| |
| |
| |
| |
Natuurlijke en zedelijke Historie van d'Eylanden de Voor-eylanden van Amerika. Tweede boek. Bevattende de Zedelijke Historie.
Eerste Hooft-stuk.
Van de ter-nederstelling der Uytheemsche Inwoonderen in d'Eylanden van St. Christoffel, van Nieves, van de Gardeloupe, van het Martinische, en andere Eylanden der Voor-eylanden.
NA dat wy hebben voleyndight alles wat mochte dienen tot de Natuurlijke Historie der Voor-eylanden, soo moeten wy komen tot de Historie die wy Zedelijke noemen, en voortaan handelen in het gantsch gevolgh van dit Boek, van d'Inwoonderen deser Eylanden; waar van wy alreede eenigh gewach hebben gemaakt, na dat het te passe is gekomen, in de beschrijving die wy gegeven hebben in het voorgaande Boek, van elk der Eylanden in het bysonder. Wy sullen eerst spreken van d'Uytheemsche, of d'Europeanen, soo veel als tot ons voornemen noodigh sal zijn. En dan sullen wy af- | |
| |
dalen tot eene breede en bysondere aanmerking der Indianen, natuurlijke Bewoonderen des Lands; waar van het onderworpsel weynigh bekent, eene uytbreyding af-vordert van langer adem, en een naauw-puntiger en keurlijker ondersoek.
De Spanjaarden, steunende op de Gifte des Paus Alexander de seste, en op eenige andere schijnbare redenen, wanen dat het recht van in Amerika te varen, en daar bevolkingen te stichten, het zy aan het Vaste-land, of aan d'Eylanden, haar toe-behoort met uytsondering van alle andere. Maar boven dat d'ydelheyt van dese hooveerdige verwaantheyt, haar genoegh van self ontdekt, en dat dit den draat van onse Historie soude door-breken, indien wy ons hier op soodanigh een twist-geschil stille hielden, soo heeft de Geleerde en keurlijke Bergeron, dit geschil soo naauwkeurigh verhandelt, en de wanschiklijkheyt van dese Chimeer soo helder vertoont, in sijne Verhandeling van de Scheep-vaarden, dat dit verlore moeyte soude wesen sich daar breeder op te verklaren, en'er nieuwe verlichtingen toe te willen brengen. Ook hebben alle de Christen-Koningen en Vorsten, met den Koning van Spanje betwist, dit gewaande recht dat hy hem selve toe-schrijft. En sy hebben het niet alleenlijk bestreden met woorden en met geschriften: maar ook met de daden; van tijd tot tijd Vloten in Amerika gesonden hebbende, om aldaar bevolkingen te maken, en haar te stellen in de besitting van verscheyde landen deser nieuwe Werelt; waar in bysonderlijk hebben uyt-gemunt de Francoyschen, de Engelschen, en de Hollanderen.
Maar d'allerberoemste van alle de Bevolkingen die dese drie Land-aarden in Amerika besitten, en de gene die de meeste besocht worden van de Koop-lieden, gelijk d'allervoordeelighste tot den koop-handel zijnde, dat zijn die van de Voor-eylanden. De Francoyschen en d'Engelschen, gelijk men kan bespeuren uyt het Eerste Boek deser Historie, zijn'er meest ingevordert; en hebben in bedeeling d'allergrootste, d'allerrijkste, en d'allerbevolkste van alle dese Eylanden.
Het is ook vast en seker, dat dese Natien in hare ter-neder-stelling niet hebben gevolght de wreede en barbarische gebruyken van de Spanjaarden, ende en hebben d'af-komstige volkeren des lands niet onmededoogende uyt-geroeyt, gelijk sy-lieden. Want indien sy haar gevonden hebben in de landen die sy besitten, soo hebben sy haar voor den meesten deele daar behouden, en hebben bondgenootschap met haar gemaakt. Het is wel waar dat de Caraïbanen sedert eenen langen tijd groote oneenigheden met d'Engelschen hebben: maar den oorspronk van hare twist-voeringen komt van eenige oorsaken van mis-noegingen, die haar zijn gegeven door sommige bysondere uyt die Land-aard, de- | |
| |
welke in 't geheel hare manier van doen heeft af-gestemt: en heeft in alle ontmoetingen betuyght te wenschen, dat sy onthaalt wierden met de selve menschelijkheyt, middeling, en Christelijke soetigheyt, waar mede de wijd-strekkende en bloeyende Bevolkingen van de Virginie en van het Nieuw Engeland, die onder hare Rechts-pleginge staan, tot noch toe hebben gehandelt tegens de natuurlijke Inwoonderen van het Noorderlijk Amerika, daar sy haar hebben ter neder gestelt: met de welke sy sulk eene heylige en volmaakte overeenkoming onderhouden, dat sy haar de middelen heeft verlicht van haar t'onderwijsen met eene gelukkige uytkomst, in de verborgentheden van den Christelijken Gods-dienst, en in het midden van dese arme Volkeren een groot getal schoone Kerken te stichten.
Boven al, het is seer waarachtigh dat als de Francoyschen haar hebben ter neder geslagen aan het Martinische, aan Gardeloupe, en aan de Grenade, soo hebben sy het gedaan met bewilliging van de Caciken, en de voornaamste onder de Caraïbanen, die de sulke van de hare hebben tegen-gesproken, de welke in het tegen-deel wilden handelen; en die hare krachten, en haren goeden raad hebben te werke gestelt, om de voornemens van d'andere te berispen, en d'onse te doen treden in de vreedsame besitting van het gene waar in sy al-voren hadden verdragen. Het welke rechtveerdight, dat wy aan de selve overlasten van de Spanjaarden niet schuldigh zijn, en dat onse handelingen in het op-bouwen van onse Bevolkingen op d'Eylanden, de hare niet zijn gelijk geweest. Dat indien men ons voor-werpt dat wy haar verjaaght hebben van S. Christoffel, en van de Gardeloupe, en dat wy noch heden oorlogh voeren met die van het Martinische. Wy sullen antwoorden, dat als wy die Eylanden bevolkt hebben, wy geen ander oogh-merk hebben gehad, als de stichting en d'onderwijsing van die arme Barbaren, en dat soo, tegens onse eerste meyninge, wy verplicht zijn geweest om eenige van haar wat streng te handelen, en gelijk als vyanden, soo hebben sy dat ongeluk op haar gehaalt, schendende d'eerste de heylige wetten van de bond-genootschap, die sy met ons besloten hadden, en nemende bloedige raads-plegingen, die onse Bevolkingen inhare Wiege souden versmoort hebben, indien sy niet hadden ontdekt geworden.
De Francoysche en d'Engelsche Bevolkingen hebben haar begin op eenen selven tijd gehad, dat is te seggen in het jaar duysend ses-hondert vijf-en-twintigh. Mijn Heer Desnambuc, Francoys Edelman van het over-oude Huys van Vauderop, en Hooft-man door sijne Majesteyt in de Wester-zee onderhouden; en mijn Heer Waernaer, Engelsch Edelman (de welke onse Francoyschen noemden mijn Heer Ouarnard, om d'uytspraak van de dubbele W gemakkelijker te maken, die onse tale onbekent is) hebben op eenen selven dagh besitting ge- | |
| |
nomen van het Eyland van St Christoffel, in de naam van den Koning van Vrankrijk, en van Groot-Bretaigne, hare Meesteren, om te hebben eene plaatse van versekert vertrek, en eene goede rheede voor de Schepen van d'eene en d'andere Land-aart, die in Amerika handelen. Dit Eyland hebbende alle de seldsame voordeelen die wy breedelijk hebben op-getelt in het Hooft-stuk dat daar de beschrijving af begrijpt, wierd geweldigh besocht van de Spanjaarden, die'er dikwils hare ververschingen van daan haalden, gaande en komende van hare lange reysen. Sy lieten'er ook somtijds hare sieken die onthaalt wierden van d'Indiaansche Caraïbanen, met de welke sy vrede hadden gemaakt op die voorwaarden.
Dese Heeren dan overwegende, dat indien sy dit land besaten, sy den Spanjaart haren gemeenen Vyand in Amerika souden ongemak aan doen, en dat sy eene goede en versekerde woonplaatse souden hebben, om t'ontwerpen de grond-vesten van de Bevolkingen, die sy voornamen in die Eylanden te leggen, soo maakten sy'er haar Meesters af, en lieten'er mannen op om het te bewaren. Maar eer sy daar af trokken, vreesende of d'Indianen wel eenigh heymelijk verstant met de Spanjaarden souden aan-spannen, of dat sy in hare afwêsigheyt souden voltrekken het besluyt, dat sekere Tovenaars, die onder dit Volk in hooge achting zijn, haar sedert korteling hadden doen nemen, van ter dood te vellen alle d'Uytheemschen, die op haar land waren; soo ontlasten sy haar op eene nacht van alle de meest-oproerige van dese Nacye; en weynigh daar na bedwongen sy alle d'andere die te samen gerot waren, en haar in verwering hadden gestelt, dat sy elders moesten vertrekken, en haar de plaatse vry laten.
Na dat mijn Heer Desnambuc in Vrankrijk weder keerde en mijn Heer Warnard in Engeland, daar hare vermeesteringen en alle hare handelingen de Koningen aangenaam waren; en haar oorlof gegeven zijnde om volk over te schepen, soo keerden sy'er weder met goet geselschap, in hoedanigheyt van Gouverneurs, en Plaats-houders van de Koningen van Vrankrijk en van Groot-Bretaigne, hare Meesteren.
Maar eer dat mijn Heer Desnambuc sijne verkrijginge quam bebouwen en vervolgen, geloofde hy dat om een machtigh steunsel in Vrankrijk te hebben, het welke mede deel nam in de behoeding van dit Eyland, onder het Opper-gesach van den Koning; en om sijne aanslagen alsoo te versekeren en voort te setten; het goed soude zijn eene Maatschappye te verbinden van persoonen die gesach hadden, die de bestiering en de Heerschappye van dit Eyland hadden, en noch van d'andere die hy soude mogen gewinnen, en onderwerpen aan de gehoorsaamheyt van den Koning: Op voorwaarde dat dese Maatschap- | |
| |
pye sorge droegh, en ter herte nam om daar volk op over te doen gaan, die het land mochten behouden, en het bebouwen: daar Kerken-dienaren te zenden, en in haar onderhoud te voorsien: daar Sterkten te doen bouwen tot de versekertheyt der Bewoonderen, en die te voorsien van Geschut, met Busch-poeder, met Klooten, met Musketten, met Lont en met Kogels: in een woord daar een goed Wapen-huys t'onderhouden, om altijd in handen te hebben waar mede den Vyand 't hooft mocht bieden.
Dese Maatschappye, of Geselligheyt wierd in-gestelt in de Maant van October des jaars duysend ses-hondert ses-en-twintigh, soo voor het Eyland van St. Christoffel, als voor de by-gevoeghde, en wierd toegestaan van den Koning: en sedert wierd sy bevestight en begunstight met nieuwe toelatingen, en seer schoone Voor-rechten, verworven van sijne Majesteyt den achtsten van Maart des jaars duysend ses-hondert twee-en-veertigh voor alle d'Eylanden van Amerika, gelegen van den tienden tot aan den dertighsten graat herwaarts den Evenaar.
Mijn Heer Desnambuc, hebbende aldus in Vrankrijk order op sijne dingen gestelt, keerde weder na St. Christoffel met drie hondert mannen, die de Heeren van de nieuwlijkx-ingestelde Maatschappye hadden geworven, om'er de grond-vesten van dese Bevolking te bewerpen: hy voerde ook met hem verscheyde brave Vry-willige, die voor verheerlijking rekenden sulk een beroemd Avont-uur-soeker te volgen, en deel te nemen aan sijne deftige sukkelingen, onder de hope van ook te sijner tijd de vruchten van sijne verkrijgingen te plukken. Sy quamen alle te St. Christoffel aan, in het begin van de Lente des jaars duysend ses-hondert seven-en-twintigh: en hoewel sy vele hadden geleden op hare reyse, en dat sy voor den meesten deele siek of verswakt waren, soo lieten sy haar door dese harde proeven niet ter neder slaan: maar haar gedenkende dat de deftige onderwindingen altoos vergeselchapt zijn met groote swarigheden, en dat de Rosen niet geplukt worden als tusschen de doornen, soo begonden sy van toen aan de hand aan 't werk te leggen, en in weynige dagen geleert hebbende van de genen die sy op het Eyland vonden, de gantsche order diemen houden moet om de bosschen te slechten, woon-plaatsen op te stellen, het land te bebouwen, de leef-tochten en den Tabak te planten, en om alle de plichten te volbrengen die vereyscht worden in de nieuwe ter neder-stellingen, soo waren sy behulpsaam aan d'edelmoedige voornemens van haren Hooft-man, die haar door sijne woorden, en door sijn goed voor-beeld krachtelijk aan-prikkelde.
De verdeelingen van dit Eyland tusschen de twee Nacyen hadden beworpen geweest voor dese reyse: maar sy wierden besloten en plechtelijk vast ge- | |
| |
stelt den dertienden van de Maant May in het selve jaar. Want op dat een yeder met versekering op sijnen eygenen grond mocht werken, en dat d'onse met d'Engelschen niet te betwisten hadden: Mijn Heer Warnaard ook uyt Engeland weder gekeert zijnde, eenigen tijd voor mijn Heer Desnambuc, daar hy hem ook hadde ondersteunt met eene Maatschappye, die de bescherming van sijne onderwindingen nam: soo verdeelden sy onder haar het land van het Eyland, en stelden'er scheyd-palen soo als sy noch heden worden gesien; evenwel op voorwaarde dat de jacht en de visscherye over-al vry souden wesen aan alle d'inwoonderen van de twee Land-aarden, en dat de Sout-kuylen, de Bosschen die van waardye waren, en bequaam tot de verwerye, of tot de schrijn-werking, de rheeden en de mijnen ook gemeen souden blijven. Sy quamen noch over-een in sekere stellingen, die aan beyde zijden behaaghlijk waren, en vast gesteld wierden, om eene goede wederzijdige gemeenschap t'onderhouden, alle jalouzyen voor te komen, en alle oorsaken van twist en tweedracht te vermijden, die lichtelijk konnen ontstaan tusschen twee Nacyen van verscheydene zinlijkheden. Sy maakten ook gesamentlijk een eet-gespan tot verwering, om elkander ter nood te helpen, en de sterke hand te leenen om haar beyder gemeenen Vyand te rugge te drijven, en ook alle die souden willen verstoren de ruste en de vrede, die sy met den anderen hoopten te genieten, in dit lieffelijk land, dat haar in bedeeling was gevallen.
Na dese dingen arbeydden de twee Gouverneurs elk om 't seerst, tot de vast-stelling en het verciersel van hare bevolking. Maar men moet bekennen dat d'Engelschen seer groote voordeelen boven de Francoysen hadden, om hare voornemens met gemak ten eynde te brengen. Want boven dat die Land-aard, die geboren is in de boesem van de Zee, veel beter als wy konnen verdragen de sukkelingen van langduerige reysen, en dat sy haar beter verstaat als wy op nieuwe bevolkingen te maken: soo voorsagh ook de Maatschappye die te Londen was in-gestelt tot de bestiering van St. Christoffel, soo edelmoedigh, dat sy in hare geboorte geholpen wierd met mannen en met leef-tochten, die noodigh waren tot haar bestaan, tot dat d'aarde het haar voort-bracht; en sy was soo sorghvuldigh, dat van tijd tot tijd dese wierd ververscht met nieuwe hulpe, en met alle dingen die haar in dese beginselen noodigh mochten wesen, soo dat sy oogh-schijnlijk verbeterde en voort-ging; terwijl dat d'onse, die onvoorsien was van alle dese behulpmiddelen, niet dede als quijnen, en self sy soude lichtelijk ten eynde geloopen hebben, soo de genegentheyt die sy tot haar Hooft droegh, en de hooge achting die sy van sijne dapperheyt hadde verkregen, haar niet hadde tot sijnen wille gehouden, en seer naauw aan sijnen dienst verbonden.
| |
| |
Terwijl dan dat onse Bevolking alle dese swakheden moest lijden, en dat sy niet bestont als door hare moedigheyt; die van d'Engelschen winste trekkende uyt hare krachten, bracht'er eene andere voort in het Eyland van Nieves, dat van St. Christoffel niet af-gescheyden is als door eenen kleynen arm van de Zee, gelijk wy dat in sijne plaatse geseght hebben. Maar soo dit kleyn getal waar toe onse lieden gekomen waren, haar niet toe-liet diergelijke voort-gangen te maken, mijn Heer Desnambuc arbeyde in vergelding neerstigh om haar vast te stellen,en haar te effenen en te regelen door verscheyde brave Insettingen, waar van wy hier eenige van de voornaamste leden sullen stellen, op dat de geheugenisse daar dierbaar af bewaart soude worden, tot onderwijsing van de Na-zaten.
In d'eerste plaatse, om dat door de vrede en d'eénigheyt d'allerkleynste dingen aan-wassen, en dat de verdeeltheyt d'allergrootste doet wegh vloeyen, en verdwijnen: soo wilde hy dat alle d'Inwoonderen van het Eyland, die sijn gesagh erkenden, onder haar eene volmaakte eenigheyt behielden, dewelke hy haar in alle gelegentheden aanprees, gelijk de Suyl van haren kleynen Staat, en de geheylighde pijpe, waar langs allerhande zegeningen des Hemels en der aarde overvloedig op haar souden af-vloeyen. En door dien het onmogelijk is, dat in den onderlingen ommegang niet vele dingen souden ontstaan, die bequaam souden wesen om dese lieffelijke wederzijdige over-eenkoming somtijds t'ontstellen, indien daar niet vaardighlijk in wierd voorsien, soo begeerde hy dat diergelijke geschillen op het spoedighste met soetigheyt wierden af gedaan, en self voor het onder-gaan van de Son, indien het mogelijk was.
Hy gebood haar getrouw, open-hertigh, en oprecht te wesen in alle hare handelingen; beleeft en behulpsaam te zijn aan hare gebueren, en soo God-vruchtelijk te houden het woord dat sy gegeven hadden, als of het by geschrift was gestelt, en voor Notarius en getuygen door-gegaan.
Op dat den al-te-vlijtigen arbeyd van hare Landeryen, haar niet soude doen vergeten d'oeffening van den oorlogh, of dat de moed niet mochte verslappen in de diepe ruste, en sy ter nood de wapenen souden konnen handelen, en die met beleyd gebruyken, soo wilde hy dat sy daar dikwils d'oeffening van souden doen, dat sy haar aan-stelden na de regelen van de Krijghs-tuchtingen; en hoewel sy alle den Land-bouw deden, dat sy de bevalligheyt en het edelmoedigh gelaat van Krijghs-mannen souden hebben, en dat sy daar van t'aller tijd de teykenen en de livreyen souden dragen, nimmer uyt hare quartieren komende sonder Vyer-roers, of ten minsten sonder den Degen aan te hebben.
Dat indien hy haar op dese wijse schikte en voeghde, op dat sy by gelegent- | |
| |
heyt mochten betoonen hare dapperheyt en hare moedigheyt tegens hare Vyanden; soo verplichte hy haar aan d'andere zijde om sacht en menschelijk d'een tegen d'andere te wesen; en hy konde niet verdragen dat de sterkste de swakste vertraden. Daarom gaf hy dit schoon voor-schrift, het welke noch in wesen en in kracht is aan alle dese Eylanden: te weten, dat de Meesters hare knechten niet mochten verbinden als voor drie jaren, geduerende de welke sy gehouden souden wesen om haar te handelen in alle middeling en sachtigheyt, en van haar niet af te vorderen als eenen redelijken dienst, en gelijk-matigh na hare krachten.
Sijne sorghvuldigheden spreydden haar voornamentlijk uyt over de nieuwe aan-gekomene, en op dat sy in hare aan-komste yets mochten hebben waar onder sy souden mogen verschuylen voor d'ongemakken van de lucht, en op dat haren arbeyd niet vertraaght soude worden, by gebrek van woon-plaatsen, soo begeerde hy, dat alsoo ras de plaatse die sy tot het maken van het gebouw geschikt hadden, ontbloot was, de gantsche gebuerschap mede hielp om het op te trekken. Dese loffelijke Instelling wierd soo wel ontfangen en soo sorghvuldighlijk waar genomen, dat'er niet een van d'Inwoonderen was die'er de rechtveerdigheyt niet af erkende, en die by dese voor-vallen niet voor geluk rekende daar gewilligh mede behulpsaam aan te wesen, sonder moeyten en sonder bekommeringen. Eenige gingen hakken het hout dat noodigh was, d'andere liepen tot de rieten en tot de palm-bladeren, om de schut-heyningen en het dak te maken, de beste Bouw-meesters poteden de gevorkte hoek-stijlen, verhieven de dak-balken, en hechteden het verdek daar aan vast, en sy waren alle in sulk eene minlijke en noestige bêsigheyt, dat het kleyn gebouw in weynige dagen bequaam gevonden wierd om'er te huys-vesten, sonder dat d'Eygenaar hem in eenige kosten behoefde te stêken, als alleenlijk om te voorsien, dat den gewoonlijken drank van dit Land, geduerende desen arbeyd, aan dese lief-hebbende werk-lieden niet ontbrak.
Eyndelijk, hy hadde eenen af-keer van de leuye, die leven van het sweet en van den arbeyt eens anders, gelijk de Horsels van den honing der Honing-byën; maar om in onse dagen weder te brengen een kleyn af-beeldsel van de gulde eeuwe, soo gepresen door d'Ouden, soo rade hy aan alle d'Inwoonderen om mild-dadigh te wesen, mede deelende van de goederen die God haar hadde geschonken, en hare liefde en herberghsaamheyt te betuygen aan alle die haar quamen besoeken, op datmen in het toekomende niet verplicht soude wesen om onder haar te stichten Tap-huysen, Kroegen, en diergelijke verleydende plaatsen, die souden verstrekken tot eenen toevlucht aan de lêdige en aan d'ongebondene, en die op haar sou- | |
| |
den halen de vernietiging en de geheele verwoesting van de Bevolking.
Terwijl mijn Heer Desnambuc dese kleyne Republijk soo wijsselijk bestierde, en dat hy haar onderhiel in de hope van eene vaardige hulpe; de Heeren van de Maatschappye, volgende het natuurlijk van velen onser Land-aarden, die wel souden willen oegsten terstont na den zaay-tijd; waren van hare zijde in eene geduerige verwachting van eenige schepen geladen met alles wat'er rijkelijkx en kostelijkx is in Amerika, om met woeker weder te vervullen het gene sy uyt hare beurse hadden gelêdight, waar van d'eerste in-schepinge was gedaan; en tot dat dese weder-keering aan-gekomen soude zijn, dachten sy nergens minder aan als om nieuwe onkosten te maken. Mijn Heer de Gouverneur, bespeurt hebbende dat alle de brieven die hy dese Heeren op dit onderworpsel hadde gesonden, geene gunstige antwoorden hadden bekomen, besloot by hem eer dat de Bevolking tot een grooter uyterste vervallen was, haar self in persoon te gaan vinden, en eene tweede reyse t'onderwinden om dese hulpe te bevorderen, aan de welke hing de sekerheyt van hare eerste voort-gangen, en het bestaan van de Francoyschen in dit Eyland. Dese goede aanslagh, die den yver die hy hadde tot de heerlijkheyt van onse Nacye hem hadde in-geblasen, viel uyt na sijn herte; want tot Parijs gekomen zijnde, wist hy het gewicht en de noodsakelijkheyt van dese hulpe aan de Heeren van de Maatschappye soo wel te vertoonen, dat sy hem drie-hondert mannen toe-stonden, en Schepen voorsien met alle de noodwendige voor-raden, om haar aan St. Christoffel over te brengen.
Dese versterking soo seer van onse Bevolking verwacht, quam by haar gelukkigh aan in het begin van de Maant Augusti, van het jaar duysend ses-hondert negen-en-twintigh, en sy ontfing haar met sulk eene vreughde en voldoening, dat sy haar in-beelde geklommen te wesen tot de volkomentheyt van alle hare begeerten, en dat sy van toen aan gemakkelijk mocht te boven komen alles wat d'uytvoeringen van haren voort-gang mochte verhinderen. Maar gelijk de voorspoedigheden van dit leven kort van duer zijn, ter naauwer nood hadde sy haar twee maanden vervrolijkt in de besitting van dit geluk, dat eene machtige Vlote van Spanjen op haar quam af-storten: Dom Frederik van Tolede die haar gebood, hadde bestipte last, eer dat hy lande aan de Havanne, aan Cartagena, en aan d'andere allervermaarste Havenen van den boesem van Amerika, aan St. Christoffel aan te leggen, en daar af te jagen de Francoyschen en d'Engelschen, die haar sedert weynige jaren daar hadden ter neder geslagen.
Dese Scheeps-vlote, die bestont in vier-en-twintigh groote last-schepen, en vijftien Fregatten, overviel tot den eersten overlast, eenige Engelsche Sche- | |
| |
pen, die by het Eyland van Nieves voor anker lagen, daar na quam sy leggen op de Rheede van St. Christoffel, op de dracht van het Canon van het Lage land, daar mijn Heer de Rossey gebood. De sterkten van de twee Bevolkingen waren noch niet bequaam om een belegh uyt te staan, sy waren onvoorsien van leef-tochten, alle den voor-raat van busch-poeder en van kogels die in het Eyland gevonden wierden, konde niet veel uyt-rechten, en als de twee Nacyen alle hare krachten hadden vereenight, soo souden sy sulk een ontsachelijk leger niet hebben konnen wederstaan: Maar hare moedigheyt voldeed aan alle dese gebreken, want op dat den Vyand geene oorsake soude hebben om te roemen dat hy sonder eenigen wederstant ten eynde van sijn voornemen was gekomen; lichtede mijn Heer Desnambuc van het Hooge land, daar hy sich begonde te versterken, alle sijne beste Soldaten, om ter hulpe te komen van de gene die gedreyght wierden, en d'Engelschen deden daar op gaan vier van hare beste Compagnyen.
Alsoo ras dese troepen aan de versamel-plaats waren gekomen, soo hielden sy haar een-stemmigh neffens de Bewoonders van het quartier bêsigh, met haar langs de kuste te begraven, om den Vyand met kracht te rugge te houden, en hem de belanding te betwisten, en sonder twijffel sy souden hem spuls genoegh gemaakt hebben, indien sy wel hadden aangevoert geweest, en dat die eerste vyerigheyt niet was verslapt door de schrik, die soodanigh het herte van mijnen Heere de Rossey overviel, dat hy haar den voet op het land soude hebben laten setten, en naderen, sonder eenigen wederstant te bieden, indien een jong Edelman Neve van mijnen Heere Desnambuc, eerst-geboorne broeder van mijnen Heere du Parquet, die tegenwoordigh Heer ende Gouverneur is van het Martinische, niet hadde verworven de vryheyt van uyt de Begravingen voort te komen, en d'eerste Compagnye van den Vyand, die haar op het zand vertoonde, aan te tasten. Hy wierd ondersteunt van eenige Vrywillige, die deel aan sijne verheerlijking wilden hebben, maar hy streefde haar alle verre voor-by in moed en in stoutheyt; want hy besprong met sulk eene felheyt de gene die den troep aan-voerde, dat hy hem doodde, en verscheyde andere van d'allerdapperste sijner Compagnye, die stout genoegh waren om sijne dapperheyt te besoeken; maar verlaten zijnde van die hem in dit gevecht waren gevolght, wierd hy soodanigh overdrongen van de menichte, die op hem quam storten, dat hy eyndelijk wierd gevelt, en gebracht in een van des Vyands Schepen, daar hy, na allen mogelijken vlijd diemen dede om sijne wonden te genesen, gestorven is, tot groot leet-wesen van d'eene en d'andere partye, die getuygen hadden geweest van sijne edelmoedigheyt, en die niet moede konden worden in hem de schoonste lof-redenen te geven, die sijne deucht hadde verdient.
| |
| |
Geduerende desen strijd, die van d'onse een weynigh kloekmoediger behoorde gehandhaaft te zijn geweest, dede het Opper-hooft van de Vlote ter selver tijd van alle de Schepen los maken groote Sloepen vervult met Soldaten, die wel gewapent, in goede geschiktheyt landeden, en de Rheede besloegen. Dit verdubbelde de vervaartheyt van mijnen Heere de Rossey, die uyt vreese van door dese menighte verdrukt te worden, van rade wierd om voor 't geweld te wijken, en eenen eerlijken af-tocht te doen, eer dat d'onse beset wierden, en van alle kanten omringt. Dit besluyt dus in het wilde genomen, wierd geweldigh qualijk aan-gehoort van alle die belch-siek waren over de glorye van onse Nacye, en die begeert souden hebben dat de Vyand de bederving van hare Bevolking wat dierder hadde gekost: maar de stemmen, die de vervaartheyt by dese onvermijdelijke ongelegentheyt in-blies, gegolden hebbende, soo wierd vast gestelt datmen ter selver oogenblik den wech na het Hooge land soude kiesen, en datmen daar breedelijker soude beraadslagen, op alles dat noodigh geoordeelt soude worden, tot het gemeene heyl.
De Spanjaard, siende dat ons volk hare Sterkte verlieten, en hare begraving sonder veel wederstant geboden te hebben, geloofde dat dit wijken niet meer als eene geveynstheyt was, die met voornemen wierd aan-geleyt, om hem te lokken in eenige hinderlage, diemen hem in het bosch mochte hebben geleght. Dese achterdocht die op eenige waarschijnlijkheden was gegront, wederhield hem in het vervolgen van sijne overwinning, en dede hem stille staan in het quartier van het Lage-land, tot dat hy voor waarachtigh soude onderstaan hebben den staat van het gantsch Eyland, en voorsien in alles dat hem soude denken het nuttighste te wesen, om vaardighlijk en getrouwelijk uyt te voeren, alle de punten van sijnen last.
Terwijl dat de Vyand dus op sijn luypen lagh, om sijne aanslagen sonder gevaar ten eynde te brengen: mijn Heer Desnambuc ontstelt van sulk eene schielijke verandering en onverhoopte uyt-komst, trachtede de sijne weder een herte onder den riem te stêken, en haar aan te moedigen om dit ongeval stant-vastig te lijden: haar vertoonende dat het niet onherstelbaar was: dat de Vyand niet halstarrigh soude zijn om in het Eyland te blijven tot dat hy d'Inwoonderen daar t'eenemaal hadde uyt gejaaght: Dat hy dingen hadde uyt te voeren van meer gewichte die hem elders riepen: dat hy sich niet soude wikkelen in de bosschen, die hy noodwendigh soude moeten door-gaan, om aan sijn quartier te komen: dat sy'er haar in goede verwering mochten stellen, om sijne gewelden uyt te harden, en hem desen in-val met sijn bloed te doen teykenen, indien hy onderwond voort te varen; en dat te deser sake daar selfs op den wegh plaatsen waren soo sterk van natuure, dat weynige mannen hem sou- | |
| |
den konnen keeren, en hem dwingen op sijn eerste pad weder te rugge te trekken.
Dese oordeelen waren seer scherpsinnigh: maar de schrik hadde de geesten soodanigh in-genomen, en de verslagentheyt was soo al-gemeen, dat sy na hare verdiensten niet wierden overwogen. De saak dan in overlegh gestelt zijnde, was het besluyt, datmen het Eyland soude verlaten, en dat de Bevolking over-gedragen soude worden op eenigh ander, dat den Spanjaard soo vele bekommeringen niet soude verwekken, en dat een weynigh soude af-gelegen zijn van den gewoonlijken coers van sijne Vlote. Mijn Heer Desnambuc die wel voorsagh, dat wat verwe men aan dit raads-besluyt mocht geven, het soude geteykent wesen met eenige laf-hertigheyt, die soude verslensen de hooge gedachten diemen rechtveerdigh hadde ontfangen van de dapperheyt der Francoyschen, en soude versmoren in eenen oogenblik alle die groote hopen diemen van hare Bevolking hadde gehad; soo konde hy niet over-redet worden om'er sijne toe-stemming aan te geven. Nietemin, hoewel hy van een gantsch strijdig gevoelen was, om in desen droevigen voor-val niet te verlaten, de genen die hy van soo verre hadde mede gevoert, en met de welke hy soo vele Zeên was over gegaan, en soo vele gevaren hadde besocht, soo schikte hy hem na haar wel-gevallen, en ging met haar te schepe in eenige Schepen die op de rheede wierden gevonden; en aldus om eene grootere wanschiklijkheyt te vermijden, getuyghden hy in hem selve t'overwinnen, dat hy edel-aardigh wilde vergeten, de weynige achting die sy tot sijne aan-wijsende voor-stellen hadden gedragen.
De Quartieren van de Engelschen waren ook in eene groote wanschiklijkheyt; sy hadden verstaan dat de Vyand Meester was van het gantsch Lage land: dat hy de Versterking van de Francoyschen verwoesteden, na dat hy'er het geschut hadde af-gelicht: dat hy alreede alle de hutten hadde af-gebrand, en de Landeryen van het quartier bedorven. Sy geloofden op yeder oogenblik dat hy op haar quam storten met sijne gantsche macht, en in dit vertrouwen trachteden eenigen haar ter Zee te behouden, of haar op de bergen te vertrekken, terwijl dat d'andere, die een weynigh moediger waren, van zins wierden om eenige Af-gesanten tot Dom Frederik te senden, om hem te bidden dat hy tot eenige middeling wilde verstaan: maar tot alle antwoord ontfingen sy een uyt-gedrukt gebod van vaardighlijk uyt het Eyland te gaan, of dat sy anders souden gehandelt worden met alle de strengheyt, die de wapenen toe-laten tegen de genen, die tegens alle recht, in het bezit treden van het goed dat haar niet toe-behoort.
Om dit gebod dat Dom Frederik haar beval, gemakkelijker uyt te voeren, | |
| |
soo gaf men haar weder, na sijn gebod, de Schepen, die sijne Vlote hadde genomen voor het Eyland van Nieves, en hy wilde dat sy'er in souden schepen sonder eenige vertoeving, en dat sy in sijne tegenwoordigheyt seyl maakten na Engeland. En om dat dese Schepen niet konden bevatten eene soo groote menighte, soo liet hy toe aan die'er geene plaatse konden vinden, in het Eyland te blijven, tot dat haar eene gunstige gelegentheyt voor viel om hare gesellen te volgen. Na dese verrichting dede Dom Frederik aan sijne Schepen d'ankers lichten om hare reyse te volharden: Maar terstont als d'Engelschen, die overgeschoten waren, dese Vlote uyt het gesicht verloren hadden, begonden sy haar weder te vereenigen, en een volstandigh besluyt te maken om de verwoestingen van hare Bevolking weêr moedigh op te timmeren.
Terwijl dat dese dingen in St. Christoffel geschiedden, hadden de Francoyschen die vertrokken waren, in het beginsel van dese af-dwaling seer veel op de Zee uyt-gestaan, ter oorsake van het gebrek van leef-tochten en van tegen-winden, soo dat sy gedwongen hadden geweest om aan te leggen aan d'Eylanden van St. Maarten en van Montserrat, na dat sy in het voor-by-gaan dat van Antigoa hadden besocht. Sy hadden wel gewenscht haar selven ter neder te konnen stellen in eene van dese landen: maar sy schenen haar niet te wesen als ysselijke woestijnen, in vergelijking van het gene sy verlaten hadden. Des selfs soete denk-beeld quam t'elkens weder on-ophoudelijk voor hare oogen, sy beklaaghden het op yeder oogenblik, en de lieffelijke geheugenisse van dese aangename verblijf-plaatse, daar de Godlijke voorsienigheyt haar weder-riep, door wegen die aan haar onbekent waren, dede in haar uyt-spruyten de begeerte om t'onderstaan in wat staat de Spanjaard het gelaten hadde, dewijl dat sy'er soo nabuerigh by waren. Om dese loffelijke sinlijkheyt te genoegen, deden sy derwaarts gaan een van hare Schepen, dat haar op sijne wederkomste mede bracht, dat de vyandlijke Vlote t'eenemaal was vertrokken, en dat d'Engelschen die'er over-geschoten waren, moedigh arbeydeden om hare hutten te herbouwen, om leef-tochten te planten, en alle hare vernielingen te herstellen.
Dese aangename tijdinge verwekte weder in een oogenblik alle de hope van onse Francoyschen, en verhief heerlijk de moedigheyt van de meest-verslagene: In-voegen datmen niet vele listigheyt behoefde te gebruyken om haar tot het weder-keeren aan te prikkelen, en haar t'overtuygen dat sy haar in alle neerstigheyt tot dit wellustigh land souden begeven, het welke alreede hare herten en alle hare teederste genegentheden in besitting hadde.
Soo vaardigh sy'er aan gekomen waren, yeder nam sijne plaatse in, en keer- | |
| |
de weder op sijnen grond, met een goed insicht om'er haar vast te stellen, en d'overgeblevene stukken weder spoedigh te hermaken: Maar de honger die haar op de hielen volghde, hadde sonder twijffel gebroken den voortgang van alle dese deftige voornemens, en sy souden hebben besweken onder den last van dien swaren arbeyd, soo in desen uytersten nood, God haar niet hadde verwekt de hulpe van eenige Schepen der Vereenighde Provincyen, die haar ter goeder uure quamen besoeken, en haren droevigen staat bespeurt hebbende, hielpen haar edelaardighlijk aan leef-tochten, aan kleederen, en aan alle de dingen die haar noodwendigh waren in dese groote verlating, waar in dat sy haar bevonden vervallen te zijn: en self om haar de gunste geheel te bewijsen, soo genoeghden sy haar met haar enkel woord tot versekering van alle dese winsten.
Ons volk, door de hulpe van dese mede-deylingen, haar sachtelijk getrokken hebbende van den quaden gang, waar in sy haar bevonden gewikkelt te wesen in het beginsel van hare weder-herstellinge, arbeydeden in het volgende met sulk eene vlijtigheyt aan hare woningen, dat God het werk van hare handen zegenende, het land haar leef-tochten en Tabak in sulk eenen grooten overvloed voort bracht, dat sy hare lief-hebbende Schult-Heeren met eere voldeden, en in weynigen tijd bevonden sy haar veel beter gestelt als sy het niet waren voor hare af-dwaling. Maar haar ontbraken noch mannen om hare onderwindingen te ondersteunen, en den handel t'onderhouden die onder haar begonde vast gestelt te worden. Om de hulpe tot desen nood te brengen, mijn Heer Desnambuc die sijne stantvastigheyt sagh bekroont met sulk eene gelukkige uytkomst, bevond niets sekerder te zijn, noch geen sachter middel, als toe te laten aan de voornaamste Inwoonderen van de Bevolking in Vrankrijk te gaan, om'er aldaar te werven, en hier te brengen op hare eygene onkosten. Desen wijsen raad zijnde gevolght geweest, wierd het Eyland in weynige jaren bevolkt met verscheyde brave mannen, die het in aansienlijkheyt brachten.
D'Engelsche Bevolking herstelde ook in weynigen tijd alle de bresschen die de vernieling van den Spanjaart haar hadde gemaakt. En de Maatschappye van Londen, die den last van hare bestiering hadde, niet moede wordende van haar mannen en verversching te senden, wierden de twee quartieren die sy besloegh in het Eyland van St. Christoffel soo enge bevonden om sulk eene groote menighte te bevatten, dat boven het Eyland van Nieves, dat sy bevolkt hadde voor hare eerste verlating van dit Eyland, sy kracht genoegh hadde om in minder als 4 jaren nieuwe Bevolkingen uyt te leveren op d'Eylanden van de Barboude, van Montserrat, van Antigoa, en van de Barbados, die aldaar | |
| |
verwonderlijk zijn aan gegroeyt, en haar beroemt hebben gemaakt door den handel van rijke koopmanschappen die sy verschaffen, en door het getal van hare Inwoonderen, gelijk gesien kan worden in de bysondere beschrijvingen die wy van dese Eylanden hebben gegeven, aan het begin van het eerste Boek deser Historye.
Wat belangt de Hollantsche Bevolkingen aan de Voor-eylanden, sy rekenen hare ter-neder-stelling niet als na de Francoyschen en d'Engelschen. En het is de Staat niet die in d'onkosten heeft voorsien, maar het zijn bysondere Maatschappyen van Kooplieden, die begeerden (om gemakkelijker te maken den koop-handel die sy voeren aan alle d Eylanden die de Francoyschen en d'Engelschen beslaan) versekerde vertrek-plaatsen te hebben om hare Schepen te ververschen. D'alleroudste van dese Bevolkingen, die staan onder d'Opper-mogentheyt van mijne Heeren de Staten Generaal der Vereenighde Provincyen, is die van St. Eustacius. Sy wierd ingestelt by-na ter selver tijd, als mijn Heer Waarnard die van Monserrat bewierp, dat is te seggen in het jaar 1632. Sy is aanmerkelijk om dat sy begrepen is in eene plaatse van natuure geweldigh sterk; om het getal en de hoedanigheyt van hare Inwoonderen; om den overvloed van goeden Tabak, die sy tot heden voort brengt; en om verscheydene andere ongemeene voordeelen, waar van wy alreede hebben gesproken in het vijfde Hooft-stuk van het voorgaande Boek.
Mijn Heer Desnambuc hadde geene mindere begeerte noch edelmoedigheyt als d'andere Nacyen, om sijne Bevolking uyt te breyden: Maar niet geholpen geweest zijnde, gelijk het billik hadde geweest in dese beginselen, en sijne aanslagen dikwils overdwerst zijnde geweest door verscheyde moeyelijke ontmoetingen, soo hadde hy dese ongenuchte, te sien verscheyde schoone Eylanden van andere in-genomen, eer hy soo verre was dat hy'er deel aan konde nemen, en sijne verkrijging uyt-schieten buyten de scheyt-palen van St. Christoffel. Hy hadde al van over langen tijd d'oogen geworpen op het Eyland van Gardeloupe, gelijk zijnde het eene van de schoonste en van de grootste van alle Voor-eylanden; maar ter selver stont als hy sich bereyde om'er volk op te stieren, wierd hy voor-komen van mijnen Heere de l'Olive, een van de voornaamste Inwoonderen van sijne Bevolking, die geduerende eene reyse die hy gedaan hadde in Vrankrijk, om sijne bysondere verrechting, hem vereenighde met mijnen Heere du Plessis, en eenige Kooplieden van Diepen om'er eene Bevolking te planten, onder den last van de Heeren van de Maatschappye der Eylanden van Amerika.
Dese twee Edellieden gestelt zijnde als Gouverneurs van Gardeloupe, met gelijk gesagh, quamen'er aan den acht-en-twintighsten Juny duysent ses-hon- | |
| |
dert vijf-en-dertigh, met eene Compagnie van vijf-hondert mannen, die op hare aan komste in-gehaalt wierden van den hongers-nood, en van verscheyde siekten, die'er sommige van wegh rukten. Men houd dat d'eerste van dese qualen haar over quam, om dat sy haar terstont hadden geplaatst in streken daar d'aarde allerondankbaarst was, en alleronbequaamst tot den land-bouw van alle den grond die in het Eyland was; en om dat sy te lichtveerdigh hadden onderwonden den oorlogh tegen de Caraibanen, oorspronkelijk van die plaatse, die haar souden hebben konnen verschaffen in allen overvloed het meeste gedeelte van de leef tochten, die noodsakelijk waren tot haar bestaan in dese beginselen, tot datse d'aarde haar hadde voort-gebracht. De siekten volghden de quade voedselen, die de honger haar bedwong te nemen by gebrek van betere dingen: waar by men ook kan voegen, dat d'aarde noch niet ontdekt zijnde van de boomen, de lucht daar licht wierd besmet.
Mijn Heer du Plessis, siende d'ongelukken die van dagh tot dagh op dese nieuwe Bevolking storteden, en hebbende alle oorsaak, om'er noch grootere te duchten in het toekomende, ontfing'er sulk eene ongenuchte door, dat hy stierf in de sevende maand na sijne aankomst. Hy wierd beklaaght van alle de Francoyschen, en self van d'Indianen, die altijd hadden betuyght eene groote toestemming aan sijne gevoelens, en liefde en eerbiedigheyt tot sijnen persoon. Hy was begaaft met eene groote voorsichtigheyt, en van sulk een spraaksame en verplichtende sin, dat hy trok de herten van alle die met hem handelden.
Na het overlijden van mijnen Heere du Plessis, vatte mijn Heer de l'Olive het geheele Gouvernement aan; en gelijk hy soo beroerende was als sijn Mede-gezel sacht en middeligh hadde geweest, soo hing hy soo veel aan den raad van eenige warre-geesten die hem onophoudelijk aan-kleefden, dat hy korts daar na weder dede aan-vangen die doodelijke oorlogh tegen de Caraïbanen, de welke dese nieuw-geborene Bevolking scheen te verwoesten. Het is waar dat hy haar in 't begin soo fel drong, dat hy haar verbond om hem de geheele besitting van Gardeloupe te laten. Maar voor soo veel als hy, om tot het eynde van desen aanslagh te komen, die hy van sijne aankomste al hadde beworpen, sich selven besmette met verscheyde wreetheden, die de Barbaren niet souden willen oeffenen hebben, tegens hare grootste vyanden, verslensten hy soodanigh sijne glory en sijne achtbaarheyt, dat'er niemant was als lieden van bloed, en wanhopige, die sijne wijse van doen mede stemden.
De Caraïbanen die mijn Heer de l'Olive uyt dit Eyland hadde verjaaght, vertrokken in dat van Dominikus. Die van de selve Landaart die het besitten, ont- | |
| |
fingen haar seer gaarne, en om haar te betuygen dat sy gevoeligh waren geraakt van haar ongeval, boden sy haar aan met haar te vereenigen, om door de wapenen te wreken den hoon die haar was aangedaan; dese aanbieding was al te voordeeligh om te weygeren. Hare machten dan aldus vereenight zijnde, soo deden sy verscheyde landingen op Gardeloupe, en sy waren soo halstarrigh in d'onse te quellen door de geduerige invallen die sy op haar deden, dat sy gedwongen waren om den bouw van haren Tabak te verlaten, en self van de leef-tochten die noodsakelijk waren tot haar bestaan, om altijd in de wapenen te zijn, tot af-keering van de gewelden, voortkoming van de listigheden, en ontdekking van d'aanslagen deser vyanden, die sy door hare onvoorsichtigheyt op haren halse hadden gehaalt.
Dese wreede oorlogh, die ontrent vier jaren duerde, bracht dese Bevolking in sulk eenen beweenlijken staat, dat sy over-al wierd uyt-gekreten, om dat sy soo dikwils de Caraïbanen op het lijf hadde; Men geloofde dat sy op het tipje van hare verwoesting was; maar mits sy tot dit uyterste was vervallen, verloor mijnen Heer de l'Olive het gesichte, en mijne Heeren van de Maatschappye sonden'er mijnen Heere Auber tot Gouverneur, die op alle dese wanschiklijkheden order stelde, d'oproerigheden stilde, en bracht'er die goede vrede, die'er daar na den koophandel en den overvloed van alle dingen trok, gelijk wy dat sullen seggen in het derde Hooft-stuk van dese Zedelijke Historie.
Terstont als mijn Heer Desnambuc wist, dat Gardeloupe was bewoont, was hy voornemens van niet langer uyt-stel te nemen in sich te plaatsen op eenigh van de beste Eylanden, die noch aan sijnen keur stonden; en uyt vreese van noch eens het hooft te stooten, sich geholpen siende van een tamelijk goed getal van dappere mannen, en voorsien van alle d'oorloghs en mond-gereetschappen, die in dese onderwindingen noodigh zijn, soo ging hy self besitting nemen van het Martinische Eyland, op het welke hy tot sijnen Plaats-houder stelde mijnen Heere du Pont, en tot eerste Hooft-man mijnen Heere de la Vallée. Daar na stervende op St. Christoffel, gaf hy by sijn uyterste wil alle de goederen, en alle de rechten die hy hadde aan het Martinische, het welke hy op sijne kosten hadde doen bevolken, aan mijnen Heere du Parquet sijnen Neef, die'er noch tegenwoordigh Heer en Gouverneur af is, gelijk wy het alreede geseght hebben.
Dese Edelman was dapper, waardigh te gebieden, gespraaksaam, gemeensaam aan alle, en begaaft met een groot beleyt om hem te gelijk te doen beminnen en te gehoorsamen. D'Engelschen self waren hem eerbiedigh en te gelijk vreesende. Men verhaalt van hem, dat dese Engelschen hebbende een | |
| |
weynigh overtreden de scheyd-palen, die met eene gemeene over-een-stemming waren gestelt tusschen de twee Nacyen, soo ging hy met wel weynige van sijnen volke in het quartier der Engelschen, en sprak met den Gouverneur, die hem verwachtede met eene groote Compagnie van Soldaten: Maar hy droegh sich met soo veel moeds, en met sulk eene onversetbaarheyt, stelde sulke goede redenen voor, en dede sulke machtige bedreygingen van door de kracht tot het ooghmerk te geraken, dat hy door de soetigheyt niet mochte verwerven, dat de Engelsche Gouverneur hem toestont het gene hy versocht. Dese ontmoeting geeft te kennen hoe jaloers dat hy was, om de rechten van sijne Land-genooten te behouden. Zedert waren dese twee Gouverneurs altoos goede vrienden.
|
|