Het verzaken(1937)–Maurice Roelants– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] XVIII Ik, arme, die reeds lang een schampren dood in 't wegen van mijn harte heb gewogen, en die reeds lang de diepten van mijn oogen op elke zon en iedre verte sloot, melieve, ik die de teerste schaduw vond om mijn verhitte leden uit te strekken en roerloos lag om de onrust niet te wekken, ik sta opnieuw, den morgen om mijn mond! En zie, uit dezen vroegen Lente-stond is mij de zin der eeuwigheid gebleken: een boom, een wolk, een haag, het zand, de beken, een bloem, de zon, het gras, de lucht, de grond! En 'k voel in dezen bloei en dezen wind en aan de kimmen die den hemel raken, dat wij - o vreugde van toch ééns te ontwaken! - deze aarde nooit genoeg hebben bemind. Vorige Volgende