Natuurlyke en Zedelyke Historie van d'Eylanden de Voor-Eylanden van Amerika
(1662)–Ch. de Rochefort– AuteursrechtvrijDrie-en-twintichste Hooft-stuk.
| |
[pagina 447]
| |
lost is de man in het bedde gaan leggen, om hem te beklagen en den gelegenen te maken: gewoonte, die hoewel sy wild en belaggelijk is, niettemin gevonden word, na men seght, onder de boeren in eene Provincye van Vrankrijk; en sy noemen dat faire la Couvade. Maar het gene moeyelijk valt voor den armen Caraïbaan, die hem te bedde heeft begeven in de plaatse van de kraam-vrouwe, dat is datmen hem tien ofte twaalf dagen achter een sobertjes, en sieke-lieden kost doet eten, hem op yeder dagh niet meer gevende als een kleyn stukje van de Cassave, en een weynigh water, in het welke men ook een weynigh van dit wortel-brood heeft doen koken. Daar na eet hy een weynigh meer: maar hy tast de Cassave die hem aangeboden word niet aan, als by het midden geduerende de veertigh dagen, en latende de randen geheel die hy ophangt aan zijne hutte, om te dienen tot het gastmaal dat hy in het gevolgh gewoonlijk voor alle zijne vrienden aanrecht. En self hy speent hem hier-na, somtijds tien maenden, of een geheel jaar, van verscheyde spijsen, gelijk van den Lamantin, van de Schild-padde, van Verkens-vleesch, van Hoenderen, van Visch, en van andere lekkere dingen: vreesende voor eene erbarmelijke dwaasheyt, dat dit schadelijk aan het kind soude wesen. Maar sy houden dese groote Vasten niet als op de geboorte van haar eerste kind: want op die van d'andere, sijn hare vasten by-verre soo gestreng niet, en veel korter, wesende gemeenlijk niet als van vier ofte vijf dagen ten hooghsten. Men vind by de Bresilianen en by de Japonneseren wel mannen die uytsinnigh genoegh sijn om aldus den gelegenen te maken: Ga naar margenoot+ maar sy zijn soo sot niet dat sy in haar bedde vasten. In het tegendeel sy doen'er haar lekkerlijk en in over-vloedigheyt onthalen. Men seght dat ten anderen tijde het selve is gesien by de Tiberianen, gebueren van Capadocye, en by eenige andere volkeren. Ga naar margenoot+ Maar de natuurlijke Bewoonderen van Madagscar volgen dit vasten van de Caraïbanen, als sy hare kinderen willen doen besnijden. Eenige van onse Caraïbanen hebben noch eene andere dwaasheyt: en die is noch arger als alle d'andere voor den armen Vader aan wien een kind-geboren is; want op het eynde van het vasten, soo schrabtmen hem vinnighlijk op de schouderen met den tant van een Agouty. En dees ellendige moet hem niet alleen aldus laten toe-stellen, maar hy moet het self lijden sonder het minste gevoelen van smerte te betuygen. Sy geloven dat hoe de geduldigheyt van den Vader in dese proeven grooter is gebleken, hoe dat ook de strijdbaarheyt van den Soon braver te verhopen staat: maar men moet dit edel bloed, waar van de storting de moedigheyt aldus doet voortspruyten, soo niet ter aarde laten vallen; ook versamelen sy het neerstighlijk om'er het aangesight van het kind mede te wrijven, achtende dat dit noch geweldigh veel helpt om het kloek- | |
[pagina 448]
| |
moediger en edelaardiger te maken. En dit word self in eenige plaatsen ontrent de dochteren gebruykt: want hoewel sy haar in de gevechten niet behoeven te laten vinden, gelijk ten anderen tijde de Amasonen; niettemin, sy laten niet ten oorlogh te trekken met hare mannen, om haar het eten te bereyden, en om hare schepen te bewaren, terwijl sy-lieden met de vyanden hands-gemeen zijn. Van dat de kinderen geboren sijn, maken de Moeders haar het voorhooft plat, en drukken het in sulker voegen dat het een weynigh achterwaarts helt; want boven dat dese gedaante een van de voornaamste trekken is van de schoonheyt die onder haar wordt geacht, soo seggen sy dat sy dient om de pijlen beter boven eenen boom uyt te schieten, als sy aan de voet van den selven staan, waar in sy uytmuntende behendigh sijn, daar na-gevoeght zijnde van hare jonkheyt af. Sy swachtelen hare kinderen niet; maar sy laten haar de vryheyt om te verroeren na haar gemak in kleyne Amakken, of bedden van Cottoen, of op kleyne leger-plaatsen van Bananie-bladeren, die gespreyt sijn op d'aarde, in een hoek van hare Hutten: En niettemin hare leden worden'er niet mismaakt door; maar haar gantsch lichaam is volkomen wel gemaakt. Ga naar margenoot+ Die by de Maldiveren hebben verbleven, en by de Toupinambous, seggen het selve van de kinderen deser Volkeren, hoewel men haar nimmer alsoo weynigh als de kleyne Caraïbanen, in lueren en in windelen besluyt. De Lacedemoneren deden ten anderen tijde ook soo. De namen van hare kinderen geven sy haar niet terstont na de geboorte; maar sy laten twaalf of vijftien dagen door-loopen, en dan roeptmen een man en eene vrouwe die de plaatse bekleeden van Peet-oom en van Pete-moeye, en die het kind zijne ooren doorboren, zijne onderste lippe, en de scheyding van de neusgaten, en sy laten'er een draad doorgaan, op dat d'opening gemaakt sy om'er behangselen aan te hechten. Sy hebben niettemin de bescheydenheyt, van dese plechtigheyt uyt te stellen, indien de kinderen te swak sijn om dese doorbooringen te lijden, tot dat sy kloeker worden bevonden. Het grootste gedeelte der namen die de Caraïbanen hare kinderen geven, sijn genomen van hare Voorsaten, of van verscheyde Boomen die in hare Eylanden wasschen; of anders van eenigen voor-val die den Vader is overkomen geduerende dat zijne vrouwe swanger ging, of geduerende sijn kraam-bedde. Aldus wierd op Dominikus eene Dochter Ouliem-banna genaamt; dat is te seggen Druyveboome-blad, welken boom wy in zijne plaatse hebben beschreven. Een ander van het selve Eyland, hebbende op Sint Christoffel geweest terwijl zijne Huys-vrouwe bevrucht was, en aldaar hebbende gesien | |
[pagina 449]
| |
mijnen Heere den Generaal van onse Nacye, soo noemde hy het kind dat zijne vrouwe op zijne wederkomste hadde, Generaal; ter gedachtenisse van het goed onthaal dat die Heer hem hadde gedaan. Men vind yets diergelijkx by d'andere Nacyen. Ga naar margenoot+ By voorbeeld, de Canadineren ontleenen de namen van de Visschen en van de Rivieren. De Virginianen en de Bresilianen dienen haar van het eerste ding dat haar in gedachte komt, gelijk bogen, pijlen, dieren, boomen, planten. De Turksche Keyseren sijn gewoon aan de Gelubde die hare vrouwen bewaren, de namen te geven van d'allerschoonste bloemen, op dat dese vrouwen haar by dese namen noemende, daar niets uyt haren monde en gâ dat niet eerlijk en aangenaam sy. De Romeynen, gelijk by Plutarchus gesien word, namen somtijds hare namen van Visschen; somtijds van hare boersche vermakelijkheden; somtijds van d'onvolmaaktheden van haar lichaam; en somtijds van hare brave daden, in navolging van de Grieken. De Heylige Schriften self verschaffen ons voorbeelden van menighte namen op verscheyde ontmoetingen genomen; gelijk onder andere Benoni, Fares, Icabod, en andere diergelijke. De namen die de Caraïbanen hare mannelijke kinderen een weynigh na hare geboorte op-leggen, sijn niet voor haar gantsch leven. Want sy veranderen van naam als sy gekomen sijn tot den ouderdom die haar toelaat onder het getal haar'er Soldaten aangenomen te worden; en als sy haar dapperlijk in den oorlogh hebben gequeten, en dat sy een Opperhooft van d'Aroüages hebben gedood, dan nemen sy sijnen naam voor haar tot teyken van eere. Het welke eenigh over-een-komen heeft met het gene by de Romeynen in swang ging na hare overwinningen, trekkende tot haar in der daad de namen van de Volkeren die sy hadden overwonnen. Getuygen Schipio d'Afrikaan, en soo vele andere, die niet van nooden sijn by te brengen. Dese overwinnende Caraïbanen, hebben ook in hare Wijnen, of openbare Bly feesten, yemant uytgekosen om haar eenen nieuwen naam te geven, tot den welken sy seggen, na dat sy wel gedronken hebben, Y éticlée y atec, dat is te seggen, Ik wil genaamt wesen, naamt my. Waar op d'ander terstont de voldoening doet. En in vergelding ontfangt hy eenigh geschenk, of van een mes, of van een graan Cristal, of van eenige andere geringe beuselingen die onder haar geacht worden. De Caraïbaansche vrouwen sogen self hare kinderen, en zijn seer goede voedsteren, en seer teer-gevoelige Moederen, dragende alle sorgen diemen mach inbeelden om haar wel te voeden. En self hare sorgen die strekken haar uyt tot de kinderen van hare gebuerinnen, als sy ten oorlogh zijn. Ga naar margenoot+ Alle de Peruviaansche en Canadinesche, en by-na alle andere Indiaansche vrouwen | |
[pagina 450]
| |
van het Westen, sijn goede voedsteren. En in d'Oostelijke Indiën, in het Koninkrijk van Transiana, Ga naar margenoot+ en by de Maldives, sijn de vrouwen van wat hoedanigheyt sy ook mogen wesen, verplicht om de borste aan hare kinderen te geven. Aldus getuygt ons Tacitus, dat yedere Moeder, by d'ouder Hoogh-duytschen, self hare kinderen sooghde. Men seght dat ten anderen tijde self de Koninginnen van Peru, de moeyte wel namen om hare kinderen te voeden. En wy hebben het voorbeeld van eenige Koninginnen van Vrankrijk, die dese moederlijke gedienstigheyt niet versmaat hebben. Ga naar margenoot+ Wel in het tegendeel van die Canarische vrouwen, die hare kinderen gewoonlijk de geyten deden suygen. Gelijk ook deden eenige Boerinnen van Guyenne, ten tijde van Michel de Montagne. De Moederen van onse kleyne Caraïbanen, geven haar niet alleen de mamme; maar soo ras zy een weynigh kracht hebben gekregen, kauwen sy haar de Pataten, de Bananen en d'andere vruchten die sy haar geven. Hoe wel sy somtijds hare kleyne kinderen geheel naakt op d'aarde laten kruypen, en dat sy dikwils stof eten, en duysend onreynigheden die sy in haren mond brengen, soo groeyen sy niettemin verwonderlijk wel, en het grootste gedeelte word soo kloek, datmen'er heeft gesien die op de ses maanden konden gaan sonder steunsel. Men snijd haar het hair af op den ouderdom van twee jaren: en hier toe geeftmen een gastmaal aan het geheel huysgesin. Daar sijn eenige Caraïbanen die tot op desen ouderdom uytstellen, om d'ooren, de lippe, en het tusschen-beyde van de neusgaten aan hare kinderen te laten doorboren: even wel dit is weynigh in gebruyk, ten sy dat de swakheyt van het kind niet heeft toegelaten om het eerder te doen. Als sy tot een verder ouderdom sijn gekomen, eten de Jongeren met hare Vaderen, en de Dochteren met hare Moederen. Sy noemen Vaderen, hare Schoon-vaderen, en alle die van hare gelijke bloedverwanten aan de zijde van hare ware vaderen sijn. Hoewel de kinderen van de Caraïbanen niet onderwesen sijn om eenige eerbiedigheyt aan hare ouderen te betoonen, noch door eenige van de gebaarden haar'es lichaams te betuygen d'onderdanigheyt en d'eere die sy haar schuldigh sijn; soo beminnen sy niettemin haar alle natuurlijk, en alsmen haar eenigh ongelijk heeft aangedaan, dan verbinden sy haar terstond aan hunne twistsaken, en trachten door alle middelen daar wraake over te doen. Ga naar margenoota Getuygen de geen die siende dat een van onse Françoyschen van Gardeloupe, hadden af-gesneden de Rabans van den Amac daar in sijn Schoon-vader lagh, soo dat ter aarde gevallen zijnde, hy eene schouder hadde verstuypt; ter selver tijd eenige jonge-lieden versamelden, die eene belanding deden in het Eyland van Mari- | |
[pagina 451]
| |
galante, en vermoorden'er de Françoyschen die het begonden te bewoonen. Maar de voornaamste sorge die de Caraïbanen betuygen in d'opvoeding van hare kinderen, die is dat sy haar geweldigh behendigh maken om met den boge te schieten. En om'er haar ter goeder uure na te schikken, ter naauwernood konnen sy gaan, of de Vaderen en de Moederen hebben dese gewoonte, dat sy haar ontbijt aan den tak van eenen boom hechten, waar van dese kleynen het met de Pijle moeten af-schieten, soo sy begeerigh sijn om t'eten; want daar is geene barmhertigheyt. Sy snijden ook somtijds eenen Bananie-boom af, en leggen hem ter aarde, gelijk tot doel-wit, om hare kinderen te leeren na de vrucht te treffen. Het gene te wege brengt dat met den tijd sy haar vokomen in dese oeffening maken. D'oude Historyen verhalen ons, dat sekere Volkeren, hier in naderende by de gewoonte van de Caraïbanen, hare kinderen verplichteden om haar eten met de slinger af te werpen. Sy schikken gemeenlijk alle hare Sonen tot de wapenen te dragen, en tot haar te wreken van hare vyanden, iin navolging van hare voorsaten. Maar al eer sy gestelt worden onder den rych van die ten oorlogh mogen gaan, soo moeten sy uytgeroepen worden voor Soldaten, in tegenwoordigheyt van alle hare bloed-vrienden en vrienden, die genoodight sijn om behulpsaam te wesen aan sulk eene waardige Plechtigheyt. Siet hier dan d'ordre die sy in diergelijke gelegentheden waarnemen. De Vader, die te voren de Vergadering heeft by-een geroepen, doet sijnen Soon sitten op een kleyn stoeltje, dat geset is midden in de Hutte, of in het Carbet; en na dat hy hem in weynige woorden heeft voor-gedragen, alle de Plichten van eenen edelaardighen Caraïbaanschen Soldaat, en hem heeft doen beloven, dat hy nimmer yets doen sal het welke de Heerlijkheyt van zijne Voorsaten soude mogen doen beswalken, en dat hy met alle sijne krachten d'oude twist-sake van sijne Nacye sal wreeken; soo grypt hy by de pooten eenen sekeren Roof-vogel, die sy Mansfenis in hare tale noemen, en die langen tijd te voren is bereyd geweest om tot dit gebruyk besteed te worden, en hy slaat'er verscheyde slagen mede op sijnen Soon, tot dat de vogel dood is, en dat zijn hooft t'eenemaal is geplettert. Na dit hart onthaal, dat den Jongeling geheel verdooft maakt, soo schrapt hy hem over het geheel lichaam met een tant van Agouty, en om de lijkteykenen die hy gemaakt heeft weder te heelen, so doopt hy den vogel in eene vochtigheyt die op granen van Pyman heeft gestaan, en hy wryft'er alle zijne wonden wel stijf mede, het gene den armen lijder eene geweldigh scherpe smerte veroorsaakt; maar hy moet dit alles vrolijk lijden, sonder den minste grijns te maken, en eenigh gevoelen van pijne te betuygen. Men doet hem vervolgens het herte van desen vogel eten. En tot besluyt van het werk, soo leght men hem in een schon- | |
[pagina 452]
| |
gelend bedde, waar in hy overlangs moet uyt-gespreyd leggen, tot dat sijne krachten by-na t'eenemaal sijn uyt-geput door geweld van vasten. Na dit is hy van alle voor Soldaat erkent, hy mach hem laten vinden by alle de vergaderingen van het Carbet, en d'andere volgen in alle d'oorlogen, die sy tegens hare vyanden onderwinden. Boven d'oeffeningen van den oorlogh, die gemeen zijn aan alle de jonge Caraïbanen, die in eenige achting onder de braven van hare Nacye willen leven; soo schikken hare Vaderen haar dikwils om Boyez te wesen, dat is te seggen Swarte-konstenaren en Genees-meesteren. Sy sneden haar hier toe tot yemant van d'allerverstandelijkste in dese af-grijsselijke oeffening, dat is te seggen, by een die berucht is in de kennisse van de boose Geesten op te dagen, van loten te geven om haar van hare vyanden te wreeken, en verscheyde siekten te genesen, welke die van dese landaart onderworpen sijn. Maar de Jongeling die aan den Boyé word vertoont om in zijne konst onderwesen te worden, moet van zijne tedere jonkheyt aan hier toe gewijd wesen door d'onthouding van verscheyde soorten van spijsen, door gestrenge vasten, en dat om zijne leerlingschap te beginnen met hem bloed uyt alle deelen van sijn lichaam heeft getrokken met een tant van Agouty, even als men handelt met die tot Soldaten worden aangenomen. De Caraïbanen leeren ook sorghvuldigh aan hare kinderen het swemmen, het visschen, en eenige werken te maken, als daar sijn korven, Boutous, bogen, pijlen, riemen, bedden van kottoen, en Pyraugen. Maar eenige sorge te dragen om haren geest te voegen en te bouwen, en haar eere, Borgerlijken ommegang, of deught te leeren; dit moet men niet van dese arme Wilden verwachten; die geenen anderen leydsman, noch ander licht tot sulk eene opvoeding hebben, als haar verstant dat blind is, en vervult met dikke duysternissen; noch anderen regel in alle de handelingen van haar leven, als d'ongeregeltheyt en de wanschikkelijkheyt van hare ondeugende en bedorve natuure. |
|