Gedichten. Deel 1
(1930)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend
[pagina 16]
| |
De laatste zang.Twaalve sloeg het van den nacht... de doodkeers,
zoo vereendGa naar voetnoot1) het ziekenbed verlichtte.
Pijnlijk lag het maagdeken te strijden,
't was haar doodstrijd in benauwde stilte.
Nevens 't bed gezeten, de oude dienstmeid
waakte en bad, heur lieveling aanschouwend.
Al met eens, van uit het ziekenbedde,
ging een stem op, zoet een lofzang zingend.
Stralend stonden de oogen van de zieke,
glanzend was heur wezen. De oude dienstmeid
dierf niet ademhalen in verwondring.
Flauwer zingend, de armen kruisend, scheen het
kind in slaap te vallen, en ontwiek niet. 2)
1875. |
|