Gedichten. Deel 1
(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend
[pagina 102]
| |
Waar kunnen wij toch beter zijn?(Gildelied op bekende wijze.) Waar kunnen wij toch beter zijn
dan in ons vaders Vlaanderen?
Dult Vlaanderen roerloos, schande en dwang en druk
nog schept de Vlaming troostend Vlaamschgeluk:
vlaamsche leute,
eeuwige scheute
op Vlaanderens veizaam stuk.
Waar kunnen wij toch beter zijn
dan in der knapen stede?
Al loopt zij vol pandoers en petermans,
en slimme astecs, en overloopend fransch.
Knapen boven!
Heil voor Loven
die oude knapenschans!
Waar kunnen wij toch beter zijn
dan knapen onder knapen?
Brengt elke dag zijn noeste bezigheid,
vermoeit den geest ons levens werkzaamheid,
zielelavend
brengt ons de avond
zijn gulle spraakzaamheid
Waar kunnen wij toch beter zijn
dan gildebroeders samen?
Houdt staatzucht flamingantendom in pacht,Ga naar voetnoot1)
hier reeden wij vrij woord en vrij gedacht;
dat ons wrake
't net eens slake
waarin men Vlaanderen smacht.
|
|