Gedichten. Deel 1
(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend
[pagina 125]
| |
Het kerelskind.Van waar koms du getreden
zoo laat door reînGa naar voetnoot1) en wind,
van waar koms du getreden,
aleen, du blonde kind?
- Du smidje van den woude,
ik kome van het veld,
waar vader heeft gestreden,
waar vader ligt geveld!
- Lo!Ga naar voetnoot2) viel hij, 't was met eere,
dijn vader welbemind.
Wat bergt dijn blauwe schabbe,Ga naar voetnoot3)
du arrem heldenkind?
- Du, smidje, 't zijn de scherven
van vaders goede zweerd;
du zals het mi hersmeden,
het is 't hersmeden weerd.
- 'k Hersmede het di sterker
dan 't vaders hand ooit zwong,Ga naar voetnoot4)
Maar, waartoe wil 't di dienen,
du bestGa naar voetnoot5) zoo bitter jong?
- Du smidje van den woude,
bij Lo! Doe ne best nie' vroed:Ga naar voetnoot6)
mijn vader wille ik wreken
met stroomen walenbloed!Ga naar voetnoot7)
1876. |
|