Eglentiers poëtens borst-weringh
(1619)–Theodoor Rodenburg– AuteursrechtvrijPost nubila Phoebus.FLauwhertighe en laffe menschen, in 't ghemeene,
Verbaezen door de stormen van de tegenspoet,
Door kranckheyt, swackheyt, en de brosheyt van 'tgemoet
Met duchten, zuchten, treuren, knaghen, klaghen, weenen,
Met quellen, razen, tieren, jammeren, en steenen,
Als zy de ebbingh vinden van gheluckens vloed,
Niet denckend' dat dit alles gantsch geen voordeel doet.
't Mis-noeghen kan in 't minst versachtingh niet verleenen,
Den vroeden hier meed' tuylt, den wijzen hier meed' spot,
Vermits zy grondich wel verstaen 's gevallens grillen,
Ia schelden deze blooders voor puur dwaes, en zot:
Want hoe het onweer stormt zo haestich kan het stillen:
Veranderingh men ziet, verkeer men haestich von,
Want na een donck're vlaegh wy glinst'ren zien de Zon.
|
|