Gedichten. Deel 1
(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend
[pagina 118]
| |
PsalmGa naar voetnoot1)God, onze Heer, Gij zijt de Heer der Heeren.
Gij draagt de wereld op uw hand;
lacht ge op een volk, het bloeit in roem en eeren,
keert Gij uw blikken, 't stort in 't zand!
God, onze Heer, Gij loecht weleer op Vlaanderen;
toen was het machtig, schoon en fier;
kluister en juk, het sloeg ze ruw aan spaandren:
‘Vrijheid en Neering!’ klonk het hier.
God, onze Heer, wil 't jong geslacht aanhooren;
red Vlaandren uit zijn diepen val!
Zegen den eed door allen trouw gezworen;
Vlaanderen, Vlaanderen boven al!
|
|