| |
Drie-en-twintighste Hooft-stuk.
Van de Donderen; van de Aard-bevingen; en van d'Onwederen die dikwils in dese Eylanden geschieden.
GElijk als'er weynige aangesichten zijn soo schoon en soo aangenaam, datmen'er niet eenigh gebrek in soude konnen bemerken, en die niet eenigh vlekje, of wratje zijn onderworpen: Soo hebben de Voor-eylanden, hoewel sy elders alle de schoonheden en alle de voordeelen besitten die wy vertoont hebben, en die haar soo loffelijk maken, ook hare onvolmaaktheden, en eenige ontbeeringen, die desen glants beswalken, en hare behaaghlijkheden en waardye verminderen. Siet hier eenige van de voornaamste ongemakken die'er ontmoet worden, en daar beneffens de hulp-middelen diemen'er toe brengen mach.
| |
| |
| |
I. Lid.
Van de Donderen.
EN eerstelijk, in plaatse datmen aan alle de kusten van Peru nimmer hoort donderen, soo zijn hier de Donderen gemeen, en in eenige plaatsen zijn sy soo vervaarlijk, dat het allervolstandighste hert van schrik moet beven, als dese machtige en grootse stemme van den Hemel haar doet hooren, met sulk een ysselijk gedruysch.
| |
II. Lid.
Van d'Aard-bêvingen.
D'Aard-bêvingen brengen'er ook somtijds droevige uytwerkingen voort, en bewegen de grond-vesten van d'aarde, met sulk eene felle schudding, dat men gedwongen is te waggelen, in plaatsen daar men sich gelooven soude allerversekerst te wesen. Maar by geluk dit gebeurt selden, en in eenige plaatsen is de beweging soo groot niet.
| |
III. Lid.
Van een Onweder dat d'Eylanders Ouragan noemen.
HEt gene allermeest te vreesen is, is eene algemeene samen-sweering van alle de Winden, die de ronde keer van het Compas maken in den tijd van vier-en-twintigh uuren, en somtijds in minder. Sy komt gemeenlijk in de maant van July, van Augustus, of van September. Buyten dese vreestmen haar niet. Ten anderen tijde besocht men die niet als van seven tot seven jaren, en somtijds noch seldsamer: maar sedert eenige jaren herwaarts is sy gekomen van twee tot twee jaren: en in een eenigh jaar heeft men'er twee geleden: Self, na dat mijnen Heere Auber gesonden was om aan Gardeloupe te gebieden, waren'er drie van dese Onweders in den tijd van een jaar.
Dit Onweder, dat d'Eylanderen Ouragan noemen, is soo vreemd dat het de boomen brijselt en ontwortelt, ontbloot van alle groente die het niet wegh rukt, verwoest geheele Wildernissen, ontbind de rots-steenen boven van de bergh-toppen, en stort haar ter neder in de dalen, werpt de hutten om verre, sleept tot aan de Zee de planten die het uyt der aarde scheurt, maakt eene algemeene verwoesting van alles wat het op het veld vind: en in een woord, laat eenen hongers-nood over in het gantsch land, dat langen tijd quijnt en sucht | |
| |
na dese ramp-spoet, en dat ter naauwer nood met groote moeyte dese omverre-werpingen en verbrijselingen kan herstellen.
Dese Ouragan, maakt niet alleenlijk sijne vernielingen op het land; maar hy verwekt noch sulk een onweder op de Zee, dat sy haar schijnt te vermengen en te versmelten met de lucht en met de Hemelen. Dese ongestuymige dwarrel-buye brijselt en verbreekt de Schepen die aan de kusten leggen, werpende d'eene op de stranden, en doende d'andere sinken in de Zee. In voegen dat alle die van dit Onweder ontkomen, groote oorsaak hebben om God te loven.
Sy die acht slaan op de teykenen die de voor-looperen van desen Storm zijn, hebben bespeurt, dat een weynigh eer hy aan-komt, de Zee in een oogenblik soo stille en soo effen word, dat de minste kabbeling noch rimpel op haar opper-wesen niet te sien is: dat de Vogelen door eenen natuurlijken in-druk, met troepen af-dalen van de bergen, daar sy hare gewoonlijkste vertrek-plaatse houden, om haar te begeven in de vlakten en in de dalen, daar sy haar tegen d'aarde leggen, om in beschutting te blijven voor d'ongevallen van desen quaden tijd, die sy voorsien dat wel haast volgen moet: en dat de regen die een weynigh te voren valt, bitter en sout is, gelijk het Zee-water.
Het is weynige jaren verleden, dat'er een gedenk-waardigh voor-beeld van desen storm gebeurde, in verscheyde Schepen die aan de Rheede van St. Christoffel waren, met Tabak geladen, en gereed om 't seyl te gaan. Want sy wierden alle verbroken en overstulpt, en de koopmanschap was geheel verloren. Waar op een vreemt gevolg quam. Dat is dat het meestendeel der Visschen van de kuste vergiftight wierden door desen Tabak. Men sagh de Zee geheel bedekt van dese arme dieren, die met den buyk om hoogh, en vast adem-togende, over-al ten danke van het water dreven, en quamen sterven op den oever.
En op dat yemand sich niet in en beelde, dat dese rampsaligheden eygen zijn aan de nieuwe Werelt, sullen wy'er by-voegen, hoe in dese gewesten van Vrankrijk sulke af-grijselijke Onweders zijn gesien, datmen haar niet kan achten yets anders als Ouragans te wesen.
In het jaar duysend vijf-hondert negen-en-negentigh, verhief hem by Bordeaux sulk een felle en ongestuymige wind, dat hy brak en ontwortelde het meeste gedeelte van de groote boomen die sterk genoegh schenen om alles tegen te staan, voornamentlijk de Note-boomen, waar van de takken gemeenlijk geweldigh uyt-gespreyd zijn, en versetten'er eenige op meer als vijf-hondert schreden van de plaatse daar sy stonden. Maar de swakste boomen, en die bogen, wierden gelaten. Een gedeelte van het Palais van Poictiers wierd'er geweldigh door beschadigt aan sijn dak. Den Klokken-toren van Cangres, by Saumur, | |
| |
wierd ter neder geslagen. Verscheyde andere Klokken-torens, en verscheyde Land huysen leden'er vele schade by. Eenige persoonen te paard geseten zijnde, midden op het veld, wierden meer als sestigh schreden wegh gevoert. Dese wind liep van het gebuerschap van Bordeaux, tot aan de Vandomois, en aan de Perche: behoudende de breedte van ontrent ses of seven mijlen, en men sagh in alle die uytstrekking, niet als omverre-rukkingen van boomen, uyt-geslingert, en ter aarde leggende.
En om een voor-beeld te geven van eene soorte van Ouragan die hem bysonder op de Zee heeft getoont, sullen wy hier aan hechten het uyt-getrokkene, dat ons is mede gedeelt van eenen brief, geschreven van Rochelle, door een aansienlijk Koopman van die plaatse, aan eenen van sijne vrienden en mede-handelaars tot Rouaan, geteykent van den dertighsten January duysend ses-hondert vijf-en-veertigh. Siet hier dan wat het mede brengt.
‘Sedert twee dagen blijven wy in eene gevoelige benaauwtheyt, ter oorsake van den uytstêkenden storm, die begonnen heeft de nacht van den laatsten Saturdagh, den acht-en-twintighsten deser maand, en die noch duert. Wy sien van boven onsen muer dertigh of vijf-en-dertigh Schepen gestrand en gebrijselt aan onse kuste, het meesten deel Engelschen, met een getal van verlore Koopmanschappen. Een van dese Schepen, van twee-hondert vaten, is vervoert geweest tot by eenen wind-molen, die twaalf voeten hooger staat als de gewoonlijkste hooghte van de Zee. Want het Onweder heeft niet alleenlijk in de lucht geweest: maar dese storm heeft de Zee soodanigh bewogen en doen op-swellen, dat sy hare gemeene scheyd-palen wel verre is overtroffen: soo dat de schade en het bederf dat sy op het land gedaan heeft, onvergelijkelijk veel grooter is als die van de Schip-breuke der Schepen. Alle het sout dat op de lage broek-landen was, is wegh gevoert geweest, alle het koren van de lage landen, en van d'opgedrooghde moerasschen is onder gevloeyd. En aan het Eyland van Ré is de Zee van d'eene zijde tot d'andere over gespoelt, en heeft'er een groot getal wijngaarden bedorven, en veel vee verdronken. By menschen gedenken heeft men de Zee soo hoogh niet sien klimmen, en sy is op sommige plaatsen tot by-na eene mijle in het land gevloeyd. Alsoo dat die tot St Christoffel geweest zijn, seggen dat d'Ouragan die daar gemeen genoegh is, niet vervaarlijker is, als dese is geweest, die sy met den selven naam genoemt hebben. De wind was Noord-west. Men waardeert de schade, soo op de Zee als op het land, meer als vijf-hondert-duysend Kroonen. Men houd dat'er ontrent twee-hondert-duysend aan sout verloren zijn, dat den last is van twee-hondert Schepen yeder van drie-hondert vaten. Daar zijn ook Hollandsche Schepen verloren voor | |
| |
Ré, te Bourdeaux, en te Bayonne, die rijkelijk geladen waren.’ Waar uyt blijkt dat'er somtijds in Europa Onweders ontstaan, die alsoo fel zijn, als die aan de Voor-eylanden geschroomt worden.
Eenigen om haar van desen verwoeden storm te verlossen, verlaten hare huysen, uyt vreese dat sy met hare verwoesting overstulpt souden worden, en behouden haar in holen, en in kloven van steen-rotsen, of anders, sy gaan plat ter aarde leggen in het midden van het veld, daar sy dit gantsch Onweder uytharden. D'anderen betrachten om vaardigh eenigh gebuer-huys te gewinnen, dat vast genoegh is gebouwt om alle de schuddingen van desen storm te weder-staan. Want by geluk, daar zijn tegenwoordigh aan de Voor-eylanden verscheyde Gebouwen die dese proeve konnen uyt-staan. Daar zijn'er self die haar vertrekken in kleyne hutten die de Negersche Slaven getimmert hebben, op het voor-beeld van die van de Caraïbanen; want men heeft door ondervinding geleert, dat die kleyne tenten van ronde gedaante, die geene andere opening hebben als de deure, en waar van de dak-balken d'aarde raken, gemeenlijk worden gespaart; terwijl dat d'allerverhevenste huysen van d'eene plaatse tot d'andere worden verkroden, indien sy niet t'eenemaal onder de voet geworpen worden, door d'ongestuyme beweging der winden, die dit Onweder verwekken.
Maar men moet bekennen dat alle dese uyterlijke waar-borgen, niet bequaam zijn om den geest der menschen volkomentlijk te verlossen, van de doodelijke vreesen die hem om-cingelen, wanneer God van den Hemel dondert, en dat hy sijne verschrikkelijke stemme doet klateren, dat hy de weder-lichten en d'aangestêke vuur-kolen uyt-schiet, soo dat'er d'aarde af berst, de bergen daar af dreunen, en de grond-vesten der aarde daar door ontblood worden: want
Toont dese afgrijselijke stem
Vol heesch gedruys, niet klaar, aan hem
Die sich tot Godes Wet door goedheyt niet laat neygen,
Een Beeltenis van sijne macht?
Och ja; wie sonder schrik die gramme teykens wacht,
En valt sijn' Majesteyt niet strakx te voet in't dreygen,
Men niet stantvastigh noemen magh;
Maar liever, goddeloos verbastert van ontsagh.
het is dan noodsakelijk dat alle die wenschen sonder schroom te zijn in het midden van dese wanschiklijkheden, en van dese om-tuymelingen van de Zee en van de lucht, eenen toevlucht nemen aan versekerder vertrek-plaatsen, en dat | |
| |
sy hier toe tot Gods Heylighdom in-gaan, haar rusten in de schaduwe des Almachtigen, en den Heere kiesen tot hare schuylingen, en tot hare sterkte: sy moeten die groote en dierbare saligheyt omhelsen die hy in sijnen wel-beminden Soon heeft ontvouwen, die ons verlost heeft van alle onse vreesen door het bloed van sijnen Kruyce, dat onsen vrede heeft gemaakt, en dat alleenigh kan bevredigen de bevreestheden en d'ongeruste ankxsten van onse gewetens, en eene waarachtige ruste geven aan onse sielen, door dien dat
Wie overschaduwt uyt den hoogen
Van God, en't opperste al-vermogen
En onder d'alderwiste hoede
Van 's Hemels Schuts-Heer en sijn roede,
Die magh met recht en reden spreken;
O God, wat hulp kan my ontbreken.
Sy moeten in dit Onweder aan-merken dat het God is die de winden uyt sijne schat-kameren trekt, en dat sy niet en blasen als door sijnen last. Dat dese vervaarlijke dwarrel-buyen, dese rommelende Donders, dese swarte duysternissen die het aangesicht der aarde overdekken, en alle die machtige bewegingen die haar voort-stuwen: niet zijn als grove denk-beelden, van dien verschrikkelijken dagh des Heeren, waar in de Hemelen met een snel gedruysch sullen voor-by gaan, en in vuur gestelt zijnde, versmolten worden, en d'elementen aan-gesteken zijnde, af-druypen, en d'aarde en de werken die in de selve zijn verbrand.
Sy moeten bysonderlijk tot God haren toe-vlucht hebben van gantscher herten, en hem bidden dat door d'aanschouwing der on-eyndige verdiensten van sijnen Heyligen Soon Jesus, het hem belieft bevredight te wesen wegens sijne knechten, en dat hy hem gewaardige sijner d'aarde t'erbarmen. Sy moeten gedenken dat sijne gramschap niet langer duert als eenen oogenblik: maar dat sijne goed-willigheyt een geheel leven niet op-houd. Dat de tranen des avonds by ons woonen, en dat daar in de morgen stemmen der vrolijkheyt gevonden worden. Eyndelijk sy moeten vastelijk overtuyght wesen, dat die de hairen van haar hooft getelt heeft, ook hare dagen heeft getelt; dat hy haar in den nood niet sal verlaten, maar dat hy haar sal stellen onder het bewint van sijne Engelen des lichts, om haar te beschermen tegen dese af-grijselijke duysternissen, op dat geene verwonding hare voor-hutte soude naderen.
Maar om ter nood alle dese soete gedachten te hebben, en om voorsien te | |
| |
wesen in den dagh der ellenden van sulk een heyligh betrouwen; soo is het noodigh dat sy wel-doende by yederen dagh, hare sielen gebieden aan den oppersten Schepper aller dingen; dat sy haar benaarstigen te wandelen in Heyligheyt en in Gerechtigheyt voor hem, alle de dagen hares levens; dat sy hare handen wasschen in onschult, en datse hare herten reynigen door het Geloove in sijne dierbare beloften; versekert zijnde dat hy de winden en alle d'andere schepselen door sijne macht in teugel houd; dat'er niet een en is dat sich kan bewegen sonder sijne toelatinng; dat hy tot sijne heerlijkheyt doet dienen het Vuur, de Donderen, d'Onweders, d'Aard-bevingen, die hy bestiert ten goede en ter saligheyt van sijne kinderen.
|
|