Natuurlyke en Zedelyke Historie van d'Eylanden de Voor-Eylanden van Amerika
(1662)–Ch. de Rochefort– Auteursrechtvrij
[pagina 453]
| |
Vier-en-twintichste Hooft-stuk.
| |
[pagina 454]
| |
wel dat hare tonge niet meer dood is als haar herte, en dat hare reden noch adem schept. Want niet alleenlijk spreken sy met gemak; maar de geheugenis en het oordeel vergeselschappen hunne woorden. Dese verlange dood diemen by de Caraïbanen siet, moet niet vreemd dunken, Ga naar margenoot+ noch voor een spooksel genomen worden. Want om nu achter te laten den grooten ouderdom van d'eerste eeuwen, en de genen daar een Ctesias, en Herodotus en een Plinius gewagh van maken, soo verschaffen ons de hedens-daaghsche Historye-schrijveren voorbeelden genoegh om dese waarheyt te bevestigen. En onder andere, de Hollanderen die in de Molukkus hebben gehandelt, versekeren ons dat het leven in dat land gewoonlijk is bepaalt tot hondert en dertigh jaren. Vincent le Blanc seght dat in Sumatra, in Java, en in de gebuerige Eylanden het op-klimt tot hondert en veertigh; gelijk het ook by de Canadineren doet. En dat in het Koninkrijk van Casuby het hondert en vijftighste jaar bereykt. François Pyrard, en eenige anderen, getuygen ons dat de Bresileanen niet minder leven, en dat sy gaan tot hondert en sestigh, en self daar boven. En in de Florides en in Jucatan, zijn mannen gevonden die desen ouderdom overtreffen. En in der daad, men verhaalt dat de Françoyschen, op de reyse van Laudoniere in de Florides, in het jaar 1564. daar een oud man sagen, die hem seyde drie hondert jaren oud te wesen, en Vader van vijf voortteellingen. En eyndelijk na het verhaal van Mafée, roemde hem een Bengalois in het Oosten in het jaar 1557. drie hondert vijf en dertigh jaren oud te zijn. Na dit alles, soude de lankheyt der dagen van onse Caraïbanen niet mogen door-gaan voor een ongehoort wonder, noch eene ongelooflijke sake. Asclepiades, na het verhaal van Plutarchus, achte dat in het al-gemeen de bewoonderen van koude landen langer leefden als die van de warme gewesten, om dat, seyde hy, de koude de natuurlijke warmte van binnen behoud, en de sweetgaten toesluyt om haar te bewaren; in plaatse dat dese warmte lichtelijk verdwijnt in de landstreken daar de sweetgaten verwijdt en geopent worden door de hitte van de Son. Maar d'ondervinding van de Caraïbanen, en soo vele andere Volkeren van den brandenden Hemel-riem, die gewoonlijk tot soo hoogh een ouderdom leven, terwijl onse Europeanen gemeenlijk jong stervende worden gesien, is strijdigh met dese natuurlijke redenering. Wanneer het gebeurt, gelijk niet anders kan geschieden, dat onse Caraïbanen van eenigh quaad worden aangetast, dan hebben sy de kennisse van menighte van kruyden, van vruchten, van wortelen, van olyen, en van gommen, door de hulpe van welke sy in haast weder tot de herstelling van hare gesontheyt komen, indien het quaad niet ongeneeslijk is. Sy hebben noch een versekert geheym om de bytingen van de slangen te genesen, aangesien dat sy | |
[pagina 455]
| |
d'ader niet hebben door-drongen. Want alsdan is'er geen hulp-middel. Dit is het sap van een kruyd dat sy op de wonde leggen, en binnen vier-en-twintigh uuren zijn sy onfeylbaar genesen. Het quade voedsel van de Krabben, en van andere Ondieren waar mede sy haar gewoonlijk spijsen, is oorzaak dat sy by-na alle onderworpen sijn eene moeyelijke siekte, die sy in hare tale Pyans noemen, gelijk de Françoyschen aan de kinder-pokken. Wanneer sy, die van dese vule siekte sijn besmet, van de versche Schildpadde, of van den Lamantin, of van den Caret, dat eene andere soort van Schildpadde is, eten, zijn sy terstont daar na geheel beloopen met bultjes, om dat dese spijsen dit quaad doen uytslaan. Sy hebben ook dikwils groote Geswellen, bloed-sweeren, en vuurigheden op verscheyde plaatsen van haar lichaam. Om dese qualen te genesen, die ten meesten deele voort-spruyten uyt het quaad voedsel dat sy gebruyken; hebben sy de schorse van eenen boom Chipiou genaamt, soo bitter als roet, dewelke sy in het water doen weeken, en hebbende in dese vochtigheyt geraspt de grond van eenen sekeren grooten kink-hoorn die men Lambys noemt, soo drinken sy dese Medecijne in. Sy drukken ook somtijds de vochtigheyt uyt de schorse die versch van eenige bomen van Miby, is geschilt, of andere ranken die op d'aarde kruypen, of die haar aan de boomen hechten, en drinken het sap dat sy'er hebben uyt-geperst: maar sy gebruyken dit genees-middel niet geerne, dan als de boomen in hare allergrootste sappigheyt zijn. Boven dese Genees-middelen, met de welke sy de quade vochtigheden van binnen suyveren; soo leggen sy noch buyten-op sekere salven, en besmeringen, die eene seer bysondere kracht hebben om alle de puisten te suyveren die gewoonlijk overblijven op de lichamen der gener die van de Pyans sijn gequelt. Sy mengen dese hulp-middelen met d'asschen van gebrande rieten, dewelke sy roeren in water, dat sy vergaderen van de bladeren die aan den stronk van den Balasie-boom sijn. Sy gebruyken ook tot het selve voornemen, sap van de vrucht van Junipa, en sy leggen op de knobbelen de kern van dese selve vrucht, om dat sy de kracht heeft van alle den etter uyt de wonde te trekken, en de lippen van de sweeren toe te sluyten. Sy hebben het gebruyk niet van het bloed-laten door opening van eene ader, maar sy gebruyken koppen en schrabbingen op het smertelijk deel, dat prikkelende met den tand van een Agouty, en het een weynigh doende bloeden. En om te verminderen de verbaastheyt die veroorsaakt mocht worden door soo vele in-snijdingen, gelijk wy hebben geseght dat dese Barbaren haar om verscheyde oorsaken geven, en die aanleyding souden geven om sich van hare personen altijd bloedige lichamen in te beelden, en bedekt met wonden; soo moet men weten dat sy | |
[pagina 456]
| |
ook geheymenissen en hulp-middelen hebben, die onfeylbaar zijn om haar schielijk te genesen en de wonden soo sinlijk aan te doen groeyen in het sluyten van de quetsuere, datmen op het lichaam ter naauwer nood het minste lijkteyken kan bespeuren. Sy dienen haar ook met konstige badingen, en doen sweeten door eene soorte van badstove waar in sy den lijdenden besluyten, die door dit hulp-middel zijne geheele genesing verwerft. Ga naar margenoot+ De Sorikoischen doen hare sieken ook sweeten: maar somtijds bevochtigen sy haar met haren adem. En tot de genesing van de wonden, sy, en de Florideanen suygen'er het bloed uyt, gelijk d'oude Genees-meesteren dat in gebruyk hadden, wanneer yemant van een vergiftigh beest hadde gebeten geweest, daar toe al voren doende bereyden den genen die desen dienst moet uytvoeren. Men seght ook dat onse Caraïbanen, als sy van een gevaarlijk Serpent sijn gestêken geweest, hare wonden doen uyt-suygen door hare vrouwen, na dat sy eenen drank hebben ingenomen, Ga naar margenoot+ die de deugt heeft om de kracht van het vergif te vernietigen. De Toupinambous suygen self de sieke deelen, schoon dat'er geene wonde is. Het gene ook somtijds in de Florides word gedaan. En de Turken als haar eenige sinkingen, en eenige smerten overvallen, of in het hooft, of in eenigh ander deel van het lichaam, dan branden sy het deel dat lijdend is. Eenige van de Barbarische Volkeren, hebben noch wel vremder hulp-middelen in hare siekten, gelijk by de Historye-schrijveren gesien kan worden. Aldus seydemen dat d'Indianen van Mechoacham en van Tabasco in Nieuw-Spanjen, om haar van de koortse te genesen naakt in de Riviere springen, wanende daar hare siekte in te drenken. Waar mede sy gewoonlijk geweldigh qualijk slagen. Eene by-na diergelijke daad is by de Caraïbanen gesien. Want mijn Heer du Montel vond'er op een tijd een oud man die zijn hooft wiesch by eene fonteyne die uytermaten kout was. En hem daar d'oorsaak af gevraaght hebbende, antwoorde de goede slokkert: ‘Compere, dat is om my te genesen, want ik ben Mouche,’ dat is te seggen geweldigh verkouwt. D'Edelman konde hem niet onthouden van lagghen: maar ook hadde hy'er medelijden mede, geloovende dat dit genoegh was om den ouden man te verliesen. En ondertusschen tegen alle de regelen van onse Genees-konst, viel dit vremd hulp-middel met hem gelukkigh uyt. Want onsen Edelman ontmoette hem des anderen daaghs, blijgeestigh en wel te passe, en t'eenemaal van sijne verkoutheyt verlost. Ook de Wilde ontbrak niet daar op te pochen, en met onsen Françoys te boerten over zijne ydele mededogentheyt van den voorleden dagh. De Caraïbanen zijn uytmuntend jaloers over de geheymenissen van hare | |
[pagina 457]
| |
Genees-konst; boven alle de vrouwen die seer verstandigh zijn in alle dese suyveringen: en waarom het ook wesen mach, sy hebben tot noch toe aan de Christenen niet willen mededeylen d'opper-vermogende hulp-middelen die sy hebben tegen de quetsingen van de vegiftige pijlen. Maar sy weygeren niet daar over te gaan en die te verbinden, als sy hare hulpe van noode hebben: in het tegendeel sy komen'er vrolijk aan, en vrywilligh. Aldus een persoon van hoedanigheyt onder onse Françoyschen gevaarlijk gebeten zijnde geweest door een Serpent, werd gelukkighlijk genesen door haar middel. Ga naar margenoot+ Waar in sy seker wel verschillen met die beestelyke van Guinée en van Sumatra, die geene mededogentheyt met hare eygene sieken hebben, haar verlatende als arme beesten. Maar het oud volk uyt de Provincye van Babilon, lieten haar alle siekten soo bysonderlijk ter herten gaan, dat de sieken in eene openbare plaatse wierden geleght, en yeder moest haar het hulp-middel aanwijsen, waar van hy d'ondervinding op hem self hadde gedaan. Die in Cambaya hebben gereyst, seggen, dat'er self een Gast-huys is, om de sieke Vogelen waar te nemen. Wanneer de gewoonlijke hulp-middelen die onse Caraïbanen in haren nood gebruyken, soodanigh eene uytkomst niet hebben gehad als sy haar belooft hadden, dan nemen sy toevlucht tot hare Boyez, dat is te seggen, tot hare Swarte-konstenaren, die ook de Genees-meesteren na-apen: en haar versocht hebbende om haar te komen besoeken, plegen sy raad met haar op d'uytkomst van hare siekten. Dese ongelukkige onderstanden van den boosen Geest, hebben door hare beguygelingen, soodanigh een geloof onder dese arme bedrogene verworven, dat sy geacht zijn gelijk Seghs-lieden van het leven en van de dood, en soodanigh ontsien ter oorsake van hare besweringn, en de wrake die sy nemen over alle wie haar verachten, dat'er niemant is onder dit ellendigh Volk, die niet voor eerlijkheyt rekent met eene blinde gehoorsaamheyt haren raad aan te hangen. Wat belangt de Plechtigheden die sy in dese gelegentheden gebruyken, wy hebben haar alreede aangeraakt in het Hooft-stuk van haren Gods-dienst. Het moet voor alle andere dingen wesen, dat de Hutte waar in de Boyé komen moet, wel suyverlijk bereyd sy: dat de kleyne tafel die sy Matoutou noemen, sy gedekt met Anakri voor Maboya, dat is te seggen, met eene offerande van Cassave en van Ouycou voor den boosen Geest; en self met d'eerstelingen van hare tuynen, indien't in het saysoen der vruchten is: Daar moeten ook in een van de hoeken van de hutte soo vele kleyne stoeltjes staan, als'er personen by dit afgryselijk werk sullen gevonden worden. Na dese voor-bereydingen, de Boyé, die nimmer dit werk der duysternissen pleecht als by de nacht, hebbende sorghvuldigh doen uyt-blusschen alle het | |
[pagina 458]
| |
vuur dat in de Hutte en daar ontrent was, gaat by dese donkerheyt in, en zijne plaatse gevonden hebbende ter hulpe van het swak schijnsel van een aangestêke Tabak-eynde dat hy in sijne hand draaght, soo spreekt hy terstont eenige Barbarische woorden; daar na stampt hy met sijn slinker voet op d'aarde met verscheyde hervattingen; en het Tabak-eynde, dat hy in zijne hand draaght, in zijnen mond gestêken hebbende, soo blaast hy den rook die'er uyt-komt vijf ofte ses-malen om hoogh, daar na het Tabak-eynde in zijne hand bryselende, soo verspreyd hy het in de lucht. En alsdan de Duyvel die hy door dese aperyen heeft doen op-komen, schuddende met eene felle waggeling het dak van de Hutte, of eenigh ander vervaarlijk gerucht verwekkende, komt alsoo vaardigh te voorschijn, en antwoord onderscheydentlijk op alle de vragen, die hem door de Boyé worden gedaan. Indien de Duyvel versekert, dat de siekte van den genen om wie met hem raad word gepleecht, niet doodelijk is, dan naderen de Boyé en het spook-beelt dat hem vergeselschapt by den sieken, om hem te versekeren dat hy wel haast sal genesen sijn; en om hem in dese hope t'onderhouden, soo raken sy d'allersmertelijkste deelen van sijn lichaam sachtelijk aan, en die een weynigh gedrukt hebbende, soo veynsen sy daar uyt te doen komen eenige doornen, gebrijselde beenderen, splinteren van hout, en stukken van steen, die, na het seggen van dese ongelukkige Genees-meesteren, d'oorsake van sijne quale waren. Sy bevochtigen ook somtijds met haren adem het swakke deel, en daar aan met verscheyde hervattingen hebbende gesogen, soo overtuygen sy den lijdenden, dat sy door dit middel hebben uyt-getrokken alle het vergif dat in sijn lichaam was, en dat hem in quynen t'onder-hield: Eindelijk tot het besluyt van dese vervloekte verborgentheyt, soo wrijven sy het gantsch lichaam van den sieken met het sap van de vrucht van Junipa, die het verft met een geweldigh donker bruyn, het welke is als het teyken en het zegel van sijne genesing. De gene die gelooft door sulk een verdoemd middel genesen te wesen, is gewoon tot erkentenis een groot gastmaal aan te rechten, waar aan de Boyé d'eerste sitplaatse onder de genoodighde houd. Hy moet ook niet vergeten d'Anakri voor den Duyvel, die niet vergeet hem al-daar te laten vinden. Maar indien de Boyé heeft onderstaan uyt de gemeenschap die hy met sijnen Geest heeft gehad, dat de siekte ter dood is, soo genoeght hy hem met de sieke te vertroosten, hem seggende, dat sijnen God, of om beter te seggen sijnen gemeensame Duyvel, medelijden met hem hebbende, hem wil mede voeren in sijn Geselschap, om verlost te wesen van alle sijne swakheden. Ga naar margenoot+ Sekere Volkeren, niet konnende dragen de moeyelijkheyt en d'ongemak- | |
[pagina 459]
| |
ken van eenen al te verminkten ouderdom, waren gewoon met een glas Scherling hare siele te verjagen, die al te lange na haren sin in haar ellendigh lighaam kroop. En eenige andere, na het verhaal van Plinius, vermoeyd zijnde van te leven, stortende haar in de Zee. Ga naar margenoot+ Maar in andere landen, verwachteden de kinderen niet dat hare Vaderen tot sulk eenen hoogen ouderdom zijnde gekomen, dese uytvoering deden: Want men seght dat door eene openbare wet, sy daar van de Vader-slaghteren en de Beulen waren. En de Son verlicht noch huyden ten dage in eenige Provincyen van de Florides, vervloekte schepselen, die door eene soorte van Gods-dienst en Godvruchtigheyt, hare Vaderen ter neder vellen en slachten als sy tot hare verminktheyt sijn gekomen, gelijk personen die in dese werelt onnut, en haar selven tot een last zijn. Maar hoe verre d'Ouderdom van onse Caraïbanen mach gekomen wesen, soo worden de kinderen nooyt moede hare Vaderen en hare Moederen in dien staat te sien. Het is waar, dat eenige Caraïbanen de dood van hare Ouderen hebben verhaastet, en hare Vaderen en Moederen gedood, geloovende een goed werk te doen, en haar eene lieftallige gedienstigheyt te bewijsen, in haar te verlossen van vele ongemakken en moeyelijkheden, die d'ouderdom met hem sleept. Een oud Hooft-man die onse Françoyschen De Pyloot noemden, verheerlijkte hem dat hy desen af-grijsselijken dienst aan verscheyde van zijne voor-ouderen hadde gedaan. Maar eerstelijk de Caraïbanen gebruykten dese onmenschelijkheyt niet als wegens de genen die het aldus begeerden, om van d'ellenden deses levens verlost te wesen: en dat was niet als om te voldoen d'ernstige gebeden van haar die vermoeyt waren in te leven wanneer sy aldus handelden. Daar-en-boven, dese barbarye is nimmer al-gemeenlijk onder haar aangenomen geweest: en d'allerverstandighste hebben'er tegenwoordigh eenen gruwel af, en onderhouden hare Vaderen en hare Moederen tot aan den laatsten oogenblik van haar leven, met alle sorghvuldigheyt, en alle de betuygingen van vriendschap, eerbewijs, en van onderdanigheyt diemen soude konnen verwachten uyt eene Nacye, die geen ander licht heeft om haar te geleyden als dat van de verdorvene natuure. Sy dragen geduldighlijk de gebreken en de gêmelijkheden van haren ouderdom, vermoeyen hun niet in haar te dienen en houden haar soo veel als mogelijk is by haar om haar te vermaken, gelijk onse Françoyschen dat in eenige van hare Eylanden hebben gesien. Het welke geenen kleynen lof verdient, indien men overweeght dat dit by Barbaren word gedaan. Dat soo eenige onder haar, hare Vaderen en hare Moederen aldus niet eeren, die sijn ontaart van de deugt haar'er Voor-ouderen. Maar als, niet tegenstaande alle hare sorgen en alle hare moeyten, Ga naar margenoot+ sy yemant van hare naasten of van hare vrienden verliesen, dan maken sy groot ge- | |
[pagina 460]
| |
schreeuw en groote weeklachten op sijne dood; Wel is het tegendeelige van d'oude Tracianen, en van d'Inwoonderen der gelukkige Eylanden, die hare dooden met vreugde, dansen en liederen begroeven, gelijk personen die verlost waren van d'ellenden des menschelijken levens. Na dat de Caraïbanen het doode lichaam met hare tranen hebben bevochtight, wasschen sy het, maken het root, wrijven het hooft met olye, kemmen het hair, vouwen het de beenen tegen de dyen, d'ellebogen tusschen de beenen door, en sy buygen het aangesicht op de handen, invoegen dat het geheel lichaam by-na is in het selve postuur als het kind in den buyk van zijne Moeder, en sy winden het in een nieuw bedde, verwachtende dat sy het in d'aarde leggen. Daar zijn Nacyen gevonden die aan de doode lichamen de Rivieren tot gewoonlijke graven schonken, Ga naar margenoot+ gelijk de Ethiopiers. Andere wierpen haar voor de vogelen en voor de honden, gelijk de Parthen, de Hircaniers, en haar'es gelijken alsoo eerlijke lieden als Diogenes de hondsche. Eenige andere Volkeren een weynigh minder ongevoeligh, dekten haar met een hoop steenen. Men seght dat eenige Afrikanen haar in aarde vaten leggen: en dat andere haar in glas huysvesten. Heraklijt, die het vuur voor het beginsel van alle dingen hield, wilde dat men de lichamen brandde, op dat sy tot haren oorspronk souden wederkeeren. En dese gewoonte by de Romeynen eenige eeuwen achter een waar-genomen zijnde geweest, gaat noch heden in swang by berscheyde Volkeren van het Oosten. Ga naar margenoot+ Maar Cyrus seyde al stervende, dat'er niets gelukkiger was, als in den schoot van d'aarde te wesen, die de gemeene Moeder was van alle menschen. D'eerste Romeynen waren van dit gevoelen; want sy begroeven hare dooden. En dit is ook het gene men onder soo vele verschillende wijsen en manieren by de Caraïbanen in gebruyk vind. Sy maken hare kuylen niet op onsen stijl; maar gelijk de Turken, de Bresilianen, en de Canadiners de hare maken, dat is te seggen tot de diepte van vier ofte vijf voeten, of daar ontrent, van ronde gedaante, op de wijse van een ton: en op den grond setten sy een kleyn stoeltje, op het welke d'ouderen en de vrienden van den overledenen, het lichaam stellen, dat latende in het selve postuur dat sy het gegeven hebben strakx na sijne dood. Sy maken gewoonlijk de kuyl in de Hutte van den overledenen, of soo sy hem elders begraven, dan maken sy altijd een kleyn deksel op de plaatse daar het lichaam rusten moet, en na dat sy hem in dese kuyl hebben laten sakken, en in sijn Amak gewonden, maken sy'er een groot vuur rondom, en alle d'alleroudste soo mannen als vrouwen huyken op hare knyen. De mannen plaatsen haar achter de vrouwen, en van tijd tot tijd laten sy haar de hand over d'armen glijden om haar tot weenen aan te porren. Daar na al singende en al | |
[pagina 461]
| |
schreyende seggen sy alle met eene erbarmlijke en klagende stemme. ‘Ach waarom zijt gy gestorven? Gy had soo vele goeden Manioc, goede Pataten, goede Bananen, goede Ananassen. Gy waard soo bemint van uw Huysgesin, en men droegh sulk eene groot sorge over uwen persoon. Ach waarom zijt gy dan gestorven, waarom zijt gy dan gestorven?’ Indien het een man is, dan voegen sy'er by. ‘Gy waart soo strijdbaar en soo edelmoedigh. Gy hebt soo vele vyanden ter neder-gevelt: gy hebt in soo vele gevechten uytgemunt: Gy hebt ons soo vele Aroüages doen eten: Helaas wie sal ons nu tegens d'Aroüages beschermen? Ach waarom zijt gy dan gestorven?’ En sy hervatten het selve lied verscheyde malen. De Toupinambous maken by-na de selve weeklachten op de graven van hunne dooden. Ga naar margenoot+ ‘Hy is gestorven,’ seggen sy, ‘die goede Jager, die uytmuntende Visscher, die dappere Krijsch-man, die brave eter van gevangenen, die groote verslager van Portugesen, en van Margajatten, die edelmoedige beschermer van ons land. Hy is gestorven.’ En sy herhalen dikmalen het selve gedicht. De Guineschen vragen ook aan hare dooden, Ga naar margenoot+ wat haar heeft verplicht om te sterven, en wrijven haar het aangesicht met een stroowisch om haar wakker te maken. En Busbekius, in de Vertelling van sijne Af-gesantschappen in Turkijen, verhaalt, dat gaande door eenen Burcht van de Servia, Tagodena genaamt, hy vrouwen en dochteren hoorde, die weeklagende by eenen dooden, tot hem in hare lijk-gsangen seyden, gelijk of hy bequaam hadde geweest om haar te verstaan. ‘Wat hebben wy verdient, en waar in hebben wy ontbroken om het in uwen dienst en t'uwer vertroosting te doen? Wat oorsaak van misnoegen hebt gy ooyt tegens ons gehad, die u verplicht heeft om ons te verlaten, en ons aldus ellendigh en bedroeft te doen blijven?’ Het geene ten deele over-een komt met de Lijk-klachten van onse Caraïbanen. Het gejammer en het gehuyl van de Toupinambous en van de Virginianen in diergelijke gelegentheden duert gemeenlijk een maant. Ga naar margenoot+ De Volkeren van Egypten, deden hare tranen seventigh dagen dueren. En eenige Floridianen gebruyken oude wijven ses geheele maanden. Maar Lycurgus hadde den rouw bepaalt op elf dagen, en dat komt seer na-by den tijd die de Caraïbanen ten anderen tijde namen om den overledenen te beweenen, eer sy hem met aarde overdekten. Want geduerende den tijd van tien dagen, of daar ontrent, quamen hare bloed-verwanten en self hare aller-beste vrienden den dooden twee-malen des daaghs aan de kuyl besoeken. En sy brachten desen dooden altijd t'eten en te drinken, yeder reyse tot hem seggende. ‘Ach waarom zijt gy gestorven? Waarom wilt gy in het leven niet weder-keeren. Seght ten min- | |
[pagina 462]
| |
sten niet dat wy u geweygert hebben waar van gy leven moest. Want wy brengen u t'eten, en te drinken.’ En na dat sy hem dese schoone vermaning hadden gedaan, gelijk of hy die hadde konnen hooren, soo lieten sy by hem op de kant van de kuyl de spijsen en de dranken tot aan het ander besoek, dat sy haar op sijn hooft stieten, om dat hy sich niet gewaardighde sijne hand uyt te stêken om haar aan te nemen. De Peruvianen, de Bresileanen, de Canadineren, de Madagascarschen, de Canarianen, de Tartaren, de Chinessen, Ga naar margenoot+ vergeselchappen ook met eenige spijsen, de graven daar sy hare naasten in leggen. En sonder soo verre te gaan, gebeurt'er niets yets diergelijkx onder ons? Want men dient geduerende eenige dagen d'af-beeldselen van onse Koningen en van onse Vorsten nieuwlijkx gestorven, en men bied haar aan te drinken en t'eten gelijk of sy levendigh waren: self tot voor haar te doen de proef van de spijsen en van de dranken. De Caraïbanen van eenige Eylanden stellen noch heden spijsen by de kuyl van den dooden; maar sy laten haar soo lang een tijd niet sonder haar met aarde te dekken, als sy ten anderenmale deden. Want na dat het Lijk-gesang geëyndight is, en dat de vrouwen alle hare tranen hebben uyt-geput, leght een van de vrienden des overledenen hem eene plank op het hooft, en andere stouwen d'aarde met de hand allenxkens voort, Ga naar margenoot+ en vullen de kuyl. Men verbrand daar na alles wat den dooden toebehoorde. Sy dooden ook somtijds slaven om de swervende Geesten van hare dooden te vergeselschappen, en haar te gaan dienen in d'andere werelt. Maar dese arme ellendige ontsnappen het te voet als haar Meester sterft, en beschermen haar in eenigh ander Eyland. Men krijght een rechtveerdighe schrik op het verhaal van dese onmenschelijke en Barbarische lijk-plichten, die bevochtight worden met het bloed van de slaven, en van verscheyde andere persoonen, en die vrouwen voor het gesicht stellen met den strot af-gesneden, gebrand, of levendigh begraven, om in d'andere werelt hare mannen geselschap te gaan houden, gelijkmen daar voorbeelden af vind by verscheyde Nacyen. Maar onse Caraïbanen genoegen haar in dese ontmoetingen, met de Slaven van den overledenen te dooden, soo sy haar konnen achter-halen. Het was aan de Lacedemoneren verboden yets met de dooden te begraven: maar het tegendeelige heeft in swang gegaan, en gaat noch heden ten dage in swang by verscheyde Nacyen. Want sonder te spreken van soo vele kostelijke dingen diemen dede vernietigen met de lichamen die na hare dood door het vuur gingen, Ga naar margenoot+ by d'oude Romeynen, Macedoneren, Hooghduytschen, en andere Volkeren: Soo lesen wy in de Historye van Josefus, dat de Koning Salomon groote Rijkdommen op-sloot met het lichaam van David | |
[pagina 463]
| |
sijnen Vader. Ga naar margenoot+ Aldus leggen de Tartaren in het graf met den dooden, al sijn goud en silver. En de Bresilianen, de Virginianen, de Canadineren, en verscheyde andere Wilden begraven met het lichaam de kleederen, de toerusting, en den gantschen aanhang van d'overledenen. Dit deden ook de Caraïbanen in hare lijk-plichten, eer sy gemeenschap met de Christenen hadden gehad. Want in het laatste besoek dat sy by den dooden quamen doen, brachten sy alle den Huys-raat die hem geduerende sijn leven hadde gedient, te weten, den boogh, en de pijlen, de Boutou of de knodse, de kroonen van vederen, d'oorbehangselen, de Hals-snoeren, de Baggen, d'Arm-ringen, de Korven, de Vaten, en d'andere dingen die tot sijn gebruyk waren, en begraven het alle te samen met den dooden, of branden het op de kuyl. Maar tegenwoordigh zijn sy suyniger geworden: want de naaste Bloed-vrienden van den overledenen behouden dit alles, tot haar gebruyk; of sy schenken het aan de behulpsame, die het bewaren ter gedachtenisse van den overledenen. Na dat het lichaam met aarde is bedekt, snijden de naaste Bloed-magen hun hair af, en vasten gestrengelijk, geloovende dat sy hier door en langer en gelukkiger sullen leven. Andere verlaten de Hutten en de plaatsen daar sy yemant van hare vrienden hebben begraven, en gaan elders woonen. Als het lichaam ten naasten by verrot is, houden sy noch eene versameling, en na dat sy het graf al suchtende hebben besocht en met voeten getreden, soo gaan sy hare ontuchtigheden bedrijven, en hare smerten in den Ouïcou verdrenken. Aldus is de Plechtigheyt geëyndigt, en men komt dit arm lichaam niet meer quellen.
Eynde van het tweede en laatste Boek van de Historye der Voor-eylanden. |
|