Anderen Brief des selven Heere, bestelt van Sint Christoffel aan den Schrijver deser Historie. Den 17. Julij 1659.
MYN HEER.
IK hebbe ontfangen den Brief die het u belieft heeft my te schrijven den 6. van de maant Maart laatstleden, en ik ben verblijd dat gy voor aangenaam hebt genomen de Tafereelen van mijn Huys en van ons Eyland. Uw Boek is vervult met seer geleerde aanteykeningen, en soo keurlijk dat het slechts een tamelijk verçiersel sal verkrijgen met het by-voegen van het ontwerp eener kleyne Cafe of Hutte op sijn Indiaansch. Ik scheppe even-wel soo veel vermaak in het voldoen uwer begeerte, dat ik u door dese wegh noch eene andere teykeninge seynde, op dat gy middel mooght hebben om te verkiesen wat gy sult oordeelen bequaamst te sijn tot uw voornemen. Ik stâ gantsch niet verbaast over de toestemminge die onse Nacye, en selfs d'Uytheemschen aan uwe Historie hebben gegeven, want zy is soo naauw-keurigh, en soo wel beschreven, datmen'er niets by-voegen kan. Ik ben getuyge zedert meer als twintigh jaren, van het grootste gedeelte der brave dingen die gy'er in aan-teykent, en sulk eenen loffelijken arbeyd soudemen niet te voordeeligh konnen erkennen. Ik wensche u allerhande voorspoet, en besweere u te gelooven, dat in alle gelegentheden ik u sal doen blijken my volmaaktelijk te sijn.
Myn Heer
Uw seer oodmoedige Dienaar
De Ridder van Poincy.