| |
Elfde Hooft-stuk.
Van eenige andere ongemeene Voort-brengselen van het land der Voor-eylanden, en verscheyde soorten van Moes-kruyden, en Bloemen die'er wassen.
WY hebben alreede in het voorgaande Hooft-stuk vertoont, verscheyde Planten, Kruyden, en Wortelen die in de Voor-eylanden wassen, en die aanmerkelijk zijn in hare bladeren, in hare vruch- | |
| |
ten, en in hare verwonderlijke eygenschappen. Maar door dien dese stoffe uytnemende vruchtbaar en behaaghlijk is, soo zijn wy overtuyght dat den keurlijken Leser voor aangenaam sal nemen, noch onder een bysonderen tijtel te sien, een groot getal van seldsame Voortbrengselen van dit land, die ten meesten deele onbekent zijn in Europa.
| |
I. Lid.
Van de Raketten.
HEt gene onse Francoyschen Raketten noemen, ter oorsake van de gedaante sijner bladeren; is een dik doornachtigh bosje, dat langs der aarde kruypt, sich niet seer hoogh konnende op-heffen, om dat sijn stronk, die niet anders is als een blad dat met'er tijd dik geworden is, niet meer klimt als ontrent een halve voet uyt'er aarde. En hoewel hy dik genoegh is, soo komt hy niet te voorschijn, en men kan hem niet gewaar worden als op-lichtende de groene, logge, lompe, en een duym dikke bladeren, die hem om-ringen, en die d'eene aan d'andere zijn gehecht. Sy zijn gewapent met prikkelen uytermaten door-dringende en dun; en op eenige van dese stêkelige en lange bladeren wast een vrucht als een Dadel-pruym van groote, die ook op sijne huyt heeft verscheyde kleyne en dunne doornen, die de vingeren van diese plukken willen wel vinnigh door-steken. Rijp zijnde is hy root van binnen, en van buyten als vermillioen. De Jageren der Eylanden vinden hem seer lekker, en seer verfrisschende. Maar hy heeft dese eygenschapp, dat hy het water met bloed-verw verwt soo ras men daar van gegeten heeft; in-voegen dat die dese verborgentheyt niet weten, vreesen dat haar een ader gebroken is. En daar zijn'er gevonden die dese verandering bespeurt hebbende, waar van sy d'oorsaak niet wisten, te bedde zijn gaan leggen, en geloofden gevaarlijk siek te wesen. Men seyt dat'er in Peru een soorte van Pruymen is, die dit selve te wege brengen; en eenige versekeren het selve bespeurt te hebben na dat sy konserf van roode aal-bessen hadden gegeten.
De genen die den Tunal beschreven hebben, die soo gepresen is, om sijne dierbare schaarlake verwe, die hy op sijne bladeren voed, maken hem dese Plante daar wy van gesproken hebben gantsch gelijk, uyt-genomen dat sy hem geen vrucht toe-schrijven. Eenige andere hebben hem gestelt onder de rang van de Kaardons die vijgen dragen, om dat de vrucht daar van de gedaante heeft, en dat hy geopent zijnde, in plaatse van een kraak-steen, niet anders heeft als kleyne graantjes, die van de vijgen in alles gelijk.
Daar zijn'er noch van eene andere soorte, waar van de vrucht wit is, en van | |
| |
een veel soeter en gevoeliger smaak als der roode, daar wy strakx van gesproken hebben. En self daar word eene andere gevonden, die sonder twijffel eene soort-gelijke van den Tunal is, waar op men wormtjes heeft gesien in verwe een robijn gelijk: die het lijnwaat, of het laken op dewelke men haar knipt, verwen met een seer schoon en seer levendigh schaarlaken.
| |
II. Lid.
Van de Was-keerse.
DE Was-keerse, die aldus van onse Francoyschen is genaamt, om hare gedaante, is door de Caraïbanen Ankoulerou genaamt. Dit is ook eene soorte van grove Kaardons, die wast gelijk een dik en dicht boshe, en over-al gescherpt met uytnemende prikkelende en dunne doornen. Sy schiet uyt haar midden negen of tien struyken sonder takken noch bladeren, die van negen tot tien voeten hoogh zijn, recht en met groeven gelijk de groote Was-keersen. Sy zijn ook voorsien met stekelige doornen, gelijk fijne naalden, en soo door-borende als mogelijk is, die niet toe-laten datmen haar aan magh raken van wat zijde dat het soude mogen zijn. De schorse en het binnenste is vry wat sacht en sponsie-achtigh. Ydere Was-keerse draaght in saysoen des jaars, tusschen de uyt-geholde groeven van haren struyk, witte of violette bloemen, na de welke volght een vrucht op de wijse van eene groote vijge, die goed is om t'eten, en tamelijk lekker. De vogelen zijn'er geweldigh op verlekkert, maar sy mogen hem niet pikken als al vliegende, door dien de prikkelen die hem aan alle kanten beschermen, niet willen lijden dat sy haar op dit bosch noch op sijne struyken stille souden houden. D'Indianen lichten'er de vrucht af, et kleyne rijsjes aan d'eynden geklooft.
| |
III. Lid.
Van verscheyde soorten van vast-hechtende houten.
DAar zijn verscheyde soorten van houten die langs der aarde kruypen, en die haar aan de Boomen vast hechten, en verhinderen dikwils om onbeslommert door de wouden te loopen. D'Inwoonderen der Eylanden noemen haar Lienes. Eenige zijn op de wijse van een dikke scheeps kabel. D'Anderen dragen bloemen van verscheyde verwen. En self daar worden'er gesien die beladen zijn met groote getaande schellen, ruym een voet lang, breed vier of vijf duymen, en hart gelijk Eyke schorsen, in de welke begrepen zijn die keurlijke vruchten diemen Zee-kastanjen noemt, die de gedaante hebben van een | |
| |
hert, en diemen dikwils gebruykt alsmen'er de pap heeft uyt-gedaan, om gepulverden Tabak in te doen, of eenige andere poeyers van goeden reuk. Het gene d'Inwoonderen der Eylanden noemen Appelen van Lienes, is een vrucht die wast op eene soorte van ranken of heesters, die haar vast hechten aan de groote boomen gelijk de klim-op. Hy is van groote als een kaats-bal, en bedekt met eene harde schelpe, en een groene huyt, die van binnen een wesen begrijpt, het welke rijp zijnde, de gedaante en de smaak van Kruys-doornen heeft.
| |
IV. Lid.
Van d'altijd-levendige Kruyden.
MEn vind in de Voor-eylanden verscheyde soorten van kruyden die altijd levende zijn, waar van eenige wassen op den stronk van oude boomen, gelijk de Maren-takken op den Eyk: d'andere wassen in der aarde, en op de Rotsen. Sy hebben soo vele natuurlijke vochtigheyt, dat hoewel sy uyt-getrokken zijn, en op-gehangen met de wortel om hoogh, midden in de kameren, daarmen haar tot cieraat bewaart, om het gesicht te verheugen, sy hare groenigheyt niet verliesen.
| |
V. Lid.
Van de gevoelige Planten.
DAar is op Tabago eene soorte van Kruyd dat altijd levendigh is, en dat meer, is ook gevoeligh. Het wast ontrent anderhalf voet hoogh, de struyk is om-ringt met eene groote menighte van bladeren ruym een voet lang, drie vingeren breed, getant by-na als die van het varen-kruyd, aan d'uyt-eynden groen van verwe door-mengt met kleyne bruyne en roode vlekjes. In het saisoen der vruchten wast uyt het midden van dese Plante eene ronde bloeme, te-samen-geset van verscheyde bladeren, op eene selve schikking geregen zijnde als die van de Gouds-bloeme. Maar sy zijn van een helder violet, en hebben een tamelijk goeden reuk gehandelt zijnde: De natuure van dese Plante is soodanigh, dat soo yemant van hare bladeren af-rukt, of dat hy die alleenlijk aanraakt, dan verslenst de geheele Plante, en laat hare andere bladeren ter aarde vallen, gelijk ofmen haar met voeten hadde getreden. En na het getal der bladeren diemen af-getrokken heeft, blijft sy meer of minder tijd sonder haar op te heffen.
Daar wast eene diergelijke te Madagascar die d'Inwoonderen noemen Haast-
| |
| |
vel, dat is te seggen Kruyd dat leven heeft. Maar dat is de selve soorte niet die alhier tot Parijs gesien word in den tuyn des Koninkx; want haar blad is veel
kleynder, en is noch getant, noch gevlekt: en dat meer is, sy brengt geene bloemen voort. Boven dat hare bladeren aan-geraakt zijnde, sy haar van binnen toe-sluyten door eene soorte van tegen-sporreling. In plaatse dat de gene die wy beschrijven, de hare van buyten af ter aarde laat vallen.
Men siet noch een andere soorte van dese levendige en gevoelige Plante, in verscheyde andere Eylanden. Sy wast somtijds tot de hooghte van een boomtje. Sy is bekleed met verscheyde kleyne takjes, die tot aller tijd beladen zijn met oneyndige langwerpige en smalle bladeren, die geëmaillieert zijn in het saysoen der regenen, met sekere kleyne vergulde bloemtjes, die kleyne sterretjes gelijk zijn. Maar het gene te wege brengt dat dese Plante geacht is een van d'allerseldsaamste en allerverwonderlijkste der Werelt, is dit, dat soo ras men haar wil aan-grijpen, sy hare bladeren te rugge trekt, en wringt en krult. die onder hare kleyne rankjes, gelijk of sy verslenst waren, daar na ontsluyt sy die op nieuws, als men'er de hand af trekt, en wegh gaat.
Daar zijn'er die dese Plante noemen Kuysch Kruyd; om dat sy niet soude | |
| |
konnen lijden datmen haar aanraakt, sonder haar te belêdigen. De genen die den Isthmus hebben door-reyst van Nombre de Dios af tot aan Panama, vertellen dat'er gantsche bosschen zijn van een Boom Gevoelige genaamt, aan de welke soo ras men hem aan raakt, de bladeren en de takken haar met groot gerucht verheffen, en maken te samen de gedaante van een Globus.
Eenige jaren geleden saghmen te Parijs in den tuyn des Koninkx een gevoeligh Boomtje, geacht van groote waarde; Maar yemant van sin zijnde het selve als een nieuwe vinding op den grond van een put te stellen, om het te bewaren tegens de koude en de strengheden van den Winter, soo stierf het daar ellendighlijk, tot groot leedwesen van de keurlijke Lief-hebberen.
| |
VI. Lid.
Van verscheyde soorten van Erweten.
D'Aarde brengt'er over-al moes-kruyden voort, als daar zijn d'Erweten en de Boonen, van verscheyde soorten: De Voor-eylandische Wilden noemen haar in het gemeen Manconti.
Wat d'Erweten belangt, sy zijn by-na alle van de selve soort-gelijken als die in Europa wassen, uyt-gesondert diemen op een kleyn boomtje plukt, dat van de hooghte is als eene Brem-hage, en heeft kleyne, groene, en smalle bladeren. Het draaght Erweten in schellen, of basten, die aan sijne takken zijn gehecht. Sy zijn groen en kleynder als de gewoonlijke, van een verheven smaak, en soo licht om murw te worden dat sy maar eens behoeven op te koken. Men noemt haar in d'Eylanden Erweten van Angola, om dat haar zaad van dat land gekomen is, soo men gelooven magh.
Daar zijn'er van eene andere soorte, diemen Erweten noemt, maar die niet te min de gedaante van Boonen hebben. Sy zijn tamelijk kleyn. En van dese soorte zijn'er witte, swarte, roode, of taneyte, die alle uytstekende zijn, en die rijp worden in drie maanden. Men noemt haar op St. Christoffel Engelsche Erweten.
| |
VII. Lid.
Van de Boonen, en van de Turksche Boonen.
ONder de Boonen en de Turksche Boonen wassen'er in de Voor-eylanden van verscheyde soorten diemen in Vrankrijk niet en siet. De gemeenste zijn witte, aan welke d'eerste Inwoonderen een oneerlijken naam gegeven hebben om hare gedaante. Sy brengen hare vrucht, die goed is om t'eten, ses weken | |
| |
na dat sy zijn geplant geweest. D'andere zijn geschakeert met verscheyde schoone en onderscheydene verwen, gelijk diemen Roomsche of Lombardische Boonen noemt.
Maar d'aanmerkelijkste om hare seldsaamheyt, zijn diemen noemt Boonen van seven jaren, om dat een selve struyk seven jaren draaght sonder vermoeyd te worden, en breyd haar uyt op de Boomen, op de Rotsen, en alles waar sy by kan geraken. En het gene verwonderlijk is, dat is dat'er t'aller tijd vrucht in sijn bloey staat, vrucht groen is, en vrucht rijp is. In-voegen datmen'er aan magh verwonderen.
De Lente met den Herfst, op eenen tak te sien.
Men seght het selve, van een sekeren Egyptischen Boom genaamt Faraoos Vijgen-boom, daarmen altoos aan siet vruchten die rijp zijn, vruchten bereyd om te rijpen, en vruchten die eerst uyt-botten. D'Oranje-boomen hebben diergelijk een voordeel.
| |
VIII. Lid.
Van de Planten, en Kruyden, die haar gebruyk mogen hebben in de Genees-konst, of in de huys-houding.
WAt de Planten aangaat die haar gebruyk mogen hebben in de Genees-konst; daar zijn'er verscheyde in dese Eylanden, waar van d'eygenschappen noch niet wel bekent zijn, en eenige die ook elders gevonden worden. Als daar zijn, de Herte-tonge, eene soorte van Aloës, en verscheyde soorten van Muer-ruyten. Daar zijn'er ook eenige, waar van men alreede ondervinding heeft, en die bekent zijn voor begaaft te wesen met groote krachten, onder de welke meest worden gepresen, de reukerige Biese, de Balisie, en het Pijle-kruyd.
De reukerige Biese, is in alles d'andere Biesen gelijk, die by de poelen en aan de kanten van de rivieren wassen; maar hy schiet een ronde wortel van de dikte als een Hasel-note, die een geweldigh soeten reuk uyt-geeft even als die van den Iris, en die in de schaduwe gedrooght zijnde, en tot stof gemaakt, eene verwonderlijke kracht heeft, om de Vrouwen te helpen die in barens nood zijn, indien men haar daar van een weynigh in geeft.
De Balisie, wast van verschillende dikte en hooghte, na d'aarde daar sy in gevonden word: bysonderlijk schept sy behagen in vochtige plaatsen. Hare bladeren zijn soo groot en soo breed, dat de Caraïbanen daar ter nood hare kleyne hutten mede dekken; sy worden ook gebruykt om d'ontsteking der | |
| |
wonden te versachten, en om bad-stoven te maken voor die verstuypte zenuwen hebben, of eenige andere swakheyt. Hare bloeme, die wast gelijk een veder-bos, en die te samen is geset van verscheyde kleyne roode of geluwe koppen, word van knopjes gevolght, vervult zijnde met een menighte van graan groot gelijk erweten, en soo glad en soo hard, datmen'er kettingen af kan rijgen.
Het Pijlen kruyd, is eene soorte van droevigh kruyd; want geduerende den dagh zijn sijne bladeren altijd gesloten, en geduerende de nacht zijn sy ontsloten. Sijne bladeren die schoon groen zijn, zijn ses of seven duymen dik, en drie breed. Sijn wortel gestampt wesende, heeft de kracht van alle het venijn der vergiftighde pijlen uyt te blusschen, zijnde op de wonde geleght, soo ras als het mogelijk is.
Het meeste gedeelte van de Pottasie kruyden die wy in Vrankrijk hebben, wassen ook op dese Eylanden. Het is waar dat'er eenige zijn, gelijk de Koolen en den Ajuyn, die geen graan dragen. Evenwel zijn sy'er daarom niet gebrek; want wat de Koolen aangaat, als sy rijp zijn schieten sy verscheyde scheutjes, diemen verplant, en die'er andere voort-brengen, dewelke alsoo groot en alsoo schoon op-komen als of sy van zaad quamen. En belangende d'Ajuynen, de Schepen brengen'er menighte, die veel groente uyt-schieten, die goed zijn om gemeenlijk in de pot-spijsen, en in d'erweten te gebruyken.
Daar zijn ook vele gemeene Meloenen, waar van het zaad uyt dese gewesten is gebracht geweest; Maar ter oorsake van de hitte des Lands, soo rijpen sy daar lichtelijker, zijn vaster van vleesch, van beter smaak, en van geuriger reuk. En dat'er d'uytstekentheyt van is, is datmen'er af heeft in alle saysoenen des jaars.
| |
IX. Lid.
Van de Water-Meloenen.
DAar wast in dit land eene soorte van Meloenen, die in Italien gemeen zijn; Maar die sonder vergelijking beter zijn in Egypten, en in het Oosten. Daar wassen'er ook in eenige deelen van Vrankrijk; maar sy deugen niet. Men noemt haar Water-Meloenen, om dat sy met een gesuykert water vervult zijn, dat door haar vleesch loopt, het welke gemeenlijk vermilioen is, en root gelijk het bloed ontrent het herte, waar in begrepen zijn de granen van haar zaad, die ook van de selve verwe zijn, en somtijds swart. Hare schorse is altijd groen en sonder reuk, in-voegen dat het meer aan den struyk als aan de vrucht is, datmen hare rijpheyt moet onderscheyden. Sy wassen dikwils groo- | |
| |
ter als een hooft, op eene ronde of ovaalsche gedaante. Men eet haar sonder sout, en hoewel men daar menighte van eet, soo beschadigen sy de mage
niet: Maar in die landen die heet zijn, verfrisschen sy geweldigh, en verwekken den honger.
Men bouwt'er noch eene soorte van Mays, datmen anders noemt Spaansche of Turksche tarw, allerhande soorten van Geerst, Comcombers, Pompoenen, Biet-wortelen, en andere Wortelen, die alle een uytnemenden smaak hebben.
| |
X. Lid.
Van de Lelyen der Voor-eylanden.
EN om dat'er zijn die boven dit alles noch na bloemen souden vragen; Daar wassen'er ook seer schoone, en van seer goeden reuk. Onder andere sietmen'er eene soorte van Witte Lelyen, van een verwonderlijken reuk: want sy hebben een geur die van den Jasmin gelijk, maar soo doordringende, dat'er | |
| |
slechts eene bloeme noodigh is om eene geheele kamer te bereukwerken. Den Bol en de bladeren zijn die van Vrankrijk gelijk, maar de bloeme heeft hare bladeren verspreyd en verdeelt met kleyne strookjes, gelijk of sy tot vermaak met knip-scheertjes door-snêden waren. Daar zijn noch andere Lelyen, d'onse geluwe of oranje Lelyen gelijk.
| |
XI. Lid.
Van twee soorten van Bloemen der Passie.
MEn siet in d'Eylanden eene Plante seer vermaart om de schoonheyt van hare bladeren, om den soeten reuk van hare bloemen, en om de goedheyt van hare vrucht. De Spanjaarden noemen haar Grenadile, de Hollanders Rhang-appel, en onse Francoyschen de bloeme van het lijden Christi, ter oorsake dat sy dese ongemeene bloeme draaght, in de welke men met verwondering bespeurt, een gedeelte van de werk-tuygen, die tot het lijden onses Heeren gebruykt zijn, en die daar in vertoont worden. Het is waar dat eenige keurlijke Lief-hebberen die haar aandachtelijk hebben overwogen, bekennen dat sy'er wel in gekent hebben eenige gelijkenis van de doorne kroone, van de roeden, van de nagelen, van den hamer, en van de Pylaar: maar sy voegen'er ook by, dat het meeste gedeelte van dese dingen daar gebeeld zijn by-na op de selve wijse, als de Maaghden, de Leeuwen, en de Beeren door de Hemelsche teykenen; alsoo dat om alle dese teykenen van het Lijden in dese bloeme te vinden, sy na Akosta seggen in het 27 Hooft-stuk van het vierde Boek sijner Historie, dat'er eenige godvruchtigheyt van nooden is, die'er een gedeelte van doet gelooven.
Daar zijn'er van verscheyde soorten, die alle dit gemeen hebben, dat indien sy niet eenigen boom ontmoeten om hem te omhelsen, en die haar ondersteunt, sy op de aarde kruypen gelijk de klim-op doet: dat hare bloemen ontsluyten na den op-gank van de Son, en weder toe-sluyten eer hy onder gaat; en dat sy voort-brengen een vrucht die lekker is, en soo ververschende als het mogelijk is. Maar de bladeren, de bloemen, en de vruchten van eenigen zijn soo verscheyde in hare uyterlijke gedaante, datmen niet verwondert moet wesen, soo eenige Schrijveren die van dese Plante hebben gehandelt, en die gelooft hebben dat'er niet meer als eene soorte van was, niet over-een-komen in de beschrijvinge die sy'er ons van gegeven hebben. D'Inwoonderen van Brezil tellen'er tot seven soorten: maar in de Voor-eylanden kentmen'er niet meer als de twee, waar van wy hier de gedaanten hebben doen stellen. D'eene heeft de bladeren tamelijk breed, die in vijf uyt-sprongen zijn verdeelt, waar
| |
| |
| |
| |
van het middelste boven rond is, en de vier andere loopen tot een punt uyt. Hare bloeme ontsloten zijnde, is breeder als eene Rose. Sy is gesloten dicht aan den voet, in drie kleyne groene bladeren; haar lichaam is te samen gevoeght van verscheyde andere schoone bladeren, waar van dat eenige Hemels-blaauw zijn, door-zaayt met kleyne roode stipjes, die de gedaante van eene kroone hebben, en d'andere zijn purper-verwigh. Dese gantsche schoone bloeme is omringt met oneyndige kleyne gewaterde draatjes, die gelijk de stralen zijn van dese kleyne Son onder de bloemen; Sy zijn geamaillieert met wit, met root, met blaauw, met inkarnaat, en met verscheyde andere levendige verwen, die haar eene verwonderlijke bevalligheyt geven. D'andere soorte heeft ook de bladeren in vijf deelen verdeelt, gelijk d'eerste: maar hare bloeme die de gedaante heeft van een kleyn kopje, geboord van boven met kleyne witte en roode draatjes, is soo veel niet uyt-gespreyd; het binnenste is verciert met witte bladeren, die tot een punt uyt-eynden. Dese twee soorten van bloemen van het lijden Christi, schieten uyt haar hert een kleyne ronde pylaar, die op haar Capiteel een knop heeft beladen met drie granen, hebbende de gedaante van spijkers: dese pylaar is vergeselschapt van vijf witte draatjes, die kleyne geluwe tongetjes onder-schragen, gelijk diemen in de holte van de Lelyen siet; en dit is het datmen seght de vijf wonden onses Heere te vertoonen.
Dese bloemen die van een goeden reuk zijn, komende af te vallen, soo vergroot de knop die op de pylaar is soodanigh, dat hy een schoone, geluwe, en gladde vrucht voort brengt, en van groote als een middel-matigen appel. Sijne schorse is alsoo dik als die van een Granaat-appel, en sy is vervult met een sap dat wellustigh van smaak is, onder het welke is een groot getal van swarte korlen, en ten uytersten hart. Men schikt dese vrucht, gelijk eene opper-vermogende verversching voor die de koortse hebben, en d'ondervinding heeft doen kennen, dat sy een bysondere deucht heeft om den honger te verwekken, de levendige geesten te verheugen, en de vyerigheden van de mage in te toomen; d'Inwoonderen van Brezil onderhouden dese Plante sorghvuldighlijk, van de welke sy haar dienen, gelijk een bysonder cieraat, om de galeryen en de priëelen van hare tuynen mede te dekken; want hare bladeren en bloemen verschaffen haar eene aangename schaduwe; en sy maken met de vrucht een hert-sterkende Syroop, die onder haar geweldigh is geacht, om dat boven d'eygenschappen die wy alreede geseght hebben, sy noch dese aanmerkelijke hoedanigheyt heeft, dat sy geenige wan-smaak laat aan die haar gewoon zijn te gebruyken.
| |
| |
| |
XII. Lid.
Van het Muskes-kruyd.
DAar is ook een Kruyd datmen noemt Muskes kruyd. Het draaght sijn struyk tamelijk hoogh, en het wast dicht, gelijk eene kleyne hage sonder doornen. Sijne bladeren zijn tamelijk lang en rouw, sijne bloemen zijn geluw seer schoon om aan te sien, op de wijse van kelkjes of klokjes, die haar vormen na een passelijk groote knop, die rijp zijnde, word als gesatijnt, wit van binnen, en muskes-verw van buyten. Het graan dat dese knop besluyt, is ook van de selve bruyne verwe. Het ruykt volkomentlijk na de muskes, als het versch geplukt is. Waar van het ook genaamt word, Muskes graan, en het behouwt desen reuk langen tijd, aangesien men het in het eene drooge plaatse houwt, en in eenigh Vat daar het niet te veel verlucht.
Alsoo ook verscheyde andere Kruyden, verscheyde Boomtjes, en selfs het meestendeel van die ranken of Lienes, die tusschen de bosschen kruypen, en op de boomen klimmen die in de Voor-eylanden wassen, dragen bloemen alsoo schoon en alsoo aangenaam voor het gesicht, als sy soet en lieffelijk voor den reuk zijn. In-voegen dat dikwils wandelende langs den velde, men door plaatsen gaat, daar de gantsche lucht bereukwerkt is.
|
|