog altijd geschreven worden: wij kennen alleen de ontknoping, die nog niet eens nauwkeurig te dateren schijnt. Dit alleen staat genoegzaam vast: tijdens of kort na de oorlogsjaren 1672-1674 moet Christoffel Bernard van Galen te Rome zijn pretentie ingediend hebben op een complex, dat dan misschien identiek was met de 14 boven-opgesomde oude parochies. Waarschijnlijk heeft reeds Neercassel zich tegen deze pretentie verzet; zeker heeft Codde dat gedaan: wij zagen in zijn verslag van 1701, dat hij de Munsterse aanspraken niet erkende, doch aanstalten maakte om er ten dele in te berusten. Vast staat, dat omstreeks deze tijd, waarschijnlijk reeds iets vroeger, te Rome beslist is, dat niet het hele zoeven omschreven complex, maar een groot gedeelte er van, nl. al de genoemde parochies met uitzondering van Hengelo, Zelhem, Varseveld en Silvolde, tot het bisdom Munster behoorde. Naar alle waarschijnlijkheid heeft ook het argument dienst gedaan, dat de Hollandse Zending tot dusver niet bij machte geweest was in dit gebied eigen staties te stichten (behalve Lichtenvoorde) en de zorg ervoor vrijwel overliet aan de Minderbroeders te Zwilbrook, die dan ook de pretentie van de Munsterse bisschop schijnen gesteund te hebben. Codde's aanstelling van een missionaris te Groenlo in 1598 was waarschijnlijk een poging om dit gevaarlijke argument te ontzenuwenGa naar eindnoot61.. Hij kwam er te laat mee; het argument moet te Rome indruk gemaakt hebben en de beslissing ten gunste van Munster hebben doen uitvallen. Het daardoor naar Munster overgebrachte complex van 10 oude parochies is gelijk aan de heerlijkheid Borculo-Lichtenvoorde, vermeerderd met de aan de Oranjes toebehorende heerlijkheid Breedevoort, die het stadje van die naam benevens de dorpen Aalten, Winterswijk en Dinxperlo omvatteGa naar eindnoot62.. Wat de waardige Christoffel Bernard dus niet in het staatkundige gedaan kon krijgen, gelukte hem wel in het kerkelijke. Omstreeks het eind van de zeventiende eeuw trad aldus het oostelijkst deel van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achterhoek uit de Hollandse Zending; het keerde er eerst weer in terug door de uitvaardiging van de bulla ‘De salute animarum’, die 16 Juli 1821 het bisdom Munster nieuw omschreef; in deze omschrijving ontbreekt het betrokken gebied, dat dienovereenkomstig weer bij de Hollandse Zending werd ingelijfd. De genoemde heerlijkheid Breedevoort, identiek met de huidige gemeenten Dinxperlo, Aalten en Winterswijk, toont een confessionele kleur, die sterk van die der omgeving afwijkt. Ondanks de nabijheid van gaaf-katholiek Munsters gebied en van de even katholieke heerlijkheid Lichtenvoorde telden deze gemeenten in 1839 respectievelijk maar 23,50, 16,59 en 15,47% katholieken. De heerlijkheid is, sedert de stad Breedevoort in 1597 door Maurits genomen werd, onafgebroken als Gelders leen in pand gehouden door de prinsen van Oranje. Dat dezen hier een krachtige protestantiseringspolitiek bevorderd zouden hebben, is onaannemelijk, gezien hun houding in hun vele andere heerlijkheden. Het schijnen wel vooral de pastoors van de kritieke tijd (hier 1597) geweest te zijn, die de parochies aan het protestantisme uitleverden, zonder dat van verzet blijkt. Na de overgang van Breedevoort verklaarden de pastoors van Aalten en Winterswijk zich bij eerste oproep door de classis van Zutfen bereid zich in alle opzichten aan de reformatie te onderwerpen en hun concubinen te trouwen. Die van Winterswijk, Johan Rauwerts, was een kinderrijke alcoholistGa naar eindnoot63.. Met dit al is de vrij algemene afval tot dusver niet afdoende verklaard. Van de Achterhoek blijven dan verder nog een aantal gemeenten over, die niet tot een van de besproken heerlijkheden behoorden. In sommige daarvan is eveneens ambachtsheerlijke invloed na te wijzen of te vermoeden; in andere is invloed van de Lijmers en de enclave Weel onmiskenbaar. Dit laatste geldt voor Wisch (bezuiden Lichtenvoorde; 31,77%) en voor Westervoort (74%), dat geheel door Duiven en Huissen ingesloten wordt. Ook Angerlo ten noorden van Duiven, Zevenaar en Weel toont in zijn 54,30% deze invloed. Daarentegen is Hummelo-Keppel met zijn 29,13% een uitzondering, misschien te verklaren uit vroege overgang van de heren van Keppel tot het protestantisme. In dezelfde buurt vinden wij Doesburg (41,42%), ambt Doetinchem (46,11%) en stad Doetinchem (26,82%). Hier is het percentage katholieken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondanks de laat begonnen vaste missie vrij hoog; de nabijheid van het vrije Kleefse gebied kan daaraan niet vreemd zijn. Hoe het hoge percentage van Steenderen (47,46%) en het aangrenzende Hengelo te verklaren zijn, kan ik niet uitmaken, te minder, doordat pas laat in de zeventiende eeuw een statie te Hengelo gesticht werd en Steenderen heel de eeuw zonder eigen zielzorg bleef. Zelhem (21,28%) sluit in kleur aan bij Hummelo-Keppel. Het noordelijk deel van de Achterhoek is het meest geprotestantiseerd. Lochem (1,81%) en Laren (1,96%) hebben nauwelijks katholieken; Gorsel met 5,33% staat er weinig gunstiger voor. Dank zij zijn eigen statie, circa 1617 door Jezuïeten gesticht, heeft Zutfen (19,84%) een bescheiden contingent katholieken behouden. Van de overblijvende landelijke gemeenten heeft alleen Ruurlo, dank zij ongetwijfeld de belending van Lichtenvoorde, een flink percentage katholieken (27,57%). De andere zijn Warnsveld en Vorden met respectievelijk 18,18% en 16,62%Ga naar eindnoot64.. Het historische contrast tussen Salland en Twente is op de confessiekaart goed zichtbaar, al neemt de katholieke kleur van Twente naar het westen ook duidelijk af. Het resultaat van Spinola's wapensucces in 1605 weerspiegelt zich in de algemeen katholieke kleur van oostelijk Twente, waarin echter ook voor sommige gemeenten de invloed van adellijke families verdisconteerd is. Egaal katholiek is de noodoosthoek, waar Tubbergen en Weerselo in 1839 respectievelijk 97,31 en 96,83% katholieken telden. Daarbij sluiten zich aan Denekamp (87,17%), Ootmarsum (67,44%), Oldenzaal (80,01%) en Losser (87,17%). Borne (72,65%), Hengelo (55,52%), ambt Delden (64,23%) en stad Delden (45,79%) vormen een brug van sterke katholieke contingenten naar het zuidelijke Haaksbergen (76,94%). Door alle genoemde gemeenten en het niet minder overwegend katholieke Munsterse grensgebied ingesloten, vormen Lonneker en Enschede met respectievelijk 31,87% en 37,01% een wat raadselachtige afwijking. Ten westen van het aangeduide complex tonen de percentages van de gemeenten Goor (24,45%), Wierden (29,90%), ambt Almelo (20,04%) en Rijssen (22,11%) nog wel de invloed van de oostelijke concentratie, maar toch danig verzwakt. De daaropvolgende gemeenten zijn grondig gedecatholiseerd: Vriezenveen (11,51%), Holten (4,70%), Markelo (8,73%) en Diepenheim (9,29%). Het is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duidelijk, dat Spinola's troepen alleen het oosten van Twente beheerst hebben. Het zogenaamde aartspriesterschap Deventer of Salland omvat de gehele rest van de provincie Overijsel. Hierin vormt Raalte een opvallend contrast met de omgeving. Het had 76,94% katholieken in 1839. Zijn zuidelijk verlengstuk Diepenveen had ook nog een zeer respectabel percentage, n.l. 47,31; hetzelfde geldt van zijn noordelijke uitloper Heino (48,77%). Wijhe en Olst, die tussen Raalte en de IJsel liggen, vertoonden respectievelijk maar 35,66 en 32,51%. Al deze gemeenten vormden het land van de grote havezaten, waar sedert omstreeks 1630 geregeld Jezuïeten als gasten of gouverneurs der kinderen vertoefden met de bedoeling in de huiskapellen der adellijke huizen zelf of anders op een pachthoeve geregeld de heilige Mis op te dragen voor het landvolk. Heel de eeuw heeft zich deze ambulante missie gecontinueerd. Dat zij, in de regel toevertrouwd aan één pater, niet voldoende was om de meerderheid te behouden, deden wij hiervoor al uitkomen. Hier lagen in de zeventiende eeuw o.a. het landgoed ‘de Hare’ en de havezate Hengvorden, beide lange tijd bewoond door de familie van Oldeneel, het huis Ganzebrink van de van Doetinchems, de havezate Hoenlo van de heren van Laer, later Van de Haersolte's, Boxbergen onder Olst van de Ripperda's, de Krijtenberg bij Wijhe van de familie van Mauwijck, de Wesenberg bij Wengelo, bewoond door de Vriese's, later door de Knopperts, 't Spijkerbosch van Jonker Krijt, de Boskamp van de van Hövells, het huis Overmarsch en de Luchtenberg van de Knopperts, de Stoltenberg van de familie Stuerman, het kasteel Herxen van de Haersolte's, de havezate ‘In de Broekhuizen’ bij Dalfsen, bewoond door de Ruitenbergs, de Solenspijker te Heino van de familie Sweersen, de Spijker bij Emmen van de familie Glauwe, het Nyenhuis bij Wijhe van de van Ittersums, de Anem bij Wijnvoorden van de familie Martens, later van de Bentincks, huize Wagenvoorde bij Tongeren, bewoond door het geslacht van Voorst, Langeveldslo bij Tongeren van de van Laers e.a. Deze concentratie van katholieke landadel verklaart het behoud van grote percentages katholieken in SallandGa naar eindnoot65.. Een aantal gemeenten met nog behoorlijke katholieke contingenten scharen zich om de noordrand van deze katholieke concen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tratie: Hellendoorn (30,25%), ambt Ommen (14,23%), stad Ommen (19,80%), Dalfsen (30,88%), Zwollerkerspel (20,46%), Zwolle (24,61%), IJselmuiden (32,33), Kampen (21,27%). Voor de meeste van deze gemeenten is hierin ook het rechtstreekse resultaat van de statie ter plaatse te zien. Ten opzichte van Zwolle valt dan zelfs niet van overmatig succes te spreken, als wij letten op het grote aantal statiesGa naar eindnoot66.. Hetzelfde verschijnsel constateerden wij reeds bij vele steden. Een bescheiden haard van katholicisme vormen verder in het uiterste noorden van het ambt Vollenhove de gemeenten Steenwijkerwold (13,72%), Oldemarkt (17,20%) en Kuinre (18,39%); hier is zeker enige invloed van de landadel in het spelGa naar eindnoot67.. Ook de naburige gemeenten hebben nog noemenswaarde percentages katholieken: Blankenham (5,67%), Stad Vollenhove (8,04%), Steenwijk (8,29%) en ambt Vollenhove (2,74%). In het uiterste noordoosten van de provincie toont nog Gramsbergen een noembaar percentage (4,07%), waarbij zich Ambt Hardenberg (14,07%) en Avereest (14,34%) met sterkere cijfers aansluiten. Hasselt, geheel door Zwollerkerspel ingesloten, steekt daarbij af met slechts 5,99%; Zalk ten zuiden van de IJsel vertoont een gelijk verschijnsel met 7,22%. Deventer heeft 22,49% katholieken, dank zij zijn tweetal staties. Batmen ten oosten daarvan steekt in deze hoek ongunstig af met slechts 4,98%. In alle andere gemeenten van Overijsel is het aantal katholieken verdwijnend klein. Den Ham, Grafhorst en Kamperveen hadden in 1839 heel geen katholieke inwoners; weinig beter was het gesteld met Genemuiden (0,06%), Staphorst (0,07%), Wanneperveen (0,07%), Blokzijl (0,60%), Giethoorn (0,64%), Zwartsluis (0,74%), Hardenberg (0,88%3 en Wilsum (2,07%)Ga naar eindnoot68.. Tenslotte rest de bespreking van het aartspriesterschap Lingen. De beslissende periode in de geschiedenis van de godsdienstige verhoudingen in dit graafschap was, evenals in Twente - en voor Lingen geldt het in meer absolute zin - de tijd van 1605-1633. In deze periode heeft een proces van katholieke reformatie, d.i. van interne regeneratie van het geloofsleven en niet het minst van het clericale leven en de clericale praktijken, het volk van Lingen geïmmuniseerd voor de protestantisering, waarbij men niet uit het oog verlieze, dat het expansie-vermogen van het protestan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tisme aan een bepaalde tijd gebonden geweest is. In het algemeen stuitten protestantiseringspogingen, ondernomen na omstreeks 1625, af op de onvatbaarheid van de bevolking. Te meer was dit het geval, waar de oude generatie van corrupte en onbeschaafde pastoors, meestal clerici uxorati, inmiddels vervangen was door een theologisch-onderlegde, ascetisch-geschoolde clerus, deels Jezuïeten, deels door Jezuïeten gevormde seculieren, deels Capucijnen, de mendicanten van de katholieke reformatie, volkspredikers in de nieuwe stijl. Zo was het in het algemeen omstreeks 1633 - toen Frederik Hendrik het veroverde - in Lingen gesteld. Een enkel zwart schaap onder de priesters, een enkele eerzuchtige edelman, regent of ambtenaar, een enkel uit het evenwicht geraakt gezin mocht het protestantisme winnen, maar afpersing, noch gewetensdwang, noch vervolging hebben er een zelfs maar noembare minderheid tot het protestantisme kunnen brengen. Het belangrijke reformatieproces begon onmiddellijk nadat Spinola 19 Augustus 1605 Lingen heroverd had. Reeds 5 Januari 1606 kwam Sasbout Vosmeer in persoon te Lingen aan. Inmiddels had Spinola de hervormde eredienst doen staken en een begin doen maken met de restauratie van de zeer vervallen kerken, vooral die van de stad Lingen. Sasbout liet zich in het werk der restauratie vooral door twee jonge priesters bijstaan: Philippus Rovenius en Joachim Hamconius. De laatste, een zoon van de Friese geschiedschrijver Maarten Hamckema, werd benoemd tot pastoor van Lingen en aartspriester van het gehele district. In 1608 vertrok Sasbout; sedert had Rovenius de directe leiding. Zijn brieven aan Sasbout uit de volgende jarenGa naar eindnoot69. doen blijken, dat het reformatieproces, zowel hier als in Twente, belemmerd werd door gebrek aan goede priesters. Zo is het te meer verklaarbaar, dat onmiddellijk ook Jezuïeten aan dit werk deelnamen. Hierin mag misschien de invloed van Spinola of de aartshertogen gezien worden. Een belangrijke plaats nam in het herstelproces de Jezuïet Carion in, met wie Sasbout en Rovenius het blijkbaar goed konden vinden en wie zij vastberaden de hand boven het hoofd hielden bij zijn onvermijdelijke conflicten met om leven of leer verdachte pastoors. Toch zag Rovenius zich hier, evenals in Twente, genoodzaakt voorlopig een aantal clerici uxorati, soms ook van twijfelachtige orthodoxie, te handhaven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat waren degenen, die tussen 1597 en 1605 door de Overijselse synode in functie gelaten waren, omdat zij beloofd hadden zich naar de nieuwe orde te zullen schikken. Onder Sasbouts pressie waren zij nu ‘tot de oude gebruiken teruggekeerd’. In 1633, toen aan de Spaanse bescherming van de zielzorg in Lingen weer een eind kwam, zal stellig nog niet alles naar de zin van Rovenius geregeld zijn geweest, maar zeker waren de toestanden in de verstreken achtentwintig jaar veel verbeterd. Gaandeweg waren de uit noodzaak gehandhaafde ongeschikte priesters door missionarissen van de nieuwe stempel vervangen. Zo vond het protestantisme dan bij zijn derde stormloop op Lingen een heel andere situatie dan in 1597. In plaats van met een veile, tot accomoderen geneigde clerus kreeg het thans te doen met priesters van een in de wol geverfde houw en trouw aan Rome. Bovendien was er van een argeloze massa nu geen sprake meer. Tenslotte was de nieuwe souverein, Frederik Hendrik, allesbehalve geneigd de Overijselse synode krachtig te steunen in het werk van de protestantisering. Toen de synode begon met een predikant voor de stad Lingen aan te stellen, weigerde de prins de pastoor-aartspriester Jacobus Eilers uit kerk en pastorie te zetten. De benoemde zette zich in de stad neer en begon met godsdienstoefening in een particulier huis voor enige militairen en ambtenaren. Alle pastoors bleven krachtens de wil van Frederik Hendrik gehandhaafd in de officiële bediening; na hun dood zouden zij door hervormde predikanten worden opgevolgd. Ook daarvan kwam niet veel terecht. In 1634 stierf de pastoor van Plantlünne; de prins gebruikte zijn collatierecht ten behoeve van een katholiek priester, hem door de Franse gezant d'Avaux voorgesteld. Eerst in 1642 werd de kerk van Ibbenbüren aan een predikant gegeven. De bevolking bracht echter de inventaris van het gebouw over naar het adellijke huis Crone in de buurt en hield daar geregeld zijn godsdienstoefeningen, die geleid werden door ambulante regulieren, meest Kruisheren uit Bentlage, Dominicanen uit Osnabrück en Franciscanen uit Munster, Rheine of Lennep. Toen Frederik Hendrik in 1647 overleed, waren in de stad en in alle dorpen, uitgezonderd Ibbenbüren en Plantlünne, alle pastorieën en kerken nog in het bezit van de katholieke pastoors. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder Willem II (1647-1650) kwam daarin verandering. De kerken werden overal aan de pastoors ontnomen en, zoveel mogelijk, door predikanten bediend. De bevolking liet dezen echter links liggen en kwam geregeld op een hofstede of een adellijk huis bijeen. In sommige dorpen bleef de kerk leeg staan, totdat de pastoor er zich maar weer in vestigde. Amalia van Solms gedroeg zich als voogdes voor Willem III (1650-1668) naar de door Frederik Hendrik gevolgde politiek en liet het katholicisme ongedeerd, in weerwil van de vertogen van de Overijselse synode. Gunstig rapporteerden de pastoor van Lingen, Henricus Smeddes, en de aartspriester Johann Heidenreich Stodtbrock in 1657-1658 over het godsdienstig leven in het graafschap. Overal blijkt de bevolking gaaf katholiek, al is ze gedwongen in schuren of particuliere huizen bijeen te komen. Wat schril steekt bij deze tevredenheid het rapport van de critische Zacharias de Metz af, die in Augustus 1658 het aartspriesterschap visiteerde en er het Vormsel toediende. Hij had zich daarbij vooral aan de vervuilde toestand van sommige oratoria geërgerd en ook aan het levengedrag van enige priesters. Toch blijkt ook uit zijn verslag, dat van ernstige wantoestanden geen sprake is. Over de wrede protestantiseringspogingen van Willem III, speciaal na de zogenaamde bisschopsjaren (1672-1674), is elders gesproken. Al deze, vaak verfijnd-sluwe, maatregelen hebben het katholicisme echter geen merkbare afbreuk kunnen doen. Een factor, die daartoe bijdroeg, is de ligging van het landje. Beide delen van het kleine graafschap lagen als een eiland tussen meest katholieke gebieden en zelfs het centrum van het grotere Neder-Lingen was niet meer dan 10 km., d.i. twee uur gaans, van de grens verwijderd. Dit maakte de oplossing mogelijk, die onder de stuwkracht van de aartspriester Stodtbrock algemeen werd toegepast. Op zijn voorbeeld vestigden alle missionarissen zich over de grens in het gebied van het bisdom Munster of in dat van de lutherse graaf van Tecklenburg, die in zake de godsdienst blijkbaar meer tolerante opvattingen huldigde dan de satrapen van de koning-stadhouder. Hun getrouwen bouwden daar, vaak midden in de barre hei, een sobere hut als pastorie. Aanvankelijk deden zij onder de blote hemel, later in lichte en dichte schuren de heilige Mis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo bood dit katholieke land aan het eind van de zeventiende eeuw het volgende beeld: de oude kerken werden bediend, de pastorieën bewoond door gereformeerde predikanten, die bezoldigd werden uit de oude kerkelijke fondsen, maar vrijwel werkloos moesten blijven bij gebrek aan belangstellenden, terwijl de katholieke missionarissen, levend van aalmoezen, gehuisvest in houten of lemen krotten over de grenzen der naburige staten, voor nagenoeg heel de Lingense bevolking de Geheimen vierden in schamele schuren of in de open lucht en 's nachts het landje binnenslopen om zieken of stervenden bij te staan. Het is geen wonder, dat de van de traditie van zijn familie ontaarde Willem III de naam van zijn dynastie bij het geteisterde volk gehaat heeft gemaakt. Heel het arsenaal van vexaties heeft het echter tegen de standvastigheid van deze eenvoudige mensen afgelegd. Het sobere verslag van Neercassels laatste vormreis geeft een levendige indruk van de voor de Europese kampioen der gewetensvrijheid diep beschamende, voor zijn Lingense slachtoffers zo eervolle situatie. Het strekt niet minder tot eer van de missionarissen en van de apostolische vicaris zelf, die er aan de vooravond van zijn dood onder zoveel ontberingen zijn heilig dienstwerk kwam verrichten. Het is deze heldhaftige missiearbeid, die dit arme volk heeft doen volharden in zijn trouw aan het oude geloof onder een verdrukking, waarvan aan het eind van de zeventiende eeuw in Duitsland moeilijk de weerga te vinden zal geweest zijn. Ook Petrus Codde, die Lingen onder dezelfde beproevingen al vormende doortrok, bewonderde de geloofmoed van een volk, dat, naar hij in zijn missieverslag van 1701 getuigde, ondanks de scherpe vervolging standvastig volhardde in zijn geloof. Wie thans op de kaart van de godsdienstige verhoudingen in DuitslandGa naar eindnoot70. Lingens kleur nagaat, constateert gemakkelijk, dat Lingen in overgrote meerderheid katholiek gebleven is. Exacte gegevens verstrekt overigens zelfs deze statistiek niet. Wat op de kaart Lingen heet, is namelijk de Kreis Lingen van tegenwoordig. Deze omvat deels meer, deels minder dan het oude graafschap, n.l. niet Opper-Lingen, maar wel een westelijke strook van oud-Munsters gebied: de kerspelen Salzbergen, Emsbüren en Schepsdorf. Van deze Kreis Lingen geeft de kaart waarschijnlijk een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorstelling, die te mooi zou zijn voor het graafschap. Op 1 December 1900 bestond de 32.859 koppen tellende bevolking van deze Kreis voor 86,1% uit katholieken. De strook Salzbergen-Emsbüren-Schepsdorf zal echter, gezien de kleur van het hele oud-Munsterse land, wat dichter bij de 100% katholieken komen en de toevoeging er van heeft voor Lingen het percentage zeker enigszins opgevoerd. Daarentegen behoort Opper-Lingen op de kaart tot de Kreis Tecklenburg, die in 1900 een percentage van 41,2% katholieken vertoonde. Grotendeels is deze Kreis gelijk aan het vroeg-geprotestantiseerde graafschap Tecklenburg. Zo het percentage katholieken er nog vrij hoog is, moet dit voor een groot deel liggen aan Opper-Lingen, dat echter minder overwegend katholiek gebleven is dan Neder-Lingen. Dit is al vrij lang zo. In 1846 telde Opper-Lingen 11.482 katholieken, d.i. bijna 80% der bevolking, terwijl Neder-Lingen met 21,788 katholieken de 92% haalde. Waarschijnlijk heeft Opper-Lingen in de 18de eeuw veel bewoners door emigratie verloren. Deze streek was bij uitstek het land van de Tiötten, de linnenkramers, die met zware zakken op de rug de boer opgingen en het fijne Tecklenburgse linnen aan de man brachten. Hun nakomelingen zijn in Noord-Nederland sterk vertegenwoordigd in de manufacturenhandel. In de oude Tiöttendorpen Mettingen, Ibbenbüren en Recke stuit de bezoeker herhaaldelijk op namen, die hij van Nederlandse winkelramen kert, zoals Stüve, Dreesman, Rottinghuis, Lampe, Brenninkmeyer, Determeyer. Ook aan ons land heeft Opper-Lingen veel emigranten verloren; deze emigranten waren zo katholiek, dat zij aanleiding konden geven tot de uitspraak, dat de manufacturen in Noord-Nederland een ‘rooms product’ zijn. Tegenover deze uittocht van katholieken staat voor Opper-Lingen de negentiende-eeuwse immigratie van Tecklenburgers, vrijwel allen lutheranen, die werk vonden in de toen tot ontwikkeling gebrachte mijnbouw. Zo komt het, dat de getallen van 1900 voor Opper-Lingen een minder juiste indruk wekken. Zeker moet ook daar omstreeks 1700 het aantal protestanten verdwijnend klein geweest zijn. De autochtonen waren in het hele landje zo goed als algemeen katholiek. De protestanten zijn òf immigranten der moderne industrialisatie òf afstammelingen van onder Willem III of de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hohenzollerns binnnegekomen protestante boeren en ambtenaren. De Pruisische koning liet zich kort na 1702 inlichten over de numerieke verhoudingen der gezindten in zijn nieuw-geannexeerd gebied en vernam toen, dat de aantallen katholieken en protestanten in heel Lingen tot elkaar stonden als 15 tot 1. In 1816, dus ruim een eeuw later, telde Neder-Lingen 17.663 katholieke, 895 gereformeerde en 444 lutherse bewoners, d.i. respectievelijk 93%, 4,7% en 2,3%Ga naar eindnoot71.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Leeuwarden.Dat de katholieke missie van de zeventiende eeuw in Friesland maar weinig bereikt heeft, is misschien voor een bescheiden deel te verklaren uit de staat van diep verval, waartoe het zestiende-eeuwse katholicisme er gekomen was, alsook uit de sterk sprekende sociaal-economische factoren, waarvan vooral het buiten alle verhouding gegroeide grootgrondbezit van de kloosters genoemd moet worden. Toch is, gelijk wij al uiteenzetten, ook hier het contingent van leken, dat spontaan tot het protestantisme overging, gering geweest; het vormde omstreeks 1580 maar een kleine minderheid. Dit blijkt uit de beschreven lijdelijke tegenstand, die de protestantisering ondervond. Tientallen jaren nadat het katholicisme verbannen was, werd de hervormde predikant nog op tal van dorpen door de overgrote meerderheid genegeerd. Dat de protestantisering van Friesland toch op den duur vrijwel absoluut slaagde, wijt men gewoonlijk aan de felheid der vervolging. Het schijnt in elk geval wel juist, dat het element van zogenaamde libertijnen in de regentenwereld in dit gewest minder luid sprak dan in andere, vooral Utrecht en Holland. Overal, waar rechtstreekse invloed van de Hollandse Oranjes te constateren valt, handhaafde zich deze middengroep, waardoor de vestiging van het calvinisme wel niet belet, maar soms vertraagd werd en met name de uitroeiingspolitiek jegens het katholicisme weinig steun vond. Voor Friesland staat wel vast, dat sedert de dood van Willem van Oranje het calvinistisch absolutisme sterk op de voorgrond | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschoven werd. Het langdurige stadhouderschap van Willem Lodewijk (1584-1620) betekende de zeer besliste centralisatie van de protestantisering en de strenge toepassing van de plakkaten tegen het katholicisme. Nergens zijn de katholieke missionarissen zo lang en zo streng vervolgd als in dit gewest. Wij raken hier aan het erfelijk contrast, dat de afstammelingen van de irenische Willem de Zwijger en die van de fanatieke Jan van Nassau bleven vertonen. Met dat al is het uitgesloten, dat zelfs een Willem Lodewijk elke missie had kunnen beletten in een gewest, dat nog in grote meerderheid katholiek was. Zelfs wering van missionarissen van buiten af was nooit absoluut door te voeren. Vooreerst werkte ook in de Friese steden de factor van het economisch opportunisme een al te straffe vervolging tegen en vervolgens was ook hier de landadel voorlopig allerminst bereid tot de oplegging van het protestantisme mee te werken. Ten slotte bleek ook in Friesland de winzucht van de ambtenaren bereid zich te verzusteren met de verdraagzaamheid. De grote, alles overschaduwende factor, die de tot volkomenheid naderende zege van het calvinisme in Friesland verklaart, is het noodlottig priestergebrek. Had het bisdom Leeuwarden op het stuk van de reformatie van de clerus gelijke vorderingen gemaakt als dat van Haarlem onder Govert van Mierlo, had zijn kapittel kans gekregen of kracht genoeg gehad zich als het Haarlemse te gedragen, of had Sasbout Vosmeer in het tijdvak 1580-1600, d.i. nog tijdens de levensduur van de eerste generatie, aan wie het protestantisme werd opgedrongen, een aantal missionarissen naar Friesland kunnen zenden, of hadden eindelijk de Jezuïeten in dit kritieke tijdvak meer dan hoogst enkele leden voor Friesland beschikbaar kunnen stellen, dan zou de kaart van deze provincie thans stellig zekere overeenkomst vertonen met die van Noord-Holland, waarmee zij nu zo scherp contrasteert. ‘Van 1580 tot 1593 was de godsdienst in Friesland in een geheel verlaten toestand; nauwelijks bevond zich daar een priester en die er waren, hielden zich uit vrees schuil’, aldus leidt Willibrord van der Heijden S.J. zijn relaas in. Hij bedoelt met die enkele priesters hen, die tot de oude bedeling behoorden; het waren geen missionarissen. De vrees, die hen er toe dreef, zich van bediening te onthouden, was zeker voor een deel de bezorgdheid voor het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verlies van de hun toegekende alimentatie. Pater van der Heijden vervolgt dan: ‘Toen derhalve omstreeks 1593 missionarissen van de Sociëteit uit Holland derwaarts kwamen, vonden zij de wijngaard des Heren verlaten en uitgeroeid.’ Dit laatste woord versta men vooral niet te letterlijk. Zeer taai was immers in dit gewest de gehechtheid van de menigte aan katholieke praktijken, aan kruisen en beelden in en aan de huizen, symptomen van een katholieke mentaliteit, die misschien te zeer tot uiterlijkheden beperkt bleef en ook hier af en toe superstitieuze trekken vertoonde, maar die bij intensieve missie zeker tot gezuiverde ontplooiing had kunnen geraken. Verder verschenen in het oosten van de provincie tussen 1580 en 1594 (reductie van Groningen) nog wel af en toe priesters. En ook daarna was het oosten van Friesland niet geheel van priesters verstoken. De verbanning van de priesters uit Groningen, waarheen in 1580 juist vele Friese geestelijken waren uitgeweken, deed enkelen van hen naar Friesland terugkeren. Met het oog op deze binnenkomende priesters werd in Friesland dan ook 15 November 1594 een plakkaat uitgevaardigd, dat katholieke godsdienstoefening, ook in particuliere huizen, op hoge boete voor priester en gastheer verbood. Dit plakkaat is als eerste symptoom van een wederopluiking te beschouwen. Reeds in 1591 was bepaald, dat het zenden van kinderen naar katholieke scholen buiten het gewest met 1000 à 1200 gulden beboet zou worden. Dit besluit werd vooral ingegeven door de niet-ongerechtvaardigde vrees, dat Friese adellijke of patricische jongelieden, in het buitenland opgeleid, straks als priesters naar hun geboorteland zouden terugkeren. De eigenaardige taaltoestand van het gewest leidde er n.l. toe, dat bijna alleen inboorlingen voor de missie geschikt waren, een factor, die mede de wederopluiking in Friesland heeft gedwarsboomd. Sinds 1593 is Friesland dan vooral uit Holland door Jezuïeten bezocht, het eerst door Joannes Bargius, daarna door Willem de Leeuw en Adrianus Arboreus. Zij vonden onderdak bij enkele katholiek gebleven families in de steden en bij sommige edelen op het land. Op Driekoningen 1597 werd pater W. de Leeuw te Dokkum ten huize van de familie Peyma overvallen en te Leeuwarden gevangen gezet; 22 Februari werd hij voor eeuwig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verbannen; de gastheer werd gestraft met 300 gulden boete, elk der toehoorders met 100 gulden. Kort na de Jezuïeten traden ook seculiere priesters actief in Friesland op: in 1595 werd Joannes Alberti te Bolsward betrapt en verbannen; hetzelfde overkwam omstreeks die tijd aan Valerius Hottenius wegens een godsdienstoefening in het Burmanniahuis te Leeuwarden. In deze stad werd in 1600 de schoolmeester Dyrck Seerps wegens ‘het leren van katholieke ceremoniën’ gestraft, in 1605 de seculiere priester Hermannus Bartholdi wegens het opdragen van de heilige Mis. Alle genoemde priesters waren blijkbaar ‘franctireurs’, geen missionarissen van Sasbout. Deze kwam pas in 1606 aan de bemoeiing met Friesland toe. In zijn Insinuatio van 1602 had hij de godsdienstzin van de Friese katholieken geprezen en het betreurd, dat voor hen geen hulp beschikbaar was. De zetel van Leeuwarden, zo constateerde hij, stond nu al twintig jaar leeg; van het kapittel leefde nog maar één kanunnik. Deze prees hij als een goed man, maar het blijkt niet, dat de bedoelde enige dienst aan de katholieke missie heeft bewezen. Eerst in 1606 benoemde de apostolische vicaris de Friese priester Joachim Hamconius tot vicaris van het bisdom Leeuwarden. Daar hij pas in 1577 geboren was, kan hij de bedoelde kanunnik niet zijn; deze zal vermoedelijk intussen gestorven zijn. Hamconius heeft waarschijnlijk heel niet in Friesland gearbeid; hij werd tegelijk benoemd tot pastoor-aartspriester van Lingen - een cumulatie van ambten, die wel op groot priestergebrek wijst -, waar hij reeds 22 September 1607 aan de pest stierf. Eerst in 1611 benoemde Sasbout een nieuwe vicaris van Leeuwarden: Sibrandus Sixtius, zelf een Fries, vicarius-capitularis van Haarlem. Van 1611 dateert de onder de apostolische vicarissen zeer nauw gebleven betrekking tussen de voormalige bisdommen Haarlem en Leeuwarden, meestal verenigd in een personele unie onder de Haarlemse kapittelvicaris, die voor Haarlem verantwoordelijk was aan het kapittel en voor Leeuwarden onmiddellijk aan de apostolische vicaris. Geheel buiten de bemoeiing van het Haarlemse kapittel bleef ook Friesland niet, want het seminarie van dit kapittel zorgde voor de bezetting van de Friese staties. Zelfs kan men zeggen, dat de Friese wederopluiking van Haarlem uit (en dus na 1611) georganiseerd is. Aan de locale | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verspreiding van het katholicisme in Friesland is nog heden ten dage te zien, zelfs bij eerste oogopslag, dat de missionarissen over de Zuiderzee gekomen zijn, een indirect bewijs, dat bij meer priestermateriaal de provincie een ander beeld zou vertoond hebben. De vicarissen, door de apostolische vicaris benoemd, stelden de missionarissen aan en visiteerden de kerken. Eerste vaste pastoor van Leeuwarden heet de seculier Petrus Vellenius, een gewezen Benedictijn uit de abdij Ferwerd, die in 1609 stierf en wiens plaats verder zo goed als zonder onderbreking vervuld bleef. Dit is een bewijs, dat ook hier met het luwen van de eerste calvinistische bezieling door ondergrondse invloeden van uiteenlopende aard (familiebanden met katholieken, invloed van de landadel en geldzucht van de officieren) tegen betaling van vaak hoge recognities oogluiking verkregen was. In 1609 werd te Leeuwarden ook een Jezuïeten-statie gesticht onder pater Arnoldus Cathuis. Onmiddellijk ontstond daardoor een conflict met de pastoor-deken Lambertus Lambringa, dat bleef slepen, totdat de apostolische vicaris Rovenius in 1615 naar Leeuwarden kwam om de onenigheden te beslechten: in Juli 1615 verleende hij pater Gerardus Carbonelli jurisdictie. Bij deze gelegenheid stelde de apostolische vicaris het college van ‘Tienmannen’ in, dat belast werd met het beheer van de armenfondsen van beide staties. Later breidde zich de zorg van deze notabele leken over de armen- en kerkegoederen van alle Leeuwarder staties uit, wat in de achttiende eeuw zou leiden tot een sterke lekenvoogdij. De Leeuwarder Jezuïet had sinds 1611 meestal een socius, die uitliep naar Harlingen, Sneek en andere plaatsen. Grote hulp hadden de paters van klopjes als Geertruid Pruymst, die sedert 1611 meer dan dertig jaar voor de statie werkzaam bleef. Een Jezuïeten-bekeerling was de ex-mennist Joannes Hendriks, die te Harlingen een bedehuis voor de katholieken stichtte. Toch was de overheid in deze stad voorlopig niet tot oogluiking geneigd. In 1614 werd er tweemaal een vergadering verstoord en in 1616 deed de politie op grond van geruchten, als zouden de katholieken een grote voorraad wapenen op geheime plaatsen geborgen hebben benevens kruit om de hervormde kerk in de lucht te doen springen, een inval ten huize van de genoemde Hendriks; zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontdekte in een onderaardse bergplaats een aantal papieren en brieven, die straks op last van Gedeputeerde Staten van Friesland onder de titel van ‘Der Jesuiten Negotiatie ofte Coophandel’Ga naar eindnoot72. werden uitgegeven om de overheden der Republiek en heel het volk de ogen te openen voor de gevaarlijke stille actie van de Jezuïeten. Dit voorval is een van door de seculiere missionarissen en door de apostolische vicarissen vaak gelaakte onvoorzichtigheden van regulieren, die voor hun ordesoversten uitvoerige relazen plachten op te stellen en daarin vooral hun vele bekeringen uiteenzetten, maar bij overvallen de justitie aldus zeer bezwarend materiaal in handen gaven, wat dan een ongunstige terugslag had op heel de missie in zulk een streek. De officiële publicatie heeft echter ditmaal niet de aandacht getrokken, waarop gerekend was. De publieke aandacht werd namelijk in deze jaren geheel in beslag genomen door de twisten in de boezem der hervormde kerk. Johan Hendriks werd op grond van de ontdekking aanvankelijk voor 17.000 gld. beboet, wat later verminderd werd tot 1600 gld. en toen door de Harlinger katholieken gezamenlijk betaald werd. In Februari 1618 werd vervolgens pater Joannes Viering te Midlum bij Harlingen gearresteerd, op borgtocht vrijgelaten en 21 April 1618 door het Hof van Friesland veroordeeld tot 3500 gld. boete. Deze boete is de pater echter, volgens W. van der Heijden, kwijtgescholden door tussenkomst van niemand minder dan prins Maurits, die door de overste der Hollandse Missie der S.J. zou bewerkt zijn. De prins moet dan aandrang hebben geoefend op zijn neef Willem Lodewijk, want zijn eigen macht reikte in Friesland wel niet ver genoeg. Ook invloed van de Friese edelman Jarich van Lyauckema op de Friese stadhouder schijnt niet uitgesloten. Pater van der Heijden vermeldt nog overvallen, arrestaties enz. te Leeuwarden in 1620. In het laatste jaar en nog lang daarna was het voor de missionarissen hier zeer gevaarlijk door de fanatieke vervolgzucht van een onderschout, die zich soms in vrouwenkleren 's nachts onder de kerkgangers mengde. In 1634 werden weer twee godsdienstoefeningen te Leeuwarden verstoord, één ten huize van twee exnonnen, wier alimentatie daarom ingetrokken werd, maar op grond van hun hoge ouderdom (meer dan 80) opnieuw werd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegekend. Dit christelijk besluit bewijst, dat ook hier de stedelijke overheid niet in meerderheid fanatiek was. In 1638 werd Herman Scheffer S.J. weer te Leeuwarden overvallen en gevangen gezet, maar enige getrouwen hielpen hem uit de gevangenis ontvluchten. Ondanks deze kwellingen nam de missie der Jezuïeten gestadig toe: in 1617 vermeldt Rovenius een Jezuïet te Leeuwarden en een te Harlingen; in 1630 staan te Leeuwarden drie Jezuïeten, n.l. een voor de stad en twee voor de missie op het land, verder telkens een te Harlingen, Dokkum, Franeker en op Ameland; in 1633 kwam er een statie der Jezuïeten te Bolsward en een te Hemelum, welke laatste diende ter verzorging van Stavoren, Hindelopen, Sloten, Hemelumer-Oldefaart en Gaasterland. De missie der Jezuïeten op Ameland vormt een merkwaardigheid door haar officieel karakter. Reeds in een vorig hoofdstuk is meegedeeld, dat dit eiland een vrije souvereiniteit van de Camminga's was, waar het gezag van de Republiek nooit gegolden heeft. Pieter II van Camminga regeerde van 1556 tot 1575 over het eiland, was lid van het verbond der edelen en onderscheidde zich door anti-Spaanse gezindheid. Wegens zijn verstandhouding met Willem van Oranje werd hij in 1572 door Caspar de Robles gevangen genomen; hij stierf in gevangenschap in 1575. Zijn zoon Sicco van Camminga volgde hem als souverein van Ameland op. Hij voegde de op Ameland gelegen goederen van het opgeheven klooster Ferwerd in Friesland bij zijn eigen particulier vermogen, verbood alle uitoefening van het katholicisme, maar weigerde tot de invoering van het protestantisme mee te werken. Eerst in 1611 liet hij een hervormde predikant op het eiland toe. In 1624 overleed hij; zijn zoon Pieter III van Camminga regeerde van 1624 tot 1638 over Ameland. Hij trad in het huwelijk met een katholieke jonkvrouw Ockinga, werd echter zelf waarschijnlijk nooit katholiek - al werd later wel beweerd, dat hij op zijn sterfbed bekeerd zou zijn - en liet zijn kinderen protestant opvoeden; zijn nageslacht was protestant. Toch is hij voor en na zijn huwelijk in contact geweest met pater Gerard Carbonelli S.J., die te Leeuwarden werkte en wiens bemiddeling hij inriep voor onderhandelingen met de landvoogdes Isabella. In 1598 had Philips II Ameland onzijdig verklaard in de oorlog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tussen Spanje en de Republiek; Albertus en Isabella hadden deze verklaring in 1600 vernieuwd, zonder dat in de overeenkomst enige bepaling op het stuk van de godsdienst schijnt gemaakt te zijn. Thans echter verleende Isabella in 1629, vermoedelijk wel op advies van pater Carbonelli, de onzijdigheidserkenning slechts op voorwaarde, dat de katholieke godsdienst op Ameland vrij beleden en gepredikt zou mogen worden en dat de souverein voor het onderhoud van een priester van de Sociëteit zorg zou dragen. In 1627 woonde pater Carbonelli enige tijd op het kasteel van Pieter III van Camminga, Jelmerstate te Ballum. Dit was het begin van de vaste statie. Op kosten van de grote Jezuïetenvriend Jan Hendriks uit Harlingen werd in 1630 te Nes een katholiek kerkje gebouwd, aan Sint Clemens gewijd. Tot 1645 werd dit kerkje door een te Leeuwarden gevestigde pater bediend; in 1645 vestigde zich pater Petrus Codde als eerste vaste missionaris op het eiland. Tot 1681 zijn de Camminga's in het bezit van de souvereiniteit gebleven; in dat jaar stierf de laatste van de Amelandse tak, Frans Duco, zonder kinderen na te laten. Erfgenamen waren de Schwartzenbergs, die in zake de godsdienst geen verandering aanbrachten; zij verkochten het eiland in 1704 aan Amalia van Anhalt-Dessau, weduwe van Hendrik Casimir II en moeder van Jan Willem Friso. Ook prinses Amalia bleef voor het onderhoud van de pater zorgen. De katholieke eilanders genoten dezelfde rechten als de hervormde en de toen nog zeer talrijke doopsgezinden; zij bekleedden ook bestuursfunctiesGa naar eindnoot73.. Alle berichten omtrent de seculiere en reguliere missie-ijver mogen ons echter niet van de wijs brengen en ons niet uit het oog doen verliezen, dat de missie in Friesland te laat aan voldoend personeel kwam om een massa-behoud teweeg te kunnen brengen. De missieverslagen van seculiere en reguliere zijde bewijzen dit afdoende. Het verslag van Vigilius (4 Januari 1614) zegt van Friesland, dat er ‘vele en aanzienlijke katholieken’ zijn, maar ‘de vervolging er heftiger is dan in andere provincies’. Het verslag van Rovenius van 1616 eindigt de mededelingen over Friesland met de welsprekende zin: status Frisiae satis est miserabilis. Het vermeldt twee pastoors (1 sec. en 1 Jez.) te Leeuwarden, die nog een ‘oude’ priester naast zich hebben, een seculiere pastoor te Bolsward, verder een Franciscaan en enige seculieren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die in het gewest rondtrekken en af en toe Sneek, Franeker en Stavoren aandoen. In 1617 herhaalt de apostolische vicaris deze mededelingen, er aan toevoegend, dat Zevenwouden geen priesters heeft, ofschoon er met vrucht gewerkt zou kunnen worden. Zulk een bericht nadert de kernoorzaak van de geringe missieresultaten m.i. dichter dan de klachten over de felle vervolging, al zijn deze op zich zelf blijkens de feiten wel juist. In 1622 rapporteert Rovenius, dat de hervormden in Friesland ‘vinnig’ zijn. Gevangennemingen komen vaak voor: in de zomer van 1621 alleen werden minstens 7 missionarissen gearresteerd en eerst tegen aanzienlijke losprijzen vrijgelaten. Zeker was ook de geldkwestie voor de Friese zending een sterk remmende factor. Maar daarnaast geeft een andere uitlating in hetzelfde verslagboek wat anders te denken. Er zijn maar hoogstens 16 à 17 priesters, die bovendien moeite hebben in hun onderhoud te voorzien, ‘omdat noch bij de burgers noch bij de dorpelingen die ijver aanwezig is, welke in Holland wordt gevonden’. Vele aanzienlijken zijn echter katholiek. Van het kapittel is niets over; de beneficies zijn vernietigd; er zijn bijna geen sporen meer van de vroegere kloosters. Leeuwarden telt 25.000 inwoners (dit getal is veel te hoog), waarvan zeker 2.000 katholiek zijn. Te Bolsward wonen wel 600 katholieken. Het getal katholieken is ‘aanzienlijk’ in Workum, Hindelopen en vooral bij de boeren van Zevenwouden, die, als zij kunnen, ‘met grote ijver tot de sacramenten en de godsdienstoefeningen komen’. Te Leeuwarden werken een Jezuïet, een Franciscaan en ‘een der onzen’, wie ‘wij vier of vijf priesters hebben toegevoegd’, die ‘niet zonder vrucht’ de talrijke burchten en de naburige dorpen bezoeken. In Bolsward werken twee seculieren en een Jezuïet. De nuntius Guido del Bagno zond 19 Juni 1624 aan de Propaganda een bericht over de toestand van het katholicisme in Groningen en Friesland, waarin hij beweerde, dat in de laatste provincie het aantal katholieken meer dan een derde der bevolking bedroeg (een taxatie op de gis), maar de calvinisten er zeer fel waren. Er werkten seculieren, door Rovenius gezonden, en hier en daar Jezuïeten, Franciscanen en Dominicanen. De Jezuïeten werden door de katholieken het meest gewenst; de algemene opinie was, dat zij met meer vrucht dan regulieren van andere orden hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
konden werken, vooral als zij uit de provincie zelf geboortig waren. Het stichten van studiebeurzen voor jonge Friezen zou het getal Friese missionarissen sterk kunnen vermeerderen en veel zielewinst brengen. Ondanks de niet in alles duidelijke redenering en zeker willekeur in de uitspraken tikt dit bericht de spijker op de kop: niet de felle vervolging, maar schromelijk tekort aan missionarissen doet een nog in groten getale katholiek voelend volk verloren gaan. Sibrandus Sixtius, vicaris van de bisdommen Haarlem, Leeuwarden en Groningen, zond 28 Januari 1628 aan de nuntius een visitatieverslag, waarin onder andere krasse uitspraken de mededeling voorkomt, dat Leeuwarden vroeger de zetel van de bisschoppen was, thans die van de satan. Het prijst vooral pastoor Lambertus Lambringa en zegt, dat te Leeuwarden 2 seculieren, 2 Jezuïeten en 2 Franciscanen werken, te Bolsward 1 Franciscaan en dat Harlingen, Franeker en vele dorpen door enige ambulante missionarissen bediend worden. In het westelijk deel der provincie werken ongeveer 16 priesters, in het oostelijk deel geen. Pater Willem Bauters S.J., die in 1628 namens de superior van de Hollandse Jezuïeten-missie een visitatiereis door de Hollandse Zending deed, rapporteerde, dat in Friesland drie Jezuïeten werkten: twee te Leeuwarden en één te Harlingen, die allen onder scherpe vervolging rondtrokken door het land, waar nog veel katholieke adellijke families woonden. Rovenius' verslag van 1635 vermeldt voor Leeuwarden: drie seculieren, twee Jezuïeten, twee Franciscanen en twee Dominicanen, die allen ook uitlopen. Het getal communicanten te Leeuwarden en op de naburige dorpen bedraagt omstreeks 3000. In Bolsward zitten een Franciscaan en een Jezuïet, die, tot ergernis van de gelovigen, slecht accorderen. Het getal communicanten te Bolsward en omgeving bedraagt ongeveer 1200. In Workum werken een wereldsheer en een regulier (quidam regularis); er zijn te Workum en omgeving ongeveer 1000 communicanten. TeFraneker staat een Jezuïet; de naburige dorpen worden door twee seculieren bediend. Op Ameland werken twee Jezuïeten, in Sneek een Capucijn. Te Harlingen, dat 1500 communicanten heet te tellen, staat geen vaste priester, maar er komt dikwijls een Jezuïet, soms ook een wereldsheer. In Zevenwouden houden twee seculieren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verblijf; soms komen er ook Jezuïeten en andere regulieren. Er zijn daar zeker meer dan 3000 communicanten, maar er kan door priestergebrek niet genoeg gewerkt worden. Deze mededelingen herhaalt de apostolische vicaris in 1642 zo goed als ongewijzigd. Hij détailleert de klachten wat meer en deelt mee, dat voor de Friese priesters te Leuven het ‘Collegium Viglii’ gesticht is. De prefect van de Hollandse Dominicanenmissie, pater Jacobus de Brouwer O.P., deelt in een verslag van 1636 mee, dat in Friesland vier Dominicanen werken: een te Workum, twee te Leeuwarden en een te Heerenveen. In 1640 vermeldt zijn opvolger, Joannes Bouquetius O.P., nog maar drie missionarissen van zijn orde in Friesland. De vice-prefect Marius Ambrosius Capello O.P. noemt in 1642 slechts één Dominicaan en wel te Leeuwarden; hetzelfde doet de provinciaal J.B. Verjus O.P. in 1660. Zelfs in dit laatste jaar wordt de positie te Leeuwarden nog gevaarlijk genoemd: de pater durft alleen bij donker zijn zieken bezoeken. Maar men voelt, waaraan de achteruitgang der Dominicanenmissie te wijten is: de verlatenheid had in Friesland zo lang geduurd, dat de massa onbereikbaar geworden was, toen er eindelijk meer priesters beschikbaar kwamen. De kleine kernen van getrouwen konden de last van het onderhoud van een groter getal missionarissen niet dragen; wie het laatst aankwam, kreeg geen behoorlijke bestaanskansen meer. In 1637 waren er volgens W. van der Heijden S.J. zeven vaste Jezuïetenstaties, nl. op Ameland en te Leeuwarden, Harlingen, Dokkum, Franeker, Bolsward, Hemelum. Dezelfde auteur noemt daarnaast ook zeven staties van seculieren, nl. Leeuwarden, Idaarderadeel, Stellingwerf-Oosteinde, Doniawerstal, Workum, Bolsward, Makkum, vier Franciscanenstaties, nl. Leeuwarden, Franeker, Stellingwerf-Westeinde en Schoterland, twee Dominicanenstaties, nl. Leeuwarden en Ferwou, en één Capucijnenstatie, nl. Sneek (zie hiervóór). Er werkten 29 priesters, nl. 8 seculieren, 11 Jezuïeten, 6 Franciscanen, 3 Dominicanen en 1 Capucijn. De Descriptio Episcopatus Leovardiensis etc. van 1640, door pater A. van Lommel S.J. toegeschreven aan Hieronymus van Suerck S.J., stemt in gegevens en beschouwingen overeen met het verhaal van W. van der Heijden. In 1640 zijn er in het bisdom 28 priesters werkzaam, nl. 6 seculieren, 10 Jezuïeten, 8 Francis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
canen, 3 Dominicanen en 1 Capucijn. Leeuwarden telt bijna 20.000 inwoners, waarvan ongeveer 1500 katholiek zijn. De seculiere pastoor, Vitus Jacobs, heeft een vast bedehuis; zo ook de Dominicaan Joh. de Vos; de Jezuïeten en Franciscanen gaan van het ene huis naar het andere. Dit behoeft nog niet te wijzen op heftiger vervolging dan elders; immers zouden dan ook seculieren en Dominicanen wel geen kerk gehad hebben; het bewijst alleen groter armoede. Dokkum telt volgens dit verslag 7000 inwoners, voor de helft Mennisten, voor de helft Gomaristen of Arminianen, behalve circa 180 katholieken. Hoe weinig waarde de getallen in de zeventiende-eeuwse rapporten hebben, leert een vergelijking; speciaal de getallen, die Rovenius in 1635 opgeeft en de cijfers van pater van Suerck S.J. lopen sterk uiteen. Men ziebv.Dokkum, dat in 1635-1640 van 1500 tot 180 communicanten teruggelopen zou zijn. Rovenius schrijft in 1643 aan de prefect van de Propaganda, dat hij aan de toediening van het Vormsel in Groningen en Friesland niet toe is kunnen komen; hij hoopt, dat zijn coadjutor er binnenkort gelegenheid toe heeft. Deze heeft de verhoopte gelegenheid niet gevonden; eerst in 1690 betrad een apostolisch vicaris de Friese bodem.
Jacobus de la Torre verstrekt in zijn verslag van 1656 omtrent het bisdom Leeuwarden de volgende gegevens. Aartspriester van Leeuwarden is Joannes van der Stock, pastoor te Leeuwarden, medicinae doctor en ex-geneesheer. Leeuwarden heeft vier staties, een van seculieren, bediend door drie priesters, een van Jezuïeten met twee paters, een van Minderbroeders, door twee paters bediend, en een Dominicanenstatie met één pater. Verder woont te Leeuwarden een seculier, die de dorpen tussen Leeuwarden en Sneek bezoekt. Seculiere staties zijn verder gevestigd te Sneek, Workum, IJlst-Sloten, Makkum en Joure; die van IJlst-Sloten wordt door twee priesters bediend, de andere door één. De Jezuïeten verzorgen nog acht staties, nl. Harlingen (2 pr.) Franeker (1 pr.), Dokkum-Dongeradeel (2 pr.), Hemelum-Stavoren-Hindelopen (1 pr.), Bolsward (1 pr.), Ameland (1 pr.), Joure (1 pr.) en Wolsum (1 pr.). Vervolgens worden nog zes staties door Minderbroeders verzorgd: Franeker, Sneek, Workum, Bolsward, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wolvega en een statie, die niet nader wordt aangeduid dan als ‘In 't Veen tussen Leeuwarden en Steenwijk’. Al deze staties worden door een pater bediend, behalve Workum, dat er twee heeft. Er zijn dus in dit bisdom in 1656 24 staties (7 sec., 9 Jez., 7 Franc. en 1 Dom.); zij worden bediend door 32 priesters (10 sec., 12 Jez., 9 Franc. en 1 Dom.). Sterk valt de verhouding van het aantal seculieren tot dat van de regulieren op. In geen van de tot dusver behandelde districten bestond deze toestand: overal waren de seculieren in de meerderheid (behalve in Zeeland). Dat hier de regulieren zulk een groot numeriek overwicht hadden, is een gevolg van het ernstige tekort aan seculiere krachten juist in de tijd, toen het nu of nooit gold. Uit de omschrijving van de staties is ook te zien, dat elke priester grote uitgestrektheden te bedienen heeft; zelfs doen sommige aanduidingen vermoeden, dat er nog van geen vaste statie te spreken valt. Ook van dit gewest deelt de edelman de la Torre mee, dat de adel in meerderheid katholiek gebleven is. Hij geeft een lijst van 33 zulke families op, o.a. Liaucama, Camminga, Unia, Dekema, Tadema, Lyclama, Aytta, Aylva, Siccama, Gaucama, Burmannia, Montzyma, Popma, Popta, Albada, Sietsma, en verzuimt zelfs niet 's heiligen Vaders aandacht te vragen voor de Friese hebbelijkheid van de namen op -a te doen uitgaan. De waarde van zijn opgave wordt, vrees ik, niet weinig overschat. De uitkomst van het wederopluikingsproces wijst reeds in deze richting. In de dagen van de la Torre moest het in Friesland met de katholiciteit van de landadel al niet zo schitterend meer gesteld geweest zijn. Zijn opgave geldt, zoals herhaaldelijk blijkt, meestal slechts voor takken van de genoemde families, soms voor een enkel lid, bv. bij de Burmannia's. Elke nieuwe generatie bracht renegaten door gemengde huwelijken of politieke aspiraties. Ook de Friese adel is in de tweede helft van de zeventiende eeuw grotendeels voor de Kerk verloren gegaan.
De meeste verslagen van Neercassel hebben, zoals wij al bij herhaling konden constateren, weinig statistische waarde en zijn, als zij tot opgaven overgaan, niet zelden onnauwkeurig. Zo laat zijn verslag van 1663 een aantal staties van de Jezuïeten en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Minderbroeders onvermeld; ook wordt het aantal priesters veel te laag opgegeven (17). Onverklaarbaar is een Augustijnenstatie, die het te Leeuwarden vermeldt. Een uitzondering vormt echter Neercassels bijzonder verslag over Friesland van hetzelfde jaar 1663, dat, uitgaande van de met name vermelde priesters, nauwkeurig aangeeft, welke dorpen en steden elk van hen bedient. Ook de getallen van communicanten maken een betrouwbare indruk. Het is alleen te betreuren, dat de plaatsnamen bij de uitgave vaak in corrupte vorm zijn overgekomen, wat het opereren met de kaart (in Friesland door de eigenaardige gemeentenindeling toch al zeer lastig) niet gemakkelijker maakt. Naar best vermogen, naar de kaart gelocaliseerd, kunnen de gegevens als volgt samengevat worden. Er werken in dit bisdom 7 seculieren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens staan in dit bisdom 10 Jezuïeten:
Ten slotte geeft het verslag nog 8 Minderbroeders op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarbij moeten wij dan nog de statie van de Jezuïeten op Ameland en die van de Dominicanen te Leeuwarden voegen, die in dit verslag vergeten zijn. Eén zaak is uit dit vrij late verslag wel duidelijk: de Friese missie was geen sinecure. Zij noodzaakte de missionarissen te lande tot een waar zwerversleven. Hele reeksen dorpen met een vrij gering aantal katholieken moeten door één priester verzorgd worden. Nog steeds zijn wij hier goeddeels in het stadium van ambulante missie te lande; sommige missionarissen schijnen geen vaste standplaats te hebben, wat voor het behoud van het geloof natuurlijk een groot nadeel moet zijn. Met toevoeging van de twee vergeten staties komt men in het bisdom Leeuwarden tot 27 staties, alle gelegen in de steden of in de zuidwesthoek van de provincie.
De provicaris Joseph Cousebant gaf in zijn nauwkeurig verslag van 1688 omtrent het bisdom Leeuwarden het volgende op. Er zijn tien seculiere staties: 1. Leeuwarden, bediend door de aartspriester Willem Foppens en zijn adiutor Willibrord Etma; 2. Tjerkwert, bediend door Jacobus Ketelaer; 3. Sneek-IJlst, bediend door Bavo Gaytsma; 4. Irnsum, bediend door Joannes Bruiningh 5. Hemelum, bediend door Theodorus Pellenrock; 6. Makkum, bediend door Gerardus Ubius; 7. Workum, bediend door Gerardus Parijs; 8. Oosterend, bediend door Andreas Thiara (deze is bekend gebleven als de auteur van de zeer eenzijdig tegen de regulieren vooringenomen Annotationes; hij stond in 1669 nog te Hemelum en was een roerig, lastig man, door Cousebant pregnant getekend als ‘vir maioris laboris quam iudicii’; de door hem thans bediend wordende statie werd in 1663 nog door Franciscanen verzorgd); 9. Woudsend, bediend door Ulricus Swaga (deze statie is tussen 1663 en 1668 van de Jezuïeten overgenomen); 10. Lemmer, bediend door Gerardus Stalpart (deze statie moet tussen 1663 en 1688 nieuw gesticht zijn). De 10 staties worden door 11 priesters bediend.Ga naar eindnoot74.Ga naar eindnoot75. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Jezuïeten hebben thans 8 staties: 1. Leeuwarden, bediend door Ernestus van Wissekerke; 2. Leeuwarden, bediend door Marcus Corduanier; 3. Dokkum, bediend door Joannes van Roode; 4. Bolsward, bediend door Augustinus Claijsson; 5. Harlingen, bediend door Aegidius a Costa; 6. Joure, bediend door Henricus Saers; 7. Wijtgaard, bediend door Jacobus Velthoen; 8. Ameland, bediend door Joannes Cosijn. Tussen 1663 en 1688 hebben de Jezuïeten Franeker en Doniawerstal opgeheven en is hun statie Woudsend aan de seculieren overgegaan. Deze 8 staties worden door 8 paters bediend. De Franciscanen verzorgen thans 6 staties: 1. Leeuwarden, bediend door twee paters, nl. Godfried van Lent en Jozef Kistemaker (de andere statie te Leeuwarden is opgeheven); 2. Bolsward, bediend door Michael Chinay; 3. Franeker, bediend door Jacobus Steenbikker; 4. Wolvega, bediend door Aloysius Honselaer; 5. Heerenveen, bediend door Joannes van der Poorten; 6. Steggerda, bediend door Michael Meurs. Hun statie Oosterend is sedert 1663 aan de seculieren gekomen. Deze zes staties hebben zeven paters. Ten slotte hebben de Dominicanen nog hun statie te Leeuwarden, door één pater bediend. Er zijn dus in 1688 25 staties, nl. 10 van seculieren, 8 van Jezuïeten, 6 van Franciscanen en 1 van Dominicanen. Er is een seculiere statie nieuw opgericht, nl. Lemmer, terwijl opgeheven zijn Franeker en Doniawerstal van de Jezuïeten en één statie van de Franciscanen te Leeuwarden. Ook zijn de numerieke verhoudingen inmiddels ten gunste van de seculieren gewijzigd, al is het overwicht van de regulieren nog aanmerkelijk. Verder valt te constateren, dat de stabilisatie van de Friese missie geleidelijk is toegenomen. De meeste missionarissen hebben vaste standplaatsen. Het overzicht, dat Petrus Codde in 1701 van de staties in het aartspriesterschap Friesland gaf, berust zakelijk geheel op de gegevens, hem door de aartspriester Willem Foppens in een brief van 17 April 1699 verstrektGa naar eindnoot76.. Het noemt 14 staties van seculieren, nl. 1. Leeuwarden, 2. Sensmeer (d.i. de statie, die bij Cousebant Tjerkwert heette), 3. Sneek, 4. Irnsum, 5. Bakhuizen (d.i. de statie, die in 1688 Hemelum heette), 6. Makkum, 7. Workum, 8. Oosterend, 9. Woudsend, 10. Follega (d.i. de statie, die in 1688 Lemmer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heette), 11. Sloten, 12. De Heide (St.-Nicolaasga), 13. Warga, 14. Menaldum (Dronrijp). De vier laatstgenoemde staties waren door Codde tussen 1688 en 1701 opgericht. Alleen de seculiere statie van Leeuwarden wordt door twee priesters bediend; er werken dus in het aartspriesterschap 15 seculieren. Het aantal Jezuïetenstaties is sedert 1688 ongewijzigd gebleven en bedraagt dus nog acht, nl. 1. Leeuwarden, 2. Leeuwarden, 3. Dokkum, 4. Bolsward, 5. Harlingen, 6. Joure, 7. Wytgaard, 8. Ameland; zij worden door acht priesters bediend. Ook de Minderbroeders hebben nog dezelfde zes staties, nl. 1. Leeuwarden (bediend door 2 paters), 2. Bolsward, 3. Franeker, 4. Wolvega, 5. Heerenyeen, 6. Steggerda. Er zijn dus zeven Franciscanen. De Dominicanen hebben nog hun statie te Leeuwarden, bediend door één pater. Er zijn dus aan het eind van de zeventiende eeuw in het bisdom Leeuwarden 29 staties, bediend door 31 priesters, nl. 15 seculieren, 8 Jezuïeten, 7 Franciscanen en 1 Dominicaan. Weer is het numerieke aandeel van de seculieren vergroot. De staties zijn nu blijkbaar alle vast geworden; het stadium der ambulante missie is ook dit deel van de Hollandse Zending eindelijk te boven.
Een enkele blik op de confessiekaart is voldoende om vast te stellen, dat in heel Friesland het katholicisme een numeriekzwakke minderheid is en vooral in het oostelijk deel der provincie uiterst weinig belijders telt. Het zit voornamelijk in de zuidwesthoek, waarbij men in het oog houde, dat het dan altijd maar om bescheiden minderheden gaat. Er was in 1839 geen enkele gemeente in Friesland, die boven de 30% katholieken telde. Trekt men een lijn van Zurig, het oostelijk eindpunt van de afsluitdijk, over Warga en Heerenveen naar Lemmer, dan valt daarbinnen het aaneengesloten gebied, waar het katholicisme boven de 10% der bevolking komt, in enkele gemeenten zelfs aanmerkelijk. In het algemeen schijnt dit het gevolg te zijn van het bestaan van bepaalde katholieke concentraties ten plattelande, zoals Bakhuizen, Blauwhuis, Greonterp. Meestal corresponderen deze katholieke verdichtingen met de situatie van de staties. Natuurlijk kan men in elk geval van zulk samentreffen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de vraag van de kip of het ei opperen: is de statie de oorzaak, dat daar een katholieke verdichting ontstond of behouden bleef of is het bestaan van die katholieke verdichting oorzaak van het ontstaan van de statie geweest? Een stellig antwoord valt lang niet altijd te geven. Dit alleen staat vast: wanneer de statie maar vroeg genoeg ontstond, voorkwam zij afval, maar het was zinloos, zo al niet uit practisch oogpunt onmogelijk, een statie te stichten in reeds geprotesfantiseerd gebied. Binnen de omschreven zuidwesthoek zijn na Bolsward (29,95%) de steden Workum (26,46%) en Sneek (19,67%) relatief het rijkst aan katholieken. Zeer zonderling is het, dat het aan Sneek grenzende IJlst slechts 0,48% katholieken telde en een mij onverklaarbare helwitte vlek vormt in het grijze fond van het kaartbeeld van deze zuidwesthoek. Andere, zij het minder sprekende, uitzonderingen vormen Stavoren (2,44%) en Hindelopen (7,46%) in het uiterste zuidwesten. Gaasterland, waarbinnen het sterk katholieke Bakhuizen ligt, heeft 23,04% katholieken, het aangrenzende Doniawerstal, waarin de statie van St.-Nicolaasga (De Heide) ligt, heeft 18,40%, Wimbritseradeel met de statie Woudsend 14,77%, Haskerland met de statie Joure 10,36%, Wonseradeel met de staties Tjerkwert en Makkum 17,32%, Rauwerdehem met de statie Irnsum 14,41%, Hendaarderadeel met de statie Oosterend (Blauwhuis) 11,22%, Idaarderadeel met de statie Warga 10,19%, Hemelumer-Oldefaart (dicht bij de statie Bakhuizen) 10,30%, Lemsterland met de statie Follega 8,69%. Verder ligt tussen Gaasterland en Doniawerstal in nog het kleine Sloten, dat onder Petrus Codde een eigen statie kreeg en in 1839 voor 11,69% katholiek was. Hiermee is de gehele zuidwesthoek behandeld. Daarbuiten vinden wij dan langs de Overijselse grens Weststellingwerf met de staties Wolvega en Steggerda, dat 11,19% katholieken had, Schoterland, dat, dank zij de statie Heerenveen, nog een percentage van 5,12% had, Baarderadeel (statie Oosterwierum) met 4,33%, Aengwirden (nabij Heerenveen) met 6,60%, Menaldumadeel (statie Dronrijp) met 5,90% en de steden met eigen staties, nl. Leeuwarden (18,42%), waarbij zich de landelijke gemeente Leeuwarderadeel met 10,29% begrijpelijk aansluit, Franeker (16,95%), waarvan ook Franekeradeel blijkens zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6,11% de invloed heeft ondervonden, Harlingen (14,65%) en Dokkum (8,74%). Ten slotte was de bevolking van Ameland in 1839 voor 11,48% katholiek, een percentage, dat, gezien de gunstige omstandigheden, waarin het eiland eeuwen verkeerd heeft, op het eerste gezicht niet meevalt en nadere toelichting behoeft. Ondanks de van 1627 af genoten vrijheid is de missie op Ameland te laat begonnen, nl. toen de meerderheid al voor de doopsgezinde of de calvinistische gevoelens gewonnen was. Volgens authentieke berichten van pater Carbonelli was het eiland tussen 1587 en 1627 zonder katholieke zielzorg gebleven; alleen in 1614 was er enige tijd een pater Jezuïet geweest, die het met de oude Sicco van Camminga toen al goed kon vinden. Veertig jaren van nagenoeg volkomen verlatenheid hebben een nadeel betekend, dat door de frequente, maar nog niet vaste bediening van 1627-1645 en de vaste zielzorg ter plaatse sedert 1645 niet hersteld kon worden. De vrije Jezuïetenmissie heeft dan ook slechts een minderheid kunnen terugwinnen of behouden. Merkwaardig is het, dat ook hier de verspreiding van de confessies een sterk locaal cachet draagt, zodat men met zekere overdrijving spreekt van katholieke en protestante dorpen. Er zijn vier dorpen op het eiland: Hollum, Ballum, Nes en Buren. De eerste twee zijn de protestante dorpen, de andere de katholieke, ofschoon dit laatste cum grano salis moet worden verstaan. Immers in 1809 woonde in Hollum (993 inwoners) geen enkele katholiek; in Ballum waren 26 van de 346 inwoners katholiek; in Nes-Buren 187 van de 931, wat nog ver onder de meerderheid blijft. In 1839 was 11,48% van de Amelanders katholiek. Nes is het administratieve centrum van het eiland; daar staat de katholieke kerk; het is ook de aanlegplaats van de veerboot en het winkelcentrum voor de passerende schepen. Van deze neringdoenden is een groot aantal katholiek. Daarnaast is echter ook de boerenbevolking van het kleine Buren zo goed als geheel katholiek gebleven. De bevolking van de grote landbouwdorpen is al eeuwenlang sterk overwegend protestantGa naar eindnoot77.. De andere gemeenten van Friesland zijn grondig gedecatholiseerd bij ontstentenis van missie. Zij vormen heel het noorden en oosten van de provincie, waar geen staties waren (behalve in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoemde steden, die dan ook uitzonderingen vormen, wat de religieuze kleur aangaat). Zeker noemenswaard contingent katholieken hadden daarvan in 1839 nog: Barradeel (2,62%; waarschijnlijk invloed van Harlingen en Franeker), Utingeradeel (2,42%; waarschijnlijk invloed van de nabije staties Irnsum en Joure) en Dantumadeel (1,43%; vermoedelijk onder invloed van Dokkum) Alle andere Friese gemeenten hadden in 1839 een percentage katholieken, dat kleiner dan 1 was, ook het eiland Schiermonnikoog, dat 3 katholieken telde op een bevolking van 862 zielen. Zeer duidelijk hebben wij kunnen constateren, dat de localisering der missiestaties correspondeert met de hogere percentages; wij kunnen de gebieden, waarover de zeventiende-eeuwse missie zich uitstrekte, vrijwel identificeren met de gemeenten, waar in 1839 nog een behoorlijk contingent katholieken woonde. Wij moeten dan ook constateren, dat een groot deel van het platteland van deze provincie door de missie eenvoudig niet bereikt is; m.a.w. dit gebied is weerloos aan de protestantisering prijsgegeven. Nauwkeuriger beschouwing van de kaart der staties doet verder blijken, dat de staties van de seculieren het dichtst bij de zee liggen. Zo tekent deze kaart (evenals trouwens die van de confessionele verhoudingen, maar deze doet het uiteraard minder sprekend) de gang van het Friese wederopluikingsproces, voorzover dit van seculieren uitging. Immers de seculiere missionarissen werden door het Haarlemse kapittel gezonden; zij kwamen dus over de Zuiderzee. Het bisdom Leeuwarden is gemissionneerd als een dépendance van het Haarlemse. Dat ook in het missiewerk het hemd nader dan de rok blijft, toont een vergelijking met het zo intens (en met welk een succes) gemissionneerde platteland van Noord-Holland met het misdeelde Friesland. Een blaam voor het kapittel bevat deze nuchtere opmerking natuurlijk niet; bij het nijpende priestertekort kon het in de eerste (en voor de historie belangrijkste) decennia niet verder komen dan een enkele missionaris voor Friesland af te staan. En toen de toestand verbeterde, d.i. toen Pulcheria priesters begon af te leveren, dus na 1620, was het al te laat om nog massale bijval in Friesland te verwachten. Dat de voor Friesland uitgezonden missionarissen bij hun aankomst in deze provincie merendeels of in de steden of in de hoek bij de zee bleven hangen, in de eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeente, waar zij werk vonden, is zo klaar als de dag. Zij hebben daar onder veel ontberingen en, vooral in de hier lang gecontinueerde ambulante missie, onder zware vermoeiennissen groots werk verricht en contingenten in de steden en te lande voor het oude geloof behouden. Het schamele percentage van 8,79 voor de hele provincie moet ons niet blind maken voor de moeite, die zelfs het behoud van dit kleine contingent nog gekost heeftGa naar eindnoot78.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. GroningenIn veel sterker mate nog dan het bisdom Leeuwarden is dat van Groningen - identiek met de provincies Groningen en Drente - het stiefkind van de Hollandse Zending geworden. Van een wederopluiking van het katholicisme is in Drente helemaal niet en in Groningen ternauwernood te spreken. Van de factoren, die hier een katholiek herstelproces belemmerden, kan stellig met zekere nadruk genoemd worden de hier verder dan elders voortgewoekerde vervreemding van het katholicisme. Daarbij voegden zich de methodische omschakeling der parochies en een zeer intensief, maar met wijze soepelheid en geduld toegepast protestantiseringsproces. Vervolgens was de belending van het vroegtijdig geprotestantiseerde Oost-Friesland heel de zestiende eeuw van invloed geweest op de intensiteit der zending door ambulante predikers en diezelfde invloed steunde het protestantisme na de politieke omkeer. Ondanks dit alles was echter een zeer aanzienlijk contingent van de bevolking zeker nog wel een kwarteeuw immuun voor de protestantisering; het grootste deel van de landadel bleef zich nog veel langer verzetten. De verdiensten van enkele Groningse adellijke geslachten voor de Groningse plattelandsmissie kan moeilijk overschat worden. Wij kunnen zelfs veilig zeggen: zonder hen was het niet tot enige missie in de Ommelanden gekomen en zou de toestand er geheel gelijk geweest zijn aan die van het volstrekt verlaten landschap Drente. Alle zeventiende-eeuwse Ommelander missiestaties danken hun ontstaan aan bepaalde adellijke families en zijn op adellijke huizen begonnen. Dit wordt hierachter aangetoond. Reeds thans | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdient de opmerking gemaakt te worden, dat dit begin van missie ook hier te laat kwam om grote successen te bereiken. De laatste pastoor van de Sint Maarten was Henricus Focking, die achtereenvolgens het pastoraat van Zwolle, Deventer en Groningen bekleed had; in elk van deze steden moest hij het neerleggen bij de overgang van de stad tot de opstand. Te Groningen is hij nog enige jaren na de reductie blijven wonen en het tekent hem als een goed priester, een gunstige uitzondering op de geestelijken van de oude bedeling, dat hij contact zocht met de leiders van de Hollandse Zending. Op zijn aanbeveling werden twee Groningse jongelieden, Adam van Ledden en Herman Bartholdi, opgenomen in het Keulse priestercollege. Tegen 1604 keerden beiden als priester naar hun vaderstad terug, maar het viel hun door de vervolging voorlopig moeilijk, bediening uit te oefenen. Het is duidelijk, dat de overheid in deze jongeren uit de Keulse school terecht gevaarlijker propagandisten voor het oude geloof zag dan in de achtergebleven oude priesters. Dezen, o.a. de laatste pastoor van de A-kerk, Hendrik then Hoevell, hield zij trouwens door haar alimentatie in zekere afhankelijkheid. In die ouderen zag zij het uitstervend katholicisme, in de jongeren vreesde zij het wederopluikende. Herhaaldelijk zijn beide jonge priesters gevangen genomen en beboet, spoedig zelfs verbannen. In 1608 zond Sasbout Vosmeer een andere Groninger, Joannes Simons, naar de stad. Deze heet de eerste pastoor van de seculiere statie. Naast hem werkte ook de na enige tijd teruggekeerde Bartholdi. Bovendien moeten twee oude seculieren, Aldring en Wernerus, en de sub-prior van het Dominicanenklooster, Johannes Wolters, nog zeker stille bediening uitgeoefend hebben. Ondanks de vervolging kan dus zeker gesproken worden van clandestiene continuatie van de zielzorg in de stad. De door Joannes Simons gestichte eerste seculiere statie kreeg op den duur een vast oratorium in de Guldenstraat. Zij gold voor de apostolische vicarissen als de eigenlijke pastoorsstatie van destad en haar pastoor bekleedde het dekenaat of aartspriesterschap van heel de provincie. In de loop van de zeventiende eeuw, volgens Van Heussen omstreeks 1641, werd een tweede seculiere statie gevormd, die een bidhuis kreeg in de Butjesstraat of Pausgang. Ook de Dominicanen zijn onafgebroken te Groningen gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de reductie waren de subprior Joannes Wolters, twee oude paters en een broeder, onder toekenning van alimentatie, uit hun klooster gezet. Spoedig voegde zich hun prior, Joannes Henrici, die tijdelijk met de gedesigneerde bisschop A. Nijlen O.P. was uitgeweken, weer bij hen. Aanvankelijk schijnen zij niets noemenswaards aan de zielzorg te hebben kunnen doen. De prior stierf reeds in 1599. De subprior, die tot 1624 in leven bleef, heeft zeker in de eerste jaren van de zeventiende eeuw enige stille bediening uitgeoefend, maar was door ouderdomsgebreken daartoe spoedig niet meer in staat. In 1623 kreeg hij een socius in Joannes Schiedam O.P., wiens reputatie ten gevolge van vroeger werelds leven hem in Groningen onmogelijk maakte. Pas met zijn opvolger, Arnoldus Steur O.P., begint de geregelde en intensieve Dominicanenzending, in hoofdzaak beperkt tot de stad. Evenals de na te noemen Jezuïeten stonden de Dominicanen, vooral in 1635-1640, in zeer gespannen verhouding tot de seculiere missionaris, die bij uitsluiting het pastoraat opeiste. Eerst in 1689 stichtten de Dominicanen hun statie aan de Caroliweg. In 1603 kwam tijdelijk te Groningen de Jezuïet Adrianus Arboreus, die met zijn ordebroeders Henricus Samerius en Zacharias Ribecius reeds 1587-1594 aldaar had gewoond. Thans kwam hij als prefect van de Hollandse Jezuïetenmissie. Ook van 1612 tot 1613 vertoefden af en toe Jezuïeten in de stad, nl. Arnoldus Cathuis en Gerardus Carbonelli, die te Leeuwarden stonden. Op herhaald verzoek van notabele Groningers werd daarop in 1615 Joannes Sylvortius S.J. voor Groningen aangesteld, waarmee de geregelde Jezuïetenmissie aldaar begon. Een van de Jezuïetenmissionarissen was de bekende Joannes Matthias van de Velde, de schrijver van de Narratio historica, die met grote warmte uitweidt over de zielenijver, de moed bij felle vervolging en de alom genoten achting der Jezuïeten. Ook van seculieren, Dominicanen en Augustijnen prijst hij de verdiensten, al is hij ten aanzien van de eersten gevoelig op het tere punt van de wederzijdse pretenties. In de loop van de zeventiende eeuw stichtten de Jezuïeten twee vaste staties in de stad, waarvan de eerste, op de A, blijkens de doopboeken de gegoedste der stad was. De meeste aanzienlijke burgers hadden zich bij deze statie aangesloten, o.a. Sevenstern, Heerkens, Cremers, Van Kruissen, Boelens, Schöningh, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Homan, Berlage. Ook de andere, in de Oosterstraat, telde vrij veel aanzienlijke Groningse families onder haar getrouwen, maar was toch altijd een van de minste der stadGa naar eindnoot79.. Omstreeks 1631 vestigde zich ook de eerste Augustijn te Groningen: Gasparus Ernestie, die reeds enige jaren in de Ommelanden had gezworven. De Augustijnen brachten het, evenals de seculieren en de Jezuïeten, in de zeventiende eeuw tot twee staties, nl. in de Heerenstraat en de Butjesstraat. Zo zaten dan in het klein bestek der stad binnen de muren 7 staties dicht opeen, schamele huiskerkjes in slopjes achter de huizen: middenin bij de Grote Markt de Guldenstraat, waar de aartspriester woonde, en in een krans de zes andere er om heen. De zeer sterke concentratie in de stad tegenover de tragische verlatenheid van de Ommelanden, waarover in 1628 de visitator der Jezuïeten, pater W. Bauters, na een bezoek aan het gewest klaagde, juist in de tijd, toen een wederopluiking op het land nog redelijke kansen had gehad, is een betreurenswaard verschijnsel, droevig genoeg om ons te doen beseffen, dat het maar geen strijd om de macht was, die de apostolische vicarissen zo deed ijveren voor ruimer beschikkingsrecht over de regulieren. Hoe had ooit een waarlijk centraal gezag deze wantoestand kunnen laten ontstaan? Te droeviger blijkt het verschijnsel, als de aandacht valt op de zeer heftige critiek, die de missionarissen op elkaar oefenden, en de naijver, waarmee zij elkaar in de stad bestreden en die - juist weer in dezelfde kritieke eerste decennia van de zeventiende eeuw - vaak zo heftig was, dat daardoor het wederopluikings-proces aanmerkelijk geschaad moet zijn. Het is helaas aannemelijk, dat twee of drie missionarissen een groter deel van de Groningse stadsbevolking hadden behouden dan thans de zeven in hun gestadige verdeeldheid. En als de vier of vijf anderen dan aan het land hun ijver gewijd hadden, zou daar het uitstervings-proces minder dicht bij zijn eindpunt gekomen zijn. De Franciscanen, die omstreeks 1640 in de stad Groningen kwamen, hebben zich bij voorkeur beziggehouden met de zielzorg in het zg. Legeland, waaruit later de staties Bedum en Aduard zouden ontstaan. Het is uit de vrijwel ononderbroken zielzorg van seculieren en Dominicanen en uit de reeds vrij vroege cumulatie van priesters | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de stad op te maken, dat van absolute wering van priesters in de stad geen sprake is. Toch zou het voorbarig zijn, de berichten, die getuigen van scherpe vervolging, onjuist of overdreven te noemen. In de hele zeventiende eeuw is in stad en lande de vervolging nog vaak hevig geweest. De Narratio historica van pater J.M. van de Velde en andere Groningse bronnen zijn, meer nog dan andere gewestelijke of locale missieverslagen, eentonig en vermoeiend van de talloze overvallen, arrestaties, hoge losprijzen en banvonnissen. Dit alles is echter meer een bewijs, dat het katholicisme ook voor de Groningse justitie een profitabele bron van inkomsten was, dan een blijk van bloeddorst, meer een uiting van baatzucht dan van geloofshaat. In de Ommelanden, waar de invloed van de stadhouder veel groter was dan in de stad, konden de plakkaten meer dan daar naar de letter worden toegepast. Hier stond het grote doel: de uitroeiing van het katholicisme, de autoriteiten steeds voor ogen. Vandaar dan ook, dat het leven van missionarissen in de Ommelanden nauwelijks te dragen was. Onbeschrijfelijk veel moet er blijkens de verhalen der Jezuïeten door dezen (en stellig ook door de enkele seculieren en Franciscanen, die er rondtrokken en omtrent wier ervaringen geen zo uitvoerige gegevens bestaan) geleden zijn, als zij, vermomd als marskramers of ketellappers, de boer opgingen, langs nauwelijks begaanbare wegen onder velerlei gevaren van de ene schamele verblijfplaats naar de andere trekkend. Onder deze Jezuïeten komen mannen van hoge geboorte voor, gegradueerden in verscheiden vakken, die tientallen jaren als vagebonden de Ommelanden doorgetrokken zijn, gesignaleerd in de Acta der hervormde synoden, opgejaagd door de baljuws. Velen hebben hun gezondheid verwoest op de winterse tochten in dit toen nog zo barre land, door slapen in schuren of koestallen, door gebrek aan voedsel, door afmattende nachtelijke godsdienstoefeningen: Mis met preek, voorafgegaan door urenlang biechthoren. Als enkelen uit velen vallen te noemen: de bekeerling Paulus van Wouw S.J., die 15 Augustus 1636, opgejaagd door de justitie, in een veestal overleed en onder een mesthoop werd begraven uit angst voor de straf, die hen bedreigde, die hem hadden gehuisvest, en de Vlaamse patriciërszoon Henricus de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrede S.J., die precies veertien dagen na pater Van Wouw in een kalverenhok te Holwierde zieltoogde. Hoe ambulant het leven was, dat deze heldhaftige mannen leidden, leren ons in handschrift bewaarde aantekeningen van Franciscus Mijleman S.J., die 28 jaren lang, 1639-1677, dit gebied bediend heeft. Hij had een kerkje te Appingedam, een huis in de stad Groningen en hield verder kerk in boerenhuizingen te Westerwijtwerd, op drie verschillende plaatsen onder Uithuizen, bij de Ompteda's ‘op 't Zandt’ en bij de Heerema's te Holwierde. Later lezen wij nog van Missen op een boerderij onder Uskwerd, thans nog bekend onder de naam van de ‘Papekop’. Bij zulke toestanden kon het Ommelander missiewerk niet voorspoedig bloeien. Het succes van de drastische weringspolitiek is dan ook niet uitgebleven. Terwijl in andere gewesten ten opzichte van de verplichte doop en huwelijkssluiting door de hervormde predikant zich spoedig bij oogluiking of zelfs opzettelijke erkenning zekere rekkelijke praktijken ontwikkelden, scherpten de Groningse Staten nog in 1667 deze verplichting aan alle ingezetenen in. Dit geschiedde onder de druk van het binnendringen der Munsterse troepen (1665), dat tot verdachtmaking van de katholieken en tot vernieuwing van de vexaties had geleid. Tot overmaat van ramp viel in 1667 de Groningse kerkeraad een geschrift in handen, getiteld Annuae Groningenses, waarin de res gestae der Groningse Jezuïeten breed en lofprijzend werden vermeld - dit is weer een van de door Sasbout, Rovenius en Neercassel terecht gelaakte en betreurde onvoorzichtigheden -, wat een storm tegen de priesters deed opsteken. Daarentegen was de ondubbelzinnige vaderlandse trouw van de Groningse katholieken gedurende het Munsterse beleg in 1672-1673 voor de bevelhebber Rabenhaupt een reden hen te verdedigen tegen beraamde represaille-plakkaten. Toch waren de Groningse autoriteiten van dit systeem ook later niet afkerig; vooral de regulieren waren dan de zondebokken. Als elders, luwde de vervolging dan spoedig, waarop de verbannen regulieren ook hier meestal terugkeerden; deze terugkeer zal echter wel steeds behoorlijk gehonoreerd zijn. Een der voornaamste gelegenheden, waarbij de Groningse autoriteiten zich aan represailles te buiten gingen, was de opheffing van het edict van Nantes. Volgens Neercassel droegen zij een vrij grof karakter: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de katholieke adel ontnam men de heerlijke rechten, de neringdoenden werd het handeldrijven verboden, de katholieken werden gedwongen tot het storten van aanzienlijke sommen in de collecte ten behoeve der refugiés; een klopje werd gevangen gezet en eerst tegen een losprijs van ƒ 400.- ontslagen, omdat zij een kind van haar eigen broer gedoopt had. Een factor, die in vele in meerderheid geprotestantiseerde gewesten het lot van de katholieken verzwaarde, naarmate de eeuw voortschreed, is de op den duur tot anti-papisme omgeslagen stemming van het landvolk. Het schijnt wel een algemeen verschijnsel, dat juist in de gewesten, waar het volk grote weerzin heeft getoond tegen de protestantisering, zoals Zeeland, Drente en Groningen, het nageslacht van enige generaties verder door ware papenhaat bezield wordt. Vermoedelijk is deze gemoedsgesteldheid vooral het gevolg van stelselmatige ophitsende prediking in de hervormde kerken. Ook in Groningen is dit te bemerken. Het was ook hier vooral het werk van de Jezuïeten, dat de steun van de landadel vond. Van hechte betrekkingen met seculieren is bij de edelen zelden sprake. Vermoedelijk hangt dit wel daarmee samen, dat de vaders of grootvaders van de betrokken edelen zich in de kritieke tijd verrijkt hadden door annexatie van kerkegoed; met seculiere priesters, die de wettige opvolgers in de oude pastoraten beweerden te zijn, knoopten de heren misschien niet gaarne betrekkingen aan, liever met paters, die niet met zulke gevaarljke pretenties tot hen kwamen. De meer geregelde betrekkingen van de Groningse landadel en de regulieren dateren eerst van na 1630Ga naar eindnoot80.. Uit deze betrekkingen zijn drie van de vier in de zeventiende eeuw tot stand gekomen staties in de Ommelanden ontstaan, nl. Uithuizen, Bedum en Den Hoorn. Zij dankten hun ontluiking aan de borgen Holwinde, Folkerda en Saaxum, door katholieke edelen bewoond. Op Holwinde woonden in 1630 Ludolf van Heerema en zijn vrouw Bele van Sickinghe, beiden vlijtige katholieken; hij heet in de gedenkschriften van de paters ‘princeps catholicus ommelandicus’. Toen de Staten van het gewest de burchtheren aanschreven niet langer priesters te herbergen, antwoordde hij mondeling aan enige leden van de zogenaamde hoofdelingenkamer, dat hij in zijn eigen huis zou doen, wat hij verkoos. Op zijn burcht was een huiskapel, waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geregeld voor het gezin en de omwonenden de heilige Mis gelezen werd. Ook op de naburige burcht Menckema werd geregeld Mis gedaan. De statie Bedum heeft oorsprong genomen op de borg Oud-Folkerde, begin zeventiende eeuw bewoond door Jan Baptist Gramaye, wiens moeder een Heerema was. Den Hoorn is ontstaan op Saaxumburg bij Baflo ten huize van de familie van Diest, die geregeld gastvrijheid aan de paters verleende. Ook deze familie was aan de Heerema's verwant. De Van Ewsums op de Humelaborg te Warfhuizen beschermden eveneens de missie metterdaadGa naar eindnoot81.. De rapporten van de missie-autoriteiten geven over het misdeelde Groningen maar summiere inlichtingen. Sasbout Vosmeer zegt in zijn Insinuatio van 1602 omtrent Groningen, dat het een benoemde bisschop van de Predikbroeders heeft, dat het onder de gewesten behoort, waar vóór de oorlog het katholicisme reeds zeer verwaarloosd werd en de vervolging er thans hevig is. In het zg. verslag van Vigilius (1614) lezen wij, dat in het bisdom Groningen slechts drie priesters werken; een van hen is Joannes Simons. Volgens de Brevis Descriptio van Rovenius van 1616 werkten er in dat jaar nog steeds slechts drie priesters: de seculieren Joannes Simons en Hermes Martinus, benevens de Jezuïet. Met bewondering spreekt deze apostolische vicaris over de vurige begeerte van het Groninger landvolk om de missionarissen te horen. Wat gunstiger staat het met de missie in 1622, wanneer Rovenius rapporteert, dat in de stad vier of vijf seculiere missionarissen werken, een Jezuïet en een Dominicaan en bovendien twee of drie ‘oude’ priesters. De stad, zo heet het hier, telt circa 20.000 inwoners, van wie nog een derde katholiek is. Deze schatting moet op grond van latere gegevens wel als ongeveer juist beschouwd worden. Alle kapittel- en kerkegoederen zijn geseculariseerd; er zijn geen kanunniken meer. Onlangs zijn drie seculiere priesters en twee Jezuïeten in de stad gevangen genomen; vier van dezen zijn tegen hoge boete vrijgelaten en verbannen; om de vijfde, een seculier, vrij te kopen was geen geld meer beschikbaar, zodat deze nog gevangen zit. Over de Ommelanden wordt gezegd, dat ze vaak door seculieren bezocht worden, wat een wat overdreven voorstelling schijnt. Bij dit rapport sluit zich in hoofdzaak de korte relatie aan, die de nuntius in 1624 over Friesland en Groningen opzond. Hier heet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog meer dan een derde van het Groningse volk katholiek, maar de vervolging is zo fel, dat slechts zelden en dan alleen in particuliere huizen godsdienstoefening kan worden gehouden. Geen vooruitgang, eer het tegendeel, toont een visitatierapport van de vicaris Sixtius van 1628. Dit noemt maar vijf priesters: twee Jezuïeten, een Dominicaan, een Augustijn en de seculiere priester Alardus Volquenius. In de volgende jaren is het aantal priesters echter belangrijk toegenomen. Rovenius noemt in zijn verslag van 1635 dertien priesters, nl. voor de stad een pastoor-aartspriester en nog drie seculieren, drie Jezuïeten, twee Augustijnen en twee Dominicanen, voor de Ommelanden een seculier en een Jezuïet. In de stad zijn wel 4000 en in de Ommelanden 3000 communicanten. Wederom vernemen wij bittere klachten over arrestaties en hoge losprijzen. Hetzelfde eentonige verhaal keert in 1638 terug bij Jacobus de la Torre, die als aartspriester noemt Theodorus Engelberts Lambringa. Nog dieper in mineur spreekt Rovenius zelf weer in 1642. In de zielzorg is niets veranderd, behalve dat er thans ook af en toe Minderbroeders uit Munster binnenkomen, tot weinig stichting echter, want sommigen zijn afvalligen van hun orde. In de ten gevolge van de strenge vervolging schaars bewerkte Ommelanden gaat het geloof achteruit; het getal communicanten wordt er maar op 2000 getaxeerd (in de stad op 4000). In zijn uitvoerig missieverslag van 1656 geeft Jac. de la Torre een overzicht van de geschiedenis van de missie in Groningen. Het aantal priesters is nog gelijk aan dat van 1635, nl. dertien; in de stad werken thans twee seculiere pastoors, elk met een kapelaan, twee Jezuïeten, twee Augustijnen en een Dominicaan; in de Ommelanden werken twee seculieren en twee Jezuïeten, benevens een Minderbroeder zonder zending. In de stad, maar vooral op het land, worden de priesters nog altijd streng vervolgd. In krasse termen klaagt daarover ook Neercassel in 1665 en 1668. Neercassel heeft, vermoedelijk in overeenstemming met de wensen van de provicaris Cousebant, de onmiddellijk voor Groningen verantwoordelijke autoriteit, stappen gedaan om ook voor Groningen tot een stabilisatie van de missie te komen, voornamelijk door de door elke missionaris te bewerken streek nauwkeurig te begrenzen. Dit is het begin van vaste staties in de Ommelanden. Men ziet hieruit, in welk een achterlijk stadium de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groningse missie verkeerde, vergeleken bij die in bijna alle andere bisdommen. In 1676 verdeelde de apostolische vicaris, na overleg met de superior der Jezuïetenmissie, het tot dusver gemissionneerde deel van de Ommelanden in vier districten. Het verslag, dat de provicaris Cousebant in 1688 uitbracht, verschaft dan omtrent de situatie de volgende gegevens. In de stad werken drie seculieren, onder wie de aartspriester, twee Jezuïeten, twee Augustijnen en een Dominicaan. De Ommelanden worden bediend door vier rondtrekkende missionarissen, die elk een afgebakend gebied hebben: een seculier met Uithuizen tot standplaats, een Jezuïet met Uithuizen tot standplaats, een Jezuïet zonder vaste standplaats en een Franciscaan met Groningen als standplaats. In het gehele bisdom werken dus twaalf priesters (vier seculieren, vier Jezuïeten, twee Augustijnen, een Dominicaan en een Franciscaan). Zij worden allen om hun toewijding warm geprezen. Het verslag van Petrus Codde van 1701 toont, dat de Groningse missie nog altijd niet tot vaste gestalte gekomen is. Het geeft het volgende overzicht. In de stad Groningen zijn zeven staties, nl. twee van seculieren, twee van Jezuïeten, twee van Augustijnen en een van Dominicanen. Ook woont te Groningen een Franciscaan, die in de Ommelanden werkt. Verder zijn er in de Ommelanden drie staties: een van seculieren te Uithuizen, een van Jezuïeten te Holwierde en een van Jezuïeten te Baflo. Bovendien rekent Codde tot dit aartspriesterschap ook de seculiere statie op Nordstrand, waarover verderop afzonderlijk gehandeld zal worden. Het is duidelijk, dat de door Codde genoemde Ommelander staties ten dele identiek zijn met de drie, waarvan wij het ontstaan op adellijke huizen beschreven hebben. De Franciscaan in de stad bedient de statie Bedum, de ene Jezuïet, die nu te Baflo woont en wiens statie later Den Hoorn zal heten, woont op Saaxumburg en de andere, die nu te Holwierde woont, stond vroeger op Holwinde bij Uithuizen. De seculiere priester, die nu te Uithuizen staat, bedient een ander deel van dit zeer uitgestrekte district. Meer nog dan Friesland is Groningen het slachtoffer geworden van de schromelijke priesternood in de eerste decaden van de Hollandse Zending. Groningen deelde het lot van Friesland: het moest zijn seculiere missionarissen krijgen uit Haarlem, waarvan het een soort van dépendance was. Bij Friesland moesten wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reeds constateren, hoe weinig het Haarlemse kapittel terechtbracht van de taak, die het op Sasbouts en Rovenius' verzoek op zich had genomen: het bisdom Leeuwarden van priesters te voorzien. Nog meer geldt dit voor het bisdom Groningen. De weinige missionarissen, die het Haarlemse kapittel naar Friesland zond, bleven, zoals wij zagen, allen hangen in de zuidwesthoek nabij de Zuiderzee. Als dus Noord- en Oost-Friesland van priesters verstoken bleven, is het niet te verwonderen, dat Groningen helemaal het stiefkind van het kapittel werd. Alleen de stad werd sinds 1608 geregeld bediend, spoedig zelfs op overdadige wijze. Pas in 1635 vernemen wij, dat er twee aparte missionarissen voor de Ommelanden zijn. In 1656 werken daar vier priesters en daarmee is de toestand bereikt, die tot ver in de achttiende eeuw zou blijven bestaan. Aan het eind van de zeventiende eeuw is van vaste standplaatsen nog maar ten dele sprake en nog minder van vaste kerken. De statie, die bij Codde Baflo heet en later Den Hoorn, kreeg bv. eerst in 1733 een kerk. De geschiedenis van de zeventiende-eeuwse missie in het gewest Groningen is die van zwervende missionarissenlevens; tot aan het eind van de eeuw bestaat de zielzorg vooral bij de gratie van enige katholieke edelen. Dat dit zijn gevaren had, zou spoedig blijken: ook hier stierven de katholieke families omstreeks het begin van de achttiende eeuw uit of zij verarmden en trokken weg; andere vielen af.
De missie van Groningen heeft het dus in de zeventiende eeuw niet verder gebracht dan tot een viertal, te laat ontstane, staties, die pas in 1676 door zekere dwang van Neercassel bepaalde grenzen kregen. Slechts een van deze vier werd door een seculiere priester bediend. Dit is wel het duidelijkste bewijs van onmacht van de kant van het kapittel. Tot in het begin van de achttiende eeuw is het niet in staat geweest aan het bisdom Groningen, wellks verzorging het op zich genomen had, meer seculiere priesters te verschaffen dan de twee voor de stad en de ene voor Uithuizen, m.a.w. het was heel de eeuw niet tot het vervullen van de taak in staat. In dit licht worden klachten over ‘binnendringende’ regulieren uiterst pijnlijk, als men bedenkt, dat het kapittel voor de meer dan honderd dorpen van de Ommelanden maar één priester beschikbaar had. Over dit binnendringen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regulieren valt trouwens evenmin te roemen. Eer de Jezuïeten zich met de Ommelanden meer geregeld konden gaan bemoeien, was de geschikte tijd voorbij en de meerderheid van de bevolking afgevallen. Het is de priesternood, die de Groninger Ommelanden, een slecht bereisbaar en schaars bewoond periferiegebied, bijna geheel voor het katholicisme verloren heeft doen gaan. Daarbij komen dan nog de reeds gesignaleerde gebreken in de organisatie: een opeenhoping van priesters van diverse kleur in de stad naast verlatenheid van zovele dorpen der Ommelanden, en - dit niet minder - het feit, dat de enkele ambulante missionarissen blijkbaar zonder overleg rondtrokken en conflicten daardoor niet konden uitblijven. Eerst Neercassel kon, gebruik makend van zijn sinds zijn bezoek aan Rome versterkt gezag over de regulieren, een verdeling in vier districten voorschrijven, waaraan de missionarissen zich echter niet altijd stipt gehouden hebben. Ook kan die verdeling niet betekend hebben, dat heel het gewest er in betrokken was. Ze gold alleen de streek benoorden de stad. De rest van de provincie benevens het landschap Drente was in 1676 al geheel verloren gegaan en sedert lang prijsgegeven. De vier districten moeten geweest zijn: 1. het noordoosten van de provincie langs de zee (latere statie Uithuizen, van de seculieren); 2. het noordwesten van de provincie langs de zee, de huidige gemeenten Baflo, Leens, Eenrum en Kloosterburen (latere statie Den Hoorn, bij Codde Baflo geheten, van de Jezuïeten); 3. het gebied onmiddellijk ten noorden van de stad, het zogenaamde Legeland, in de zeventiende eeuw het werkterrein van de in de stad (Ebbingestraat) gevestigde Franciscaan, die de latere stichting van de seculiere statie Bedum dan ook als een inbreuk op zijn rechten beschouwde; 4. Appingedam en omgeving, de statie, die Codde Holwierde noemt; zij werd door een Jezuïet bediend. De laatstgenoemde statie zou zelfs van 1708 (toen de Jezuïeten haar noodgedwongen prijsgaven) tot 1751 geen eigen bedienaar meer hebben, maar door de seculiere missionaris uit Uithuizen verzorgd worden. Op de trieste confessiekaart van Groningen is deze al te laat geconsolideerde missie te lande vrij duidelijk te constateren. Onmiddellijk springt op de kaart het oude werkterrein van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jezuïeten in het noordwesten in het oog door de donkerder tint van Kloosterburen en Leens. Deze gemeenten hadden in 1839 respectievelijk 31,70 en 12,93% katholieken; Eenrum, ten oosten van Kloosterburen, was voor 8,11% katholiek. Ook Winsum (3,41%), Baflo (1,86%) en Ulrum (1,15%) hebben nog een zeer zwakke invloed van het centrum ondervonden. Kloosterburen was de gemeente met het hoogste percentage katholieken van de hele provincie. Het oude centrum van de seculieren te Uithuizen is te herkennen aan de kleur van Uithuizen, dat in 1839 voor 19,50% katholiek was; hierbij sluiten zich in kleur aan Uskwerd (10,16%), Kantens (7,47%) en, zeer verflauwd, 't Zand (1,12%) en Bierum (1,17%). In Uskwerd schijnt de oorsprong van de statie te moeten worden gezocht. Daar lag de voorname hoeve ‘Kruisstee’, centrum van stille katholieke actie en ook toevlucht van de geestelijken bij gevaren. De tweede Jezuïeten-nederzetting in de buurt van Appingedam vinden wij terug in de getallen van Appingedam en Delfzijl; respectievelijk 8,55 en 4,28%. Zeer zwak toont de invloed zich nog op Slochteren (2,26%). De getallen doen vermoeden, dat de herderloosheid in een deel van de achttiende eeuw ongunstige invloed heeft gehad. Ook de missie van de Franciscanen, later gedeeld door seculieren, blijkt uit het percentage van Bedum (10.04%). De zo overdadige missie van de stad Groningen had in 1839 een percentage van 16,32% der inwoners weten te behouden. Wij moeten daarbij in het oog houden, dat de stad tussen 1800 en 1839 aanmerkelijk in zielental is toegenomen (van 24.000 tot 32.000), wat wellicht tot een louter relatieve vermindering van het aantal katholieken heeft geleid. Naast Bedum is vooral Aduard het werkterrein van de Franciscanen geweest, waartoe zij zich in de achttiende eeuw, sedert de seculieren Bedum verzorgden, bij voorkeur beperkt schijnen te hebben; het percentage van Aduard (9,22%) wijst op betrekkelijk goed resultaat, gezien de omgeving en vooral het late begin. Zuidhorn bewesten Aduard zal zijn 1,55% aan zwakke invloed van de Franciscanenstatie danken. Noorddijk tussen Groningen en Bedum heeft blijkbaar ook deel aan de verzorging gehad: in 1839 had het 5,41% katholieken. Ook Middelstum | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
benoorden Bedum (1,31%) zal er enige zwakke invloed van ondervonden hebben. Daarmee is heel het gebied van de zeventiende-eeuwse missie (ongeveer de streek benoorden Hoendiep-Eemskanaal) behandeld; alle overige gemeenten in dit deel der provincie hebben nauwelijks katholieken, namelijk Grijpskerk (0,11%), Oldenhove (0,19%), Ezinge (0,06%), Adorp (0), Hoogkerk (0,22%) en Warfum (0,99%). De westelijke hoek beneden het Hoendiep is nooit door de missie bereikt, wat de percentages van 1839 uitwijzen: Leek (0,72%), Marum (0,04%), Grootegast (0,14%) en Oldekerk (0). Thans rest alleen nog de zuidoosthoek beneden het Eemskanaal. Dit gedeelte doet op de kaart enigszins misleidend aan. Immers ook hier vinden wij enige bescheiden, maar in het algemene beeld van de provincie niet onbelangrijke katholieke verdichtingen: Hoogezand (12,45%), Wildervank (5,61%), Veendam (12,12%), Muntendam (7,88%) en Sappemeer (16,58%) en vervolgens ook Winschoten (5,54%), Oude Pekela (11,42%), Nieuwe Pekela (9,35%), Wedde (2,54%), Onstwedde (6,29%) en Vlachtwedde (4,87%). Deze verdichtingen mogen echter niet in het credit van de zeventiende-eeuwse missie geboekt worden. Westerwolde, Reiderland en Oldambt hebben blijkens de acta der hervormde synoden lang weerstand geboden aan de protestantisering, maar zonder resultaat, daar alle katholieke missie bleef ontbreken. Dit gebied lag zeer geïsoleerd. Van de stad uit was het niet te bereiken, daar het toen nog geheel woeste veengebied er tussen lag. Het is dan ook dit veengebied, waar de zoeven gesignaleerde katholieke verdichtingen te vinden zijn. Dit veengebied is in de loop van de zeventiende en de achttiende eeuw ontgonnen. Bij het geleidelijk afgraven van de venen had veel immigratie plaats. Niet alleen Groningers van de klei, daarvan verdreven door het beklemrecht, dat verdeling van de bodem in het algemeen belet, vestigden zich in het nieuwontgonnen land, maar ook inboorlingen van andere Nederlandse provincies en vooral Duitsers, meest afkomstig uit Munsterland. Onder deze laatsten waren zeer veel katholieken. In de loop van de zeventiende eeuw waren de eerste veenkoloniën ontstaan en voorzien van hervormde kerken: in 1635 werd de eerste gebouwd, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nl. te Sappemeer, ontstaan ter plaatse van het drooggelegde Duivelsmeer. In 1638 kreeg Oude Pekela een hervormde kerk, in 1662 Veendam, in 1669 Hoogezand, in 1689 Wildervank, alles op kosten van de overheidGa naar eindnoot82.. Met de bouw van katholieke kerken echter wilde het vooreerst niet vlotten, wat geen verwondering kan baren, gezien de armoede en het priestergebrek van de toen in het oude land nog nauwelijks gevestigde missie. Toch is het helaas niet aannemelijk, dat heel de zeventiende eeuw van de zeven concurrerende priesters in de stad niet een voor de missie in het nieuwe land was vrij te maken geweest. Tot kort na 1700 is van katholieke zielzorg in dit hele gebied geen sprake, wat tot afval van velen moet geleid hebben. Eerst in 1705 werd de eerste priester er voor aangesteld en wel te Sappemeer. De percentages van de nog ongenoemde gemeenten in dit zuidoosten bevestigen de zeventiende-eeuwse verlatenheid. Dit blijkt uit de volgende opsomming: Termunten (0,23%), Haren (1,82%, wat op enige invloed van de stad wijst), Zuidbroek (1,82%), Noordbroek (1,01%), Scheemda (1,57%), Nieuwwolde (0), Midwolde (0,44%), Finsterwolde (0,13%), Beerta (1,05%), Bellingwolde (1,40%), Nieuweschans (1,58%) en Loppersum (0,68%). Sommige percentages doen de invloed van de naburige staties der grote veenkoloniën nog enigszins zien, maar dit is alles achttiende-eeuwse missie.
Een korte, weinig opwekkende beschouwing verdient nog Drente, een vacuum in de missie tot in de negentiende eeuw. Sasbout Vosmeer is blijkbaar aan geen bemoeienis met Drente toegekomen. Het zogenaamde verslag van Vigilius van Januari 1614 zegt van Drente, dat er van tijd tot tijd een van de drie in Groningen werkzame priesters komt. Het rapport van Rovenius van 1616 herhaalt dit en voegt er bij, dat ook af en toe een priester uit het Friese district Zevenwouden naar Drente uitloopt. In 1635 getuigt hij, dat in Drente geen enkele priester woont, ook te Koevorden (dat vaak bij Overijsel gerekend wordt) niet. Toch wonen er nog katholieken; hun aantal zou groter zijn, als er maar zielzorg werd uitgeoefend. Dezelfde somber-défaitistische geest ademt het verslag van 1638. Het heet daarin, dat enkele seculieren dit gewest weleens in het voorbijgaan aandoen; zij kunnen er zich echter niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blijvend vestigen. Daarom zou het goed zijn, als de regulieren er heen gingen; zij kunnen er nuttiger werk doen dan op plaatsen, waar reeds seculieren arbeiden. Deze bitse opmerking is kenmerkend voor Rovenius. Het grondigste missieverslag over Drente is te vinden in de Narratio historica van de Jezuïet J.M. van de Velde (1641). Dit bericht getuigt van grote kennis van zaken door zijn merkwaardige overeenstemming met de synodale acta. De uitoefening van het katholicisme is in Drente, zo heet het hier, ongeveer onmogelijk, maar de bevolking is het katholieke geloof in het algemeen niet kwaad gezind en zou gemakkelijk terug te winnen zijn. Hiet gereformeerde nachtmaal wordt door zeer weinigen gehouden, al gaan de mensen veelal wel naar de preek en laten zij de kinderen dopen door de dominees. Katholieke gebruiken, als geknield bidden, het plaatsen van kruisen op de graven, het vieren van Maria- en andere heiligendagen, het gebruik van wijwater, zijn nog algemeen. Pater De Vrede S.J. had zich aan het missiewerk in Drente gewijd, maar hij is betrapt, gevangen gezet, tegen losprijs ontslagen en verbannen. Hij vergaderde een groep katholieken in een huis, dat toebehoorde aan een Groningse familie. Twee factoren beletten de missie in Drente: 1. de volstrekte ongeschiktheid van de Drentse woningen om missionarissen op te nemen; 2. het eigenaardig volksgebruik der tweejaarlijkse samenkomsten van alle geburen der marke met verplichte aangifte van geconstateerde overtredingen, openbare belijdenis van de eigene en getuigenverhoren. Het eerste beletsel moet zeer zwaar gegolden hebben bij een nog vaak zo primitief gehuisvest volk (plaggenhutten, hol- en kuilwoningen), waaronder edelen en gezeten boeren, in andere gewesten de gastheren der zwervende missionarissen, zeer schaars waren, en in een streek, waar dagen zwervens door moerassen en heidevelden nodig waren om de verspreide buurtschappen te bereiken. Het bewerken van Drente was buitengewoon zwaar, maar ook in hoge mate oneconomisch: immers één priester kon in een dichter-bewoond gewest veel meer werk in dezelfde tijd doen. Daarbij sluit zich dan nog de armoede der bevolking aan, die onmogelijk maakte, wat elders schering en inslag was: het loskopen van gearresteerde priesters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Steen. St. Nicolaasfeest
Rijksmuseum A'dam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artus Quellinus. Het Oordeel van Salomon
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De la Torre zegt in 1656, dat er in Drente nauwelijks nog katholieken over zijn, doordat er geen mogelijkheid tot missie is. Dit is het logisch einde, ruim een halve eeuw na de inzet van de protestantisering. Het heeft zeker iets, maar niet veel betekend, wat Neercassel in 1662 rapporteert, nl. dat de twee in Steenwijk gestationneerde missionarissen, een Minderbroeder en een seculier, ook uitlopen naar de verlaten katholieken in Drente. Codde, wiens verslag van 1701 meermalen gegevens en zelfs bewoordingen aan oudere verslagen ontleent, herhaalt de la Torre's verzuchting en deelt mee, dat er geen enkele statie in Drente bestaat, maar dat af en toe priesters uit de belendende provincies de bewoners te hulp komen. Dat dit ten hoogste de grensgebieden kan gelden, is wel zeker en dan nog kan het, gezien de nood van de omringende gewesten, maar uiterst weinig betekend hebben. In de loop van de zeventiende eeuw is een met de uiterste taaiheid aan het katholicisme vasthoudend volk bij durende ontstentenis van missie verloren gegaan; zijn geloof is verkommerd en zo is het ondanks al zijn weerstand op den duur volkomen geprotestantiseerd. Wij moeten bijna aannemen, dat omstreeks 1700 geen enkele katholiek - een enkele pasgevestigde immigrant misschien uitgezonderd - op het Drentse platteland gewoond heeft. De vesting Koevorden en de grensgemeente Vledder schijnen de enige plaatsen te zijn, waar het katholicisme niet geheel uitgestorven is. Volgens de traditie wonen nu nog autochtone katholieke families in Koevorden; zulke tradities berusten echter dikwijls op zeer onvaste bodem. In 1672 heeft Christoffel Bernard van Galen ook hier tijdelijk het katholicisme hersteld. Daaruit af te leiden, dat er dan toch katholieken in de stad gewoond moeten hebben, is m.i. niet verantwoord; de bisschop zal de kerk in de eerste plaats voor zijn soldaten opgeëist hebben. Het voortbestaan van een bescheiden groepje katholieken in een grensplaats als Koevorden is echter zeer wel mogelijk en daarom ook waarschijnlijk; het was mogelijk over de grens in het land van Munster te kerken. Eerst diep in de achttiende eeuw kwam ter plaatse zelf gelegenheid tot het bijwonen van katholieke godsdienstoefeningen, doordat een pater Franciscaan de heilige Mis kwam doen voor de katholieke soldaten van het garnizoen. De confessiekaart van 1839 bevestigt de verwachting, die de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geciteerde verslagen wekken, niet in allen dele. Zij leert ons namelijk, dat in het genoemde jaar een aantal gemeenten niet onaanzienlijke percentages katholieken bevatte, nl. Norg (24,55%), Vledder (14,50%), Odoorn (10,37%), Emmen (8,41%), Koevorden (17,70%) en Dalen-Schoonebeek (18,74%). De katholieke missie van de zeventiende eeuw heeft daaraan echter nauwelijks deel. Norg bevatte namelijk de grote werkinrichtingen van de Maatschappij voor Weldadigheid (Frederiksoord en Veenhuizen); de bevolking daarvan was voor een niet gering deel gerecruteerd uit de Hollandse steden, zodat de verhouding der confessies de samenstelling van de bevolking dier steden ongeveer weerspiegelt. De andere genoemde gemeenten zijn alle grensgemeenten. Vledder grenst aan het Overijselse Steenwijkerwold (13,72%) en het Friese Weststellingwerf (11,19%) en kan dus geprofiteerd hebben van de staties Wolvega, Steggerda en Steenwijk; dit verklaart zijn betrekkelijk groot aantal katholieken. Hier zal dus inderdaad van missieresultaat te spreken zijn. Dit is echter niet het geval met de vier aaneensluitende gemeenten Odoorn, Emmen, Koevorden en Dalen-Schoonebeek. Zelfs als wij reserve maken ten aanzien van Koevorden (op grond van het hierboven meegedeelde), moeten wij de cijfers in hoofdzaak uit recente immigratie verklaren. Het betrokken grensgebed was in het begin van de negentiende eeuw het terrein van intensieve vervening geworden. Onder de immigrerende verveners kwamen zeer veel Munsterlanders voor, die veelal katholiek waren. In 1839 was het nog niet tot stichting van staties voor deze meest doodarme lieden gekomen; dit zou eerst omstreeks het midden van de eeuw beginnen. Inmiddels was in dit grensgebied een langzaam en tot in onze dagen voortschrijdend proces van verroomsing begonnen, niet door bekering, maar louter door immigratie. Dat het hart van de provincie vrijwel absoluut geprotestantiseerd was, leert ons de omstandigheid, dat de volgende gemeenten in 1839 geheel geen katholieken onder de inwoners telden; Rolde, Gasselte, Dwingelo, Westerbork, Sleen, Nijeveen, Ruinerwold, De Wijk en Oosterhesselen. Zo goed als zonder betekenis was verder het percentage in Roden (0,32%), Peize (0,16%), Fries (0,47%), Smilde (0,42%), Anlo (0,27%), Beilen (0,12%), Havelte (0,22%), Meppel (0,25%), Ruinen (0,31%) en Hoogeveen (0,33%); gezien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kleine absolute bevolkingscijfers, gaat het daar meestal om een enkel echtpaar of een enkel gezin. Zeer weinig meer beduidde het contingent katholieken in Zuidwolde (0,70%), Eelde (0,92%), Borger (0,95%), Gieten (1,00%), Zweelo (1,24%), Diever (1,51%) en Zuidlaren (1,54%). De hoofdstad Assen had een percentage van 2,47 en telde dus in 1839 precies 70 katholieken op 3116 inwoners; ook dit schijnt hoofdzakelijk een gevolg van recente immigratie. Sedert 1833 was er een katholiek kerkje te AssenGa naar eindnoot83.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. NordstrandOnder Neercassel onderging de Hollandse Zending een nogal curieuze uitbreiding door de stichting van een katholieke missiestatie op het eiland Nordstrand. De voorgeschiedenis van deze missie in het hoge noorden is niet van romantiek verstoken. Zij dankt haar oorsprong ten dele aan financiële speculatiezucht, later in wat zonderling verbond getreden met katholiek-quietistische en protestant-piëtistische aspiraties. Reeds vroeg waren enige Hollandse priesters geldeljk in de onderneming geïnteresseerd; na een periode van zeer twijfelachtige soliditeit kwam zij door de tussenkomst van de apostolische vicaris Neercassel en andere leden van het Utrechtse vicariaat op een degelijker financiële basis te staan, niet het minst, doordat Neercassel er een aantal vermogende devoten uit de kring van Port-Royal voor gewonnen had. Deze betrekking tot een onderneming, die in de financiële wereld eenmaal een kwade reputatie had verworven, heeft Port-Royals naam - ten onrechte - geschaad. Zelfs Sainte-Beuve kan niet nalaten, hieromtrent ironisch op te merken: ‘I1 ne faut pas que les dévots se fassent industriels’Ga naar eindnoot84.. De befaamde Dom Pitra greep in zijn schotschrift over het katholieke Nederland gretig de gelegenheid aan om het Hollandse jansenisme de smaad van kwade financiële praktijken aan te wrjven en werd door deze betrekkingen van Neercassel en het vicariaat tot de Nordstrandse onderneming gebracht tot de goedkope geestigheid het jansenisme te karakteriseren als ‘moins une hérésie, moins un schisme qu'une banque’ en tot tal van schimpscheuten aan het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
adres van Neercassel, die hij tekende als bezeten van gouddorst, naar Pitra's vlot-verworven inzicht zo uitermate karakteristiek voor het Hollandse volkGa naar eindnoot85.. Men kan niet ontkennen, dat deze en andere vormen van bezetenheid in de eerste twintig levensjaren van de affaire aan den dag getreden zijn, maar met het Utrechtse schisma of wat dan het Hollandse jansenisme heet, heeft dit niets te maken en voorzover Neercassel er straks in betrokken raakte, was het veeleer om ze financieel te saneren en te onttrekken aan compromittante en gevaarlijke relaties met quietistische fantasten.
Op de llde October 1634 werd het eiland Nordstrand - een van de Noordfriese Waddeneilanden aan de Westkust van Sleeswijk-Holstein tegenover Husum - door een dijkbreuk geheel overstroomd. Alle opwonenden, ten getale van 6000, vonden de dood in de golven. Frederik III, hertog van Holstein-Gottorp, riep enkele jaren later de hulp van de Staten van Holland in tot het her-indijken van het eiland. De Staten belastten de katholieke Dordtenaar Franciscus Indervelden, hoogheemraad van het eiland van Dordrecht, met een onderzoek. Deze deskundige ontwierp een plan, maar overleed in 1646. Zijn zoon, Quirinus Indervelden, maakte echter na enige jaren, blijkbaar buiten de Staten van Holland om, werk van het plan en sloot in 1652 met de hertog een overeenkomst, waarbij aan hem in vereniging met Jozef de Smidt, Alewijn van der Woerdt en Abraham van der Wercken als ‘hoofdparticipanten’ het gehele eiland in eigendom werd afgestaan onder verschillende voorwaarden, waaronder ook die van vrije uitoefening van de katholieke godsdienst. Behalve van der Wercken waren allen katholiek. Nog hetzelfde jaar 1652 vertrokken de vier hoofdparticipanten naar het eiland, waar zij met het herstel van de dijken begonnen. Binnen enige jaren hadden zij aan ongeveer driehonderd kolonisten woning op Nordstrand verschaft. Het waren nagenoeg allen Vlaamse en Hollandse katholieken. Het Zuidnederlandse element schijnt overwegend geweest te zijn. Reeds van de vier hoofdparticipanten waren er twee, nl. Indervelden en de Smidt, geboren Vlamingen; van der Woerdt was afkomstig uit Geertruidenberg; alleen de protestant van der Wercken was een Hollander. Met opmerkelijke ijver trachtten de hoofdparticipanten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stonde af aan de katholieke zielzorg op het eiland te verzekeren. In 1655 kenden zij de tienden van het hele eiland toe aan het Oratorium Domini Jesu van Mechelen, dat daarmee de verplichting op zich nam, het eiland van een katholieke zielzorger te voorzien. Nog hetzelfde jaar zond het Oratorium zijn lid Johan Heijs als pastoor naar Nordstrand. Ongeveer tegelijk vestigden de Oratorianen een huis op het eiland, waarvan Christiaan de Cort de eerste superior werd. Het is met de voorhanden gegevens niet wel mogelijk, deze vreemdsoortige priester-speculant te typeren. De karakteristiek van de financier weifelt tussen contrasten als clericale oplichter en wereldvreemd slachtoffer, geslepen intrigant en onnozele hals. De katholiek is misschien nog minder scherp te determineren, doordat wij daarbij stuiten op het nauwelijks verkende grensgebied, waar jansenisme en quietisme elkaar schijnen te raken en zelfs diffusieverschijnselen optreden met de piëtistische neigingen uit de kring der stiefkinderen van het Nederlandse protestantisme. Nu syncretisme van jansenistische en quietistische dogmatiek uiteraard ongerijmd te achten is, valt misschien te denken aan contaminatie der spiritualiteit van beide stromingen, een verschijnsel, dat in het Oratorium van de Bérulle tegen het eind van de zeventiende eeuw meer scheen voor te komen. Voorzover Christiaan de Cort meer dan een warhoofd geweest is, kan hij als de belichaming van deze contaminatie gelden. Misschien is zijn wat tragi-komische figuur als historisch verschijnsel zelfs belangrijk te noemen, indien mocht blijken, dat hij geen naïeve eenling was, maar een stroming vertegenwoordigt, die zich uit de Port-Royalse en Oratoriaanse spiritualiteit zou hebben afgetakt naar de doolwegen van het quietisme, de beschouwelijke vroomheid, die de hoogste volmaaktheid ziet in het ‘God maar laten geworden’, in de meest volstrekte passiviteitGa naar eindnoot86.. Eenmaal daar aangeland, kan père de Cort bezield geworden zijn voor een oecumeens-christelijke toenadering tot het protestante piëtisme, dat zich in de tweede helft van de zeventiende eeuw in de Republiek uitleefde in allerlei emancipaties van mystiek sectarisme. Maar het blijft ook mogelijk, dat deze toenaderingspogingen niet meer waren dan de sprongen van de kat in nood, m.a.w. dat zijn financiële moeilijkheden hem een contact deden zoeken, dat hij achteraf met het etiket van oecumeense bedoelingen beplakte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Père de Cort's financiële bemoeienis met Nordstrand werd in elk geval een compromittante ontsporing. Blijkbaar liet hij zich meer met de financiële leiding dan met de zielzorg in; hij liet zich in of kort na 1656 tot algemeen directeur van het eiland benoemen. Het ontbrak hem zowel aan de practische onderlegdheid als aan de administratieve gaven, daartoe nodig, zodat hij de onderneming in klorte tijd aan de rand van het graf bracht. In zijn nood trachtte hij Arnauld en andere vermogende vrienden van Port-Royal te bewegen hun geld in de onderneming te wagen. Na een ‘avis mathématique’ van Pascal ontvangen te hebben, weigerden de meesten; alleen Pierre Nicole schijnt door de voorspiegelingen van père de Cort verleid te zijn en toen reeds enig aandeel in de wrakke zaak genomen te hebben. Deze hulp was echter niet voldoende en na enkele jaren zag de onredzame Oratoriaan zich genoodzaakt het eiland te verlaten. Gebukt onder schulden, die het Mechelse Oratorium waarschijnlijk niet als de zijne wilde erkennen, trok hij naar Amsterdam, waar hij in relatie trad met personen uit allerlei kringen, zonder er echter in te slagen serieuze en vermogende zakenmensen voor de zaak te interesseren. Wel knoopte hij er connecties aan met enige zeer onzakelijke religieuze fantasten uit de kringen van collegianten en vrije geesten, in de tweede helft van de zeventiende eeuw gegroepeerd om figuren als de Labadie, Anna Maria van Schuermann, Plockhoy en Antoinette Bourignon en vervuld van grootse kolonisatieplannen, die de verwezenlijking wilden zijn van wat zij in hun geschriften en profetische mondelinge getuigenissen als oudchristelijke liefde-gemeenschappen of ‘christ-burgerlijke societeiten’ plachten te betitelen. Zo stichtten de Labadie en Anna Maria van Schuermann in 1667 met hun zogenaamde huisgemeente, toen het deze in de Republiek te benauwd werd, een soort van christelijk-communistische kolonie in het territorium van prinses Elisabeth van de Palts, rijksstiftsvrouwe van Herford bij Minden in Westfalen. Hier vormden de uitverkoren zusters en broeders zonder burgerlijke formaliteiten, zoals huwelijkssluitingen, een nieuwe gemeenschap, die zich echter spoedig door uitzinnigheden als religieuze dansen en andere extatische verschijnselen compromitteerde. Door de blijkbaar gechoqueerde stiftsvrouwe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgewezen, vertoefde de gemeenschap enige tijd in het naburige Sundern om in 1672 naar het toen Deense Altona te vertrekken. Na de Labadie's dood in 1674 zochten en vonden de verbondenen een toevlucht op Waltha-state bij Wieuwerd, dat aan de familie van Aerssen toebehoorde. Door deze familie kwamen zij ten slotte in Suriname terecht, waar de onderneming roemloos en in gestadig gekrakeel ten onder gingGa naar eindnoot87.. Een andere, wat minder fantastische onderneming van verwante aard was die, welke de Zeeuwse ex-Mennist Pieter Plockhoy in 1662 aan de Delaware stichtte, met even weinig resultaat, ondanks de financiële steun van de gemeente Amsterdam. In het licht van deze toen in Engeland, de Republiek en Frankrijk - vooral in Hugenotenkringen - alom opluikende emigratieplannen met chiliastische inslag, alle uitgaande van het beginsel van wereldontvluchting en vernieuwing der primitief-christelijke levenspractijk, zie men de belangstelling, die de avontuurlijke Oratoriaan in de welig-vertakte vrije gemeenschappen in de Republiek vond. Ook Nordstrand kwam aan sommigen uit zulke secten als een geschikte plaats voor hun experimenten voor en de door zijn schuldeisers benauwde, zelfs enige tijd te Amsterdam gegijzelde, priester liet zich inpalmen door de genoemde Antoinette Bourignon, een vrouw met ziekelijke complexen, een bandeloze fantasie en het talent van een volmaakte intrigante. Onder benamingen als ‘de nieuwe Eva’ en ‘de bruid des heiligen Geestes’ had zij in haar geboorteland Frankrijk haar openbaringen gepropageerd. Ook te Mechelen had zij gewoond en daar had zij met père de Cort zeer innige geestelijke betrekkingen aangeknoopt, waarvan een zwoel-mystieke briefwisseling getuigt. Hij noemde zich beurtelings haar boezemvriend en haar geestelijke zoon en liep zeer hoog met haar geschriften. Daarin placht zij in meestal gynaecologische beeldspraak te spreken over Christus' tweede geboorte, waartoe zij zelf het instrument zou zijn, en over de stichting van een zuivere christen-gemeenschap van wedergeborenen, waartoe God haar geroepen hadGa naar eindnoot88.. Uit Frankrijk gevlucht, vormde zij te Amsterdam een kring van mannen om zich heen, die zij haar zonen placht te noemen en op wie haar kuisheid heette af te stralen als een hemels licht, indien zij ertoe konden besluiten zich van hun wettige echtgenoten te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laten scheiden. Onder deze schare van geestelijke zonen hernam de berooide avonturier père de Cort de voor hem warm gehouden plaats. Door Antoinette kwam hij in aanraking met de vermaarde Jean de Labadie, Fransman en katholiek van origine, oud-kwekeling van de Jezuïeten, als seculier priester sterk voor Jansenistische gevoelens en praktijken geporteerd, daarna afgevallen en als calvinistisch predikant werkzaam te Montauban en te Genève, om eindelijk als Waals predikant te Middelburg het hoofd te worden van een secte van mystieke christen-communisten. Een ogenblik moet er sprake geweest zijn van een associatie der drie wedergeboren katholieken Bourignon, de Labadie en de Cort; de laatste motiveerde de samenwerking met de hoop, dat hij aldus de grondslag zou leggen voor een wereldhervormende beweging met een oecumeens-katholiserende strekking. De Labadie, omstuwd door een schare van vermogende vrouwelijke adepten, achtte zich in staat enige tonnen gouds te fourneren tot de redding van Nordstrand en tot de stichting van een zuivere christen-gemeenschap op het eiland. De hoogmoedige Antoinette geraakte echter spoedig op gespannen voet met de Labadie. Blijkbaar voorzag zij, dat zij in zijn schaduw niet langer zou schitteren als ‘la lumière du monde’, gelijk haar vereerders haar betitelden. Zij was het dan ook, die haar slaafse satelliet de Cort noodzaakte, alle relaties met de Labadie te verbreken. Zij alleen zou het zijn, die het Godsrijk op het eiland kwam vestigen. Teruggekeerd op Nordstrand, bleef père de Cort met zijn geestelijke moeder in briefwisseling. In 1669 overleed hij op het eiland; bij testament had hij Antoinette Bourignon tot universele erfgename benoemd. Zij reisde er heen, maar schijnt er niet in geslaagd te zijn, zich in het bezit van de Corts rechten en bezittingen te stellen, daar het Oratorium inmiddels het vicariaat van Utrecht en de gemeenschap van Port-Royal voor de zaak had weten te winnen. Aldus liep de tragi-komische associatie de Cort-Bourignon, die het eiland gemaakt zou hebben tot het asyl van een wereldvliedende groep vrijgeesten, op een mislukking uit. Toch bleef Nordstrand het object van verwante plannen, thans afkomstig uit het midden van de steeds meer in sectarisme vervallende Port-Royalse devoten. Door de tussenkomst van de apostolische vicaris van Neercassel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en enige andere leden van het Utrechtse vicariaat dat omstreeks 1680 in het bezit was van 11 der tot 24 uitgebreide participantenaandelen, werden nu eindelijk bijna alle in particuliere handen verbleven aandelen opgekocht door Franse vrienden van Port-Royal, o.a. Antoine Arnauld, de Pontchâteau en Pierre Nicole. Naarmate de Port-Royalse kring zich meer beklemd gevoelde in de greep van Lodewijk XIV, zochten de vrienden ijveriger naar een rustig pied-à-terre, waar zij in vrede een nieuw eiland der heiligen konden stichten, een vrijplaats, waar de solitaires door geen vervolging bereikt konden worden. Verscheiden plaatsen waren reeds overwogen, vooral in de Hollandse Zending, o.a. het Delftse begijnhof, waar Arpauld enkele jaren gastvrijheid genoot, de enclave Huissen, het klooster op de Glaan onder zijn rector Herman ter Hoente, later ook Emmerik, waar het Sint-Agnesconvent van reguliere kanunnikessen vooral door de invloed van zijn rector Paulus Roscam, tevens aartspriester van het district Kleef en Berg, onder Petrus Codde geheel in de geest van Port-Royal leefde. Daar echter het verblijf in de Republiek, in het territorium van de Brandenburgse keurvorst (Emmerik en Huissen) en vooral in het stift Munster (op de Glaan) geen genoegzame waarborg voor duurzaamheid bood, leek het nieuw te scheppen eiland, waarvan men zich de burgerlijke eigendom kon verzekeren en waar men de bewegingsvrijheid kon kopen van de hertog van Holstein, een hechter fundament voor de stichting te kunnen verschaffen. Ondanks al deze grootse plannen floreerde de onderneming zo weinig, dat de hertog van Sleeswijk omstreeks 1690 het eiland terugkocht voor een zo gering bedrag, dat alle participanten ernstige verliezen leden. Overwegend-financiële belangen hadden de devoten sedert niet meer bij Nordstrand, dat in de volgende decennia honderden lutherse gezinnen opnam, waardoor de katholieken ver in de minderheid kwamen, maar uit de loop der zaken was een betrekking tussen de Hollandse Zending en de bevolking van het eiland gegroeid, die tot vele verwikkelingen aanleiding zou geven. In 1662 was de eerste kerk op het eiland tot stand gekomen; zij was aan Sint Teresia gewijd - een vernoeming, waarin een bepaalde spiritualistische voorkeur onmiskenbaar schijnt - en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd door een Oratoriaan bediend, die ten minste sedert 1666 met goedkeuring van de Propaganda jurisdictie ontving van de apostolische vicaris der Hollandse ZendingGa naar eindnoot89.. Sedert 1681 werd het pastoraat echter door een seculier van de Hollandse Zending bekleed, rechtstreeks benoemd door de apostolische vicaris. Aan deze afstand van het pastoraat aan de seculieren waren heftige geschillen tussen het Mechelse Oratorium en het Utrechtse Vicariaat voorafgegaan, die elkaar voor de gevolgen van het slechte en ondeskundige beheer wilden doen opdraaien.
Tussen de op het eiland wonende hoofdparticipanten ontstonden omstreeks de dood van Neercassel geschillen van financiële aard: het schijnt, dat de pastoor zich beklaagde over de karigheid van zijn inkomen en de hoofdparticipanten hem niet te hulp wilden komen. Neercassels opvolger Codde stelde de pastoor in het ongelijk, die in zijn verontwaardiging zijn beklag schijnt gedaan te hebben bij de Propaganda. De Congregatie heeft blijkbaar de nuntius te Keulen met een onderzoek belast. Het gevolg moet geweest zijn, dat de apostolische vicaris van het Noorden in de missie op Nordstrand gemengd werd. Deze stond aan het hoofd van de zogenaamde Norddeutsche Mission. Haar officiële oprichting dateert eerst van 1667, d.i. na het tijdstip, waarop de Propa, ganda aan Neercassel de jurisdictie over Nordstrand verleend had. Sedert 1667 vormde Nordstrand een exempt gebied in de Noordduitse missie. Voor de handhaving van deze toestand pleitte trouwens het motief van taal en nationaliteit: alle katholieke bewoners van Nordstrand waren Nederlanders. De apostolische vicarissen van het Noorden hebben echter sedertomstreeks 1690 niet opgehouden te betogen, dat de missie op Nordstrand aan hun gezag behoorde onderworpen te zijn. Niettemin is de in 1687 door de Utrechtse provicarissen (die ad interim na Neercassels dood de Zending bestuurden) benoemde pastoor Gerard Egerwijs blijven pastoreren tot zijn dood in 1740. Naast hem woonden nog steeds enige leden van het Mechelse Oratorium op het eiland. Hun woning werd door de bevolking het ‘Herenhuis’ genoemd. De kleine communiteit overleefde, evenals die van Kevelaer, de opheffing van de Mechelse provincie en bestond onder eigen superior zelfstandig voort tot in het begin van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
negentiende eeuw. Ze werd in 1802 officieel opgeheven, maar bleef nog enige jaren intact. Omtrent het gedrag van pastoor Gerard Egerwijs gedurende de troebelen rondom de schorsing van Petrus Codde hebben wij geen zekerheid, maar het schijnt, dat het vicariaat van Utrecht, dat spoedig als metropolitaan kapittel van de kerk der oud-bisschoppelijke clerezie zou optreden, nog steeds zekere financiële belangen op Nordstrand had. Ook waren onder de voornaamste bewoners van het eiland blijkbaar vurige aanhangers van het Utrechtse schisma, o.a. de afstammelingen van de pionier der bedijking Indervelden. Dit verklaart, waarom het vicariaat zich aan het behoud van de statie op het eiland zoveel gelegen liet liggen. Het vermoeden is verder gegrond, dat zowel pastoor Egerwijs als de Nordstrandse Oratorianen althans van het schisma afkerig waren. Om te voorkomen, dat de statie door een onderwerping van Egerwijs aan de apostolische vicaris van het Noorden voor het Utrechtse kerkje verloren zou gaan, zond het vicariaat in 1720 de Zuidnederlander Tilman Backhuyzen (Backhusius), toen nog als priester aan de kerk der oud-bisschoppelijke clerezie verbonden, later bekend geworden door zijn scherpe bestrijding van dit lichaamGa naar eindnoot90., naar Nordstrand om als kapelaan met recht van opvolging de pastoor ter zijde te staan. Het contact met pastoor Egerwijs en de Nordstrandse Oratorianen leidde echter tot de onverwachte uitkomst, dat Backhuyzen de wettigheid van zijn zending door het vicariaat ging betwijfelen en het eiland verliet. Sedert 1734 namen de Oratorianen te Nordstrand scherp stelling tegen de aanhangers van het schisma; zij verwierven van de apostolische vicaris van het Noorden het recht, in hun kapel openbare godsdienstoefeningen te houden. Toen dan ook pastoor Egerwijs, die zich op zijn sterfbed volkomen van het Utrechtse schisma losmaakte en weigerde bediend te worden door de hem kort tevoren (weer met recht van opvolging) toegevoegde kapelaan Johan van Baesrode, in 1740 hoogbejaard stierf, aanvaardde de superior der Oratorianen, Emmanuel de Camba, met volmacht van de apostolische vicaris van het Noorden het pastoraat over het eiland. Door de tussenkomst van het Utrechtse kerkje verbood de koning van Denemarken, tot wiens rijk het eiland | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
thans behoorde, aan de Camba alle bediening. De katholieke bevolking koos in grote meerderheid partij voor de Oratoriaan en de eenheid met Rome, maar de hoofdparticipanten, vooral zekere Vreede, steunden van Baesrode, die zich met een kleine schare van volgelingen in het kerkje handhaafde. De meerderheid weigerde elk contact met hem en begaf zich, voorzover dit moge- lijk was, naar Friedrichsstadt op het vasteland van Sleeswijk, waar paters Jezuïeten een statie hadden. Eerst in 1769 kregen de Nordstrandse Oratorianen eindelijk volmacht om in noodgevallen de heilige Sacramenten toe te dienen. Dit besluit had moeten wachten op de dood van de fanatieke voorvechter van het schisma, de genoemde Vreede. Tegen het eind van de achttiende eeuw konden de katholieken ongestoord de godsdienstoefeningen bijwonen op het ‘Heren- huis’, maar voor het sluiten van huwelijken moesten zij zich nog steeds naar Friedrichsstadt begeven en hun kinderen moesten door de oud-katholieke pastoor of door de lutherse predikant gedoopt worden. In 1811 eindelijk - omstreeks de tijd, dat het Oratorium uitstierf - werd het aan een priester met zending van de apostolische vicaris van het Noorden toegestaan, alle bediening, ook die van dopen, trouwen en begraven, uit te oefenen; in de Sint-Teresiakerk (nog steeds hetzelfde gebouw, dat in 1662 gesticht was) werd het simultaneum voor katholieken en oud-katholieken ingevoerd. Daar echter het Utrechtse kerkje omstreeks deze tijd in zeer kritieke toestand verkeerde en nauwe- lijks priesters voor de staties binnenslands beschikbaar had, kon het voor Nordstrand tientallen jaren achtereen geen vaste priester aanstellen, zodat het simultaneum vrijwel neerkwam op alleen- gebruik door de katholieken. Er woonden omstreeks 1811 ruim 200 katholieken en 50 oud-katholieken op het eiland. Het kerk- gebouw was inmiddels onbruikbaar geworden en werd door een nieuw vervangen, uitsluitend voor de katholieken bestemd, terwijl het oude aan de oud-katholieken bleef, die in 1838 weer een eigen pastoor kregen. Sedert 1841 maakt het eiland Nordstrand deel uit van het bisdom Osnabrück. De oud-katholieke gemeente, diedoor afval naar het lutheranisme gestadig bleef achteruitgaan, heeft tot in het begin van de twintigste eeuw als parochie van de Utrechtse kerk voortbestaanGa naar eindnoot91.. |
|