Gedichten. Deel 2(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Heidensch tafellied En als de goede Vader, bij wiens gefrons de Olympus trilt, de Goden al te gader verblijden wilt, dan roept hij Hebe, schalk en blond, en heet haar nektar halen. Ei, drinkerskoning, laat in 't rond, de gulden schalen kralen. En uit de omkransde amforen, schinkt Hebe en zij lenkt en lacht, en oefent in 't bekoren haar toovermacht. Haar blikken schieten wond op wond, der Goden oogen stralen. Ei, drinkerskoning, laat in 't rond, de gulden schalen kralen. De goddelike willen beheerscht allengs het goddelik nat. Diana zelve aan 't rillen, ligt liefdezat. De vader hangt aan Hebe's mond. Men weet Zeus kent geen palen. Ei, drinkerskoning, laat in t' rond, de gulden schalen kralen. De lonken spreiden vonken, het voorbeeld volgt de geerten in, de goden neergezonken verwint de Min... Het volt een geurige nevel bont de goddelike zalen. Ei, drinkerskoning, laat in t' rond, de gulden schalen kralen. (Uit het drama Gudrun). Juni 1878. Vorige Volgende