Natuurlyke en Zedelyke Historie van d'Eylanden de Voor-Eylanden van Amerika
(1662)–Ch. de Rochefort– AuteursrechtvrijSeventiende Hooft-stuk.
| |
[pagina 409]
| |
nen ook op dit onderwerpsel grooten lof. Want de Koningen van Peru hadden wetten gemaakt, Ga naar margenoot+ en bysondere Rechteren gestelt tegens de Doen-nieten en de Land-looperen; tot soo verre dat de kinderen van vijf jaren haar begaven tot eenigh werk, dat over een quam met haren ouderdom: En sy verspaarden self de blinden, de kreupelen, en de stommen niet; Haar bêsich houdende aan verscheyde dingen diemen met de hand konde bewerken. Maar daar zijn Volkeren gevonden soo laf-hertigh dat sy de Ledigheyt voor een geweldigh schoon en aansienlijk ding hielden. Ga naar margenoot+ En de Historye-schrijveren van d'Oost-Indiën, Ga naar margenoot+ spreken ons van sekere logge en beestelijke Indianen van het Nieuw Spanjen en van Bresil, die den gantschen dagh leggen en ronken in hare Hutten, terwijl dat hare vrouwen haar wortelen gaan soeken om t'eten. Onse Caraïbanen hebben geene gelijkheyt met dese Doennieten. Want men siet haar arbeyden en vermaak scheppen in verscheyde soorten van oeffeningen. De voornaamste en die haar aller-gewoonlijkst zijn, die zijn de jacht en de visscherije, waar in sy een goed gedeelte van hunnen tijd door-brengen, maar bysonderlijk in de Visscherije. Men siet haar selden gaan uyt hare huysen sonder boogh en sonder pijlen. En sy sijn geweldigh snedigh om'er haar mede te dienen, haar gewennende tot dese oeffening, gelijk de Turken van hare allerteederste jonkheyt. Het gene te wege brengt dat met'er tijd, sy haar soo schrander en soo versekert maken op het handelen van den Boogh, dat op hondert schreden sy in een oort van eenen Rijksxdaalder souden treffen, sonder immer te missen. En self al vluchtende weten sy behendigh op hare vyanden te lossen, gelijk ten anderen tijden de Parthen deden. Daar was noch veel meer oorsaak van verwondering in die slinksche Benjamiten, Ga naar margenoot+ die op een hair konden slingeren, en die'er niet op misten. Als de Caraïbanen uytgaan tot de jacht, of tot de visscherije, soo nemen sy hare vrouwen niet met haar, gelijk sekere Bresilianen doen, die haar altijd voor haar doen henen gaan, soo minnenydigh zijn die: Maar als sy yets gevangen hebben, laten sy het op de plaatse, en de vrouwen waren ten anderen tijde verplicht om het te gaan soeken en te huys te brengen, gelijk wy het alreede hebben aangewesen. Men seght dat de Kanadineren even soo doen. Daar en is by de Voor-eylanderen, niet meer als by alle d'andere Westersche Indianen, geene onderscheydinge van hoedanigheyt tot de jacht: en d'oeffening daar af is alsoo vry aan den allerkleynsten onder haar, als aanden aller-grootsten. Gelijk in hare bysondere maaltijden, sy geenigh vleesch gebruyken, indien sy geene Vremdelingen aan hare tafel hebben, soo gaan sy ook gewoonlijk | |
[pagina 410]
| |
niet als op de jacht van d'Echdissen. En indien sy eenige andere jacht doen, dat is in boven-gewoonlijke gelegentheden, wanneer als sy eenige van hare vrienden onder d'Europeanen willen onthalen: of wel als sy haar gaan besoeken, en dat sy van haar eenige Koopmanschap in verwisseling willen trekken. Sy sijn verwonderlijk scherpsinnigh om met den Angel te visschen, en den visch met de pijle te schieten. En men soude haar geduldigheyt in dese oeffening niet genoegh konnen verwonderen. Want sy souden'er somtijds eenen gantschen halven dagh aan blijven sonder haar te vermoeyen. En als, wanneer sy den visch lang genoegh hebben aangelokt, sy eyndelijk eenen grooten en machtigen komen te bespeuren, die haar wel aanstaat, en wel ter hand is, schieten sy'er met de pijle op, even als de Bresilianen. En gelijk sy uytermate goede swemmeren sijn, soo werpen sy terstont haar selve sonder schroom in het water na de pijle, om hare prooye aan te grijpen. Maar boven den Angel en de pijle waar mede sy den visch vangen, soo konnen sy ook gelukkelijk duykelen by de rotsen, en hem halen uyt de holen daar hy verscholen leyt: hier in de Floridianen gelijk, Ga naar margenoot+ die niet verwachtende dat de visch hem komt vertoonen, den selven gaan soeken tot in den grond van het water, en verslaan hem aldaar met knodse-slagen; Alsoo datmen haar siet op-komen houdende met d'eene hand het beest, en met d'andere de knodse. Sulke groote swemmeren te wesen dat is een gemeen ding onder de Wilden; en men versekert namentlijk van de Bresilianen, van de Maldiveren, van eenige Peruvianen, en van de Bewoonderen van d'Eylanden der Dieven, dat sy voor twee-natuurige dat is Land- en Wateraardige mogen door gaan. Dat soo d'andere uytvindingen tot de Visscherije aan onse Caraïbanen komen t'ontbreken, hebben sy toevlucht tot een seker hout het welke sy stampen na dat sy het aanstukken gesneden hebben. Dan werpen sy het in de poelen, of in de plaatsen daar de zee stille is. En dit is gelijk eene al-vermogende Momie, met dewelke sy soo veel visch vangen als sy willen. Maar sy zijn soo voorsichtigh dat sy haar met dese uyterste konst-greep niet dienen, als in den nood, om niet al te groot eene vernielinge te maken. Na de Jacht en de Visscherije, begeven sy haar aan verscheyde geringe werken, gelijk om bedden van cottoen te maken, seer wel geweven, en die sy Amakken noemen. De vrouwen spinnen het Cottoen op de knye, ende en gebruyken gewoonlijk noch klossen, noch haspel. Maar daar sijn'er op het Martimsche die het gebruyk hier af van de Françoyschen hebben geleert. Sy konnen ook volmaaktelijk wel twijnen: Maar in eenige Eylanden weven de mannen de bedden. Sy maken, boven dit, korven van biesen en van kruyden, van verscheyde verwen; stoelen van glad hout, die geheel uyt een stuk sijn; kleyne | |
[pagina 411]
| |
tafelen, die sy Matoutou noemen, gevlochten van bladeren van Latanie-boomen; teemsen, Hibichetten genaamt; Catolis, dat sekere manden zijn; verscheyde soorten van vaat-werken, en bekers, bequaam om tot eten en drinken te dienen, die glad, beschildert, en kluchtigh zijn met duysent snakerijen en verlichtingen, aangenaam voor het gesicht. Sy maken ook eenige kleyne Cieraden, gelijk de gordelen, de hoeden, en de kroonen van vederen, waar mede sy haar bepronken op hare dagen van Maaltijden en van hare openbare verheugingen. En de vrouwen maken voor haar halve leersen, of halve koussen van cottoen. Maar boven al, sy begeven haar sorgvuldigh op hare wapenen te bewerken en glad te maken, dat is te seggen, hare boogen, hare pijlen, en hare knoppen of knodsen, die gemaakt worden van hart en glad hout, en die by de hechten of handgrepen seer keurlijk zijn verçiert met ingeleyd hout en beenderen van verscheyde verwen. Sy zijn niet minder sorgvuldigh aan hare Pirauges, of Zee-schepen te werken, en aan alle haren toestel van vrede en van Oorlogh. Dese maken sy van eenen eenigen dikken boom, die sy uyt hollen, schaven, en effenen, met eene verwonderlijke behendigheyt. De groote Piraugen zijn somtijds gehuyst of op-geboecht gelijkmen spreekt, na het bovenste rondom, boven al na achter met eenige by-gevoegde planken. Somtijds schilderen sy'er haren Maboya op. Temets Wilden, of snakerijen. Dese Sloepen voeren dikwils tot vijftigh mannen, met hare oorloghs-gereetschappen. Eer dat sy gemeensaamheyt hadden met de Christenen, die haar hebben verschaft alle soorten van bijlen, en andere gereedschappen van timmerwerk en schrijnwerking, hadden sy duysent moeyten om ten eynde van hare Scheepmaking te komen. Want sy waren verplicht, Ga naar margenoot+ gelijk de Virginianen en eenige andere Wilden, het vuur aan den voet der boomen te leggen, en haar een weynigh boven den voet t'omringen met natte mosse, om het vuur d'opklimming te verhinderen: En alsoo ondermynden sy den boom allenkxkens. Daar na, gebruykten sy om het hout te snijden, sekere harde steenen, gescherpt aan het eynde, met de welke sy hare Piraugen sneden en uytholden. Maar dat was met eene lankheyt van tijd soo beswaarlijk en soo moeyelijk, dat sy heden ten dage erkennen de verplichting die sy aan ons hebben om dat wy haar daar af hebben verlost, en achten haar gelukkigh over de gemakkelijkheyt waar mede sy tegenwoordigh hunne werken uytvoeren, door het middel der yserwerken waar van sy voorsien zijn. Aldus de Peruvianen, Ga naar margenoot+ hielden voor sulk een groot geluk dese gereetschappen die haar d'Europeanen hadden gebracht, dat het gebruyk van de knip-scheeren in Peru ingevoert zijnde, door middel van de Spanjaarden, daar een Indiaan van hoedanigheyt was, die daar van d'uytvinding niet genoegh kon- | |
[pagina 412]
| |
nende prijsen, seyde aan yemant onder haar, dat als de Spanjaarden niet anders hadden gedaan als haar te brengen scheer-messen, knip-scheeren, kammen, en spiegels, het konde voldoen om haar te verplichten dat sy mildelijk souden overgeven alle het goud en het silver dat sy hadden. De Caraïbanen houden haar ook bêsich met het maken van aarde potten van alle soorten, die sy konnen bakken in ovens gelijk onse Potte-bakkeren. En met die selve aarde maken sy Platen of Tegelen, op dewelke sy de Cassave doen bakken. De behendigheyt die sy hebben in alle dese kleyne oeffeningen, die wy daar beschreven hebben, getuyght genoegh dat sy gemakkelijk souden leern verscheyde Ambachten van onse Meesteren soomen haar daar de kennisse af gaf. Sy scheppen boven al behagen in te handelen de gereedschappen van de Timmerlieden en van de Schrijnwerkeren: En sonder geleert te hebben hoemen sich daar mede moet dienen, konnen sy'er verscheyde werken mede maken, zedert dat ons volk haar wat te wege heeft geholpen. Waarom souden sy dan waarschijnlijk hier toe niet bequaam wesen, indien sy onderwesen en geoeffent wierden van goede Meesteren, en dat sy onder de selve hare leering deden. Gelijk sy de verlustigingen en de vermakelijkheden geweldigh beminnen, soo soeken sy ook met lust en drift alles wat haar in goede luym kan houden, en de swaarmoedigheyt verjagen. Tot desen eynde, scheppen sy behagen in het voeden en aanfokken van een groot getal Peroketten, en kleyne Perriken, of Arratten, aan dewelke sy leeren spreeken. Om haar te verlustigen, maken sy ook verscheyde Musikale speeltuygen, indien men haar aldus mach noemen, waar op sy gelijk-luydende klanken stellen. Gelijk onder andere op sekere Trommelen, van eenen hollen boom gemaakt, waar op sy een vel spannen aan d'eene zijde, op de wijse van Rinkel-trommelen. Men mach by dit voorbeeld voegen eene maniere van Orgelen, die sy te samen stellen met Callebassen, waar op sy een snaar setten, gemaakt van den draad eenes Riets datmen Pite noemt. En dese snaar getoetst zijnde geeft een geluyt dat haar geweldigh aangenaam is. De geluyt-versameling van vele andere Wilden is niet meer waardigh als de hare, en niet minder arm-hertigh en strijdigh-klinkende aan het oor van de Françoyschen. Gewoonlijk ook, des morgens als sy op-staan, begeven sy haar om op de fleuyte te spelen. Sy hebben'er van onderscheydene soorten, alsoo glad als d'onsen: Eenigen gemaakt van de beenderen haar'er vyanden. En vele onder haar konnen'er op spelen met soo goede bevalligheyt alsmen zich van Wilden soude konnen inbeelden, hoe-wel sy daar in by de Françoyschen niet te passe komen. Ter- | |
[pagina 413]
| |
wijl ook dat sy op de flueyte spelen, bereyden de vrouwen het ontbijt. Sy brengen ook den tijd door met het singen van eenige Liederen die tamelijk aangename swieren hebben. En met dese liederen in de mond, vermaken sy haar somtijds eenen halven dagh, op kleyne stoeltjes geseten, om haren visch te sien bakken. Sy leggen ook erweten of kleyne keyselsteentjes, gelijk de Virginianen, in Calebassen, door het midden van dewelke sy een stok steken, die haar tot handvat dient: en dan doen sy haar klinken met haar te bewegen. Aldus is het dat de vrouwen in dese gewesten de kinderen stillen en vermaken met speeltuygen en klanken. Het grootste gedeelte van de liederen der Caraïbanen, die geweldigh gemeen sijn in haren mond, dat sijn bloedige beschimpingen van hare vyanden. D'andere sijn op vogelen, op visschen, of op vrouwen, en allergemeenst op eenige poetserije. En daar sijn'er vele die noch rijm noch reden hebben. Dikwils ook onse Voor-eylandische Wilden voegen den dans aan hare Musyke: Maar dees dans is alsoo schoon en alsoo wel geregelt als hare Musyke soetheyt en even-matigheyt heeft. Men siet een goet gedeelte der Barbarische Volkeren haar tot dese oeffening begeven met eene onmatige tocht, gelijk by voorbeeld de Bresilianen, die na het verhaal van Jean de Lery, nacht en dagh dansen. En wy hebben alreede geseght dat'er vele sijn die self in danserijen hare ingebeelde geluk-saligheyt van het ander leven doen bestaan. Maar de Caraïbanen gebruyken bysonderlijk het dansen op de maaltijden van hare Hoogh-dagen, in haar Carbet of openbaar huys. Dese Gastmalen worden op dese schikking gedaan. Eenige dagen voor dese openbare verheuging, waarschouwt'er de Hooft-man alle de huysen af, op dat yder op den gestelden dagh zich in het Carbet laat vinden. Ondertusschen maken de Vrouwen eene soorte van drank van gebakke Cassave, en beter bereyd als den genen die sy gewoonlijk gebruyken. En gelijk als sy de dingen die in desen drank gedaan worden vermeerderen, soo heeft hy ook meer kracht, en hy is bequaam om alsoo gemakkelijk dronken te maken als de wijn. De mannen van hare zijde gaan op de visscherije, of op d'Echdisse jacht. Want betreffende d'andere spijsen, wy hebben alreede geseght dat sy'er geene bereyden voor hare tafel, als sy geene vremdelingen t'onthalen hebben. Ten genoemden dagh, mannen en vrouwen beschilderen haar lichaam met verscheyde verwen en gedaanten, en pronken haar met hare kroonen van vederen, met hare allerschoonste ketenen, en met hare allerschoonste oor-behangselen, hals-snoeren, arm-ringen, en andere op tooyselen. D'allergeestighsten wrijven haar lichaam met eene sekere gomme, en blasen en kleven daar op het dons van verscheyde vogelen. Eyndelijk sy stellen haar alle op haar trots gelaat, en bekrachtigen haar om | |
[pagina 414]
| |
op desen Viertijd het allerbraafste te voorschijn te komen als mogelijk is. Uyt-gerust op dese wijse, en haar spiegelende in hare vederen, komen sy tot de versameling. De vrouwen brengen'er den drank en de gerechten die sy bereyd hebben, en sijn uytstêkend sorghvuldigh dat'er toch niet mochte ontbreken dat tot de vrolijkheyt mede-hulpigh soude mogen wesen. Onse Caraïbanen bestêden dien gantschen dagh, en het beste gedeelte van de nacht in goed çier te maken, in dansen, in kouten, en in laggen. En in dese ongebondentheyt, drinken sy veel meer als na gewoonte: Dat is te seggen in een woord, dat sy haar dronken maken: De vrouwen self doen het uyt kluchtigheyt. Als sy wijn en brandewijn konnen vinden om in dit feest te mengen, sparen sy haar ook niet meer, en maken haar hertje vrolijk. Soodanigh dat het gene wy hebben geseght van hare gewoonlijke matigheyt, in dese gelegentheden geene plaatse heeft, niet meer dan als sy haar bereyden om ten oorlogh op te trekken, of als sy'er af weder-keeren. Hoewel dat in den grond sy niet vervallen tot d'overdadigheyt van de Bresilianen, die in hare vrolijkheyt twee ofte drie dagen sonder op-houden drinken, en in hare dronkenschap, haar dompelen in alle soorten van ondeugden. Hare dronkenschappen en hare ontuchtigheden sijn gemeen: want sy begeven'er haar toe. 1. Om hare oorloghs-beraadslagingen te houden. 2. Als sy van hare uyt-tochten weder keeren, het sy dat sy'er wel in hebben geslaacht, of niet. 3. Om de geboorte van hare eerste manlijke kinderen. 4. Alsmen hare kinderen de hairen af-snijd. 5. Als sy oud genoegh sijn om ten oorlogh te gaan. 6. Om een tuyn te slechten na haren stijl, dat is te seggen, om bosschen af te hakken, d'aarde t'ontdekken en t'ontblooten, en haar te bereyden tot een tuyn. 7. Als sy een nieuw schip na Zee slepen. 8. En als sy zijn genesen geweest van eenige siekte. Sy noemen dese versamelingen Ouïcou, en zedert sy met de Françoyschen hebben verkeert Vin [of Wijn.] Maar ook hier en tegens, (sulke vremde en met haar self-strijdige luymen hebben zy,) zijn sy groote Vasteren. En 1. vasten sy als sy in hare jongelings-schap treden. 2. Alsmen haar Hooft-mannen maakt. 3. Op de dood van hare Vaderen, of van hare Moederen. 4. Op de dood van den Man, of van de Vrouwe. 5. Als sy eenen Arouâges hebben gedood: een Vasten dat haar voor groote eere word gerekent. |
|