Fabel
Eten - en niet gegeten worden. De ongelezen ledematen van de gestorven God schikken zich in de greep van het mechanische toeval tot een absurd en schrikwekkend monster: ‘het systeem’. De paranoïde mens leeft in de wurgende greep van ‘het systeem’, omdat hij niet lezen kan. Hij dènkt dat hij lezen kan, maar hij kan alleen spellen en spelt zichzelf en de wereld uit-één; hij is een onhandige Zauberlehrling die magie met techniek, de magie van het woord met de techniek van het begrip verwart. Zo ontstaan de paranoïde systemen van de politieke propaganda; zo gaan de helden van Hermans te gronde. Met Kafka verlaat ‘het systeem’ de kliniek, het partijbureau: het absurde monster is de werkelijkheid zelf; en de mens leest zich niet, hij spelt zich: K. Hij staat niet in het teken van het Woord, maar van de Letter: hij is ‘een moeilijke letter’ in maar twee dimensies (Belcampo); en zijn laatste isme is het lettrisme. Een letter heeft weinig te betekenen: het Systeem slokt hem op als een olifant een apenoot. Dat neemt niet weg dat een letter opzichzelf heel humoristisch kan zijn (Leonard Huizinga heeft aan een hele reeks verhalen een humoristische pointe gegeven alleen door het gebruik van de letter ‘o’); en in hun mechanische toevalligheid kunnen letters de meest onverwachte combinaties vormen: absurd en schrikwekkend, wanneer men zich op het standpunt van de autonomie van de letter stelt, humoristisch wanneer men de relativiteit van de letter doorziet, die slechts een onzelfstandig deel van het grotere geheel is dat Woord heet. Heimwee en humor scheppen een marge van draaglijkheid in een molochistische wereld; maar een gerelativeerde apenoot blijft een apenoot, ook al lacht men er zich een aap om. De humor stelt het Woord als mogelijkheid - maar het blijft een abstracte mogelijkheid. De humorist wòrdt gegeten, evenals de masochist, de surrealist, de absurdist.