Het verzaken(1937)–Maurice Roelants– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] III De schemer wuift zijn schaduw om de hoven en om der bloemen roerloosheid en rust, die kalme en innige avonden beloven, nu 't zacht geruisch der zee de duinen kust, nu ginds de wonderen der eeuwge waatren en hier het land in nevelblauw gehuld, stroomen vizioenen door mijn droom doen klaatren en onbestemde weemoed mij vervult. De blaren geuren als verdorde brieven. Het wordt een avond met een witte maan, een avond om te mijmren en te lieven en gansch in het oneindige op te gaan... In 't loover is uit al de vogelborsten de laatst gedroomde melodie vervloeid... O nu niet meer naar Haar te moeten dorsten, moe aan mijn mond de zoenen àl verbloeid! Ver zingt de zee, in kabbelend gefluister, ik lig hier stil, op geene min belust; wit groeit de maan en ik word klein en duister: bijna de dood en toch de groote rust. Vorige Volgende