Eglentiers poëtens borst-weringh
(1619)–Theodoor Rodenburg– AuteursrechtvrijPando recondita.HOe schalc'lijck laeten hun de menschen oock verleyden,
Hoe dat de waen bedrieght het menschelyck verstant,
Ons boeyende aen heur bedrieghelycke bandt,
Ia dat zy vande re'en en menschelijckheyt scheyden,
En hun verderffenisse zelven wis bereyden,
Mits heymelijcke zonde heeft de overhandt,
Iae vrezen min Gods straf als menschelijcke schandt,
Behoorende, helaçy, die te vrezen beyde.
Wat heymelijcke zonden hedensdaeghs gheschien!
Of God de sleutel niet en had van onz' gemoeden,
Hy die de nieren, en onz' herten kan doorzien,
Weet alles wat wy doen, het zy het quaet oft' goede:
Want zijn al-wetentheyt, zijn Goddelycke kracht,
Ontsluyt de Poorten van onz' ziel, hert, en ghedacht.
|
|