Eglentiers poëtens borst-weringh
(1619)–Theodoor Rodenburg– Auteursrechtvrij
[pagina 422]
| |
Quo fata trahunt.DE godd'lijcke Voorsicht die moet het alles sturen,
Hoe wel waen-wijsheyt vaeck de menschen zeer verleyt
Ia door stijf-zinnicheyt men vande reden scheydt,
G'lijck offer machte was in sterflijcke nature,
Helaes! de dwaesheyd dringhd ons tot de nickers kuren,
Vermits de ickheyt ons op't kunstelijckste vleydt,
En ons de stricken vande dwalinge bereyt,
Om ons in't dool-hof vande kettery te vuren.
God die almachtich is, en alles schickt en weet,
En niet en wil in't minst 't onheyl van onze zielen,
In zijn verburghen raed voorschickt hy 't lief, en 't leedt:
Zo zijnt dan gheen ghevallen die ons overvielen,
Vertrout u dan op God, en vrucht'loos niet en strijft,
Doet g'lijck het Boot 'tgeen stuurloos op Gods schicking drijft.
|
|