| |
Derde Hooft-stuk.
Van d'Eylanden de Voor-eylanden die haar na het Noorden uyt-strekken.
ALle d'Eylanden, waar van wy de beschrijvingh in dit Hooft-stuk sullen doen, meer ten Noorden gelegen zijnde als de voorgaande, genieten by gevolgh een weynigh sachter gematichtheyt. Sy worden ook meer besocht als die van Tabago, vande Grenade, en van Ste Alouzie; om dat de Schepen die haar aan het Martinische ververscht hebben, en die na St. Christoffel af-sakken, de selve mogen besien d'eene na d'andere, sonder van haar spoor af te wenden.
| |
| |
| |
I. Lid.
Van het Eyland van Dominikus.
DIt Eyland is op de hoochte van vijftien Graden, en dertigh Minuten: Men acht het in de langhte te hebben ontrent dertien mijlen, en op het allerbreedste een weynich minder. Het heeft in sijn middel-punt verscheyde hooge bergen, die eene ontoegankelijke diepte omringen, waar in men van de hoochte van sekere Rotsen, een oneyndich getal van kruypende gedierte siet, van eene vervaarlijke dikte en langte.
De Caraïbanen die dit Eyland in groot getal bewoonen, hebben de genen die haar gingen besoeken, langen tijd onderhouden met de vertellingh die sy deden, van een groot en wanschapen Serpent, dat in dese diepte sijn leger hadde. Sy seyden dat het op sijn hooft droegh een blinkenden steen gelijk een Karbonkel, van eene onwaardeerlijke waardye. Dat het gewoonlijk dit rijkelijke verciersel overkleede, met een kleyne bewegende huyt, gelijk d'oogh-schedel die het ooge bedekt: maar dat als het gink drinken, of dat het speelde in het midden van desen diepen Af-grond, het den selven naakt en blood vertoonde, en dat alsdan de Rotsen, en alles wat'er rondom was, een verwonderlijken glants ontfing van het vyer, dat van dese dierbare kroone uytstraalde.
Den Cacikes of Hooft-man van dit Eyland was ten anderen tijde van d'aansienlijkste onder d'andere van deselve Land-aart, En als alle hare troepen in slagh-order voort trokken tegens d' Arouâges hare Vyanden van het Vaste-land, hadde desen het geleyde van den voor-tocht, en muyten uyt door eenig bysonder teyken, dat hy aan sijn lichaam droegh.
Als'er Francoysche Schepen by dit Eyland voor-by varen, sietmen terstont verscheyde Schuytjes, in yeder van de welke drie ofte vier Indianen ten meesten zijn, die de Hooft-mannen van dese Schepen komen noodigen, hare Ankers te laten vallen aan de goede Rheeden die sy aan-wijsen: of ten minste, bieden sy aan vruchten van haar land, die sy hebben mede gebracht, en na dat sy eenige van de schoonste geschonken hebben aan de Hooft-mannen, en aan d'andere Bevel-hebberen, soo bieden sy dat haar overschiet in verwisseling van eenige Vis-hoeken, van eenige Kristalle Koralen, of andere geringe snuysteringen die haar behaaghlijk zijn.
| |
| |
| |
II. Lid.
Van het Eyland van Marigalante.
MEn stelt het gemeenlijk op de hooghte van vijftien Graden, en veertien Minuten. Het is een tamelijk plat land, en vervult met Bosschen, die betuygen dat het niet onvruchtbaar wesen soude, soo het bebouwt was. Het heeft altoos besocht geweest van d'Indianen, soo om de Visscherye, als om d'onderhouding van eenige kleyne Hovenieringen, die sy'er hebben.
De laatste bekent-makingen, die ons van de Voor-eylanden gekomen zijn, brengen mede, dat mijn Heer d Hoüel, Gouverneur van Gardeloupe, dit Eyland nieuwlijks heeft doen bevolken, en dat hy'er een Sterkte heeft doen bouwen, om eenige Indianen over den hekel te halen, die haar tegens dit voornemen wilden stellen, en die twintigh mannen hadden gedood, die sy'er voor uyt hadden gesonden, om het land allengskens t'ontdekken: En dat om dese toe-val, hy'er ontrent drie hondert op heeft doen over gaan, die haar des nachts vertrokken in een groot Schip dat sy op de Rheede hadden, tot dat de Versterking weerbaar was. De Caraïbanen van Dominikus, om de vriendschap t'onderhouden die sy hebben met d'Inwoonderen van Gardeloupe, dat hare naaste gebueren zijn, seggen dat sy ontschuldig zijn van dese moort, en hebben hare verantwoording gedaan aan mijn Heer d'Hoüel, de selve op-strijdende aan die van hare Land-aart, die d'andere Eylanden bewoonen.
| |
III. Lid.
Van d'Eylanden der Heyligen, en van de Vogelen.
TUsschen Dominikus en Gardeloupe, zijn'er drie ofte vier kleyne Eylandekens, d'eene seer na-by d'andere gelegen, diemen gewoonlijk de Heyligen noemt. Sy zijn op de selve hoochte als Marigalante, aan den Ondergank van het welke sy gelegen zijn, en tot tegenwoordigh zijn sy woest, en onbewoont.
Het Eyland der Vogelen, is noch westelijker als de Heylige. Men plaatst het op de hooghte van vijftien Graden, en vijf en veertigh Minuten. Het is alsoo genaamt ter oorsake van de menighte der Vogelen, die'er hare nesten maken tot op het sand, en tot aan de Oever van de Zee. Sy zijn ten meesten deele gemaklijk met de hand te grijpen, om dat sy selden menschen siende, daar geene vreese voor hebben. Dit land is seer laagh, en ter naauwer nood kanmen het bespeuren, voor datmen daar dicht by is.
| |
| |
| |
IV. Lid.
Van het Eyland van de Desirade.
HEt is alsoo genaamt, door dien Christoffel Columbus dit het eerste ontdekte van alle de Voor-eylanden, in sijne tweede reyse van Amerika. En gelijk het eerste land van dese nieuwe Werelt door hem genaamt wierd San Salvador, in plaatse dat het te voren genaamt was Guanahani, dat eene van de Lucayesche Eylanden was, op de hoochte van vijf en twintigh Graden en eenige Minuten; alsoo noemde hy dit, het Gewenschte, om de vervulling van sijn wensch. Het is tien mijlen af-gelegen van Gardeloupe, trekkende na het Noord-westen: en van de Linie sestien Graden , en tien Minuten. Daar is ook goed land in dit Eyland, om'er verscheyde schoone woonplaatsen te beworpen: daarom hooptmen, dat het niet lange sal wesen sonder bevolkt te zijn.
| |
V. Lid.
Van het Eyland van Gardeloupe.
DIt Eyland is het grootste, en een van de schoonste, van alle die de Francoyschen in de Voor-eylanden besitten. Het was voor desen genaamt van d'Indianen Carucueira: maar de Spanjaarden hebben het den naam gegeven die het tegenwoordigh draaght. Eenigen stellen het bestiptelijk op den sestienden Graad, en andere voegen'er sestien Minuten by. Het heeft ontrent sestigh mijlen in omme-kringh, op negen of tien in de breedte, daar d'aarde hem allerbreedst uyt-strekt. Het is in twee deelen gedeelt door een kleynen arm van de Zee, die het Groote-land af-scheyd van het gene men eygentlijk Gardeloupe noemt. Het Oosterlijkste gedeelte hier van is genoemt, Cabes-Terre, en dat na den Ondergank is, Basse-Terre.
Het gene men het Groote-land noemt, heeft twee Sout-kuylen, daar het water van de Zee sich in sout vervormt, gelijk in verscheyde andere Eylanden, door d'eenige kracht van de Son, sonder eenige andere konst-greep.
Het gedeelte dat bewoont word, is verheven op verscheyde plaatsen, en voornamentlijk in sijn middel-punt, met verscheyde hooge Bergen, waar van dat eenige over-eynde rijsen met kale en vervaarlijke rotsen, die haar verheffen uyt den schoot van verscheyde schrikkelijke steyle diepten, dewelke haar omringen; en d'andere zijn bedekt met schoone boomen, die ten allen tijde een aangename krans om haar vlechten. Daar zijn aan den voet van dese bergen verscheyde vlakten van groote uyt-strekking, ververscht door een groot getal | |
| |
van schoone Rivieren, die ten anderen tijden de Vlooten die uyt Spanjen quamen noodighden, om'er te komen putten de wateren, die haar noodigh waren om hare reysen te volherden. Eenige van dese Rivieren, over hare boorden vloeyende, rollen met haar besulferde stokken, die door de sulfer-mijnen zijn gegaan, dewelke zijn in een van de voornaamste Bergen des Eylands, die geduerigh rook uyt-braakt, en waar aan men om die reden den naam gegeven heeft van Sulferige. Daar zijn ook Spring-aderen van siedend water, die d'ervarentheyt seer bequaam bevonden heeft tot genesingh van de Water-sucht, en tot alle de siekten die uyt koude oorsaken ontstaan. Daar zijn twee groote Zee-boesemen, tusschen dese twee Landen, waar in dat d'Inwoonderen des Eylands, die vermaak scheppen in de Visscherye, in alle Saisoenen de Zee-schildpadden, en verscheyde andere uytnemende Visschen mogen vangen.
Dit land is begonnen bewoont te worden door de Francoyschen, in het jaar duysend ses hondert vijf en dertigh. Mijn Heeren du Plessis en de L'Olive, hadden'er d'eerste gebieden met gelijke macht. Maar den eersten gestorven zijnde de sevende maant na sijne aankomste, en mijn Heer de L'Olive onhebbelijk geworden zijnde tot de bestiering, door het verlies dat hy dede van het gesichte, soo namen de Heeren van de Maatschappye van d'Eylanden van Amerika, ter herte om dese nieuw-geboorne Bevolking t'ondersteunen, die geweldigh vervallen was, en die te voorsien met een Over-hooft begaaft met moedigheyt, met ondervinding, en met alle de hoedanigheden die vereyscht worden in een Man van gebied. Hier toe wierpen sy d'oogen op mijn Heer Auber, den eenen van de Hooft-mannen van het Eyland St. Christoffel, die alsdoen te Parijs was. Den tijd heeft breedelijk bewaarheyd, dat dese Heeren geen beter verkiesingh mochten doen: Want dese Bevolking is hare behoudenisse, en alle den goeden staat waar in sy sedert is geweest, schuldigh aan de voorsichtigheyt, en aan het wijse beleyd van desen waardigen Gouverneur, die sijne aankomste in dit Ampt dede uyt-munten met de Vrede die hy met de Caraïbanen maakte, en door verscheyde goede orden die hy in-stelde, tot de verlichtingh der Inwoonderen, en om het Eyland aanmerkelijker te maken; gelijk wy dat sullen verhandelen in het derde Hooft-stuk van het tweede Boek deser Historie.
Mijn Heer d'Hoüel is huyden ten dage Heer en Gouverneur van dit Eyland: en sedert hy daar in bevestight is geweest, heeft het noch een geheel ander aangesicht aangenomen, als het te voren niet hadde; want het is toe-genomen in getal van Inwoonderen, die'er verscheyde schoone huysen hebben gebouwt, en hebben'er soo groot een koop-handel getrokken, dat het tegenwoordigh is eene van d'aansienlijkste, en van de bloeyenste der Voor-eylanden. | |
| |
Men siet'er schoone vlakten, over dewelke men den Ploech doet gaan om d'aarde te bouwen; het gene in d'andere Eylanden niet by de hand genomen word: waar door de Rijs, de Mays, de Manioc waar van men de Cassave maakt, de Patates, en selfs de Gember, en de Suyker-rieten aldaar de beste van de Werelt voort komen.
De Gereformeerde Jakobijnen, besitten een gedeelte van het beste land deses Eylands, waar op sy verscheyde schoone wooningen hebben gemaakt, die van een goed aanbrengen zijn. Sy zijn den goeden staat waar in sy gevonden worden schuldigh aan d'onvergelijkelijke sorgen van den E. V. Raymond Breton, die haar heeft behouden aan sijne Order, in het midden van verscheyde swarigheden.
Het gedeelte dese Eylands datmen de Basse-terre noemt, is verrijkt met eene kleyne Stad, die alle dagen aan-groeyt. Sy heeft alreede verscheyde straten, die beset zijn met een groot getal schoone gebouwen van Timmer-werk, die ten meesten deele met twee verdiepingen zijn, en op eene gemakkelijke wijse gemaakt, en aangenaam voor het gesicht. Sy is ook verciert met de Parochie Kerke; met de huysen der Jesuiten en der Carmeliten, die mijn Heer den Gouverneur daar sedert korteling geroepen heeft; en met verscheyde wijde Pak-huysen, die voorsien zijn met alle den voor-raat en de koopmanschappen; die noodig zijn tot de bestendigheyt van dese lieflijke Bevolking.
Mijn Heer den Gouverneur houd sijne woonplaats in een Kasteel, dat niet verre van de Stad leyd. Het is wel vast gebouwt, op vier zijden. De hoeken zijn voorsien met Punten, en met Wijk-schansen, van Metselerye van soodanigh eene dikte, dat het kan onder-stutten de swaarte van verscheyde Metale stukken Geschut, die'er in maniere van Storm-schansen zijn gestelt. Een weynigh aan gene zijde van het Kasteel, is'er eenen seer hoogen Bergh, die het soude konnen ongemak aan doen: Maar mijn Heer den Gouverneur, die niet met alle vergeet van dat tot de vercieringh en tot de versekering van sijn Eyland magh mede helpen, heeft'er Geschut op doen voeren; en op dat een Vyand dese plaatse niet tot sijn voordeel soude konnen trekken, heeft hy'er gemaakt eene soorte van Vestingh of Slot, dat altijd is voorsien met leef-tochten en oorloghs-gereetschappen. Hy heeft'er ook woonplaatsen doen bouwen, die bequaam zijn om in verdek te houden de Soldaten die het bewaren, en ter nood tot eene versekerde vertrek-plaatse te dienen aan d'Inwoonderen. De Cabes-Terre heeft ook een Sterkte die wel aanmerkelijk is. Sy is gebouwt op eene plaatse diemen ten anderen tijde aldaar noemde de Cafe au borgne. Sy behouwt dat geheele quartier in versekering. Men noemt haar de Sterkte van de Heylige Maria. | |
| |
Verscheyde persoonen van aansien, hebben haar in dit Eyland vertrokken, en hebben'er doen stellen een groot getal van Suyker-molens. Mijn Heer de Boisseret, is'er algemeen Plaats-houder van mijn Heer den Gouverneur. Mijn Heer Hynselin, mijn Heer du Blanc, mijn Heer de Mé, mijn Heer des Prez, en mijn Heer Postel, zijn'er geacht onder de voornaamste Amptenaren, en d'alleraansienlijkste Inwoonderen. Mijn Heer d'Aucourt, personasie van een ongemeen verstant, en een seer soeten ommegangh, oeffent daar het ampt van Borgerlijk en Misdadigh Plaats-houder, met grooten lof.
| |
VI. Lid.
Van het Eyland van Antigoa.
DIt Eyland, is op de hooghte van sestien Graden, en veertigh Minuten, tusschen de Barbades en de Desirades, sijne lenghte is van ses of seven mijlen, op eene ongelijke breedte. Het is van een moeyelijke aankomst voor de Schepen, om de Rotsen die het omringen. Men hield voor desen dat het onbewoonlijk was, om datmen geloofden dat'er geen soet water gevonden wierd: maar d'Engelschen, die'er haar hebben geplaatst, hebben het daar gevonden, en hebben'er noch Putten, en Regen-bakken gegraven, die dit gebrek souden voldoen.
Dit Eyland is overvloedigh in Visschen, in Wild-braat, en in allerley soorte van tam Gedierte. Het is bewoont door seven of acht hondert mannen, en daar zijn gelijk in alle d'andere Eylanden, die onder het bewind van dese Land-aard zijn, goede en verstandige Leeraren, die groote sorge dragen over de Kudden die haar zijn toe-betrouwt.
| |
VII. Lid.
Van het Eyland van Mont-serrat.
DE Spanjaarden, hebben dit Eyland den naam gegeven die het draaght, om eenige gelijkheyt die'er is, tusschen een bergh die hier gevonden word, en die van Mont-serrat, die na-by Barcelonie is, en desen naam is hem by gebleven tot op desen dagh. Het is op de hoochte van seventien Graden Noordelijker af-gangh. Het heeft drie mijlen in de lengte, en by-na soo vele in de breedte, in-voegen dat het hem in eene ronde gedaante vertoont. D'aarde is'er seer vruchtbaar. D'Engelschen besitten het, en zijn'er seer wel geplaatst. Men houd dat'er ontrent ses hondert menschen op zijn.
Het gene alleraanmerkelijkst is in dit Eyland, is een schoone Kerke, van | |
| |
een aangename bouwingh, die mijn Heer den Gouverneur en d'Inwoonderen daar hebben doen timmeren, den stoel, de banken, en al het verciersel van binnen, zijn van schrijnwerk, van hout des lands, dat dierbaar is, en van goeden reuk.
| |
VIII. Lid.
Van d'Eylanden van de Barbade en van Redonde.
HEt Eyland, dat de Francoyschen noemen Barbade, en d'Engelschen Barboude, is op de hooghte van seventien Graden, en dertigh Minuten. Het is een laagh land, langh ontrent vijf mijlen, gelegen Noord-westwaart van Mont-serrat. D'Engelschen hebben'er eenen Bevolking van drie of vier hondert menschen, en vinden'er waar van sy redelijk konnen bestaan. Het heeft dit moeyelijks en gemeen met d'Eylanden van Antigoa en van Mont-serrat, dat de Caraïbanen van Dominikus en van elders, daar dikwils groote plonderingen doen. De vyandschap die dese Barbaren aangenomen hebben tegen de Engelsche Natie is soo groot, dat'er naauwlijks eenigh jaar door-loopt, waar in sy geen een ofte twee in-vallen doen, ter gunste van de nacht, in eenige van d'Eylanden die sy besitten: en alsdan, soo sy niet vaardig worden ontdekt, en krachtelijk te rugge gedreven, vermoorden sy alle de menschen die sy ontmoeten, berooven de huysen en verbrandense, en indien sy eenige Vrowen of hare Kinderen konnen vermeesteren, maken sy die Oorloghs-gevangenen, en voeren die met haar op hare gronden, met alle den beuit die haar wel bevalt.
Het Eyland datmen noemt Redonde of Rotonde, om sijne gedaante, is op de hooghte van seventien Graden, en tien Minuten. Het is kleyn, ende en vertoont van verre niet anders als een groven Toren: en na een seker aansien, soudemen seggen dat het een groot Schip was, dat onder seyl is. Men kan het lichtelijk van alle kanten aan-doen, om dat de Zee, die het omringht, diep is, en sonder Rotsen of Klippen, die de Schepen in gevaar mogen stellen,
| |
IX. Lid.
Van het Eyland van Nieves.
DIt is een kleyn land, dat gelegen is op de hooghte van den seventienden Graad, en negentien Minuten na het Noorden. Het heeft niet meer als ontrent ses mijlen in het ronde, en in sijn midden eenen eenigen Bergh, die geweldigh hoogh is, en met groote Bosschen bedekt tot op den top. D'Inwoonderen zijn alle rondom den Bergh, te beginnen van den Oever der Zee, | |
| |
tot datmen komt op het hooghste, daarmen gemakkelijk kan klimmen. Men doet den omme-gang van dit Eyland licht soo te water als te lande. Daar zijn verscheyde Bronnen van soet water, waar van eenige machtigh genoegh zijn om hare wateren tot in de Zee te brengen. Daar is selfs een Spring-ader, waar van de wateren warm en mineraal zijn. Men heeft Bad-plaatsen gemaakt na-by den oorspronk, die met een gelukkige uyt-komst worden gebruykt, tot de genesing van de selve siekten die de wateren van Bourbon vereyschen.
D'Engelschen, die'er haar hebben ter neder gestelt in het jaar duysend ses hondert acht en twintigh, bewoonen dit Eyland in het getal van ontrent drie duysend menschen, die'er eerlijk bestaan, door den handel die sy'er doen met Suyker, met Gember, en met Tabak.
Dit Eyland is van de beste bestieringh van alle de Voor-eylanden. Het Recht word'er bedient met groote wijsheyt, door een Raad, die te samen komt uyt d'alleraansienlijkste, en alleroudste Inwoonderen van de Bevolking. Het vloeken en sweeren, de dieveryen, de dronkenschap, de hoererye, en alle soorten van ongebondentheden en wanschikkelijkheyt, worden'er gestrengelijk gestraft. In het jaar duysend ses hondert negen en veertig, gebood'er mijn Heer Lake. Korteling heeft hem God tot hem geroepen. Hy was een Godvreesend man, en verstandig, die met groote voorsichtigheyt, en met groote sachtigheyt heerschte.
Daar zijn drie Kerken, die eenvoudigh gebouwt zijn; maar tot vergelding zijn sy'er seer gemakkelijk gestelt om'er den Gods-dienst te doen. Tot de versekering van de Schepen die op de Rheede leggen, en om d'aankomst te verhinderen die een vyand soude mogen doen, heeft men'er een Sterkte gebouwt, daar verscheyde grove stukken Geschut op leggen, die op de Zee gebieden. Sy houd ook in versekeringh d'openbare Pak-huysen, waar in men ontlaad alle de Koopmanschappen die van buyten aan komen, en die noodigh zijn tot het bestaan der Inwoonderen. En van daar is het, dat sy daar na uyt-gedeylt worden aan alle de bysondere die haar van nooden hebben, aangesien dat die dit bevel hebben, haar bequaam oordeelen om te betalen op den gestelden dagh, en prijs, die mijn Heer den Gouverneur, en mijne Heeren van den Raad daar op geset hebben, na hare voorsichtigheyt en rechtvaardigheyt.
Het gene dit Eyland noch aansienlijk maakt, is dat het niet is af-gescheyden als door een kleyn armken van de Zee, van dat van St. Christoffel, het schoonste en beroemste van alle de Voor-eylanden, waar van het een Hooft-eyland is. Beschrijvende dan kort genoeg het meeste gedeelte van d'andere Eylanden, is het recht dat wy ons op dit wat verder uyt-breyden. En daarom sullen wy'er een Hooft-stuk alleen af maken, gelijk het onderworpsel sulks wel verdient.
|
|