| |
Vier-en-twintighste Hooft-stuk.
Van eenige andere ongemakken des lands, en van de hulpmiddelen diemen'er toe magh brengen.
BOven d'Aard-bevingen, de Donderen, en de Ouragans die het land der Voor-eylanden dikwils doen daveren, en het ter neder slaan, gelijk wy terstont vertoont hebben: soo zijn'er noch eenige andere ongemakken, die wel moeyelijk zijn, alhoewel dat sy soo veel niet zijn te vreesen als de voorgaande. Wy hebben haar bewaart tot dit laatste Hooft-stuk van het eerste Boek deser Historye; alwaar, om te betuygen den grooten drift die wy hebben van gelukkigh genoeg te wesen om yets mede te helpen tot de verlichting, en tot de geheele voldoening van de lieflijke Bevolkingen van dese nieuwe Werelt; wy sullen voor-stellen de hulp-middelen, die d'ondervinding aan d'Oude Inwoonderen heeft geleert, en het oordeel van verscheyde beroemde Genees-meesteren heeft bevonden te zijn d'allereygentlijkste, en de meest-uytwerkende om'er te voorsien tegen hare gevaarlijke krachten.
| |
I. Lid.
Van de Moustiken, en de Maringoins.
WY sullen d'eerste plaatse geven aan sekere kleyne Muggen Moustikes genaamt, diemen eer gevoelt als siet, soo kleyn zijn sy; maar in de swakheyt van haar lichaam hebben sy sulk eenen stêkenden angel, en soo vergiftigh, dat hare stêking soodanigh eene onlijdelijke jeuking veroorsaakt, datmen dikwils het vel af-krabbende door te veel kraauwen, de wonde ontaard in eene sorgelijke sweering, soomen daar geen hulp-middel toe vind.
Daar worden'er van eene andere soorte gevonden, die grooter zijn en die | |
| |
een gebrom maken even als de Muggen, die in Vrankrijk by de poelen en de broekachtige plaatsen gevonden worden. Men noemt haar Maringoins. Sy verwekken de selve ongelegentheyt als de Moustiken, gewapent zijnde met eene kleyne pijle, die de kleederen door-boort, en selver de schongelende bedden daar men in rust. Maar sy hebben dit bysonders, dat sy nimmer haren kleynen prikkel uyt-schieten, voor dat sy al-voren den oorlogh hebben aan-geseyt, en den aan-val gespeelt met hare kleyne trompette, die dikwils meer vreese geeft, als hare stêking wee doet.
Om sich te bevrijden van dese twee soorten van kleyne beesten, is men gewoon het huys te setten, op eene plaatse die een weynigh hoogh verheven is, het selve lucht aan alle zijden te geven, en alle boomen af te hakken die den Oosten wind verhinderen, dewelke by-na gemeenlijk in dese Eylanden waayt, en die dese boose en onverdraaghlijke vyanden verre wegh jaagt. De gene die ook vast-geslote huysen, en dichte bedden hebben, zijn'er soo veel niet mede gequelt.
Maar soomen'er ongemak mede lijd, heeftmen maar Tabak in de kamer te doen rooken, of een vuur aan te leggen dat veel rookx maakt; want door dese middelen jaaght men dese kleyne ontstellaren van de ruste der menschen op de vlucht. Dat soo sy gestêken hebben, en men de jeuking terstont begeert te verdrijven, en al het vergif, dat sy haar hebben laten ontglijden, uyt te trekken: moetmen alleenlijk de plaatse nat maken met azijn, of met sap van kleyne Citroenen.
| |
II. Lid.
Van de Wespen, en van de Schorpioenen.
DE Wespen en de Schorpioenen, zijn gemeen in het meeste gedeelte van de Voor-eylanden. Dese gewormten zijn van de selve gedaante, en alsoo gevaarlijk als hare soort-gelijken diemen in vele gewesten van Europa siet. De stêking van de Wespen worden verlicht door het sap van het blad van Wijn-ruyte, en t'eenemaal genesen door eene stovinge van het alleropperste hulp-middel, tegens alle soorten van vergiften, dat uyt-gesondert word door den beruchten naam van Orvietan. En voor die van de Schorpioenen vindmen het hulp-middel in het beest self, waar van men de vochtigheyt op de stêking wrijven moet, en by des selfs gebrek neemt men eenen toe-vlucht tot d'Olye diemen met den naam des Schorpioens noemt, welke over-al gemeen moet wesen, daarmen van dese Ondieren vind.
| |
| |
| |
III. Lid.
Van de Mancenillie-boomen.
IN het meeste gedeelte van dese Eylanden, wassen sekere boomen Mancenillie-boomen genaamt, schoon om aan te sien, die bladeren dragen na de gelijkenisse der gener van de wilde Appel-boomen, en een vrucht diemen Mancenillie noemt, even als een Apis-appel is; want hy is door-vloeyd met roode strepen, verwonderlijk schoon, en van sulk eenen aangenamen reuk, datmen terstont soude gelokt worden om'er af t'eten, indien men niet gewaarschouwt wierd van sijne gevaarlijke hoedanigheyt. Want hoewel hy soet in den mond is, soo is hy soo doodelijk, dat als men'er af at, hy ons niet te slapen soude senden voor vier-en-twintigh uuren, gelijk een seker zaad van Peru, en een kruyd van het Oosten, van het welke Linschoten breed en wijdloopigh spreekt; maar om'er nimmer af t'ontwaken. Alsoo dat hy wel arger is als die Amandelen van een vrucht uyt Mexika, die na Muskes rieken, maar die gegeten zijnde, eenen smaak van verrottinge na-laten. En noch wel arger als die Appelen van Zodom, die geopent zijnde niet vertoonen als roet en stof. Want soo ghy het ongemak hebt dat gy daar van bedrogen word, ten minsten is het niet met gevaar van uw leven. Maar dese vergiftige Appelen, mogen vergeleken worden met d'Indiaansche Note, die in Java wast. Sy heeft de gelijkheyt van eene Gal-note, en terstont als men haar eet, heeft sy eenen Hazel-noten smaak; maar daar na geeft sy doodelijke benaauwtheden, en het is een seer gevaarlijk vergif. Daar word ook in Afrika eenen boom gevonden Coscoma genaamt, die met doodelijke Appelen is geladen. De boom der Maldivische, Ambou genaamt, draaght een vrucht die niet minder bedrieghlijk, en niet minder boos-aardigh is. En de land-streek van Tripoly in Syrie, brengt eenige groote Abrikosen voort, die geweldigh schoon voor het oogh zijn, en geweldigh geurigh van smaak; maar hare hoedanigheden zijn dikmaals doodelijk, of ten minsten veroorsaken sy lange en moeyelijke siekten, aan die'er af eten.
Daar wassen Mancenillien op den oever van de Zee en van de Rivieren; en soo de vrucht in het water valt, sterven de Visschen die'er af eten sonder missen; En hoewel hy lange in het water blijft, verrot hy'er niet, maar hy bekleed hem met een salpeter, dat hem eene vaste korste geeft, gelijk of hy over-kneed was. In d' Eylanden daar desen boom in overvloed wast, zijn de Slangen vergiftigh; om dat eenige gelooven dat sy somtijds van sijne vrucht suygen. De Krabben selfs die onder dese boomen gaan weyden, trekken'er eene vergiftighde hoedanigheyt uyt, gelijk wy dat op sijne plaatse geseght hebben: en sommige hebben | |
| |
siek geweest om dat sy dan van dese beesten gegeten hadden. Van waar komt, dat als dese vruchten geweldigh rijp zijnde, sy ter aarde vallen, soo raadmen aan alle die sorghvuldigh voor hare gesontheyt zijn, haar van het Krabben-eten t'onthouden.
Noch de Slangen, noch de Krabben leven niet gantsch en gaar van dese Mancenillie-appelen.
Maar als sy haar voedsel onder desen boom gaan halen, trekken sy'er de bederving uyt, en noch meer als sy het vergif van sijne vrucht suygen. 't Is evenwel gebeurlijk dat het gene doodelijk is aan eenige dieren, het niet aan alle zy: en self dat dese Ondieren, die dikwils van dit vergif eten, het selve door de gewoonte en de volherding in haar voedsel veranderen: Gelijk men van Mitridates seght. Aldus mogen sy besmetten die'er af eten, selve daar geene schade by ontfangende.
Onder de schorse van den stam, en van de takken deses booms, is begrepen een seker drabbigh water, en wit gelijk melk, uytnemend boos en gevaarlijk. Gelijk als'er vele Mancenillie-boomen langs de wegen zijn, indien sonder acht daar op te slaan, ghy in het voor-by gaan eenen van hare takken af-schilt, dese melk, of liever dit vergif komt'er uyt, en spat op u neder: Indien het op uw hemde valt, maakt het'er eene leelijke vlakke, die schijnt of sy gebrand was. Soo 't op het naakte vleesch is, en datmen de plaatse die geraakt is niet terstont af-wascht, loopen'er strakx buylen en knobbels op. Maar voor d'oogen is allermeest te vreesen: want soo by ongeluk eenen druppel van dit in-kankerend vergiftigh water op de selve valt, sal het daar eene gruwelijke ontsteking veroorsaken, en ghy sult negen gantsche dagen het gesicht verliesen; ten eynde van de welke ghy verlichting sult gevoelen.
De daauw, en de regen, na dat sy eenigen tijd op de bladeren van de Mancenillie-boomen hebben gelegen, brengen de selve uyt-werking voort; soo sy op de huyt vallen doen sy haar vervellen, gelijk sterk water soude doen. Het gene weynigh beter is als regen-druppelen onder de Linye, die soo besmettelijk zijn na de genen versekeren die haar gevoelt hebben, dat indien sy vallen op de handen, op het aangesicht, of op eenige andere plaatse van het lichaam dat bloot is; daar terstont bleynen en buylen op verheffen met smerte, en self soo men niet vaardigh van kleederen verwisselt, sietmen terstont het gantsch lichaam met puysten beloopen, sonder te spreken van de wormen die in de kleederen voort-teelen.
De schaduwe van desen boom is schadelijk aan de menschen, en als men'er onder rust, swelt het geheel lichaam op eene vreemde wijse. Plinius en Plutarchus maken gewach van eenen boom in Arkadien, alsoo gevaarlijk als de dese. En die in d'Oost-Indien gereyst hebben, verhalen dat'er een kruyd ge- | |
| |
vonden word Sapony genaamt, dat de dood geeft aan alle die'er op slapen. Maar het gene de quade hoedanigheden van den Mancenillie-boom vermeerdert, is, dat self de spijse aan het vuur van sijn hout gebraden, eenige quaad-aardigheyt mede-deelt, die de mond en de kele brand.
De Voor-eylandische Wilden, seer wel de natuure van dese Mancenillie-boomen kennende, vermengen ook de melk van den boom, en den daauw die'er af-valt, en het sap van de vrucht in haar vergif, daar sy gewoon zijn hare pijlen mede te vergiftigen.
Om in korten tijd te genesen de op-swelling en de puysten die op het lichaam komen, na datmen door onachtsaamheyt onder de schaduwe van desen boom heeft geslapen, of na datmen bevochtight is geweest van den regen of van den daauw die op sijne takken valt, en self van die melk die onder sijne schorsen is, soo moetmen vaardigh eenen toe-vlucht hebben na eene soorte van Slekken, waar van wy hier voren gesproken hebben onder den naam van Soldaten, en men moet'er een seker klaar water uyt trekken, dat bevat is in haar hoorntje, en strijken het op de beschadighde plaatse; dit hulp-middel slaat het vergif van dese brandende vochtigheyt terstont neder, en stelt den persoon buyten gevaar. D'Olye die sonder vuur uyt dese Slekke word getrokken, heeft ook de selve kracht: indien yemand gebeurt is dat hy van de vrucht deser vergiftiger boomen heeft gegeten, dan sal hy van de selve hulp-middelen moeten gebruyken die wy hier na beschrijven sullen, om het venijn van de Serpenten, en alle andere vergifen te verjagen.
| |
IV. Lid.
Van de Hout-luysen.
DAer is ook eene soorte van Mieren, of van gewormte, die op het hooft eene kleyne swarte vlekke hebben, en het overschot van het lichaam gantsch wit. Sy teelen uyt verrot hout, en om dese oorsaak is het dat onse Francoyschen haar Hout-luysen noemen. Haar lichaam is murwer als dat van onse gemeene Mieren, en niet te min haar gebit is so verstaalt, dat sy het hout knagen, en sluypen in de Koffers die dicht by der aarde staan: en in minder als twee uuren, om dat sy elkander op het spoor volgen, indien men niet sorghvuldigh is haar te dooden, komt'er sulk eene groote menighte in, dat sy door-boren, eten, en vernielen, het lijnwaat, de kleederen, de papieren, en alles wat'er in is: sy eten en knagen soodanigh de Vork-stijlen, die de gemeene hutten onder-schragen, dat sy haar ten laatsten ter aarde doen vallen, als men'er geene hulpe toe-brengt.
Men verhindert dese beesten om voort te teelen, wanneer men geen hout | |
| |
op d'aarde laat leggen in het timmeren van het huys; want sy teelen uyt verdorve en verrot hout: Ook, indien men brand het eynde van al het hout datmen in d'aarde poot: of terstont als men'er eenige bespeurt, warm water giet in de gaten, die sy gemaakt mochten hebben: of de Koffers in de lucht hangt met touwen, gelijk men verplicht is te doen in verscheyde gewesten van d'Oost-Indiën, op dat sy d'aarde niet raken; en sorghvuldigh is om de kamers dikwils schoon te maken, en daar niets op den vloer te laten leggen. Men heeft noch ondervonden, dat om haar den wegh af te snijden, daar niet meer te doen is, als de plaatse daar sy door komen te wrijven, met d'Olye van die soorte van Palma-Christi, waar mede de Negers haar hooft wrijven om haar van het gewormte te bevrijden. De Olye van den Lamantin heeft ook de selve eygenschap, en als men daar van uyt-stort op hare vesting, ('t welk is een mieren-hol van haar slijm gemaakt, dat sy vast hechten rondom de vorken, die de hutten onderstutten) soo verlaten sy die dadelijk.
| |
V. Lid.
Van de Ravetten.
DE Ravetten zijn noch gevaarlijk. Daar zijn'er van twee soorten. D'allergrootste zijn ontrent gelijk Kevers, en van de selve verwe: d'andere zijn de helft kleynder. D'eenen en d'anderen kruypen voornamentlijk by nacht, en sluypen in de kisten als sy niet dicht gesloten zijn, bekladden alles wat sy vinden, en beschadigen genoegh; maar niet soo veel noch soo vaardigh als de Hout-luysen; men noemt haar Ravetten, om dat sy knagen gelijk de Ratten alles wat sy overvallen. Dit is sonder twijffel de selve soort-gelijke die Jan de Lerry Aravers noemt, na de tale der Brezilianen. Dit gewormte tracht bysonderlijk na de boeken, en na haar bekleedsel, of om-slagh. De Hout-luysen doen niet minder als sy'er den tand in mogen setten. Maar sy hebben dit goeds, dat sy de letteren eerbiedigh zijn, en dat sy haar genoegen de kanten van de boeken af te knagen, en daar diepe groeven in te maken. Want of den inkt niet na haren smaak zy, of om eenige andere oorsaak, sy eten den druk niet als in eenen uytmuntenden hongers-nood, en by gebrek van alle andere dingen. Wy souden boeken konnen laten sien die de livreyen en de tekenen van hare tanden dragen. Maar sy zijn verlekkert op lijnwaat boven alle ding: en als sy in eene Koffer mogen komen, bereyden sy in eene nacht meer werkx, als d'allersnêdighste naaysters in geene maand souden konnen stoppen.
Wat de Ravetten belangt, alhoewel dat sy soo slim op het werk niet en zijn, versparen sy niets, ten zy de stoffen van zijde en van cottoen, voornamentlijk | |
| |
die noch niet zijn verwerkt, zijn niet na haren smaak. En soomen de kisten in de lucht houd hangen, en datmen de touwen die haar op-houden, met dese stoffen bewind, soo ras als sy tot het cottoen gekomen zijn, dat hare kleyne pooten wat verhindert, betrachten sy haar daar van t'ontwarren, en sy kiesen terstont een ander spoor. Die huysen van tichel-steenen, of van andere steenen hebben, vreesen de Hout-luysen niet: maar met alle hare sorgen hebben sy spuls genoegh om haar te bevrijden van de in-breuken en de schaden van de Ravetten. Men heeft niet te min door ondervinding geleert, dat sy vyanden zijn van de goede reuken, en dat sy haar niet geerne huys-vesten in de Koffers van Cederen gemaakt, en van die uytstêkende reukerige houten, die in het meeste gedeelte van d'Eylanden gevonden worden. Te Cairos setmen de voeten van de Cabinetten in vaten met water, om de mieren te verhinderen daar op te klimmen. Dit geheym dat wel gemakkelijk is, soude sonder twijffel de selve uytkomsten aan de Voor-eylanderen geven, om sich te voorsien tegen de Hout-luysen, en de Ravetten daar wy terstont van gesproken hebben, en self tegen de mieren, die'er ook geweldigh onlijdelijk zijn.
| |
VI. Lid.
Van de Chiken.
HEt gene allermeest te vreesen is in dese Eylanden, zijn sekere kleyne ziertjes, die voort-teelen in het stof, in de asch-hoopen, en in andere vuyligheden. Men noemt haar gemeenlijk Chiken. Sy gaan gewoonlijk aan de voeten sitten, en onder de nagelen van de teenen, maar soomen haar voort laat gaan, en datmen haar by tijds daar niet uyt trekt, loopen sy over alle d'andere leden des lichaams. In het beginsel veroorsaken sy niet anders als een kleyn gejeuk: maar als sy de huyt hebben door-boort, verwekken sy eene ontstêking aan het deel, dat besmet is, en van kleyn dat sy'er in quamen, worden sy in weynigh tijd soo groot als eene erwete, en brengen eene menighte van Neten voort, bequaam om andere voort te brengen. En vervolgens komen'er dikwils gesweren aan de plaatsen, daarmen haar heeft uyt gehaalt.
De Wilden, na dat sy vertellen die'er onder verkeert hebben, hebben eene sekere gomme, met dewelke sy haar voeten gewreven hebbende, bysonderlijk onder de nagelen, soo konnen sy van dit gewormte niet gequelt worden. Maar men raad aan die de kennisse van dit geheym niet hebben, van haar aan de voeten te laten besien, door die haar op het ontdekken verstaan, en dese gevaarlijke kleyne beesten daar uyt te halen, soo vaardigh als men de minste jeukering gevoelt; waar in d'Indianen geweldigh snêdigh en geweldigh gelukkigh zijn. | |
| |
Die dese Chiken uyt halen, moeten wel acht nemen dat sy den sak, waar in sy besloten zijn, niet doen bersten; anders mist het nooyt of daar blijven eenige van haar kleyne eyeren in, waar uyt sonder missen weêr andere Chiken voort-teelen. Men gelooft ook dat de Roucou die de Caraïbanen gebruyken, om haar schoonder, swakker, en vlugger ter loop te maken, de kracht heeft om alle dit gewormte te verjagen.
Het is ook een goed middel, de kamer met sout water dikwils te bevochtigen; niet bloods voets te gaan; seeme kousen te dragen; en sich suyver te houden. Want gewoonlijk is'er niemand als die haar veronachtsamen, en die haar vuyl houden, die'er gevoeligh mede overvallen worden. Dese moeyelijke Mijter, is de selve die de Brezilianen Tons noemen, en eenige andere Indianen Nigas.
De genen die gesweren hebben die haar veroorsaakt zijn door de Chiken, wanneer sy niet tijds genoegh noch snêdigh genoegh zijn uyt gehaalt, worden na den stijl des lands Malingres genaamt. Dese sweren komen ook dikwils na een kleyn schrapje, dat in het eerste gantsch weynigh scheen te wesen. Maar daar na staat men verbaast dat dit soo groot word als de palm van een hand; en alsdan is'er weynigh order op te stellen: want de swering moet sijnen loop nemen. Daar zijn'er self die om dat sy kleynder zijn, evenwel seer moeyelijk zijn om te genesen. Dese gesweren zijn van twee soorten. D'eene is rond, en d'ander oneenparigh. De ronde swering is veel moeyelijker om te genesen als d'andere, om dat'er kanten van dood vleesch zijn die'er rondom komen, en die het quaad verargeren. Want soo lang als'er dit dood en quabbigh vleesch is, kan de swering niet genesen. Daarom moet men wanneermen de wonden verbind, altijd dit dood vleesch tot aan het levendigh af-snijden, het gene wreede smerten veroorsaakt.
Onder de genees-middelen tot de heeling van dese gesweren, gebruyktmen spaans-groen, sterk water, het wesen uyt het koper-root, en gebrande aluyn, die het doode vleesch van de wonde af-bijten. Men dient sich ook tot het selve gebruyk, met het sap van den kleynen Citroen, die uytmuntende suer is. En als de wonde vuyl is, maaktse dit schoon en suyver. Het is waar dat ter oorsake van de groote smerten diemen gevoelt als men'er de wonde mede wrijft, men veel eer eenen toe-vlucht heeft tot andere hulp-middelen: maar ook geneest men dan soo spoedigh niet. Men maakt noch eene salve van gemeenen Honich, een weynigh sterken azijn, en pulver van spaans groen dat oppermogende is om de sweren in korten tijd te genesen. En om haar te voorkomen, soo raadmen niets te versuymen tot de minste wonde, of schrabbing, die komen aan wat gedeelte van het lichaam dat het zy, bysonderlijk aan de | |
| |
voeten of aan de beenen, maar daar eenige playster op te leggen, die daar uyt trekt den brand de welke in de wonde mocht wesen, en by gebrek van alle ander hulp-middel, daar ten minsten Tabak-bladeren op te leggen. En sich te dienen met Citroen-sap, en met azijn, om de jeukering over te doen gaan, die over blijft na dat de Moustiken, en de Maringoins gestêken hebben, liever als'er de nagelen aan te stellen.
| |
VII. Lid.
Hulp-middelen tegens de bijtinge der Serpenten die vergiftigh zijn, en tegens alle andere venijnen soo van het land als van de Zee der Voor-eylanden.
WY hebben geseght in het seste Hooft-stuk van dese Historye, dat'er Serpenten en Slangen waren aan d'Eylanden van Martinikus en van Ste Alouzie, die een gevaarlijk vergif hebben. Maar wy hebben hulp-middelen diemen gelukkigh magh gebruyken, om'er de kracht van neder te vellen met voornemen tot aan dese plaatse bewaart. Wy sullen dan eerst stellen dat sy gebêsight mogen worden en van binnen en van buyten. Van binnen, om het herte te verquikken en te versterken, en te verdrijven de vergiftige hoedanigheyt die het selve mochte gewinnen, soo dientmen sich met gelukkige uytkomst van Theriakel, van Mitridaat, van Confectio d'Alkermes, van Egiptischen balsem, als ook met die van Peru, van Wijn-ruyte, van Scordeum, van Scorconnaria, van Viperine, van Angelika, van Contrahierva; Maar boven al moet men in-slikken met een weynigh water van bernasie, of van buglosse het gewichte van eenen kroon longe-poeder, en van het herte van adderen. In het gemeen, men moet alle dingen gebruyken die het herte versterken, en de geesten verheugen en op wekken. Van buyten mach men'er op leggen alle de genees-middelen die de kracht en d'eygenschap hebben van allerleye soorten van vergif uyt te trekken, en te verdrijven. Gelijk de bloed-suygende Koppe op de geprikte wonde gestelt, de Cornetten, en alle andere warme en na-trekkende heel-middelen, soodanigh daar zijn de gommen van Galbanie, van Ammoniac, de stoving van de gezodene wijn, met de wortel van Draken kruyd, of het blad van Moeder-kruyd, de Look en d'Ajuyn, de Duyve-drek, bloed van de Land-Schild-padde, gedrooght, en tot pulver gemaakt, en diergelijke.
Daar is niets versekerder als soo vaardigh het mogelijk is de belêdighde plaatse boven de bete af te binden, en daar terstont in te snijden, en self het | |
| |
stuk daar uyt te halen: of ten minsten na gekopt te wesen, soo spoedigh als men magh daar op te leggen het achterste van een Hinne of van eene Duyve geplukt zijnde, om het vergif na sich te trekken; en dese Hinne of dese Duyve dood zijnde, moet men eene andere nemen, soo lange tot dat'er geen vergif meer uyt te halen is.
Het soude ook te wenschen wesen dat alle d'Inwoonderen der Voor-eylanden het gebruyk hadden van dat uytstêkend Tegen-gif, dat in soo vele plaatsen van dit Koninkrijk is gebruykt, het welke bekent is onder den beroemden naam van Orvietan, en dat verkoft word te Parijs op den hoek van de Pontneuf, op den hoek van de straat d'Auphine, daar de Son uyt-hangt. Want dit verwonderlijk geheym, heeft onder andere seldsame hoedanigheden, de kracht van allerley soorten van Serpenten te verjagen, en de kracht van d'allermachtighste venijnen t'ontwapenen. Siet hier de wijse waar op de genen die van vergiftige Serpenten gebeten zijn, het moeten gebruyken.
Men moet'er af nemen de groote van een boon, in wijn gesmolten. En daar na moetmen koppen laten prikken, op de bete, en het bloed daar uyt trekken door het middel van de koppe. Daar na een weynig Orvietan hier op leggen, en wel acht slaan dat den gebetenen wakker blijve, ten minsten den tijd van twaalf uuren. Dit vermogend hulp-middel mach sijne goedheyt verscheyde jaren behouden, aangesien datmen het niet houd in een warme plaatse, daar het kan verdroogen. En soo het droogh word, moetmen het weder tot sijn wel-zijn brengen met geroosden honigh. Men vind'er ook af dat gepulvert is.
Wat aangaat de bestiering van leven diemen houden moet geduerende het gebruyk van dit genees-middel; men moet vermijden alle de spijsen die verhitten en het bloed verbranden, of die de swaarmoedige vochtigheyt verwekken. En men moet sich geheelijk onthouden van den stoel-gank door dranken, en ook van het ader-laten, uyt vreese van het vergif van buyten na binnen te trekken, indien het quaad d'edele deelen noch niet heeft gewonnen: In welke gelegentheyt men sich wel tamelijk overvloedigh soude moeten suyveren van binnen, en bad-stoven gebruyken, en dingen die bequaam zijn om de sweet-gaten te openen, en te doen sweeten.
Dat indien men in sulk eenen uytersten nood vervallen was, van niet te konnen verkrijgen eenige van dese Tegen-giften die wy daar beschreven hebben: Siet'er hier noch een dat geweldigh gemeen is, en seer licht om in het werk te stellen. De gene die van een vergiftigh dier gebeten is, moet terstont eten de schelle van eenen verschen Citroen; want hy heeft de kracht van het herte tegen het venijn te voorsien. Indien het mogelijk is, moetmen het belêdighde deel af-binden soo vast als men kan, boven de bete. Daar na moetmen haar | |
| |
prikken, en daar dikwils op leggen het speeksel van eenen man die nuchtere is, en indien men kan hebben het beest dat het quaad heeft gedaan, moet men het selve 't hooft af-snijden, en het te mortel wrijven, tot dat het gelijk eene salve geworden is, diemen heel warm op de wonde moet leggen. Dit is het gewoone hulp-middel dat de natuurlijke Inwoonderen van Brezil gebruyken, om haar te bevrijden voor de felligheyt des vergifs van dat gevaarlijk en wan-schape Serpent, dat sy in hare tale Boicinininga noemen, en de Spanjaarden Cascavel.
De laatste gedenk-schriften die ons gesonden zijn geweest van het Martinische, brengen mede dat eenige aansienlijke Huys-gesinnen sedert korteling van Brezil gekomen zijn, met hare Negersche knechten, om in dit Eyland te woonen, welke aan d'Inwoonderen de kennisse hebben gegeven, van verscheyde kruyden en wortelen, die in de Voor-eylanden wasschen alsoo wel als in Brezil, en die eene opper-vermogende kracht hebben om uyt te blusschen de kracht van het vergif van alle soorten van Serpenten, en vergiftige pijlen.
Men kan de selve hulp-middelen die wy boven beschreven hebben gebruyken, om sich te voorsien tegen de Becune, en alle andere gevaarlijke Visschen, die in de Zee gevonden worden. Sy mogen ook met gelukkige uyt-komst besteed worden om te verhinderen de quaad-aardige uyt-werkingen van het sap van den Manioc, van den Mancenillie-boom, en van de stêken der Wespen, der Schorpioenen, en van alle d'andere vergiftige Ondieren.
| |
VIII. Lid.
Van het Zee-schuym.
DE genen die in de Zee visschen of haar baden, worden somtijds bevangen met een seker schuym, dat van de wind gedreven word, gelijk eene kleyne blase van purper-verwe, van onderscheydene gedaante, en aangenaam om aan te sien: Maar aan wat deel van het lichaam het vast hecht, veroorzaakt het'er in een oogenblik eene seer gevoelige smerte, die brandende is, en ten hooghsten stêkende. Het allerspoedighste hulp-middel dat men gebruyken kan om dese scherpe pijne te stillen, is de belêdighde plaatse te salven met olye van Acajou-noten, vermengt met een weynigh goede brandewijn: want d'eene hitte verdrijft d'andere.
| |
| |
| |
IX. Lid.
Van de Ratten die gemeen zijn in dese Eylanden.
SEdert dat'er in de Voor-eylanden sulk een groot getal van Schepen handelen, en dat het dikwils gebeurt dat'er verscheyde stranden aan de Rheede van dese Eylanden, daar sy verrotten van ouderdom: soo hebben de Ratten, die de Caraïbanen ten anderen tijde onbekent waren, het land gewonnen, en hebben haar daar soodanig vermenighvuldight, dat aan sommige plaatsen sy groote schade doen aan de Pataten, aan de erweten, aan de boonen, en bysonderlijk aan het Maïs of grof koren, datmen Turkx-koren noemt. En soo de Slangen haar niet vernielden, en haar wel diep gingen soeken in de gaten van d'aarde, en van de steen-rotsen daar sy in-kruypen, en self in de daken van de huysen, die gemaakt zijn van Palm-bladeren, of van Suyker-rieten, men soude sonder twijffel spuls genoegh hebben om leef-tochten te bewaren. Het is waar dat'er tegenwoordigh Katten in dese Eylanden zijn, die haar niet verschoonen. Men heeft self honden geleert om haar den oorlogh aan te doen, en het is een vermaak om te sien hoe scherp dat sy zijn om haar in den snof te krijgen, en hoe snêdigh om haar te jagen, en te dooden.
Dit ongemak is niet alleen eygen aan de Voor-eylanden, maar het is noch arger in Peru; want Garcilasso in sijne Koninklijke Uytlegging, getuyght ons, dat dese snoode dieren daar by-na in een oneyndigh getal zijnde, daar somtijds groote schaden doen, vernielende de plaatsen daar sy door loopen, verwoestende de velden, en knagende de vruchten, self tot de botten, en de wortelen der boomen.
D'Inwoonderen der Eylanden gebruyken noch eene uyt-vinding, die sy Balan noemen, om te verhinderen dat de Ratten hare Cassave, en anderen voor-raat niet souden eten. Dese Balan is eene soorte van ronde of vierkante horde, gemaakt van verscheyde rijsen, op de welke sy gewoon zijn de Cassave te leggen, na dat sy in de Son is gedrooght. Sy is gehecht aan het bovenste van de hutte met eenen band, of koorde, die de Balan houd op-gehangen in de lucht. En op dat de Ratten niet langs de koorde souden neer-zijgen, en op de Balan dalen, laten sy de koorde schieten door een Calebasse die heel glad is, en die by de midden blijft hangen; in-voegen dat de Ratten tot aan dese plaatse gekomen zijnde, geen vatten vindende om hare voeten staande te houden, en schroomende de beweging van de Calebasse, soo hebben sy de versekertheyt niet om voort te gaan. Sonder dit kleyn geheym, was het d'Inwoonderen beswaarlijk om hare leef-tochten te bewaren.
| |
| |
Siet daar hoe de wijse Werk-meester van de Natuure gewilt heeft door een verwonderlijk tegen-wicht, het welke alle de volmaaktheden van d'Alheyt in gelijkheyt houd, dat de Landen die eenigh voordeel boven d'anderen hebben, door tegen-stelling onderworpen zijn aan ongelegentheden die elders niet worden ontmoet: en hoe sijne Godlijke Voorsienigheyt, die in de nood van hare Schepselen machtighlijk voorsiet, gestelt heeft het Tegen-gift by het venijn, het hulp-middel naast het gebrek, en heeft self voor den mensch geopent, d'onuytputtelijke schatten van de genade, en van de Natuure, om haar te versorgen tegen d'ongevallen van de lucht, d'overlastigheden van de Saisoenen, de felheyt van de vergiften, en van alles wat d'aarde aller gevaarlijkst voort-brengt, van den tijd af dat sy vergiftight is geweest door d'eerste sonde.
Eynde van het eerste Boek van de Historie der Voor-eylanden.
|
|