| |
Tweede Hooft-stuk.
Van de ter-nederstelling der Francoyschen in d'Eylanden van St. Bartholomeus, van St. Maarten, en van het Heyligh Kruys.
NA het overlijden van mijnen Heere Desnambuc, van wie de geheugenisse gesegent is aan d'Eylanden, wierd mijnen Heere du Halde, die sijn Plaats-houder in de bestiering was, Opper-Gouverneur gemaakt door mijne Heeren van de Maatschappye der Voor-eylanden. Maar gelijk hy weynigh tijd daar na hem in Vrankrijk hadde vertrokken, mijn Heer de Cardinaal de Richelieu, eerste Bedienaar van den Staat, wiens opsicht sich uytspreyde tot aan de verre-gelegenste plaatsen, oordeelde dit een ding te wesen sijne sorgen waardigh, dat hy de behoudenisse, en d'aangroeying van dese Bevolking in Amerika ter herten nam, en dat van daar, de heerlijkheyt van den Francoyschen Naam, en de zege-pralende wapenen van onsen onoverwinnelijken Monarch, haar mochten verbreyden tot over-al in gene nieuwe Werelt, gelijk als sy deftig uyt-klonken en blonken in dese. Hy begeerde tot dit eynde dat d'Eylanden voorsien wierden met eenen Gouverneur, die sijne edelmoedige aanslagen konde helpen, en uyt-voeren. En na over-al gesocht te hebben na eenen Heere, die bequaam was tot desen last, en begaaft met het beleyt, met de wijsheyt, met d'edelmoedigheyt, en met d'ondervinding noodsakelijk tot sulk een hoogh Ampt: In een woord die alle de voordeelen hadde van den eenen en van den anderen Edeldom, om waardighlijk de Majesteyt van den Francoyschen naam te vertoonen in sulk een verre gelegen land: soo vond sijne Eminentie niemand die alle dese hoedanigheden hadde in eenen hoogeren graat als MYNEN HEERE DEN RIDDER VAN LONVILLIERS POINCY, BAILLIU EN GROOT-KRUYS VAN
| |
| |
D'ORDER VAN S. JAN VAN JERUSALEM, Gebieder van Osemont, en van Coulours, Hooft van het Esquater Schepen van sijne Majesteyt in Bretagne, Edelman van geweldigen ouden Huyse, het welke den naam draaght van POINCY, en waar van d'eerst-gebore broeder sijne woonplaatse houd in eene van sijne Landeryen, dichte by de Stad van Meaus.
Mijn Heer de Cardinaal, vertoonde desen uytnemenden Edelman aan Louis de dertiende hooghloffelijker gedachtenis, die dese goede keur prijsende en toestemmende, hem vereerde met het ampt van Gouverneur en algemeen Plaatshouder van d'Eylanden van Amerika. Waar van hem brieven wierden verleent in de maand van September, des jaars duysend ses-hondert acht-en-dertigh. Dese hoedanigheyt was niet gegeven geweest aan die voor hem gegaan waren.
In het jaar duysent ses-hondert negen-en-dertigh, mijn Heer de Bailliu van Poincy vertrokken zijnde met alle sijn gevolgh van de rheede van Diepen, op half January, quam een maand daar na aan de Voor-eylanden te belanden, en wierd eerstelijk ontfangen aan de Martinische, door de Inwoonderen in de wapenen. Daar na ging hy aan Gardeloupe, en aan St. Christoffel, ontfangende over-al den eet van getrouwigheyt. Boven alles was sijne in-halinge seer deftigh op het Eyland van St. Christoffel. Hy wierd op sijne aan-komst begroet met het Geschut van onse Sterkte, en met dat van alle de Schepen. Alle de Francoysche Inwoonderen in de wapenen zijnde, ontfingen hem in hoedanigheyt van Generaal, met eene al-gemeene toe-juyching, gelijk sy alreede te voren vreughde-vyeren hadden gestookt, en God gedankt, op d'eerste tijdingen die sy hadden ontfangen, van sijne noeming tot dit Ampt; hy wierd na de Kerke geleyd, vergeselschapt met sijne Edel-lieden, en met sijne lijf-wachten, om'er het Te Deum te singen.
Soo ras hy in besitting was getreden, verkreegh het Eyland een nieuw aansien, en men sagh in weynigh tijd eene merkelijke verwisseling van goed tot beter. Aldus antwoorde hy niet alleenlijk op de groote verwachting die sijne Majesteyt, en mijn Heer de Cardinaal van sijne Bestiering hadden ontfangen: maar hy ging haar verre te boven. Terstont dede hy Kerken bouwen in verscheyde quartieren van het Eyland. Hy droegh sorge dat de Priesters wel wierden gehuysvest en onderhouden, op dat sy haar ampt mochten bedienen sonder verhindering. Sijne Gerechtigheyt bleek in de goede geschiktheyt die hy in-stelde om haar goed, kort, en weldadigh te maken, door een Raad, die bestont uyt d'allerwijste, en d'allerverstandighste onder de Bevel-hebberen van het Eyland. Sijne wakkerheyt verbeterde alle de wanschikkelijkheyt, die | |
| |
lichtelijk in-sluypt by persoonen uyt verscheyde plaatsen te samen geraapt, en bestaande uyt onderscheyde sinlijkheden. Sijne voorsichtigheyt, die nimmer overvallen word, en die altijd is vergeselschapt met eene klaarheyt, en wijse verre-sienigheyt in den schielijken voor-val van d'allerbeswaarste dingen, deden hem een-parigh verwonderen van de genen die hy bestierde, en van sijne Gebueren. De grootheyd van sijnen Geest, die hem dede te boven klimmen alle de swarigheden die hy ontmoete in de vervulling van sijne aanslagen, maakten hem ontsaghlijk aan de warre-geesten. Sijne gemeensaamheyt, sijne gespraaksaamheyt, en het goede onthaal dat hy aan d'uytheemsche dede, trok den koophandel en den overvloed in sijn Eyland. Sijne goedheyt en sijne Milddadigheyt verkregen hem met goed recht de herten en de genegentheden der Francoyschen. Eyndelijk sijne edelaardigheyt, in verscheyde voor-vallen beproeft, soo in Vrankrijk, in de seer aansienlijke lasten die hy gehad heeft in de legeren van sijne Majesteyt; als in Amerika, sedert dat hy'er gebied, in de behouding, of uyt-breyding, of in de verkrijging van soo vele aansienelijke plaatsen; joegh van toen aan de schrik onder den Spanjaard, die tot noch toe sijne deftige en heerlijke onderwindingen niet heeft derven tegen-staan.
Mijn Heer de Generaal hebbende in het Eyland van St. Christoffel alle de goede order gestelt, die noodsakelijk was om d'Inwoonderen in goede eendracht te onderhouden, op dat hy'er soude mogen trekken alle soorten van goederen, en'er den koophandel doen bloeyen: en dat gemaakt hebbende het allerschoonste en het allerdoorluchtighste van alle de Voor-eylanden, gelijk wy dat hebben vertoont in het vierde Hooft-stuk van het eerste Boek deser Historye, soo spreyde hy daar na de Francoysche Bevolking uyt op d'Eylanden van St. Bartolomeus, van St. Maarten, en van het Heyligh Kruys, waar van wy de beschrijving in hare plaatse hebben gegeven: maar daar schieten ons noch eenige omstandigheden over die wel aanmerkelijk zijn, rakende de verkrijging van het Eyland van het Heyligh Kruys, die wy aan dese plaatse sullen byvoegen.
Dit Eyland heeft verscheyde Meesteren gehad in wel weynigh tijd, en geduerende eenige jaren hebben d'Engelschen en de Hollanderen te samen getwist aan wie het wesen soude. Eyndelijk hadden sy het onder haar verdeelt: Maar in het jaar duysend ses-hondert negen-en-veertigh, d'Engelschen bespeurt hebbende dat'er de Hollanderen in kleyn getal op waren, verbonden sy haar om'er de geheele plaatse over te laten. Evenwel sy genoten hare ontweldiging niet lange: want korts daar na deden'er de Spanjaarden van het Eyland Porto Rico eene belanding, branden'er de huysen, dooden'er die sy onder de wapenen vonden, en deden d'andere over-voeren, met hare | |
| |
Huys-vrouwen, en haren toestel, aan het Eyland van de Garboude.
Na dat sy dit Eyland soo ontvolkt hadden, mits dat sy weder in hare Schepen meenden te gaan, om op haar land te keeren, siet hier aan komen een Schip van d'Eylanden van St. Eustatius en van St. Maarten, dat geladen was met mannen, die verstaan hebbende de verjaging van d'Engelschen, quamen met het vertrouwen dat de Spanjaarden vertrokken waren, om de rechten en den eysch die de Hollandsche Nacye op dit Eyland hadden weder op te rechten: maar de partyen ongelijk zijnde, aangesien dat de Spanjaarden tien tegen een waren, wierden sy gewongen om verdrach te maken. Het voornemen van de Spanjaarden, die haar goed quartier hadden belooft, was om haar te brengen op Porto Rico by haren Gouverneur, die na de Spaansche gewoonte, haar misschien niet al te goed een onthaal soude gedaan hebben.
Wanneer sy nu overdachten hare weder-keering met dese gevangenen, die haar van self in hare handen waren komen werpen; soo quamen aan het Eyland twee Francoysche Schepen geladen met Soldaten, met leef-tochten, en alle soorten van oorloghs-gereetschappen, gesonden zijnde van wegen mijn Heer de Poincy haren Generaal, om den Spanjaart uyt dese plaatse te verdrijven, en haar te verkrijgen voor den Koning. Dese hulpe quam wel te passe tot de verlossing van de Hollanderen: want de Spanjaarden ons volk gesien hebbende, die blymoedigh en in goede schikking landeden, en die terstont op het land een gros van strijdbare en wel-gewapende mannen uyt maakten, en gereet om te vechten, soo lieten sy terstont hare gevangenen los, en na eenigh besprek, so geboden haar de Francoyschen ter selver stont het Eylant t'ontruymen, en in hare Schepen te gaan, waar in gebrekende, sy haar souden aan-vallen als vyanden gelijk sy waren, en haar geen quartier geven. Het welke sy liever wilden gehoorsamen, als de dapperheyt van d'onsen, en het lot van de wapenen te ondervinden, hoewel sy in grooter getal waren.
Mijn Heer de Generaal erkennende na sijne naauw-keurige voorsichtigheyt, het gewicht van dit Eyland, dat andere, noch heerlijker verkrijgingen, gemakkelijk konde maken, oordeelde datmen sulke gelukkige beginselen moest vergeselschappen, met een groote sorge om het te behouden, en het voorsien met een aanmerkelijk getal van strijdbare mannen, en boven al met een edelmoedigh en ervaren Hooft, om'er in sijnen naam te gebieden. Tot desen eynde sond hy'er mijnen Heere Auger, Majeur van het Eyland van St. Christoffel, die dit ampt verscheyde jaren met groote toestemming hadde bedient, en hy bekleeden hem met de hoedanigheyt van Gouverneur van dit Eyland. Hy stierf in de bediening van dit Ampt, tot groot leet-wesen van alle d'Inwoonderen, na dat hy het Eyland in eene goede geschiktheit hadde gebracht; sijne | |
| |
verwoestingen hertstelt; en de beginselen gegeven aan eene Sterkte, die hy selver hadde af-geteykent tot de versekering van de Schepen, die hier na op de rheede souden komen; en om de Spanjaarden te doen verliesen alle den lust van in het toekomende daar te landen, om'er hare rooveryen te plegen. De verkrijging van dit Eyland wierd gedaan op de wijse als wy het daar beschreven hebben in het jaar 1650.
Soo dese Bevolking, hare beginselen schuldigh is aan d'edelaardigheyt van mijnen Heere den Generaal, die niet eene gelegentheyt laat voor-by slippen, bequaam om de heerlijkheyt en den naam van de Francoysche Landaart te verbreyden; sy is aan hem ook schuldigh hare behoudenisse en hare aangroeying. Want hy heeft sorge gedragen om daar mannen op te doen gaan, en daar leef-tochten te senden, tot dat'er d'aarde hadde voort gebracht alle de ververschingen die nootsakelijk zijn in nieuwe ter-nederstellingen, en namentlijk d'oorloghs-gereetschappen die wesen moeten in eene plaatse, die soo nabuerigh by den vyand is, en die hy voor sijne oogen en onder sijne handen heeft wech gerukt. Om dit voornemen gemakkelijker te maken, heeft hy langen tijd in Zee gehad een van sijne Schepen, gevoert door de Hooft-man Mancel, wiens deucht, getrouwigheyt, moedigheyt, en beleyd in verscheyde aanmerkelijke voor-vallen zijn besocht geweest. Hy dede de gewoonlijke reyse van St. Christoffel aan het Heyligh Kruys, om'er te brengen alles wat aan dese nieuwe Bevolking van nooden mocht wesen.
De Hollanders, hadden op eene aangename hooghte van dit Eyland eene schoone Kerke getimmert, gebouwt op de wijse van een kruys. Indien de Spanjaarden, dit heyligh teyken dat op den toorn stont eerbiedigh zijnde, dit gebouw niet hebben verwoest; soo zijn onse Francoyschen dit Bede-huys schuldigh aan de Godvruchtigheyt en aan den yver van eene Maatschappye van Kooplieden uyt de Stat Vlissingen, die dit Eyland eerst dede bewoonen, onder het bevel van mijne Heeren de Staten.
Den tegenwoordigh heerschenden Koning, onderrecht zijnde van alle de heerlijkheyt die mijn Heer van Poincy verworven heeft, en die hy daaghlijkx verwerft aan onse Nacye, en hoe noodig sijne tegenwoordigheyt in Amerika is, heeft desen edelmoedigen Ridder weder van nieuws vast gestelt in het ampt van sijn Gouvernement en algemeen Plaats-houderschap in die gewesten, en de Koninginne geduerende hare bestieringe, heeft sijne waardige daden, en sijne getrouwigheyt in den dienst van den Koning hooghlijk gepresen.
In het jaar 1651. handelde mijn Heer de Generaal onder het wel-behagen van den Konink, met de Maatschappye waar van wy gesproken hebben, en haar weder herstelt hebbende alle d'onkosten die sy gemaakt hadden tot d'op- | |
| |
bouwing van dese Bevolking, verkreegh hy van de Heeren die dese Maatschappye hadden, de heerschappye en de grond-eygendom van d'Eylanden van St. Christoffel, van St. Bartholomeus, van St. Maarten, van het Heyligh Kruys, en van d'aanhangende, en dat in den naam en ter winste van sijne order van Malta, die door dit middel is aangewassen, met eene van de schoonste, van de rijkste, en van d'aansienlijkste heerlijkheden die hy geniet onder d'Oppermogentheyt van sijne Allerchristelijkste Majesteyt. En sedert heeft de Konink eene volkomene gifte gedaan van dese Eylanden, aan d'order van Malta, met d'eenige behouding van d'Oppermogentheyt, en van d'onderdanige opdracht van eene goude kroone tot weder-erkentenisse, op yedere verwisseling van Koning, na de waardye van duysend Kroonen; gelijk dat blijkt by verleende brieven van sijne Majesteyt, gegeven in de maant van Maart 1653.
Mijn Heer du Parquet Gouverneur van het Martinische, heeft ook van de selve Maatschappye verkregen de heerschappye van d'Eylanden van de Martinikus, van de Grenade, en van Ste Alouzie. Mijn Heer d'Hoüel Gouverneur van Gardeloupe heeft het selve gedaan met d'Eylanden van Gardeloupe, van Marigalante, van de Desirade, en van de Heyligen. Dese twee laatste zijn noch niet bevolkt. Maar hy heeft door voor-baat de heerschappye van dese plaatsen versocht, op dat andere met billikheyt die niet souden besetten. Want men moet weten, dat de Maatschappye van d'Eylanden van Amerika, die nu vernietight is, van den Koning hadde verkregen, alle de Voor-eylanden, en de genen die in vervolgh van tijd bewoont souden worden. In-voegen dat de Heeren, die met dese Maatschappye hebben gehandelt, in haar vergun-schrift hebben doen stellen, d'Eylanden die noch niet bewoont zijn, maar die aan hare gebuerschap wel-gevoeghlijk palen: en terstont als sy in hare andere Eylanden Volk genoeg sullen hebben, sullen sy haar op dese doen overgaan; indien d'Engelschen of de Hollanderen haar niet al-voren in-nemen. Want dit is een algemeene regel, dat eene plaatse sonder Inwoonderen is aan den eersten aanvaarder. En het vergun-schrift van den Koning, of van de Maatschappye, dient niet, als om dese Heeren te bevrijden tegens yemant van onse Nacye, die op hare voornemens souden mogen loopen.
Aldus alle d'Eylanden die de Francoyschen heden in Amerika hebben, staan onder den Koning wat belangt d'Oppermogentheyt, en onder mijne Heeren de Poincy, du Parquet, en d'Hoüel wat betreft de heerschappye, sonder de Maatschappye meer te kennen, die in hare gunste heeft over-gegeven alle hare voorrechten, en alle haren eysch.
Wat belangt het vervolgh van d'Engelsche Gouverneurs op het Eyland van St. Christoffel. Mijn Heer Warnaard dood zijnde, na dat hy sijne Nacye in de Voor-
| |
| |
eylanden heerlijk hadde vast gestelt, en hadde bevolkt het Eyland van St. Christoffel in het bysonder met twaalf tot dertien-duysend mannen: wierd mijnen Heere Riche, die eerste Hooft-man van het Eyland was, in dit ampt bevestight, en dese van gelijke overlede zijnde, wierd mijnen Heere Euret voorsien met het Gouvernement, die het noch heden bedient, met de bequaamheyt en de bysondere toestemming, die wy alreede hebben vertoont, sprekende van het Eyland van St. Christoffel.
Voorts toen d'uytheemsche Nacyen in dese Eylanden aan quamen, soo huysden sy haar by-na op de selve wijse als de natuurlijke Bewoonderen des Lands, onder kleyne verdekken, en in eenvoudige hutten en tenten, gemaakt van hout, dat sy selfs op de plaatse af-hakten, in het ontblooten van d'aarde. Men siet noch in de eerst-voortkomende Bevolkingen, verscheyde van die swakke gebouwen, die niet gesteunt worden als door vier ofte ses vorken in d'aarde gepoot, en die voor mueren niet zijn omringt en beschut als met rieten, en voor dak niet hebben als palm-bladeren, suyker-rieten, of van eenigh ander kruyd. Maar in alle d'andere Eylanden, daar dese Nacyen beter zijn vast gestelt, sietmen tegenwoordigh verscheyde schoone gebouwen van timmer-werk, van steen, en van tichel-steen, die gemaakt zijn op de selve wijse als die van haar land; uytgesondert, dat gemeenlijk sy niet meer hebben als eene verdieping, of twee ten hoogste, op dat sy te gemakkelijker de winden souden konnen wederstaan, die somtijds met groote ongestuymigheyt in die gewesten blasen. Wy hebben genoeg gesproken van dese gebouwen, in de gelegentheyt die'er voor gevallen is, wanneer wy yeder der Voor-eylanden in het bysonder hebben beschreven.
Maar wy sullen hier alleen by-voegen, dat boven alle andere, d'Engelsche die dese Eylanden bewoonen, ten meesten gemakkelijk zijn gehuysvest, en sinlijk geschikt in hare huys-houding, om dat sy in de Bevolking blijven, en haar vercieren gelijk of het de plaatse van hare geboorte was. Sy zijn ook by-na alle gehuwlijkt, waar door sy meer arbeyden om haar gemakkelijk te stellen, als die een Jongelings leven leyden, gelijk den meesten deel onder de Francoyschen doen.
Wy hadden een voornemen om tot besluyt van dit Hooft-stuk alhier te stellen de wijse van handeling die mijn Heer Auber heeft gehouden om den vrede te maken met de Caraïbanen, toen hy besitting quam nemen van het Gouvernement van Gardeloupe: maar ter oorsake dat het gesprek wat lang is, en dat het groot licht kan geven; om te leeren kennen het natuurlijke van dese Indianen, waar van wy in dit tweede Boek hebben te handelen, soo hebben wy gelooft datmen daar niet moest af-snijden, en dat het wel verdiende een bysonder Hooft-stuk te vervullen.
|
|