Daghregister. Deel 2. 1656-1658
(1955)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||
November anno 1658Ga naar margenoot+ Primo ditto, 's morgens betogen lucht, is alles tot voorsz. nader besendingh aen den oppersten der Cochoquas gereetgemaect om morgen vroegh, twee à 3 uyren voor daegh, daermede op reys te gaen. Ende sijn verleden nacht den vrij borgerGa naar voetnoot1., Steven Jansz., weghgelopen twee slaven van selffs weder thuysgecomen, seer verhongert wesendeGa naar voetnoot(a). Item een slavin van d' E. Compagnie overleden. 2 dito, 's morgens is den vendrigh Jan van Harwarden 2 uyren voor dagh met de affgesanten van desGa naar voetnoot1. Cochoquas oversten, Oedasoa, weder vertrocken met 17 soldaten ende een wagenGa naar voetnoot(b), daervoor 6 trecqossen, ende opgeladen, neffens een tweede schenckagie aen gemelten Oedasoa, partije coopmanschappen om tegen bestiael te verhandelen, bestaende in 't navolgende, te weten:
Ende bestaet dese tweede schenckagie in 't navolgende:
hopende dat het Godt de Heere sal gelieven wij hiervoor goet deel vee mogen becomen, etc.
Ga naar margenoot+ Ende is den vendrigh voorsz. g'ordonneert gemelten Oedasoa met alle minne ende vrundelijcheyt te bejegenen ende door de tolckinne Eva, sijn opperste vrouwenGa naar voetnoot4. suster, ons saken favorabelijcq te laten voordragen ende maken, dat denselven volcq gelieve te verleenen om d' onse de handelendeGa naar voetnoot5. beesten te helpen bewaren ende herwaerts affdrijven, op beloffte van goede vergeldinge, etc., dat bij d' onse anders | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||
qualijcq doenlijcq sij, vermits 't vee tot ons volcq ongewent is, etc. - aller welcker succes binnen drie à 4 dagen tegemoet sien. Ondertusschen sagen dese Caepse Hottentoos 's morgens vrempt toe, dat d' onse met de Cochoquas soo vroegh (voor sij derom dachten) wegh waren; item oocq den Chaihantima, die heden mede vertrock, met belofte dat binnen weynigh dagen alsoo wel als de Cochoquas met goet deel bestiael wilde affcomen ende de gunste boven deselve soecken te behouden, etc., tot meerder animatie van 'twelcke mede met een cleyne vereeringe is beschoncken ende affscheyt gegeven. D' Almogende geve de saken van alle canten soo goeden succes mogen hebben ende houden als deselve schijnen te beloven. Sondagh, den 3 dito, 's morgens fray, stil weer, heeft den Commandeur d' opperhooffden van 't schip West-Vrieslandt de corenlanden buyten allomme verthoont ende laten besienGa naar voetnoot(c). 4 dito, stijve Noortweste-winden met drijvende wolcken, waerdoor de boot van 't schip West-Vrieslandt, na landt gesonden wesende, beoosten de Soute-reviere is comen op de strandt te spoelen. Ende 's namiddaghs, 't weer bedaert, ende volgens dien 't schuytjen van voorsz. schip derwaerts gesonden sijnde om de boot weder te water te helpen, is 'tselve in de brandingh omgeslagen ende daervan 4 man verdroncken. 5 dito, 's morgens stil weer ende groote aenbrandingh, bij 'twelcke gepresumeert wordt, dattet in zee al vrij harder moet gewayt hebben als 't hier in de bay wel gedaenGa naar margenoot+ heeft. 6 dito, fray weer ende wint als vooren. Begond den vrij borger Hendricq Boom sijn garst al te mayen. Ende alsoo de huysvrouw van den vendrigh Jan van Herwarden (na der vrouwen aert) wat beswaerdt wiert over haer man, vermits gemeent was denselven heden al soude wederom gekeert sijn van de Cochoquas, den 2en passado (gelijcq doen genooteert) derwaerts gesonden, soo hebben haer eenige vrije borgers (geen landtbouwers sijnde) aengepresenteertGa naar voetnoot1. om te gaen sien waer den vendrigh met sijn volcq mochte blijven, onder reserve d' E. Compagnie haer met cost, cruyt ende loot versorgen soude, mitsgaders oocq accomoderen met wat coopmanschappen, om te sien off se daervoor mede wat schapen ende beesten met eenen soude cunnen voor d' E. Compagnie handelen, mits genietende wat voor yder schaep dat se medebrengen souden, etc., ende waertoe haer dan aenboden te weten: als d' eerste, voorsz. vendrighs vrouw haer dochters manGa naar voetnoot2., genaempt:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||
Met welcke vrije lieffhebbers ofte avonturiers dan accoort gemaeckt sijnde haer te versorgenGa naar voetnoot1. als vooren ende te genieten voor yder schaep 30 stuyvers, sijn deselve, neffens oocq een vereeringh aen den oppersten der Cochoquas ende coopmanschappen ten fine voormelt, noch desen avondt onder haer sevenen na 't vissershuys op de Soute-Revier gegaen om vandaer na midnacht voorts te trecken ende, mogelijcq sijnde, te maken morgen voor middagh noch bij den vendrigh te wesen ende onsGa naar margenoot+ als dan vandaer oocq ten eersten tijdingh te brengen ofte senden, van welcke voorsz. seven vrije luyden den eersten aenbieder, Elbert Dircxsz, (met sijn schoonvader den vendrigh d' eerstemael daer al eens geweest) als hooft gecooren ende gestelt is, mitsgaders bij <d'> andre belooft hem (staende dese uyttocht) daervoor te erkennen ende malcanderen in alle voorvallende gelegentheyt bij te staen, etc. D' Almogende wil se geleyden ende salvo met zegen weder laten keeren. 7 dito, stil, heet sonneschijn-weer als vooren. Omtrent thien uyren voor den middagh quam den vendrigh met al sijn volcq in goede dispositie wederom thuys met 203 schapen ende 25 jongh ende oude koebeesten, gehandelt d' eerste 100 schapen ende 7 beesten van Eva's swager, Oedasoa, tweede groote capiteyn, ende de rest van den eersten grooten capiteyn der Cochoquas, genaemt Ngonomoa, werwaerts hij mede na toe getrocken was, maer waren deselve van de coralen haest vervultGa naar voetnoot2. ende alle haer draetcoper, eer se omsagen, uytvercocht, sulcx (indien se daervan wat meer hadde versien geweest) scheen dat se apparendt noch wel eens soo veel schapen souden thuysgebracht hebben, maer wegen koebeesten wilden se seer beswaerlijcq affscheyden, hoeveel draet- off plaetcoper daervoor oocq gepresenteert worden. Soo soude den handel omtrent Oedasoa, Eva's swager, mede wel beter hebben gevloeyt indien der ondertusschen niet eenige van de Gorachauquas ofte Tabacqdieven waren bijgecomen, die daerinne datelijcq belet causeerden, volgens oocq de vertalinge van Eva, ende waeromme den vendrigh resolutie nam voorts na Ngonomoa te trecken, van wien de rest becomen ende van draetcoper uytvercocht wesende, gister morgen herwaerts gekeert was met twee Caepmansjongens, daer bij hun gecomen ende bij Ngonomoa gedient als tolcken. Voorsz. vendrigh relateerden wijders dat bij den Ngonnomoa 't bestiael mede soo overvloedigh veele was als gras op 't velt, ende dierhalven deselve nootsaeckelijck nemmermeer langh op één plaets leggen cunnen, vermits de weyden telckens caelGa naar margenoot+ ende affgegeten wierden, ende sulcx consequentelijcq d' oorsake was waeromme deselve soo van d' een op d' ander plaetsen trocken, sijnde oocq wel cans om deselve | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||
met 20 à 30 goede soldaten 15 à 16000 schapen ende beesten aff te nemen sonder slagh off stoot. Ende was desen Ngonnomoa selffs den persoon bij ons genaemt den Swarten Capiteyn, welcke 's avonts noch bij den Commandeur aen 't fort was, doen Herry over 5 jaren d' E. Compagnie des anderen daeghs de beesten ontvoerden, na welcke hij gevraeght ende daervan bescheyt becomen hebbende, een stillen grimlagh opGa naar voetnoot1. gegeven had, soo dat hij soo pertinent can als een Menisten-vermaenderGa naar voetnoot2. ende op welcken Swarten Capiteyn voorsz. Commandeur altijt doorgaens 't oogh heeft gehadt om, tot revengie van 't voorsz., een goeden beuyt aff te halen, alsoo 'tsedert niet hier geweest ende daeromme doorgaens gemeent is hij aen 't faict van Herry mede schuldigh was. De anderen grooten capiteyn, Oedasoa genaempt (Eva's swager), was (hoewel cleynder ende maer den 2en van de Cochoquas) een veel statelijcker ende ontsachelijckerGa naar voetnoot3. man, oocq nergens na soo pragh-Ga naar voetnoot4. ofte bedelachtich als desen Ngonnomoa, die daeropGa naar voetnoot5., ende oocq al sijn volcq, extra-ordinaire affgerechtGa naar voetnoot6. ende deselve persoonen waren daer den vendrigh (staende des E. Heer Cuneus aenwesen) in Maert verleden, in 't landt sijnde, van gewaerschouwt was dat se hem sochten aff te setten ende met al 't volcq om 't coper- en tabacqshalvenGa naar voetnoot7. te vermoorden. Item oocq denselven vendrigh, weynich dagen voor Herry's rooff in de Soute-Revier uyt vissen wesende, overgejaeghtGa naar voetnoot8. ende alsdoen al gemeent hadden om te brengen, etc., soodat desen over sijn quade parten noch wel wat aen d' E. Compagnie schuldigh is ende daeromme, gelijcq voorseyt, doorgaens op denselven oocq geloert ende gehoopt sij, dat eens weder met luttel volcq soo na aen 't fort soude comen als anno 1652 eens gedaen heeft, doen hij met over de 20.000 stucx vee tusschen de Soute-Revier ende dese fortresse lagh ende dagelijcx quam monsterenGa naar voetnoot9., sonder datterGa naar margenoot+ een beest van coste gehandelt worden, gelijcq hij oocq anno 1655 dede, doen d' E. Heer van Goens (sulcx selffs gesien) na huys voer, ende d' E. Frisius in 'tselve najaer hier comende, omtrentGa naar voetnoot10. lagh ende d' E. Frisius met den Commandeur Riebeecq selffs in sijn legers is present geweest sonder dat hij doen, alsoo weynigh als oyt te voren, een beest wilde verhandelen, maer sigh, gelijcq nu, met bedelen ende prachen sleghts behielp. 8 dito, fray, stil, warm weer. Is navolgende resolutie genomenGa naar voetnoot(d):
‘Vrijdagh, den 8en November, 1658: Bij dese laeste lanttocht door den vendrigh Jan van Harwarden met goede vrucht gedaen (als hebbende over de 200 schapen ende 25 beesten gereuylt) vernomen ende gebleecken sijnde, dat den Oedasoa's volcq met coralen al vervult ende Ngonnomoas | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||
luyden tot het Hollandts dun draetcoper 't meeste begerich waren, doch geen van beyden schotighGa naar voetnoot1. om koebeesten, maer lieffst schapen te verhandelen; ende dewijle deselve, vermits haer menichvuldig vee, noyt ½ maendt op een stede stil leggen, maer telckens een plaets cael geweyt hebbende, na d' ander voorttrecken, gelijck vliegende legers, sulcx deselve daeromme sijn te vangen schier als vogels in de lucht ende nu se hier omtrent noch sijn, sullen moeten waergenomen worden om sooveel ende sulcq bestiael door handelinge aff te crijgen als mogelijcq sij, - Soo is na overlegh van saecken goetgevonden na desen grootten capiteyn Ngonnomoa hoe eer hoe liever noch een tocht te laten doen, principael met voorhaelde draetcoper tot omtrent 1000 schapen, beneffens oocq wat cralen voor die der na vragen mochten, ende oocq tot ongeveer 80 à 100 koebeesten aen plaetcoper om, na gedane handelingh met den gemelten Ngonnomoa (alles bij hem niet verreuylende) vorders te trecken na Chainouquas legers, leggende na bericht der Hottentoos al meest op eene streecq omtrent 10 à 12 uyren gaens van hier na de Caep Vals heen uyt, ende dese twee Cochoquas groote capiteyns meest in 't midden van 't landtGa naar margenoot+ van Africa, mitsgaders de Charugriquas na de zeecandt van Saldanha, sulcx dese drie (waervan de Cochoquas d' aldermagtighste sijn) de gantsche streecq tusschen beyde de zeën van India beoosten ende EuthiopiaGa naar voetnoot2. bewesten, te samen meest besluyten, ofte genoeghsaem met hare legers affsnijden de gantsche breete van 't landt tusschen de bergen, overal in seer schoone valeyen heen ende weer treckende, ende daeromme, nu se hier soo nabij sijn (gelijck geseyt) moeten waergenomen worden, ende dierhalven oocq vastgestelt is alles tegen morgenavondt tot dese derde tocht vaerdigh te maecken ende voorsz. vendrigh weder met 17 à 18 van de cloeckste ende ficxste soldaten te laten vertrecken ende alles op een wagen met 6 ossen daervoor te laden, neffens een tamelijcke vereeringe aen de gemelte overste van de legers. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’
's Nachts tusschen 11 ende 12 uyren (maenlicht wesende) is 't schip West-Vrieslandt met een Z.Z.Oost-luchjen t' seyl gegaen, mede voerende onse brieven ende pampieren gedirigeert aen d' Ed. Heeren Gouverneur-Generael ende d' E.E. Heeren Raden van India tot BataviaGa naar voetnoot(e), beneffens ½ aem Caeps bier tot preuve ende 12 jonge struysvogels tot presenten voor Indise potentaten, ende bysonderlijcqvoor de keyser van Japan, etc. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||
9 dito, 's morgens heel fray, stil, doch al te warmen weer voor de vruchten ende 't cooren, etc., beginnende tegen den avondt al wat stijffte wayen van den Z.Z.Oosten. Ende wierd op dato vermist den vrij visser Marten Jochumsz. Vlockaert, met noch eenen Jan Adriaensz., beyde van De GoudeGa naar voetnoot1., welcke gisteravondt aen 't schip West-Vrieslandt, met een cleyn schuytjen gevaren, haer versteecken hebben, doch hoewel heden morgen onder 't Robben-eylandt door den fiscael aen dito schip gesocht, sijnGa naar margenoot+ niet gevonden, ende haer huys op de Soute-Revier heel gespoeljeert ende alle de kisten open, sonder yets daer in, maer alle provisie, hoenders, etc., weghgenomen, soodat desen Marten Jochumsz. aen d' E. Compagnie ten achterenGa naar voetnoot2. laet f 395.6.10, daeronder 250 gl. Vaderlantse schult aen eenen Hendricq Egberts, ende in gevolge d' E. Compagnie stijff 145 gl. schade bij hem lijt, ende bij den anderenGa naar voetnoot3. 24 gl. per saldo sijner reecqueninge te goede compt, doch andre vrije luyden comen al vrij wat meer aen deselve te corte te schieten, ende om welcq versteecken ende diergelijcke ongelucken meer voor te comen, het aen boort varen den vrije luyden voortaen wel sal dienen verboden te worden. 's Avonts omtrent 9 uyren quamen de vrije reysersGa naar voetnoot4. (6en 's nachts verleden na den vendrigh uytgegaen) wederom thuys, rapporterende dat se den 7 <den> 's morgens vroegh bij den Oedasoa (Eva's swager) waren gecomen, die se besigh vonden d' ossen te laden ende op te breecken om te vertrecken, ende van welcken sij maer 30 schapen voor coralen hadden gecregen, sonder dat sijn volcq genegen waren meer te verhandelen, volgens oocq 't bescheyt van de tolckinne Eva, welcke d' onse onderrechten dat se al verhandelt hadden 'tgeen sij wilden quijt wesen ende derhalven maer weder terugh souden keeren, sullende sij met haer suster voorts te lande in reysen ende daerna altemet den Commandeur comen besoecken, mitsgaders onsGa naar voetnoot5. woort houden, alsoo sij met Duytse woorden seyde, dat se een Duyts hart in 't lijff had ende die noyt vergeten maer alle goet voor doen wilde, waer se maer cost, etc., wordende sij, gelijcq haer suster ende swager, als een groote vrouw (nae deser natie manier) op een os geset, in plaetse dat andre te voet gingen. 't Begond 's nachts seer stijff te wayen van den Z.Z.Oosten. Sondagh, volle maen, den 10 dito, 's morgens twee uyren voor daegh is den vendrigh, Jan van Harwarden, ten eynde voorsz. met een geladen wagen vol coper, coralen, tabacq, etc., neffens 17 soldaten, weder uytgesonden na den eersten ofteGa naar margenoot+ grootsten capiteyn Ngonnomoa, daer hij laest handel bij gecregen ende 't Hollants dun coperdraedt getrockenGa naar voetnoot6. bevonden had, met hem gaende twee vertroude Hottentoos van Caepmans volckjen, d' eene genaemt Cleyn Jan, een slim jongetjen van omtrent 13 jaren, ende d' ander genaempt Sigin-ManGa naar voetnoot7., wel over de 30 jaren oudt ende met voorsz. vendrigh voor dato meer in 't landt geweest ende trouwicheyt bewesen, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||
om hem nu wederom te dienen als tolcken, gelijck Cleyn Jan dese laeste mael bij Ngonnomoa (gevonden) gedaen heeft, als cunnende redelijcq goet Duyts, ende dervende Doman niet mede gaen, alsoo hem Eva omtrent de Cochoquas stinckende gemaecqt ende g'openbaert heeft dat hij ons doorgaens raedt om haer met de Caepmans, etc. te beoorlogen, dat hem doet heel dicht bij 't fort blijven, als niet dervende ½ mijl weghgaen uyt vrese van door de voorsz. Cochoquas dootgeslagen te worden. Ende van Herry wort bij d' een noch d' ander niet eens vermaendtGa naar voetnoot1., noch de saecke in 't minste aengetrocken, maer sijn wegen dat exploictGa naar voetnoot2. dapper voor onse natie bevreest, ende schijnt Eva (bij haer suster in soo vollen houwGa naar voetnoot3. sijnde) haer oom Herry nu t' eenemael te vergeten, apparent oocq door haer jongheyt, alsoo noch niet boven 16 à 17 jaren ten hoogsten oudt is, ende soo se, laest hier sijnde, geseyt heeft door haer suster haer een man sal beschickt worden die veel beesten ende schapen heeft, een groot capiteyn is. 'T gevolgh leert den tijt. 't Heeft desen verleden nacht seer hard uytten Z.Z.Oosten gewayt, dat heden noch al continueert met schraale drooghte. Ende vermits jegenwoordigh volcomen is blijckende, onaengesien 't soecken van den fiscael, dat de voorsz. vrije vissers haer per 't schip West-Vrieslandt na Batavia hebben versteecken, soo is 't landt ende huys mitsgaders hare netten ende schuytjen,Ga naar margenoot+ etc., voor d' E. Compagnie aengeslagen ende navolgende biljet op dito landt g'affigeert, namentlijcq:
‘Alsoo sigh de vrije vissers, Marten Jochumsz. Vlockaert ende Jan Adriaensz., beyde van Der Goude, met het op gister vertrocken schip West-Vrieslandt na Batavia hebben versteecken ende haer als trouwloose luyden van oneere fugityff gestelt ende deurgegaen met een merckelijcke somme gemaeckte schult aen d' E. Compagnie, waervoor bij desen alle derselver goet van huys, vaertuyg ende landt, etc., ten behoeve van de gemelte Compagnie aengeslagen ende de handt op geleyt wort; ende dat gemerckt wort sigh reede al eenige verstout hebben de hoenders ende ander goet uyt den huys, als oocq de vruchten van 't landt te nemen, - Soo wort, omme sulcx ende 't meerder spoeljeren ofte verderven van 't een ende 't ander voor te comen, ydereen bij desen wel expresselijcq verboden eenige de minste schade meer aen voorsz. vrije vissers gemaeckte ofte ongemaeckte huys, landt off yts ter werelt te doen, op lijffstraffe ende vergoedinge van alle de achtergelaten schulden der voorsz. vrije luyden, ofte oocq wel swaerder correctie, na gelegentheyt van saecken. Maer soo ymandt (noch geen eygen landen hebbende) gadinge heeft omme voorsz. landt (6 mergen groot ende gedeelte van omgeploeght ende gespit, mitsgaders partije met aertvruchten staende) van d' E. Compagnie te copen, beneffens | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||
alle der fugitiven achtergelaten vaertuygen, gereetschappen ende benefitienGa naar voetnoot1. tot de visserije, etc., die come t' allen dagen ende tijden aen 't fort bij den Commandeur ende aenhore de conditien, etc. Segget voortsGa naar voetnoot2..’
's Namiddags wierd een schip onder de wal vernomen, sullende apparendt wesen de laeste fluyt van de voorjaersequipagie, genaempt de Harpe, uyt Zeelandt, welcke het, vermits de harde Z.Z.Oostewinden niet cunnende binnencomen, onder 't louwGa naar voetnoot3. van den Leeuwenbergh ten ancker leyde, (gelijcq anno 1656 den Commandeur Crab met de gansche vloot oocq dede) tot de harde Z.Z.Oostewinden (boven drieGa naar margenoot+ à 4 dagen ten alderlangsten niet aenhoudende) over waren, sonder dat die daeromme weder t' zee staecken. 11 dito, 's morgens noch al even harde ende drooge Z.Z.Oostewinden, lagh voorsz. schip op gemelte plaetse onder den Leeuwenbergh noch wel ten ancker. Op dato is, om bijtijts sooveel doenlijcq voor te comen het te meerder versteecken van de vrije luyden, etc., bevoren gemelte schip hier ter rheede compt, bij 't onderstaende de vrije luyden het aen boort varen voortaen verbodenGa naar voetnoot(f), als te weten: ‘Den Commandeur en de Raadt van 't fort de Goede Hoope, etc., doen te weten: Dat om voor te comen het meerder weghlopen van vrije luyden alhier, tot grooten intrest ende schade van d' E. Compagnie gedijende, vermits de groote schulden daer se mede deurgaen, voortaen niemandt van deselve, nochte hare dienaers ofte slaven, meer en sullen mogen aen boort van Compagnie's ofte eenige vreemde schepen varen, ende voornamentlijck niet met eygen vaertuygen, nochte oocq met Compagnie's boots, tensij met speciael schrifftelijcq consent van des Commandeurs eygen handt onderteyckent, op de verbeurte van 20 Realen voor d' eerste reyse ende swaerder correctie voor die 't meermalen onderstaetGa naar voetnoot4., t' appliceren naer uso. Soo worden oocq bij desen allen ende een ygelijcken, dogh voornamentlijck den vrije borgers Jan Reyniersz. ende Leendert Cornelisz., aengecundicht ende wel expresselijcken gelast al 'tgene sijluyden ende yemant anders meer uyt de weghgelopen vrijvissers huys hebben weghgehaelt, binnen den tijt van 24 uyren onvermindert, sonder schade, daer weder op sijn plaetse te brengen, op pene van te betalen al de schulden die de voorsz. fugityven hebben achtergelaten ende als spoeljeerders door den fiscael crimenelijck aengesproocken ende geprocedeert te worden, soo men tegen sulcq volcq na rechten gewoon is te doen. Aldus gedaen in 't fort de Goede Hoope, den 11 November anno 1658. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck.’ | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Heden quam den vrij borger Hendricq Boom zeggen dat hem desen nacht een slaeff ontlopen was, ende Vasagie de sijne wederom gekeert, heel verhongert, gelijcq StevenGa naar voetnoot(g) met sijn slaven voor dato mede gevaren was, ende daeromme gelast sijn deselve niet te straffen, opdat se, siende datter niet in 't landt te eeten is ende, selffs kerende, ongestrafft blijven, altemalen noch mochten wederom comen. 't Schip hiervooren gemelt was heden onder seyl, maer cost, vermits de continuele harde Z.Z.Oostewinden, niet ter rheede comen nochte verder als aen d' oversijde omtrent N.N.Oostwaerts van 't fort ten ancker comen. 12 dito, even harde Z.Z.Oostewinden, welcke, omtrent middagh wat stillende, voorsz. schip dede onder seyl gaen, maer vermits 't cort daeraen even hardt uyttenselven hoeck bestondGa naar voetnoot1. weder op te coelen, moest hij noch al wat lager als te vooren weder ten ancker gaen leggen. 13 <dito>, 's morgens droogh weer ende harde, schrale Z.Z.Oostewinden als vooren. Heden is een van de siecken van 't schip West-Vrieslandt, hier verbleven, in 't sieckenhuys overleden, genaempt Willem Lammertsz. van WaertGa naar voetnoot(h), geweesen bosschieter. Ende navolgende resolutie bij den Raedt genomen als te wetenGa naar voetnoot(i):
‘Woonsdagh, den 13 November, 1658. De vrije borgers Marten Jochumsz. Vlockaert ende Jan Adriaensz., beyde van Der Goude, op den 8en deser verleden haer met 't schip West-Vrieslandt versteecken ende fugityff gestelt, mitsgaders voorsz. Vlockaert achtergelaten hebbende, behalven verscheyde schulden aen andre vrije luyden noch een somme van f 395.6.10 aen d' E. Compagnie, daeronder f 147.12.6 op sijn geslooten reecqueninge over Vaderlantse schult, die 250 gulden is aen eenen Hendricq Egbertsz., daer d' E. Compagnie niet verder voor is staende dan alsser te goet is, ende volgens dien, over saecke in sijn vrijdom genooten, aen d' E. Compagnie ten achteren staet de somme van f 247.14.4,Ga naar margenoot+ hoeveel uyt sijn goederen hier gelaten nergens na en can gemaeckt worden, vermits al wat los was, medegenomen had, sulcx dan, dewijle sijn hier gebleven maet Pieter Jacobsz. van Bodegrave sigh voor desen met voorsz. Vlockaert voor hun beyden in dito schult mede ingesteltGa naar voetnoot2. ende derhalven alles datter sij, halff toecomende ende oocq schuldigh sijnde, versocht heeft de visserije ende 't overgebleven goet, huys off hutjen ende de 6 mergen thuynlandt alleen te mogen aenhouden voor de geheele schult van f 247.14.4, vermits alles doch heeft helpen bearbeyden, etc. - Soo is goetgevonden denselven Pieter Jacobsz. van Bodegrave sulcx te accorderen ende toe te staen, gelijcq hem 'tselve g'accordeert ende toegestaen wort bij desen; ende volgens dien dan voor de gantsche gemaeckte schult op Marten Jochumsz. reecqueninge alleen staende op sijn reecqueninge particulier aen d' E. Compagnie te doen debi- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||
teeren, doch echter niet te min de fugitiven hare reecqueningen, met de tachterheytGa naar voetnoot1. belast, open te laten staen ende in de nieuwe boecken oocq doen overlopen tot ons op schrijven aen d' Ed. Heeren Gouverneur-Generael ende Raden van India over dito persoonen Haer Ed. nader ordre becomen, omme daerop noch te mogen ende cunnen stellen 'tgene waerinne deselve door opgemelte Haer Ed. over hunne faulten mochten worden gemulcteertGa naar voetnoot2. ende gecondemneert, etc. Ende omme van dese onse vergunninge ende accoort blijck te cunnen thoonen, is denselven Bodegrave hiervan extract verleendt, item oocq de erffbrieff van voorsz. 6 mergen thuynlandt voor hem in 't geheel alleen, dat hem voor desen met sijn weghgeloopen maet samen toequam, ende nogh geen erffbrieff (vermits des lantmetersGa naar voetnoot3. reysen in 't landt, etc.) van gepasseert en was. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere als boven. Ende was geteyckent: Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema, secretaris.’
Tegen den avondt liet ons den vrij borger Hendricq Boom weten, dat sijn slaeff wedergevonden had in 't cooren, daer hij sigh verborgen had geleght door luyicheyt, dat seer wel aen de slaven gemerckt wort. 14 dito, 's morgens continuerende harde Z.Z.Oostewinden, waerdoor voorgenoemdeGa naar margenoot+ fluyt noch niet coste ter rechter rheede comen, maer tusschen 't Robbeneylandt ende hier meest aen d' oversijde van de bay, omtrent Noorden ende Noorden-ten-Oosten van 't fort ten ancker bleeff wachten tot de windt sal comen te veranderen, etc. 's Middaghs omtrent één uyren quam den tolcq Doman met een van Cochoquas Hottentoos bij den Commandeur, gistermorgen door den vendrigh Jan van Harwarden affgesonden uyt het leger van den oversten Oedasoa (Eva's swager) met navolgend brieffken, ongedateert, met potloot geschreven, aen voorsz. Commandeur, luydende als te weten:
‘Mijnheer, Sijn eygentlijcq tot ons desseyn niet geraeckt, dogh niettegenstaende sijn van den capiteyn Ngonnomoas negerij genoten omtrent 80 schapen ende 11 (koe)beestenGa naar voetnoot4.. Niet meer crijgende, sijn genootsaecqt geweest deselve te verlaten ende hebben ons noordlijcq begeven tot onder de Clapmuts, alwaer wij den capiteyn Oedasoa vonden, doch hebben van haer niet gecregen. Ende andere te besoecken, is niet raedsaem, doordien de wegen niet met de wagen te passeren sijn en souw wel 12 dagen aen- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||
lopen eer men deselve opdoen souw, waerdoor wij genootsaeckt sijn thuyswaerts te keeren, etc. Sijn noch cloeck. Weest den Oppersten bevolen. Onder stondt: bij mij, <ende was geteyckent>: Jan van Harwarden. Lager stondt: Wij sullen noch twee dagen leggen ende dan na de Kaep weerkeeren.’
15 dito, 's morgens noch al even harde Z.Z.Oostewinden, seer qualijcq op 't cooren comende, dat om dees tijt 's jaers aen rijpenGa naar voetnoot1. is ende daerdoor groote last lijdt, 'twelck men derhalven om dies wille oocq niet al te langh ofte tot sijn volcomen rijpheyt derfft op 't velt laten staen, maer wat te vroeger moet affmaeyen. Ga naar margenoot+ Desen morgen is bovengeschreven Hottento weder affgesonden in 't landt met navolgend brieffken geschreven aen den vendrigh Jan van Harwarden, van inhoude als te weten:
‘Ul. brieffken, ongedateert, is ons door den Hottento (die U dit wederom brenght) wel geworden. Daeruyt gaerne verstaen hebben Ul. aller gesontheyt, doch dat het desseyn van groote quantité bestiael niet getroffen ende bij Ul. maer omtrent 80 schapen ende 11 koebeesten gehandelt was, aen 'twelcke blijckt den eenen soowel als den anderen maer genegen is te verhandelen 'tgene sij quijt willen wesen, sijnde haer sleghte goet ofte refuysGa naar voetnoot2., soo aen 't sterven van dien dagelijcx alhier meer ende meer is blijckende. Des Ul. wel doen sigh met 't volcq niet verder te landewaert in te hasardeeren, nochte oocq al te langh bij den Ngonnomoa ofte Swarten Capiteyn te blijven, om geen pryckel te lijden van door hem overvallen ende gemassacreert te worden, gelijcq sij voor dato, staende d' E. Heer CuneusGa naar voetnoot3. aenwesen alhier, om t copershalven, Ul. alsdoen in 't landt sijnde, al gedreyght hebben, boven dat ons sijne quade parten van over 5 jaren noch in versser memorie sijn; maer costen Ul. empassandt den Gorachouqua ofte Tabacqdieven eens besoecken, als die niet te verde uyt den wegh lagen, om te sien wat gij van deselve noch door handel crijgen cundt, waren niet vreempt. Dogh weest overal, ende dáér voornamentlijcq, oocq wel op hoede, alsoo doch mede trouwlose ende dieffachtige schelmen sijn. Versuympt oocq tevergeeffs geen tijt, doordien den oegst rijp wort ende 't volcq daeraen den eersten dagh voor den besten sal moeten gebruyckt worden, - d' adviso.
In 't fort de Goede Hoope, den 15 November 1658. Hiermede etc. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man.’ | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||
Soo is oocq (de Z.Z.Oostewindt wat sachter wayende) 't Schape-jachjen vaerdigh gemaect om met wat ververssinge na meergenoemde fluyt gesonden te worden, welcke sedert Sondagh verleden hier voor den bay, sonder binnen te cunnen comen, gesuckelt ende g'anckert gelegen heeft, neffens navolgende brieffken geschreven:
‘Aen d' opperhooffden van 't fluytschip leggende in de mont van de bay endeGa naar margenoot+ gissendeGa naar voetnoot1. te wesen de Harpe, per 't Schape-jachjen geschreven.
Eersame, discrete, goede vrunden, Overmits de felheyt van de Z.Z.Oostewinden sedert Sondagh verleden, dat Ul. nochGa naar voetnoot2. cunnen opcomen, ende wij wel gissen Ul. uyt Zeelandt comende, per de fluyte Harpe, derselver reyse al wat langh sal gevallen wesen, - Soo hebben wij 't geavontuyrt desen met het Schape-jachtjen aff te senden, neffens twee schapen ende partije moes ende aertvruchten tot ververssinge, met hope Ul. voor 't veroirbaren weer hebbenGa naar voetnoot3. ende vóór de wint op de rhee sult comen seylen, alsoo 't al wat buytengemeen is, dat de Suyt-Suyt-Oostewindt dus lange heeft blijven staen, doch indien 't weder opsteeckt, gelieft dan wat sorgh te helpen dragen voor dit jachjen met een touw achteraen onder 't louw van u schip, ofte soo Ul. na zeemanschapGa naar voetnoot4. bevindt nodigh te vereysschen, alsoo wat cleyn is om tegen soo harde windt ende crapGa naar voetnoot5. water te leggen rijen, etc.
In 't fort de Goede Hoope, den 15 November 1658. Hiermede, etc. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man.’ Op den middagh begond de Z.Z.Oostewind weder soo fel op te steecken, dat het gemelte jachjen moeste blijven leggen tot den 16 dito 's morgens, dat het wat sachter woey ende daermede tusschen 7 à 8 uyren fray aen boort quam. Na 'twelcke dito fluyte met 't jachjen achteraen onder seyl gingh, doch omtrent middagh stijff een mijl distantie O.N.O. van 't fort, boven de rhee, weder ten ancker moeste comen om dat de Z.Oostewindt wederom te hard begond te hervatten. Tusschenwijlen compt den vendrigh omtrent de clock één uyren uyt het landt thuysGa naar margenoot+ te retourneren met 105 schapen ende 11 koebeesten, neffens rapport dat van de Cochoquas bij d' een noch d' ander overste groot noch cleyn bestiael meer te crijgen was ende deselve jegenwoordich al dieper 't landt introcken, sonder langer als ten hooghsten 2 à 3 dagen op een plaets te blijven leggen. Aengaende de Chainouquas, souden in 3 à 4 weecken, naGa naar voetnoot6. becomen informatie, niet te bereysen hebben geweest, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||
ende van de Gorachouquas: hadden empassandt besoght, doch mede niet ter werelt van cunnen handelen. Sulcx aen allen 'tselve blijckt d' een soowel als d' ander van coper ende cralen overcropt ofte ál verhandelt hadden dat se quijt wilde wesen, sijnde maer 't refuys van haer goet, soo ons aen 't sterven dagelijcx oocq schijnt te blijcken, schoon sij haer excuseeren op de sterffte die se dit jaer onder haer bestiael souden hebben gehadt, 'twelcq ons mede wel eenighsints is gebleecken; maer sijn echter soo vol van bestiael als gras op 't velt, ja dattet 't landt deselve qualijcq is te voeden, ende evenwel wilder dat volcq soo qualijcq affscheyden. Sulcx wij nu met reysen wel wat rusten mogen tot sij tegen 't aenstaende jaer wederom komen ende sij belooft, goet deel aengeteelt hebbende, aen ons weder te verhandelen. Van oliphantstanden had den vendrigh niet boven 2 à 3 onder selveGa naar voetnoot1. vernomen, maer wel eenige renosterhoorens, doch die niet gereuylt ende haer tot 't anderGa naar voetnoot2. getracht te animeeren, alsmede om eenige jonge paerden te vangen, die soo extraordinair van coleur ende gevlamptGa naar voetnoot3. waren als se in geen plaetse van de werelt sijn, ende apparent met geen gelt om de vreemdicheyt souden te betalen wesen, blijckende aen twee stucken derselver vellen jegenwoordigh medegebracht, 't een van een jongh veulen ende 't ander van een out paert, daer sij schoenen als de minnebroedersGa naar voetnoot4. aff maecken. Ende om harten te vangen off de vellen hier te brengen, was hun seggen telckens na haren ouden sanghGa naar voetnoot5., dat seGa naar voetnoot6. gelijcq de paerden liepen ende daerom sooveel moeytenGa naar margenoot+ te doen niet gewoon waren, als sijnde wel tevreden met 'tgene sij van den aenteelt harer bestiael hadden, welcke huyden sij mede tot hun cledingh hoogh nodigh hadden; sulcx wegenGa naar voetnoot7. die saecken langhs hoe meer d' apparentien cleyn bemercken. Doch tot den landtbouw groot, vermits overal in 't landt bysonder schoon ende veel landt is leggende, mitsgaders 'tselve aldaer de harde Z.Z.Oostewinden gansch niet subject gelijcq hieromtrent, alsoo den vendrigh te seggen weet dat, staende haer uytwesen, sonderlingh geen windt in 't landt vernomen maer van verre wel gesien had aen den gedeckten TaeffelberghGa naar voetnoot8.Ga naar eind(g), dat het hier wel dapper woey, gelijcq het oocq 8 dagen aen den andren soo lustigh gedaen heeft als in de gantsche 6½ jaren dat wij hier gewoont hebben, sulcx dat, om den lantbouw voort te setten, geen bequaem landt dieper in 't landt met wagens in ½, 1, 2, 3 ende meer dagen en manqueert, maer overvloedigh ende alle dagen meer uytgevonden wordt. Item oocq wegen de Hottentoos de saecken sulcx dat wij van deselve, bij vermenichvuldinge van vrije luyden, minder ende minder leet staen te vreesen, etc. Sondagh, den 17 dito, 's morgens heel stil, warm sonneschijn-weer, quam de fluyt de Harp omtrent acht uyren ter rechter rheede, daerop schipper ConwallesGa naar voetnoot9. ende | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||
bouchouder Joost de Vos, uyt Zeelandt vertrocken den laesten May verleden met 128 gegagieerde ende 5 vrouwen ende kinders, van welcke een hooghbootsman, 1 kocxmaet ende twee soldaten overleden, als oocq een persoon over boort gesprongen waren, sijnde samen 5. Ende hadden 16 July de SarleonesGa naar eind(j) aengedaen, mitsgaders vandaer vertrocken den 27 dito ende tusschen die plaetse ende de liny gesuckelt stijff 8 weeckenGa naar eind(k), welcke d' oorsaecke harer lange reyse was, wesende wijders redelijcq spoedigh tot hier geraeckt, doch 't volcq wat scheurbuyckigh, mitsgaders eenige onlusten tusschen den schipper ende minder officieren geresen, volgens clachten van den bouchouder, met de brieven, ten eersten bij monde ende geschriffte aen landt gebracht ende den Commandeur ter handt gestelt. Soo quam 's middaghs oocq den voorsz. schipper aen landt, vrij impotent wesendeGa naar margenoot+ doch van geen swaricheyt off clachten reppende. 't Begond tegen avondt al weder heel hard van den Z.Z.Oosten te waeyen. 18 dito, 's morgens noch al aenhoudende tot omtrendt midnacht, als wanneer 't stil wierd ende den 19 dito 's morgens oocq stil bleeff. Sijnde tusschenwijlen mede eenige aenteyckeninge van schipper Conwalles in des fiscaels handen gestuyrt, tegen die van den bouchouder, na resumptieGa naar voetnoot1. van welcke yder partije het meeste gelijcq schijnt te hebben, doch oocq al eenighsints dat de minder officieren gaerne wat meer meester over de wijnen hadden willen wesen als haer den schipper wel had begeeren toe te laten ende eenige meerder crackélen, die oocq al wat strecken tot usurpatie van des schippers authoriteyt, etc. Des den Commandeur is aen boort gevaren om partijen aldaer eens te hooren spreecken ende dan tot alle nodige saecken de vereyssende ordre te stellen, ten eynde sijluyden daeromme aen landt comende, den dienst aen boort te doen te min versuympt werde. Op den dagh begond wat te coelen uytten Westen met betoogen lucht, 20 dito aenhoudende, als wanneer des morgens vroegh een van der vrije luyden vaertuygen, genaemt 't Zeeleeutjen uyt ditoGa naar voetnoot2. bay retourneerden, sijnde eergistermorgen met haer ander vaertuygh, de Peguyn, vandaer gescheyden ende medebrengende maer 700 lb. gedroogde vis, neffens partije eyeren, doch de Peguyn (vermits sijn lecteGa naar voetnoot3. noch achter sijnde) quam met niet met alGa naar voetnoot4. in de voornacht te arriveren. 21 dito, 's morgens stil weer. Ende den Commandeur na de corenlanden uyt sijnde, waren de vrije luyden, als oocq den vendrigh, Jan van Harwarden, met partij volcq van Compagnie's wegen overal lustigh besigh met mayen van de garst, als oocq eenigh scheepsvolcq aen 't opruymen van de verse reviere Liesbeecq, die opGa naar margenoot+ veel plaetse wel een piecqGa naar voetnoot5. diep bevonden wordt ende op sommige ondieper plaetsen wat geholpenGa naar voetnoot6. sijnde, na 't gehoopte ooghmercq apparent tot een schoone deffentie | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||
ende bewaringe van Compagnie's ende veele vrije luyden bestiael (binnen deselve woonende) sal comen te strecken. Van welcq scheepsvolcq, dat boeren waren, oocq eenige aen 't mayen geset ende proeff genomen is, om tegen andre te verwisselen ende empassandt dito wercq al te meer met eenen mede te vorderen, etc. 22 dito, weer ende wint als gister, is na resumptie van de questie en de crackeelpampierenGa naar voetnoot1. des hier leggende fluytschips de Harp, navolgende resolutie genomenGa naar eind(l), te weten:
‘Vrijdagh, den 22en November, anno 1658. Bij den Commandeur ende Raedt van 't fort de Goede Hoope distincte malen genomen wesende de lecture van de schrifften ten laste van den schipper des fluytschips, de Harp, Conwalles, overgegeven door den adsistendt ofte bouchouder Joost de Vos, neffens desselffs ende sijn medestanders beclaghredenen daerop verscheyden malen gehoort, waerbij deselve sijn verthogende diverse absurditeyten ende debauches van droncken drincken, etc., welcke bij den schipper staende hare uytreisen souden sijn gepleeght; Waertegen des schippers overgegeven notitien van 't gepasseerde der taeffelgasten ende ander officieren mede insgelijcx distincte malen overlesenGa naar voetnoot2. sijnde, mitsgaders oocq, beneffens allen 'tselve, veele ende verscheyden persoonen van dito schip verhoort, item mede oculaire inspectie ende naeu remarcq op diverse hare comportementen genomen hebbende, ende alsoo uyt 't een ende 't ander, sooveel den tijt heeft cunnen lijden, gesien dat den schipper Conwalles voornoempt, wel meer als van soo een gequalificeert persoon behoorde, in brandewijn is gebaucheert, dogh dat den opperstuyrman ja soo slimGa naar voetnoot3. sij, als hij maer stercken dranck canGa naar margenoot+ crijgen, die dan oocq in 4 à 5 dagen niet can ophouden, ende meester van deselve wesende, apparent wel altijt met een droncken hooft lopen mochte, sulcx men qualijcq weet wie van beyde in dat cas de beste is, volgens bekentenis selffs van den bouchouder voorsz. ende alle de vorder officianten, welcker clachten ten principalen maer over des voorsz. schippers onfatsoenelijcke bejegeninge is, met betuygeninge denselven in sijn zeemanschap ende cunst der navigatie onberispelijck sij; Soo is bij den Raedt voorsz., vermits hier oocq geen stoffeGa naar voetnoot4. is, noch eenige schepen in lange te comen staenGa naar voetnoot5., daer men van soude cunnen verwisselinge doen om een ander schipper off stuyrman te stellen, niet cunnen goetgevonden worden eenige veranderinge in de voorsz. twee opperste ende nodighste qualiteyten op voorsz. schip te maecken, maer verstaen den schipper als hooft in sijn bevolen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||
gesagh (al eenichsint door usurpatie gedecadeertGa naar voetnoot1.) discretelijcq te mainteneren; item oocq alsoo, na graden, de vorder ofte minder officieren, mitsgaders den bouchouder als tweeden in den Raedt, ende oocq den opper- en de onderstuyrman te vermanen, dat sijluyden, in plaetsen van des schippers faulten ende debauches (daer den opperstuyrman mede niet vrij van is) onder 't volcq te divulgeeren, sullen hebben te helpen bedecken, ende die daermede den draecq steecken (gelijcq volgens hare documenten souden geschiet sijn) tegen te staen, ten eynde de behoorlijcke dissipline onderhouden ende 't bevolen gesagh der overicheyt in respect gehouden ende met cracht gehanthaefft blijve, als sijnde een seer nodige saecke op dusdanige lange reysen, tot behoudenisse van Compagnie's schip ende ingeladen goederen, alsGa naar voetnoot2. der menschen lijff ende leven, etc. Ende nademael oocq gemerckt is den voorsz. bouchouder uyt wat meer als ordinaire aengenomen authoriteyt, tegen des schippers dancqGa naar voetnoot3., al wat ruyme dispositie heeft genomen over de France ende Spaence wijnen, met den voorsz. opperstuyrman ende andre taeffelgasten samen, 'twelcke den schipper (na 't schijnt te blijcken) gaerne wat minder hadde gehadt, doch ten insighte voorsz. niet heeft cunnen weeren, - Soo is denselven in 't particulier oocq vermaendt de schipper in soo noodigen saecke niet meer tegen te staen, maer beneffens alles billicx te helpen hanthaven ende, volgens d' ordre van de Heeren Meesters, neffens denselven vanGa naar margenoot+ de consumptie behoorlijck ende naeuwe notitie te houden, gelijcq dito schipper (onaengesien desselffs debouches) al redelijcq wel gedaen ende ons verthoont heeft. Doch opdat sijluyden met te minder onlust souden mogen vorder varen ende met Godes hulpe in beter gerustheyt sonder meerder quellinge off crackeel op Batavia arriveeren, is oocq goetgevonden dese navolgende taeffel- ofte cajuytsgasten, etc., (voor de quereleusteGa naar voetnoot4. aengesien ende 't minste in de scheepsregeringe aen gelegen wesende) te veranderen ende hier te houden tot de naeste scheepen, om deselve daermede dan te laten navolgen, te weten: De corporael van de soldaten, tegen een van d' onse hier van 't fort, Den oppermeester, tegen den onsen; Den hooghbootsman, sijnde altijt droncken gesien ende mede quellereus, mitsgaders Den constapel, tegen twee andren op 't schip te stellen, ende voorts eenige boeren tegen volcq hier van 't landt, conform d' ordonnantie <door> d' opperhooffden daervan gepasseert. Ende alsoo den scheepsbottelier desselven fluytschips, genaemt Cornelis Franz. de Graeff, sigh soo verde heeft vergrepen, dat de handen aen den bouchouder Joost de Vos heeft geleyt ende geslagen, etc., soo is verstaen denselven tot straffe van sulcx te condemneren, gelijcq geschiet bij desen, om drie mael van de rheede te laten | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||
vallen ende met hondert slagen voor de mast gelaerst te worden, neffens een geltboete van 20 Realen van achten, t' appliceren na uso, ende na gedaene executie der verhaelde straffe soolange in apprehentie aen landt genomen ende gehouden te worden tot de voorsz. geltboete sal betaelt wesen, om dan echter als bottelier met dito schip voorts te varen ende reden te mogen geven van de laccagieGa naar voetnoot1. eeniger vaten Rijnse wijnen, volgens Compagnie's factuyren voor Haer Ed. op Batavia daerinne geladen. Aen welcke onse hooger overicheyts dispositie de vorder decisie der saecken tusschen den schipper ende bouchouder meergemelt (noch ongeroertGa naar voetnoot2. sijnde) gereserveert blijft. Aldus gedaen, etc. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck R. de Man Jan van Harwarden ende Abraham Gabbema, secretaris.’
Ga naar margenoot+ Heden is een bosschieter van 't schip West-Vrieslandt, hier siecq verbleven, genaempt Pieter Bruyn van CaspelhemGa naar eind(m), comen te overlijden. Ende is op dato een persoon van 't fluytschip de Harp (in 't landt mede besigh sijnde om de revier op te ruymen, etc.) van een adder op de sij van de voet gesteecken, 'twelcke ten eersten dapper begond te swellen ende ontsteecken, mitsgaders den persoon heel te verflaeuwen, doch in 't fort gebracht ende door de barbiers eenige medicinen ingegeven ende opgeleyt sijnde, etc., is de swellinge ende flauten wat beginnen te vergaen met redelijcke hoope alles noch ten besten sal comen, waer toe de Hottentoos-meestersGa naar voetnoot3. ten eersten wel raedt weten; dogh waren geen bij der handt, anders souden deselve hebben gebruyckt, als sijnde preuve daervan gesien. 23 dito, 's morgens goet weer ende wint als vooren, is 't verhaelde wegen den bottelier, etc., (in bovenstaende resolutie vervaet) door gecommitteerde uyt den Raedt deser fortresse aen voorsz. fluyte ter executie gestelt. Heden sijn een slaeff ende een slavin overleden. Sondagh, den 24 dito, weer ende wint als gister, is 't Schape-jachtjen na 't Robbeneylandt gesonden met navolgend brieffken, geschreven aen Rijck Overhagen, luydende als te weten:
‘'t Jachtjen wort u bij desen expres toegesonden om de twee spierenGa naar voetnoot4., die op 't eylandt gespoelt sijn, van u volcq ende de luyden van 't vaertuygh over te dragen ende achteraen tot hier te sleepen. Compt gij oocq mede selffs hier, neffens pertinent bericht hoe veel schapen datter nu noch op 't eylandt sijn, ende laet Elias Giers, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||
staende u absentie, aldaer soolangh in u plaets d' opsicht bevolen met goede onderrichtinge van alles, opdat 't een noch 't ander versuym compt te lijden. De provisie sal men u, wederom na 't eylandt keerende, selffs mede geven, waeromme deselve nu niet gesonden wort. Hierneffens gaet oocq een vrij man, Pieter Heynse, uytte RijpGa naar voetnoot1.Ga naar eind(n). Laet hem 'tGa naar margenoot+ eylandt eens vrij ter degen besien ende weder met de boot terughkeeren, hebbende oocq belooft, staende dit tochjen, soo in 't dragen van de spieren als overvaren, mede dienst te helpen doen voor de cost, die <hij> beneffens ons volcq tusschenwegen sal hebben. Vergeet oocq niet ons te cunnen seggen, hoe 't met d' aenteelt van de conijnen gaet ende wes meer de saken aldaer belangende. Per memorie ende
In 't fort de Goede Hoope, den 24 November, anno 1658. Hiermede, etc. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man.’
25 dito, 's morgens stille, betrocken lucht, dogh op den dagh claer weer ende tegen den avondt, gelijcq gisteren, stijve Z.Z.Oostewinden, 26 dito, 's morgens noch al aenhoudende tot den 27 dito, in de voornacht, dat het stil wierd. 28 ende 29 dito, blijvende continueren met een cleyn westelijcq luchjen, waermede 't Schape-jachjen van 't Robben-eylandt retourneerden met de verhaelde spieren ende den opsiender van Compagnie's schapen, genaempt Rijcq Overhagen, relaterende
schapen, daertoe d' E. Compagnie jongh ende oude koebeesten omtrent 420 ende de vrije luyden bij de 200 hebben; is samen 600 groot bestiael, bestaende meest in trecqende minst melcqbeesten ende veel oude koeyen. De conijnen waren mede seer fray aen 't vermenichvuldigen ende de slange meestGa naar margenoot+ altemalen uytgeroeyt, sulcx daer alles tot dato heel wel stondt. Ultimo dito, betrocken lucht met variable coelte. Ende sijn op dato d' opperhooffden van de fluyt de Harp (langh genoegh leggen suckelen hebbende) haer affscheyt gegeven, ja genoeghsaem opgedrongen, omme metten eersten goeden windt onder seyl | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||
te gaen, ende oocq tot dien eynde g'intregeert de brieven ende pampieren gedirigeert aen Haer Ed. tot BataviaGa naar eind(o).
‘Saturdagh, adij ultimo November, anno 1658Ga naar eind(p). Door den opsiender over Compagnie's schapen op 't Robben-eylandt, Rijcq Overhage, voorgedragen sijnde dat anno passado meer als 120 schapen door den regen ende coude waren om den hals geraeckt, mits manquerment van stallingh ofte schuylingh voor 't onstuymigh weer in de regentijt, etc., ende datter jegenwoordigh 474 treffelijcke schapen, zoo groot als calven, seer wel tierende waren, om dewelcke soodanigh ende tot goede aenteelinge te houden, heel nodigh voor 't regenmousson bequame stallinge diende gemaeckt, - Soo is, ingesien de emportantie van dien, bij den Raedt goetgevonden ten eersten aen 't bosvolcq ordre te geven om de navolgende houtwercken gereet te laten maecken tot een schapestallGa naar voetnoot1. van 100 voet langhte ende 18 voet breedte, ten eynde de schapen op 't Robben-eylandt in den regentijt 's nachts onder 't dacq mogen wesen, vermits deselve in 't jegenwoordigeGa naar voetnoot2. niet al cunnen staen ende door 't natte, coude weer, gelijcq voorsz., anders seer comen te sterven, etc., te weten:
35 stijlen, langh ses voet, dicq 5 ende 6 duym, aen d' een sijde rechtgehouwen; 500 voet tot wormtenGa naar voetnoot3., gordinghsGa naar voetnoot4. ende varstGa naar voetnoot5.; 200 sparren, langh 15 voet; 2 cosijns ende deuren, om met cruywagensGa naar voetnoot6. de mest uythalende telckens per d' opgeboeyde boot Schape-jacht herwaerts over te laten comen tot mestinge voor de thuynen, etc.; Ende voorts de want rondsom met bosplancken dicht te maecken. Na volbrengingh van 'twelcke oocq geresolveert ende met eenen al g'ordonneertGa naar margenoot+ is, hout gereet te maecken tot een groote crael aen Compagnie's corenschuyr omme aldaer (de beste weyden wesende) des Compagnie's bestiael des 's nachts te bewaren ende daeghs bij ende omtrent deselve te weyden tot aen den Bosheuvel incluys, ende oocq somtijts op de groote vlacte over de revier Liesbeecq buyten de over vrije luydenGa naar voetnoot7. hare corenlanden, seer nodich oocq tot deffentie ende bewaringe van deselve vrije luyden haer bestiael, etc., alsmede uyt consideratie van verwisselinge der weyden, vermits de menichte onses bestiaels bysonder nodigh sijnde om, dewijl men op d' eene plaets weydt d' ander weder wat aengroeyen magh, alsoo 't hier in de Taeffelvaley ende achter den Leeuwenbergh (dat den Commandeur bij d' Heer van Goens tot bouwlandt gegeven wasGa naar eind(q)) al heel cael affgegeten is, ende ten welcken fine tegen Harman Remajenne's wooninge (een brugh gemaeckt) oocq een breede wegh sal moeten affgerooyt worden tot een bequaeme passagie voor Compagnie's | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||
bestiael, uyt de crael van Compagnie's corenschuyr (ten fine gemelt) na de voorsz. overlantsGa naar voetnoot1. weyden heen ende weer te passeren, etc. Sijnde oocq goetgevonden, dewijl 't hout ten eynde voorsz. in 't bosch gereet wordt gemaeckt, de timmerluyden hier aen 't fort besigh te houden om de stallingen (met corensolders daerboven) voor de schapen ende trecqbeesten, etc., hier achter 't fort, aen wedersijden van 't crael, voort aff te laten maecken, welck crael eerstdaegs mede vernieuwt sal moeten wesen ende waertoe de houtwercken oocq al gereet leggen, omdat aen de aerde-borstweer door affcalven, mits 't stooten van de beesten met hoorens telckens ende altijt wercq is, oocq dito crael dan doorgaens open leyt, sulcx het nodigh sij om de beesten te beter te cunnen bewaren, als sullende rontsom gelijcq een staketsel gemaeckt worden, vermits voorsz. aerde-walleken oocq maer onsterckte voor 't fort is causerende. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, datum ut supra. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’ |
|