Het verzaken(1937)–Maurice Roelants– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] IX Na verre tochten over 't dorre land, verdoofd en de oogen toe als moede bloemen, met op mijn lippen woorden van verdoemen, ben ik beland ter ruimte en open strand. De koelte zwelt onder mijn heete hand, de zachte winden en de zeilen zoemen; de zee, die 't schuim uit, rozen op doet doemen, verwiegt in iedre golf een zonnebrand. De lage wegen langs van duistren waan, ben ik tot u, de zee gelijk, gedreven... Uit beide uw oogen zie ik zonnen slaan. O lieve, nù te ontwaken, nà het sneven, de hemel in de zee te zien vergaan, gestorven zijn en jeugdiger te leven! Vorige Volgende