Gedichten. Deel 1(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] O zonneschijn (De Kollegiestudent tot den zonneschijn.) Wijze: Schumann, O Sonnenschein. O zonneschijn, o zonneschijn, gij roert den grond des herten mijn: sinds lang zijn eigen onbewust, weêr hijgt het, klaar van levenslust. 'k Vergete ik ben ter vangenis, waar levenslust een doodzonde is! O zie, 't is zondag! zie dien stoet! Zij wandelen, wandelen blijgemoed... O vrijheid, vrijheid, vrijheid zoet! O zonneschijn, o zonneschijn, mocht gij hier ook een zonde zijn: misschien, weert men uw stralen af, gewonen wij ons aan dit graf. Herschep gij ons steeds mensch en man - God weet waar wanhoop voeren kan. Hoe kunt gij zoo wreedaardig zijn. o zonneschijn, o zonneschijn! 2 Sept. 1879. Vorige Volgende