zinsdeel (in engere zin), als bepaling in een endocentrische groep, als tweede lid van een voorzetsel- of voegwoordconstructie, als stuk van een predicerende groep (§ 353) of als functor.
Passen we de term woordgroep toe dan spreken we ons niet uit over de aard van het verband met de omgeving. (Vgl. ook § 249.) Laatste criterium voor het woordgroepskarakter is de mogelijke zinswaarde. (De werkwoordsgroep heeft een afwijkende aard.)
De term zinsdeel spreekt zich niet uit over de vraag of iets woordgroepskarakter heeft; zelfs is het mogelijk dat een deel van een woord (en natuurlijk ook één woord alleen) zinsdeelkarakter heeft. Een zinsdeel is de ‘vulling’ van één bepaalde plaats in een persoonsvormconstructie, deelwoordconstructie, constructie met infinitief of constructie met te + infinitief. In andere woordgroepen is de term niet van toepassing. Verschillende zinsdelen kunnen samen één woordgroep vormen, bijv. het eerste zinsdeel en de uitloop samen in Die man heb ik al vaker gezien, die daar op de voorste rij zit.
Zoals de term woordgroep zich niet uitspreekt over de verhouding tot de omgeving maar slechts het eenheidskarakter en de binnenbouw op het oog heeft, spreekt de term zinsdeel zich niet uit over de binnenbouw; hij doelt slechts op plaatseigenaardigheden van delen van bepaalde constructies.
De term functor (zinsdeel in ruimere zin) passen we toe op delen van dezelfde constructies waarin we ook zinsdelen in engere zin aanwijzen. We bedoelen ermee bepaalde eenheden met het oog op wat zij semantisch voor het begrijpen van het geheel inbrengen. Zo noemen we functor (lijdend voorwerp) Die man die daar op de voorste rij zit in Die man heb ik al vaker gezien die daar op de voorste rij zit. Deze functor is eerste zinsdeel en uitloop en als woordgroep een substantiefsgroep. In zeer veel gevallen is er materiële samenval van functor en zinsdeel, maar er doen zich ook de ingewikkeldste verhoudingen voor (vgl. § 319, opm.).
opmerking. Er is geen enkel bezwaar tegen om de term functor ook te gebruiken i.v.m. delen van bijv. een deelwoordsgroep of adjectiefsgroep. Zo kan men in tegen geringe vergoeding aan ingezetenen verstrekte (...) de voorbepaling aan ingezetenen meew. vw. noemen en zo ook voor de regering in ('n) voor de regering onaanvaardbare (motie).