Het verzaken(1937)–Maurice Roelants– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] XV Ik denk zoo vaak aan Perk en Rodenbach, twee jonge dichters en twee jonge dooden, die met de pijn van een gewilden lach mij tot hun droevë eeuwigheid nooden. Ik waan, ik, die de schalen ledig zag, dezelfde rijke bekers mij geboden, en voor het bed waarop ik koortsig lag dezelfde lievende armen van de Goden. En 'k luister naar hun liedren van verleiden waarvan de lucht gaat zinderen en beeft, en langzaam zwijgt: de stilte voor 't verscheiden... Voor hem, die maar als trots zijn liefde heeft, wat zal hij kommeren om 't lot der tijden wanneer hij sterft en nauwlijks heeft geleefd? Vorige Volgende