Gedichten. Deel 2(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Dichterminneken Naar Heyne. Mijn tranen baren bloemen lijk lentedauw over de wei, en mijne zuchten worden een nachtegalenrei. De bloemen zijn voor mijn liefken, al bood men er kronen voor, en voor mijn liefs vensterken zingen de nachtegaals in choor. Nov. 1879. (laatste en ongekende lezing.) Lezing van mei 1877 (Musiik van Schumann.) Mijn tranen baren bloemen lijk lentelach over de wei, en mijne zuchten worden een nachtegalen rei. O wils du mijn giften geren, die bloemen zijn al voor di, en voor di mijn herte zal zingen zijn vreemde harmonie. Waneer die bloemen geuren, o denk, iemand schonk hen om di, een leven van mijn leven en - denk dan eens op mi. [pagina 123] [p. 123] En wen du soms in den avond, een droomende melodie lijk bij walmen hoors uit de verte, o denk ik zende die. Lezing van juni 1877. Mijn tranen baren bloemen, lijk lentelach over de wei, en mijne zuchten worden een nachtegalenrei. En wils du mi wederlieven, voor di bloem op bloemken ontschiet, en voor dijne venster zal klingen der nachtegalen lied. Vorige Volgende