van de menselijke sympathie stelt, loopt gemakkelijk gevaar te vergeten dat hij óók nog met poëzie te maken heeft - een gebied dat aan gene zijde van sympathie of antipathie ligt, dat aan gene zijde van ieder menselijk ‘gevoel’ ligt.
Er staan dus slechte gedichten in deze bundels; het titelgedicht van Woorden in het donker bijvoorbeeld is een aaneenschakeling van holle frasen. Regels als:
Ik kan de koude ogen voelen staren
der wereld aan de vensterruit.
zijn zonder meer gepruts; de splitsing, terwille van rijm en metrum, van ‘de koude ogen’ en ‘der wereld’ is niet alleen stilistisch lelijk, maar maakt van de concrete sensatie een abstracte mededeling die als zodanig alleen maar belachelijk kan aandoen. Een frase, want niet werkelijk beleefd, is het ook wanneer de dichter van de naast hem slapende vrouw zegt:
en aan de einder van haar onbewuste
gaan dromen voort als wolken in de nacht.
En, even verder in de bundel bladerend: ‘vergeefse namen’, een ‘uitgewoed tempeest’, de tijd die ‘schuift’, de dalen van ‘uw rijk’, ‘met ogen vol vergeten beelden’, het uitzenden van ‘de vogel van een woord’, het vallen ‘binnen de tijd’, de tijd die ‘verwildert’ enz. enz. - het zijn evenzovele cliché's, ontleend aan het contemporaine dichterjargon (Keuls, Hoornik, Achterberg e.a.) in plaats van aan de eigen dichterlijke vormwil. En meer dan eens, ten slotte, overstemt het houterige ta-toem-ta-toem van het metrum de individuele versmelodie.
Dit dus terwille van de kritische objectiviteit vooropgesteld. Maar in zekere zin vormen deze tekortkomingen de keerzijde van een zeer wezenlijk bestanddeel van het talent van Mok, nl. de retoriek. Ook als lyricus is Mok retorisch, maar het is hier niet de brede retoriek van het epische genre, maar als het ware een versmalde, een geconcentreerde retoriek, een retoriek die niet pompeus over hetve rs heen ligt gedrapeerd (de verkeerde retoriek) en die ook niet de spieren zelf van het vers vormt (de goede retoriek), maar die binnen het vers een zeer bepaalde lyrische functie vervult. Laat ik trachten te verduidelijken wat ik hiermee bedoel.
Geerten Gossaert heeft de retoriek in tweeërlei opzicht gedefinieerd: retorische poëzie is poëzie, waarin niet het woord maar de volzin domineert, en: retorische poëzie is poëzie van de traditie, zij