Het verzaken(1937)–Maurice Roelants– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] De kom der loutering [pagina 14] [p. 14] I De Winter hangt reeds in de winden en komt met koelen willekeur; melieve, grendel nu de deur en sluit voor hem de vensterblinden. Ik voel reeds 't rillen van zijn kilte, maar gij die mijn verlangen voedt, belicht me met uw stillen gloed in 't zacht gezelschap van de stilte. Gij laat op mij uw handen dalen en al mijn levenszorg vergaat; uw lippen zoeken mijn gelaat en sluiten er mijn oogeschalen. De droom ontwaakt en groeit wellustig: ik waan mijn huis blij-gefestoend en 'k ben met 't leven weer verzoend nu 't mij zoo lief wordt en zoo rustig. De Winter waait wel in de winden, maar deze kamer staat vol geur; melieve, grendel blinde en deur: hij is de dood, wij zijn beminden. Vorige Volgende