Daghregister. Deel 2. 1656-1658
(1955)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdOctober anno 1658Primo ditto, liefflijcq weer. Sijn de vier schapedieven bij den Raedt, verstercqt met deGa naar margenoot+ Borgerraden, gratieuselijcq gesententieert omdat 't eerste sware delict was dat onder de Caepse vrije luyden is voorgevallen, namentlijcq den principaelsten eenlijcqGa naar voetnoot2. met roeden gegeesselt ende 16 jaren gebannen te werden in de kettingh, den andren 5 jaer, ende de twee resteerende heelders ende steelders elcq 6 jaren, mitsgaders wijders alle | |||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||
vier met een schapevel op 't hooft ende schouders ten thoone te staen, neffens confiscatie van alle derselver goederen, etc., naer usoGa naar eind(a). 2 dito, idem weer als vooren. Sijn verhaelde sententien g'executeert ende desen dagh van de Hottentoos ingereuylt 3 koebeesten, een kalff ende 12 schapen, soudende wel meer aengecomen wesen, maer wierde van deselve gerelateert dat alle de inwoonders seer schielijcq in groote sieckte waren gevallen, om van 'twelcke de waerheyt te becomen, was den tolcq Doman heden met dit volcq medegegaen, die wederom comende, ons wel een praetjen sal weten wijs te maecken. De tolckinne Eva deden, na 't seggen der gemelte Hottentoos, groote debvoiren om elcqeen tot ons aff te nodigen, reysende ten dien eynde van 't een leger tot het ander, etc. Op dato is 't navolgende bij onderstaende resolutieGa naar eind(b) goetgevonden om redenen in deselve genarreert, namentlijck: ‘Woonsdagh, den 2en October, anno 1658: Alsoo gemerckt wort, dat de bosschagies welcke noch niet uytgegeven maer provisionelijcq toegestaen sijn elcq sijn gerieff uyt te halen, seer onordentlijcken worden geschent ende veel goet hout, nodeloos sonder fatsoenGa naar voetnoot1. omgevelt, blijft leggen vergaen tot groot nadeel van dese aengroeyende colonie alhier, soo ist, dewijle de jegenwoordige eerste vrije luyden al met fraye gelegentheden van huysingen, schuyren ende stallen, etc., sijn versien, dat wij, insiende de nootsaeckelijcheyt van het timmerhoudt voor vrije luyden die oocq na desen staen te comen, alsmede dat sigh jegen woordigh twee vrije houtsagers voor vijftien jaren in vrijdomGa naar margenoot+ hebben begeven ende aen deselve elcq een stucq bos is uytgedeelt omme daeruyt een yegelijcq met plancken ende alderhande timmerhoudt te voorsien, ende op 'twelcke sijluyden t' haren laste verscheyde Duytse dienaers als timmerluyden, wagemaeckers, houtsagers ende slaven sijn houdende, hebben goetgevonden ende geresolveert alle ende een eygelijcq, soowel Compagnie's dienaren als vrije luyden, den toegangh ende het gebruycq van de meergemelte bosschagies voortaen te inhibeeren ende verbieden, gelijcq hun 'tselve g'inhibeert ende verboden wordt bij desen, ende dat dengeenen die eenich timmer- ofte ander houdt, item oocq sparren, latten ende wes meer daeraen dependerende nodigh heeft, sulcx ten redelijcken prijse sullen gehouden wesen te halen ende coopen van de vrije houtsagers voorsz., welcke daerop vrij geworden ende elcq een stucq bos ten eynde voorsz. verleendt sij. Ende nademael gesien wort dat sommige, sonder aensien van plaetse, veele houdt tot branthout halen ende weghslepen meer als voor hun eygen huyshoudinge nodigh, ja, sulcx oocq wel ten duyrsten weten aen Engelse ende steenbackers, etc., te vercoopen, waerdoor oocq haerluyden treckossen, tot den lantbouw gegeven, | |||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||
vrij worden affgemat, sonder dat ymandt yets d' E. Compagnie (die 't eygen is) tot erkentenisse te wilGa naar voetnoot1. weet, - Soo is mede goetgevonden dat voor yder wagen branthoudt die yemandt buyten sijn landt voor steenbackers off anderen haelt, tot erkentenisse ende gerechticheyt aen d' E. Compagnie voortaen sal betaelt worden thien stuyvers, ter tijt toe haer vrije luyden sullen openbaeren die genegentheyt hebben de branthoudtbossen van d' E. Compagnie te pachten ofte huyren, doch 'tgene elcq op sijn eygen landt heeft, sal hij selffs vrij mogen haelen, branden ende aen andre vercoopen. Ende tacken tot erten off boonenGa naar voetnoot2. sullen tot nader gelegentheyt oocq noch mogen vrij gehaelt worden uyt de beneden creupel- ende duynbossjes, alsmede elcq sooveel hij tot eygen heertbrandtGa naar voetnoot3. nodig heeft, excepto dat sigh ydereen, wie het oocq is, sal hebben te wachten 't minste tackjen, soowel aen de binnenals de buytencandt, te kappen van 't houdt dat boven van Compagnie's bos langhs dito bosreviereGa naar voetnoot4. is staende tot beneden aen de reviere Liesbeecq incluys, alsoo hetselve van natuyre wege is affgesien te wesen bewassen tot een formele stuttinge ende dichte besluytinge van allerhande hout voor bestiael, etc., 'twelcq ons bij tijt ofte wijle door de Hottentoos souden mogen onderstaen worden weder te ontvoeren. Soo en sullen oocq van eenige duyn- ofte cleyne bosjes calck- noch steenbackersGa naar margenoot+ tot hare ovens yets mogen verstoocken, opdat sulcx niet al te vroegh t' eenemael vernielt ende de lantbouwers verlegen gemaeckt worden de wanden van hare huysingen te vlechten, etc. Ende opdat dit wel g'observeert mochte worden ende hierinne geenige simulatie ofte fraude comen te geschieden, soo heeft den lanspassaetGa naar voetnoot5. aen Compagnie's corenschuyr, soowel als den fiscus ende geweldiger, last daerop aen alle ordenGa naar voetnoot6. te letten ende die in desen overtredigh bevonden worden, te beslaen ten behoeve van d' E. Compagnie in de verbeurte van het timmer- ende branthoudt dat uyt andre bossen als voorsz. gehaelt ende niet na behoren aengebracht wort, nevens een geltboete van drie realen telcken reyse, ⅓ pro fisco, ⅓ voor den armen ende de rest voor den beslagerGa naar voetnoot7., alsoo verstaen wort sulcx ten meesten dienste van d' E.. Compagnie ende ten besten van de beginnende colonie <voor> 't gemeen alhier soodanigh hooghnodigh te vereysschen. Ende opdat sigh niemandt op oncunde soude hebben te verschoonen, soo is desen bij forme van placcate ter behoorlijcke plaetse affgelesen ende in 't landt aengeplactGa naar eind(c). Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’ | |||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||
3 dito, goet weer als vooren. Is den Commandeur aen alle der lantbouwers landerijen wesen besichtigen wat ende hoedanich landt yder gereet had om pattattissen in te planten, welcke denselvenGa naar voetnoot1., als een voedsaeme aertvrucht wesende, daertoe expres in Compagnie's thuynen redelijcq abondant al op voorraet hadde aengefocqt. Ende derhalven, nu 't corensayen doch gedaen, tot verplantinge de rechte tijt is, elcq vermaent goet deel te comen halen. Item oocq aen 't fort bij de smith te brengen alle hun sichten ende seysens om te repareren ende niet ongereet te wesen tegen dat denGa naar margenoot+ oegst in de toecomende maenden November ende December staet op de handt te comen, beneffens eenige andre ordres ende aenmaninge tot debvoiren gestelt ende gedaen, sijnde elcq nu oocq even besigh om sijn thuynen vol cool, water- ende ander meloenen, als oocq comcommers ende meer Indische vruchten te planten tegen de compste van de Vaderlantse kermis-, winter- ende Bataviase retourschepenGa naar voetnoot2. t' haerder overvloedige ververssinge ende versnaperinge, etc. 4 dito, idem, droogh weer. Was den vendrigh doende om bier te brouwen op den duyr, doch eerst een weynich om gestGa naar voetnoot3. te crijgen. 5 dito, fray, liefflijcq weer als vooren. Is 't bier in de gijlcuypGa naar voetnoot4. fray opgeresen ende 's morgens, in een halff aem gevaetGa naar voetnoot5., wel aen 't gesten geraeckt ende dienvolgens ordre gestelt eenige meer vaten vol te brouwen om na Batavia ende 't Vaderlandt te senden tot preuve hoe langh 'tselve over zee sal mogen duyren. Heden is den tolcq Doman wederom gecomen, hebbende geweest na sijn seggen bij de Cochoquas ende Chainouquas, welcker volcq, nevens partije beestiael, hadde affgenodicht, daervan heden 60 schapen, meest voor coralen, ende 10 koebeesten voor coper ende tabacq wierden ingereuylt. Sondagh, den 6 dito, doncker, betoogen lucht met stilte, doch bleeff den ganschen dagh droogh. 7 dito, 's morgens betogen lucht ende stijve westelijcke windt met sommige regenvlaeghtjes, fray op 't cooren ende ander gesay comende. Heden is navolgend billjet om redenen daerinne vervaet bij forme van plaeccaet g'ordonneertGa naar eind(d) ten eersten te publiceren ende ter behoorlijcke plaetse t' affigeeren, namentlijcq: ‘Den Commandeur en de Raadt, etc., doen te weten: Ga naar margenoot+ Dewijle het veel tijts gebeurt datter van Compagnie's schepen verscheyde saecken hier comen tegen de strandt t' drijven, als plancken, sparren, riemen, haecxGa naar voetnoot6., wintboomen, hantspaeckenGa naar voetnoot7., ledige vaeten, schovenGa naar voetnoot8., cassen, etc., 'twelcq sommigh noch heel goet ende bequaem is te veroirbaren; ende dat gemerct wordt sulcx alles | |||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||
door de vrije luyden sonder consent op hun eygen houtjen maer wort weghgesleept, daer nochtans boven de gerechticheyt der strandenGa naar voetnoot1. 'tselve Compagnie's eygen goet is, - Soo wort een ygelijcq bij desen gewaerschout alle hetgeene yemandt soodanich off elders gevonden heeft, op de verschijninge van den fiscus aen hunne huysinge sulcx datelijcq te verthoonen ende binnen 24 uyren aen 't fort te brengen, om aldaer van Compagnie's wegen ontfangen ende elcq voor sijn moeyten betaelt ofte sulcx aen de vrije luyden wederom gegeven te worden, als bij d' E. Compagnie sal willen ende cunnen worden gemist, sonder dat daeromme verboden sij 't gestrande te mogen bergen, maer wort sulcx ydereen by desen toegelaten onder reserve, ende mits nochtans gehouden sijnde 'tselve, hoe geringh het oocq is ende waer het gevonden wort, eerst te sullen moeten brengen aen 't fort ofte op 't wijtsteGa naar voetnoot2. aen de redout Duynhoop, staende bij de Soute-reviere, omme aldaer door gecommitteerde ten overstaen van den fiscus te besichtigen, wat (gelijcq voorsz.) bij d' E. Compagnie gemist ofte niet gemist sal mogen worden ende den bergers voor hunne moeyten behoorlijcq te contenteren, op pene van thien Realen te verbeuren soo menichmael ymandt na desen hier in bevonden sal worden overtreden te hebben, 't appliceren naer uso, alsoo sulcx ten meesten dienste van d' E. Compagnie ende tot hanthavinge van derselver gerechticheyt alsoo bevonden wort te behoren. Aldus gedaen ende g'arresteert in 't fort de Goede Hoope, den 7 October anno 1658, mitsgaders gepronunchieert ende ter behoorlijcke plaetse g'affigeert. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
't Begondt tegen den avondt weder heel droogh te worden ende stijff te wayen van den Z.Z.Oosten. Ware te wenschen dat den regen wat hadde mogen deurtastenGa naar voetnoot3., alsoo 't de vruchten ende coren op 't landt wel nodigh ware. 8 dito, 's morgens continuerende drooge, schrale, stijve Z.Z.Oostewinden totGa naar margenoot+ schade van de vruchten als vooren. Ende was den tolcq Doman heden weder aen 't fort gecomen, neffens eenige van Chainouquas volcq, met 16 koebeesten ende 48 schapen, die haer voor coper ende tabacq wierden affgehandelt. Ende bequamen tijdinge dat de tolckinne Eva jegenwoordigh bij de Cochoquas soude wesen, haer best doende om deselve met meer ende meer bestiael herwaerts aff te doen inclineren, volgens de getuygenisse selffs van haer hardtste partijGa naar voetnoot4., Doman, die siende haer debvoiren t' onser behagen soo wel succederen, jegenwoordigh telckens met de vreemde Hottentoos sich mede veynst terugh te keeren, daer nu twee malen mede is wederom gecomen om sigh oocq soo aengenaem te maecken als de veel genoemde tolckinne. Maer is onse opinie dat hij verder als Caepmans leger (omtrent 5 uyren gaens van hier achter Lupaertsgeberchte leggende) | |||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||
niet en derfft comen, ende aldaer eenige Saldanhars siende aencomen, dan met deselve tegelijcq (als off se quansuys gehaelt hadden) hier compt, alsoo der altijt meer volcq ende bestiael verschijnt als hij ons weet te seggen ende 'twelcke ons doet gevoelen hij maer ergens op de wacht leght ende dan besijden aff, sonder sigh buytenGa naar voetnoot1. bij haer te openbaeren, mede compt; want geprobeert is, dat den Commandeur, hem bij sigh aen de praet houdende, door den ondercoopman, Roeloff de Man, 't vee al gehandelt was, eer hij cost voor den dagh comen, schoon hij geduyrigh aenhield om buyten te wesen met allegatien, dat hij de Hottentoos aen 't handelen helpen soude, etc., beneffens andre waerteeckenenGa naar voetnoot2. meer. Des 't apparentste schijnt, dat de allom reysende tolckinne voornoempt 't principaelste goet voor d' E. Compagnie onder dese natie met goede genegentheyt uytwerckt. 9 dito, droogh weer ende 't luchjen variabel. Sijn, schoon Doman wegh off absent was, 5 koebeesten ende 7 schaapjes ingereuylt van vreempt volcq. 10 dito, idem weer ende wint als vooren. Hebben haer 's morgens met 't opgaen van de poort 1 slaeff ende 1 slavin van d' E. Compagnie verschoolen ende weghgemaeckt, sonder dat men se desen dagh heeft cunnen wederom vinden, sijnde soo oudGa naar margenoot+ ende sieckelijcken paer, dat se sonder stocq qualijck gaen costen ende noyt yets ter werelt hebben cunnen doen, soo se hun tot heden altoos gehouden hebben, ende derhalven van selffs sullen moeten vergaen. Volle maen, den 11 dito, 's morgens liefflijcq weer als gister. Is een soldaet, genaempt Symon Sij, van 't fluytschip de Spreeuw hier verbleven, door sieckte comen te overlijden. Heden is den Commandeur heel vroegh met d' officianten ende hare vrouwen uytgegaen om het schoon staende cooren, deselve tot vermaeck, eens te laten besien, etc., blijvende den ondercoopman Roeloff de Man na gewoonte soolange de sorge over de saecken hier aen 't fort bevoolen, ende nemende den Commandeur voorsz. met eenen inspectie van alles den lantbouw, etc., aengaende, sijnde des avonts thuysgecomen tusschen wijlen 8 stucx schapen van de Hottentoos aengebracht ende bij voorsz. ondercoopman ingereuylt voor coralen ende tabacq, ende soude, na dito inwoonders hare rapporten, morgen goet weer blijvende, heel veel schapen ende beesten aen 't fort schijnenGa naar voetnoot3.. 12 dito, 's morgens onstuymich weer ende harde Z.Z.Oostewinden met vliegende stoffregen. Was voorsz. weghgelopen paer oude slaeff ende slavin noch niet wederom gecregen; des op meer plaetsen na deselve omgesien ende premie gestelt is geworden. Op dato sijn gereuylt 5 schapen, hebbende de restGa naar voetnoot4., vermits 't quade weer, tot nader gelegentheyt hare compste uytgestelt. Heden is 't navolgende bij forme van placcaet gepubliceert ende g'affigeertGa naar eind(e), namentlijcq: | |||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||
‘Den Commandeur en de Raadt van 't fort de Goede Hoope, etc., doen te weten: Alsoo 't geele houdtGa naar voetnoot1. ('t bequaemste tot plancken ende 't minste alhier in de Caepse bossen wesende) van ydereen sonder overlegh maer wort omgehouwen ende vernielt, ende dat tot balcken, stijlen, etc., ander houdt genoegh in de bossen te becomen is, ende voorhaelde geel houdt nodigh dient gemesnageert, expres tot plancken, waertoe d' andre boomen nergens na soo bequaem ende gevoeglijck te sagen vallen, soo hebben den Commandeur en de Raedt voorsz. om die ende andre consideratienGa naar margenoot+ meer goetgevonden alle ende een ygelijcq onder Compagnie's gehoorsaemheyt alhier woonende, soowel vrije als Compagnie's dienaren, ende voornamentlijcq den vrije timmerluyden ende houtsagers, bij desen willen waerschouwen ende verbieden, gelijcq deselve gewaerschouwt ende verboden worden bij desen, voortaen geen geel houdt altoos meer om te hacken onder wat pretext het oocq mochte wesen anders als tot plancken alleen, ende sulcx oocq elcq in hun eygen bossen, alsoo conform het placcaet van den tweeden deser ydereen den toegangh tot alle d' andre bossen wel expres verboden ende g'interdiceert blijft, soowel vrije timmerluyden als houtsagers, welcke ten dien eynde groote percken bos genoech uytgegeven ende verleendt wort. Ende opdat dit sonder fraude wel souden mogen werden achtervolght, is den fiscus bij desen gelast daerop te letten ende d' overtreders te confisqueren het gehackte houdt ten behouve van d' E. Compagnie, ende telckens te beslaen in een geltboete van 3 Realen van 8en, t' appliceren conform den placcate voorsz., alsoo dit aldus verstaen wort ten dienste van d' E. Compagnie ende ten besten voor 't gemeen alhier hoogh nodigh te vereysschen. Aldus gedaen ende g'arresteert in 't fort de Goede Hoope, den 12en October 1658, mitsgaders gepronunchieert ende ter behoorlijcke plaetse g'affigeert den 13 daeraen volgende. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck.’
Sondagh, den 13 dito, warm sonneschijn-weer ende 't luchjen variabel. Was Doman wederom gecomen ende met hem eenige Caepmans met maer 9 stucx schapen die haer affgehandelt wierden. Hem gevraeght sijnde waerom datter niet meer quam, gaff tot antwoort, dat het niet en wiste, doch dachte binnen 5 à 6 dagen meer soude comen, hebbende hij (soo andre seggen) verder als Caepmans leger niet derven gaen, maer Eva was bij Oedasoa, den oppersten capiteyn van de Cochoquas, haer best doende om deselve tot ons aff te nodigen. 14 dito, droogh, stijff-windrighGa naar voetnoot2. weer van den Z.Z.Oosten. Is navolgende secrete resolutieGa naar eind(f) genomen om redenen, in deselve hier onder g'insereert na te lesen, namentlijck: | |||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+ ‘Maendagh den 14en October 1658. Nademael jegenwoordigh alle de lantbouwers genoeghsaem met trecq- en melcqbeesten, als oocq elcq huys ten minsten met 50 schapen wel sijn versien, ende echter bij d' E. Compagnie nu ende dan somtijts noch al een koe compt te kalven, op welcke door Compagnie's beestewachters soo wel niet wort gepast als tot de opvoedingh van de calffjes wel nodigh is vereysschende, sonder dat men nochtans onder de jegenwoordige lantbouwers meer koeyen derfft overdoen, soo omdat derselver schult te hoogh compt te loopen (als sijnde rede verre boven den tacxt bij onse Heeren Meesters in hare jonghste generale missive van den 16 April passado gesteltGa naar eind(g), als oocq omdat een goet aental dient gehouden op voorraet tot noodige ververssinge van Compagnie's aencomende schepen ende spijsinge deser residentie, etc.; Evenwel ingesien de nootsaeckelijckheyt van den aenfocq ende de beter opvoedinge der calven vermelt, ende oocq genomen hebbende ooghmercqGa naar voetnoot1. dat om verckens aen te houden elcq even ongraegh blijft, vermits de groote moeyten ende costen daeraen vast, etc., ende omme welcke oorsaecke eenige de hare al weder aen andre vercoft hebben, die se om redenen voorsz. mede al moed' sijn, ja, selffs oocq den vendrigh Jan van Herwarden, welcke de meeste partije aen sigh heeft ende daeromme boven alle Compagnie's dienaren specialijck gepreviligeert is met een grooten thuyn ter leen om met wortelen ende alle andre aertvruchten tot spijsinge van de verckens te besayen ende beplanten, ende welcken vendrigh meenichmalen heeft voorgeworpenGa naar voetnoot2. om beneffens voorsz. thuyn oocq eenige melcqbeesten van d' E. Compagnie te copen, ten eynde hij met de carnemelcq sijne jonge biggetjes (gelijcq de vrije luyden doen) te beter soude mogen voeden, als schromende om 't gelts halven de melcq daertoe te coopen; Doch nademael sulcke meerder preminentienGa naar voetnoot3. aen één Compagnie's dienaer, van tijt tot tijt soo extra-ordinaire in qualiteyt, etc. (hoewel voor extra-ordinaire dienstenGa naar margenoot+ ende meriten gebeneficeert) niet alleen voor andre getroude Compagnie's ministers maer principael oocq selffs onder de vrije luyden groote murmuratien ende aenstootelijcheyt soude geven, soo en is sulcx bij ons ondergeschrevenen (hierover buyten voorsz. vendrigh secretelijcq raetgepleeght hebbende) niet cunnen werden goetgevonden te consenteeren, te meer dewijle bij onse resolutie van den 20 Augusty verleden, om redenen daerinne genarreert, verstaen is geene andre vrije luyden 't houden van beesten ofte schapen toe te staen anders als de lantbouwers, ten eynde daertoe de meeste vrije luyden (als 't nootsaeckelijcxte wesende) mochten opgeweckt worden; doch dat de andre vrije luyden tegen sulcx wederom souden mogen verckens houden, welcke daertoe dan dus traegh bevonden wordende ende derhalven bij ons dagelijcx gedacht sijnde op middelen om haer tot wat meerder graegheyt op | |||||||||||
[pagina t.o. 388]
| |||||||||||
Kaapse Argief
Omslag van brief gerig aan Jan van Riebeeck: Aen d'E: Hr. Mijn Heer Johan van Riebeeck Commandeur over 't Fort de goede hoope ende Comps. ommeslagh aldaer residerende aen de Cabo de boa Expranse Int Fort de goede Hoope pr. 't galiot de roode vos met schipper Jan Zijmontsen | |||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||
te wekken, mitsgaders beneffens allen 'tselve oocq hebbende onse geduyrige principale speculatie laten gaen om uyt het een ende 't ander oocq wat voordeel voor d' E. Compagnie te trecken, - Soo is eyntlijck na lange dagelijcxse gehouden conferentien ende deliberatien raedsaem geacht ende beslooten alle de vrije luyden ende Compagnie's getroude ministers die verckens willen houden, boven d' eygen beesten die elcq vrijborger oocq heeft, noch te beneficeeren met alle soodanige koeyen alsser voortaen onder den trop van d 'E. Compagnie sullen comen te kalven; ende dát bij forme van pacht ofte huyr aen de meest biedende, verstaende soo meenigen koe alsser van Compagnie's beesten telckens sullen comen melcxGa naar voetnoot1. te worden, mits de koe ende 't kalff d' E. Compagnie sal eygen blijven ende beyde wederom gelevert worden als de gehuyrde koe sal opgedrooght wesen, waerdoor gehoopt wordt wat meerder graegheyt tot houden van verckens sal veroorsaeckt worden ende het oocq te beter sal gaen met d' opvoedingh der kalffjes, mitsgaders Compagnie's bestiael met eenen daerdoor mede fray aengroeyen ende uyt de koeyen rijckelijcq sooveel geproffiteert worden alsse d' E. Compagnie bij incoop comen te costen, in gevolge bij tijt ende wijle door die middel als den aenteelt alle 't bestiael wel comen voor niet te staenGa naar voetnoot2.. Aldus gedaen ende bij ons ondergeschrevenen beslooten in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Abraham Gabbema, secretaris.’
Op dato sijn gereuylt twee koebeesten ende 7 schapen van de Caepmans.Ga naar margenoot+ 15 dito, 's morgens harde, schrale Z.Z.Oostewinden, is den adelborst Jurrien Bittelmeyer ende geselschap tegen den avondt met de weghgelopen paer oude slaven weder aen 't fort gecomen, hebbende deselve gevonden dichte bij 't Lupaertsgeberghte, meest Noordt-Oost ten Oosten van hier, omtrent de soutpannen, daer geen water om te drincken bij noch omtrent is, ende alwaer deselve soude hebben moeten van honger ende dorst vergaen, door 'twelcke rede oocq sooverre verswackt ende verflauwt waren, dat qualijck meer voorts costen, sulcx wij nu langhs soo meer bespeuren, deselve uyt een lopende natuyrGa naar voetnoot3. wegh gaen ende van geen Hottentoos worden aengehouden. 16 <dito>, idem, droogh weer met westelijcke coelte uytter zee. Isser een beest ende calff met 8 schapen gereuylt van de Caepmans. 17 <dito>, 's morgens wat regenachtich weer en de wint westelijcq. Sijn van de | |||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||
Gorachouquas (Tabacqdieven) gereuylt 18 schapen ende 7 koebeesten met een kalffjen tot d' eene koe. 18 dito, 's morgens droogh, windrigh weer van den Z.Z.Oosten, is 't Schapejachtjen affgevaerdicht na 't Robben-eylandt met den vendrigh, Jan van Herwaerden, en de fiscael deser fortresse omme eens weder te nemen inspectie van de schapen ende verderen omslagh aldaer, conform de mondelinge instructie aen deselve gegeven ende de teneurGa naar voetnoot1. van onderstaende briefken met haer gesonden, luydende als te weten:
‘Aen Rijck Overhagen, Brengers deses sijn den vendrigh Jan van Harwarden en de fiscael Abraham Gabbema, overcomende omme wederom te nemen inspectie van de schapen ende verderen omslagh. Sult hun derhalven hebben te doen openinge ende goede aenwijsinghGa naar margenoot+ van alles, ende laten volgen van de schapen sulcke ende soo veele als sijluyden sullen geraden vinden mede te nemen, conform onse speciale last aen haer gegeven. Volcq om schulpen bij strandt te halen, souden wel senden, maer hebben sulcx noch niet cunnen goetvinden ende tot beter occasie uytgestelt. Jaspar Jansz. Duyff blijft oocq noch hier tot hij van sijn sieckte sal gesont geworden sijn. Ende gaet nevens dese 1 lb. tabacq om Herry altemet een stuckjen van te geven, met 6 pijpen.
In 't fort de Goede Hoope, den 18 October, anno 1658. Hiermede, etc. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck, Roeloff de Man.’
19 dito, droogh weer ende 't luchjen van den Noordt-Westen, was 't Schapejachjen met verhaelde gecommitteerde wederom gecomen, medebrengende 16 stucx schoone oyen ende raport datter door Rijcq Overhage loffelijcq opgepast wordt, als sijnde aldaer jegenwoordigh noch 444 stucx, meest oyen, soo schoon ende jongh oft altemalen uytgelesen goet was, ende hier aen landt (met de medegebrachte 16) 578 stucx; sulcx wij d' E. Compagnie op dato, Gode loff, bevinden versien te wesen met 1022 schapen ende de vrije luyden met omtrent 300, tesamen stijff 1300 stucx, daer dagelijcx noch al bijcompt uyt den handel, als sijnde heden onderGa naar voetnoot2. de 23 stucx ingereuylt, - behalven den aenteelt die nu alle dagen oocq sonder jongen niet en is, in vougen dattet daermede jegenwoordigh heel fray staet; boven noch de koebeesten, daer d' E. Compagnie nu oocq over de vierdehalff hondertGa naar voetnoot3. van heeft ende de vrije luyden omtrent de twee hondert, soo jongh als oudt, ende alsoo tesamen een aental van dichtebij de 600 stucx maeckende, welckers aenteelt mede redelijcq goet, als oocq de reuylinge, etc. | |||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||
Heden quamen des Commandeurs twee vrije knechts ofte lantbouwers aendienen dat haer gisteravondt de slaven (3 mans ende drie vrouwen stercq) hadden gemeendt om den hals te brengen ende dan met de trecqossen deur te gaen, hebbende ten dien eynde een van haerGa naar voetnoot1. al aen een kandt in wat struycken om hem te dooden, 'twelcq den andren, een cloeck, stout persoon sijnde, datelijck toetradt ende hem ontsetten nadat haer de slaven al vrij hadden ter weer gestelt, etc.Ga naar margenoot+ Sondagh, den 20 dito, 's morgens betoogen lucht en de wint Noordt-West uytter zee, redelijcq aencoelende sonder regen, die der nodigh was, doch na 't schijnt Godt de Heere dit jaer seer weynigh gelieft te verleenen. 's Nachts heeftet wat geregent. Sijnde de voorgemelte Commandeurs slaven ende slavinnen (sonder kettingh wesende) aen 't fort gebracht ende de saken naeuwer ondersocht, bevonden dat se met andre aen Compagnie's corenlandt (met de kettinghs aen de beenen) al overslaghGa naar voetnoot2. hadden gemaeckt om Compagnies volcq daer oocq om den hals te brengen ende alsoo gesamentlijcq met een goeden trop deur te gaen, al wetende malcanderen de kettinghs wel van de beenen te helpen. Soo was oocq den jongenGa naar voetnoot3. van den ondercoopman, Roeloff de Man, (mede een Gunese slaeff wesende) door des Compagnie's slaeff die in 't bos is, aengeport om deur te gaen, ende geseght dat se, behalven de vorige gedetineerde, noch met haer 5 mannen ende drie vrouwen sulcx opgestemptGa naar voetnoot4. hadden, doch soude het gemelte jongen hebben geweygert, volgens verclaringe desen avondt met gebroocken Duytse woorden (al geleerdt) gedaen. Hem gevraeght sijnde waer se van leven soude, dewijle se wel gesien hadden dat hier doch nergens eenich eeten te crijgen was, gaff tot antwoort dat sij haer verlieten op der Hottentoos vleys, die se hier en daer souden dootslaen, volgens de manieren van haer landt, daer se doch malcander, in crijgh veroverende, opaten. Hem gevraeght wordende hoe sij de Hottentoos souden vermeesteren daer se doch geen geweer hadden ende de Hottentoos lustich met hasagayen, pijl ende boogh treffelijcq versien waren, antwoorden dat se vooreerst een off twee souden sien te overweldigen ende haer geweer affhandigh maecken, als wanneer sij dan mettertijt alsoo stercker partije souden derven aendoen ende oocq haer schapen ende beesten affnemen; oocq wasser cruyt ende worteltjes genoegh om beneffens dien van teGa naar margenoot+ leven; ende om d' eerste Hottentoos om te brengen, waren sij rede genoech van messen versien; 'twelcke wordende nagesien, alsoo bevonden is, ja, bij sommige wel 9 stucx ende andre minder, doch niemandt, tot vrouwen incluys, sonder, die se hier ende daer gestoolen ende opgegadert hadden, in vougen het naeuw bewaren van dese Gunese slaven langs soo nodiger bevinden, als sijnde wackere, stoute, cloecke mannen, ende de vrouwen naer advenantGa naar voetnoot5. mede couragieus genoech, ende ten ware den eenen | |||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||
van des Commandeurs vrije dienaers (bouwmeester van sijn landt wesende) een man van wackere couragie geweest, ofte de moet maer eenichsints laten sacken hadde, soude het met deselve ende apparent noch eenige aen Compagnie's corenlandt al beschict sijn geworden, welckers verraet nu, Gode loff, uytgecomen ende openbaer is, mitsgaders dienthalven te naeuwer wacht ende toesicht op alle de slaven gestelt is, welcke haer, volgens verclaringe van voornoemde jongen, inbeelden dat se mettertijt wel in haer eygen landt soude cunnen comen, oocq souden eenige overslagh hebben gemaeckt om wel een boot van de schepen in de revier off aen strandt vissende, aff te lopen ende daermede deur te gaen ende langhs de wal haer landt soecken, etc. 21 dito, windrigh weer van den Westen, sonder regen. Quamen tegen den avondt met verwonderinghGa naar voetnoot1. hier aen 't fort te verschijnen den vrijman Jurien Jansz. van Amsterdam met drie man van 't schip West-Vrieslandt, eergistermorgen over landt uyt de Saldanhabay gecomen met raport dat dito schip aldaer den 14 passado seer desolaet van siecq volcq was comen te arriveren, welcke sijluyden met twaelff schapen (voor hun compste aldaer van d' inwoonders gehandelt) hadden g'accomodeert ende dagelijcx goede hulpe deden met gansen, vis, porceleyn ende ander groente, die se haer van de eylanden door hunne vrije vaertuygen Peguyn ende Zeeleeuwtjen, (daerop haer visneringe leggende) toebrachten, hebbende die van gemelte schip 150 scheurbuyckige op 't Schapen-eylandt in voorsz. bay onder tenten aen landt gebracht, ende al 72 man verlooren, soodat deselve daer in een seer ellendigen staet sijn, vermits niet machtich bennen een ancker te winnenGa naar voetnoot2. om op de bequaeme rhee meer binnewaerts aen te seylen, achtervolgens onderstaende brieffken met verhaelde persoonen over landt geschreven, luydende als te weten:
‘Aen den Commandeur, etc. Ga naar margenoot+ Wij cunnen niet nalaten UE. te adviseren ende bekent te maken de ellendige standt van ons scheepsvolcq daervan al 72 sijn gestorven ende omtrent 150 man seer siecq aen de scheurbuycq aen landt gebracht om ververst te mogen worden, doch vertrouweGa naar voetnoot3. dat alhier geen volcome ververssinge sullen becomen, doordien al volcq landewaert in hebben gesonden om vee te reuylen ende sijn sonder menschen ofte beesten gesien te hebben weder aen boort gecomen. Versoecke derhalven seer vrundelijcq dat UE. gelieve ons te adsisteren met soodanige groente ofte vruchten als UE. nodigh ende dienstich (in dese onse gelegentheyt) sult achten te wesen. Wij hadden een missive per de sloep de Peguyn aen UE. affgesonden maer en conde niet opcomen. Wij sijn den 14 deser ten ancker gecomen in de bay Saldanha, ende soo machteloos van volcq dat de seylen niet langer conde geregeert worden. Sijn den 18 May passado uyt het 't Vlie t' seyl gegaen met 351 man, daer nu tegenwoordigh | |||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||
seer weynich gesonde mannen van sijn, jae, soo weynigh, dat onse ancker niet cunnen lichten om wat verder in de voorsz. bay in te seylen, gelijcq den brenger deses UE. wel mondelingh sal verhaelen. Sullen dan niet twijffelen aen UE. secoersGa naar voetnoot1. ende dat men den eersten (met groot verlangen) verwachten.
In 't schip West-Vrieslandt, desen 18 October 1658. Hiermede, etc. (Was geteyckent:) Jacob Jansz Houtschip Jacob Sijms.’
Na resumptieGa naar voetnoot2. van welcke bovenstaende missive datelijcq bij den Commandeur ende Raedt navolgende resolutie is genomenGa naar eind(h) om voorsz. benoodichtGa naar voetnoot3. schip soo haest ende met sulcx doenlijcq te adsisteeren, conform d' inhoude hier onder na te lesen, luydende als te weten:
‘Maendagh, den 21en October, 1658: Heden uyt de Saldanha-bay over landt hier aengecomen wesende den persoon Jurrien Jansz., Amsterdam, een van de vrije Saldanha-vaerders, met drie man van 'tGa naar margenoot+ schip West-Vrieslandt, aldaer op den 14 passado seer ellendich ende vol siecq, scheurbuyckigh volcq ter naeuwernoot noch behouden aengecomen, volgens schrijvens van d' opperhooffden ende mondelingh raport der verhaelde drie man, sulcx de noot op 't hooghste is pregnerendeGa naar voetnoot4. tot secours van ververssinge, schoon sij ginder door onse vrije Saldanha-vaerders redelijcq worden g'accommodeert met groente, vogels ende eyeren van d' eylanden aldaer gelegen, 'twelcq haer wel redelijcke verquickinge toebrenght, - Soo is inderhaeste goetgevonden het Schape-jachtjen ten aldereersten volladen met geele wortelen, crooten, rapen, rammelassenGa naar voetnoot5. ende Spaense radijsen, etc., die wel beter als groente can duyren, aff te vaerdigen, beneffens sooveel melcq ende hoendereyeren van de vrije luyden als in der haeste op te samelen ende bijeen te halen wesen sal, ten eynde de luyden van voorsz. schip daerdoor te meer verquickt ende aengemoedicht mogen worden hun best te doen om soo haest mogelijcq voorts herwaerts op te comen. Ware te wenschen dat men met eenen na onse genegentheytGa naar voetnoot6. oocq wat bestiael coste medesenden, maer is om de cleynheyt van voorsz. Schape-jachtjen t' onser leetwesen moeten nablijven, vermits maer van een tweede bootGa naar voetnoot7. is opgeboeyt ende volgens dien geen bestiael off schapen beneffens verhaelde vruchten soo verde levendigh soude cunnen overbrengen, maer indien 't Robbe-jachtjen ofte een galjot als de Tulp hadden, souden voorsz. schip sooveele wel connen accommoderen, dat vandaer, sonder hier te comen, sijn reyse voorts soude cunnen vervolgen, 'twelcke dienthalven nu niet cunnende geschieden, boven 't | |||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||
voorsz. goetgevonden is haer aen te schrijven dat se hun best willen doen op 't spoedighste ende vermogensGa naar voetnoot1. maer herwaerts op te comen. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’
Op dato sijn van Chainouquas volcq aen 't fort gereuylt 14 koebeesten ende 24 schapen. Ga naar margenoot+ Ende was den tolcq Doman (3 dagen uytgeweest) tegen den avondt mede aen 't fort gecomen, versoeckende uyt den name van de Caepmans ende Gorachauquas dat men haer met 20 soldaten wilden adsisteeren ende bijcomen, om met hulpe van deselve gesamentlijcq de Cochoquas, heel stercq achter 't Lupaertsgeberghte leggende, op 't lijff te vallen ende al haer bestiael (sooveel als gras op 't velt bij haer hebbende) aff te helpen nemen, alsoo haer deselve sochten quaet te doen ende verscheyden hostiliteyten aen deden. Voorsz. tolcq daerop gevraeght sijnde waer de tolckinne Eva was, ende door hem tot antwoort becomen hebbende dat se haer jegenwoordigh in 't leger van de Cochoquas was aenhoudende bij de vrouwen van Ngonomoa, den oppersten der voorsz. Cochoquas, welcq volcq door twee oversten ofte groote capiteyns (soo sij se noemen) worden geregeert, genaemt Ngonomoa voorsz., den oppersten, ende Odasoa, den tweeden, bij welcke wij niet twijffelen off voorsz. tolckinne doet alle haer best om deselve tot ons aff te nodigen, als hebbende noyt hun leven hier soo nabij geweest, item oocq alsoo weynich dubiterende off voorsz. Caepman ende Gorachauquas soecken deselve ter contrarie tegen te houden, tot 'twelcke sij haer selffs niet machtich vindende daeromme onse adsistentie als voorsz. versoecken, met belofte dat se ons aen groote quantité bestiael ten rooff souden helpen, etc., - Soo is den tolcq tot antwoort gegeven dat de principaelste van Caepmans ende Gorachouquas legers selffs bij den Commandeur souden comen om met hem te spreecken ende een goet overlegh te maken, etc. Doch blijft ons oogmercq op het langh gemickte doel vast om haerGa naar voetnoot2. met hun bestiael maer in de fuyck achter de Gevelbergen te crijgen ende dan de Cochoquas ende andre Saldanhars soo nabij te locken als mogelijck sij, om sonder verhinderingh van de voorsz. te sien hoedanigh met deselve in alle minne ende vruntschap te handelen ende om te gaen wesen sal, ende dat daerdoor oocq dese Caepse gasten in te | |||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||
beter devotie, off wel soodanighen volcomen dwangh te brengen, dat se haer belooffdeGa naar margenoot+ conditien met ons gemaeckt sullen cunnen doen houden, etc., waertoe sigh d' apperentienGa naar voetnoot1. al fray schijnen te verthoonen ende met voorsichticheyt sal moeten in geprocedeert worden. Ondertusschen compt het niet qualijck dat haer de tolckinne Eva bij voorsz. rechte Saldanhars heeft begeven, die daer onse genegentheyt om met haer in minne ende vruntschap te handelen, wel sal declareren, wetende oocq Doman te seggen, dat wij Eva niet eer <aen> 't fort te verwachten hebben bevoren de Cochoquas met hun leger hier heel dichte bij sullen gecomen wesen. Doch dewijle sijGa naar voetnoot2. de Caepmans ende Gorachouquas (soo hij seyde) alle hostiliteyt aendeden, souden sijGa naar voetnoot3. sulcx niet gaerne sien ende daeromme versoecken dat wij, om deselve te stutten ende haer bestiael aff te nemen, hun met verhaelde soldaten wilden adsisteeren; op welcq versoecq Doman met voorsz. antwoorde is wederom gesonden. Heden is een Angoolse slavin overleden. 22 dito, 's morgens stil weer, is 't Schape-jachtjen met diverse durable aertvruchten tot boven tegen de luycken volgeladen, vaerdig gemaeckt omme daermede ten aldereersten na de Saldanha-bay te varen ende brengen tot ververssinge voor 't volcq aen 't schip West-Vrieslandt, beneffens navolgend brieffken geschreven aen d' opperhooffden van 't schip West-Vrieslant, van inhouden als te weten:
‘Eersame, discreete, goede vrunden, Gisteravondt hebben wij tot verwonderinge door handen van den vrijborger Jurrien Jansz. van Amsterdam met 3 maets van u volcq, over landt vandaer hier gecomen, wel ontfangen ul. brieffken van den 18 verleden ende daerbij, als de mondelinghe rapporten van voorsz. persoonen, gesien ende verstaen u desolaten staet vanGa naar margenoot+ scheurbuycq onder 't volcq, doch dat Ul. van onse vrije Saldanha-vaerders (t' onser wel behagen) waren g'accommodeert met 12 schapen, bij hun aldaer voor u aencompste gehandelt, ende diverse vis, vogels ende eyeren ende bequaeme groente van d' eylanden aldaer gelegen, waerdoor voor dato meer schepen ende over drie jaren den Salmander, mede soodanich desolaet gestelt daer geweest, sulcx verquickt sijn geworden dat se, na eenige dagen leggens, volcomen vermogensGa naar voetnoot4. wierden herwaerts op te comen, hetwelcq wij van Ul. om d' accommodatien der schapen voorsz. niet minder, maer te meer willen verhoopen. Echter omme Ul. van onsen candt daertoe sooveel doenlijcq noch meer te helpen, hebben wij ons Schape-jachtjen, volladen met navolgende durable aertvruchten, tot Ul. affgesonden, als te weten:
| |||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||
Waerbij wij Ul. seer gaerne wel meer bestiael hadden medegesonden, als sijnde Gode loff daervan overvloedigh versien, maer is om de cleynheyt des voorsz. Schapejachtjen (van een tweede scheepsboot maer opgeboeyt) niet cunnen vallenGa naar voetnoot2.. Doch indien een galjot hadden, ofte ons verongeluckt Robbe-jacht, souden Ul. wel sooveel accommoderen, dat vandaer sonder hier nodigh te comen u reyse voorts na Batavia soudt hebben cunnen vervolgen, 'twelcq nu door manquement van bequaem vaertuygh niet geschieden can. Ende dierhalven goet sal wesen Ul. haer best doen met alle doenlijcke middelen soo haest mogelijcq op te comen, dat met waernemen van alle hapjensGa naar voetnoot3. opstappendeGa naar voetnoot4., vermits de goede anckergrondt langs de wal, bequaem genoegh, conform Ul. instructie (met Godes hulpe) can gedaen worden, siende wij oocq alle uyr naer Ul. al uyt, als ons volgens ervaringe inbeeldende 't meeste volcq door de voorsz. becomen groente ginder al weder op de been sullen wesen. Echter 't sij hoe 't Godt sal gelieven te voegen hebben, sullen Ul. neffens 't voorsz. oocq weldoenGa naar margenoot+ op den ontfangh deser 't Schape-jachtjen datelijcq te ontlossen ende die ververssinge voor 't volcq ten eersten te veroirbaren ende 'tselve ons citoGa naar voetnoot5. terugh opsenden, om het Ul. ten eersten weder met versch goet tegemoet te senden, off ten minsten, Ul. gereet sijnde, gelijcq t' seyl te gaen; ende indien 'tselve soo hard als Ul. niet seylen can, soo laet het met een goet cabeltouw achter aen slepen om in stilte altijt t' uwer adsistentie bij U te hebben ende dan vooruyt te senden om op riemenGa naar voetnoot6. met roeyen (daerop expres geleyt ende gemaeckt) voorts op te comen ten eynde voorsz. Indien Ul. ymandt tot lootsinge herwaerts-op nodigh hebt ende in gevolge goetvindt brenger deses, Jurrien Jansz ofte Jochum Elbertsz., vrije Saldanha-vaerders (dat vaerwater heel wel bekent) te gebruycken, wij hebben daer niet tegen, verstaende een van de voorsz. twee, dat wel de beste lootsluyden sijn - d' advisoGa naar voetnoot7..
In 't fort de Goede Hoope, adij 22 October 1658. Hiermede, etc. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man.’
‘Na 't sluyten deser, de boot genaempt Schape-jachtjen na 't hooge water wachtende, comen de wiltschutten met ses gansen, 1 eend ende twee wulpenGa naar voetnoot8. thuys, die Ul. bij desen mede noch toegesonden worden tot te meer versnaperingh ende vernieuwingh. | |||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||
's Avonts omtrent 8 uyren 't Schape-jachtjen vlot geworden ende met de ververssinge voorsz. volladen sijnde, is 'tselve daermede vertrocken met een zuyelijck luchjen, hopende Godt de Heere 'tselve binnen een etmael off 1½ bij 't schip West-Vrieslant in de Saldanha-bay sal geleyden. 23 dito, 's morgens clare, warme lucht ende calmte, doch op den dagh ende tegen den nacht de windt redelijcq stijff van den Z.Z.Oosten. Ende was op dato een trecqos in 't gesicht ende dicht bij de beestewachters uyt den vollen trop van een leeuw weghgeruckt, maer alsoo deselve hem cort op de hielen waren, had den leeuw het beest moeten verlaten ende sigh in bossen ende struycken verschoolen, nadat het al om den hals gebracht ende ongeveer 4 à 5 lb. vleys uyt den bil gebeten had, mitsgaders oocq al een schoot door 't lijff becomen, welcke hem niet ter doot getroffenGa naar margenoot+ hebbende, had sigh na den schieter omgekeert ende soodanigen vreeselijcken gebrul gemaeckt, dat sijn maet hem op een boom begaffGa naar voetnoot1. ende desen, weder ladende, was den leeuw, maer sacht ende statich voorttredende, onder een deel bossen gecroopen ende naderhandt, meer volcq met geweer bijcomende, niet te vinden. Dit geschiede 's namiddaghs omtrent 5 uyren dicht bij Compagnie's corenschuyr, soo als den Commandeur (verder vandaen comende) daerbij heen quam passeren, gevende derhalven ordre met eenige meerder soldaten den leeuw, mogelijcq sijnde, weder op te soecken ende ter doot te brengen, ten eynde denselven, de smaecq nu weghebbende, niet meer schade onder 't bestiael come te doen. Heden waren (dewijle den Commandeur na de corenvaleyen was geweest) door den onder-coopman Roeloff de Man ingereuylt, 2 ossjes, 3 koeyen ende twee zuyghkalven, neffens 29 stucx schapen van Cochoquas volcq, - om welcq volcq bij ons odieus te maecken, dede den tolcq Doman niet weynich sijn best, onder andren voorsz. vee dapper verachtende ende den Commandeur ('s avonts thuyscomende) sooveel in hem was tegen deselve met alle vermogen opstoockende ende seggende, dat Eva bij haer (namentlijcq de voorsz. Cochoquas wesende) niet anders als quaet van ons spracq, maer wordt bij ons het contrarie van haer g'oordeelt, als vooren aengeroert. Ende vermits voorsz. Doman den Commandeur seer aen was om volcq, ten eynde eergister aengeroert, is hem tot antwoort gegeven dat de principaelste hooffden met de opperste capiteyns van Caepman ende Gorachouquas leger eerst bij den Commandeur souden in 't fort comen, item oocq den mancken schaepmanGa naar voetnoot(i), om met deselve over die saecken te spreecken ende een goet overlegh te maken, etc., waerop hij antwoorde ten dien eynde volcq na hun toegesonden had. 24 dito, 's morgens warm, droogh sonneschijn-weer, is navolgende resolutie genomen ende bij forme van placcaedt gepromulgeert ende g'affigeertGa naar voetnoot(j), luydende als te weten: | |||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+‘Donderdagh, den 24en October, 1658. Alsoo bevonden wort, dat nietjegenstaende bij onse voorige placcaten van 4 May ende 13 September verleden de vrije luyden door ordre onser Heeren Principalen uyt 't Vaderlandt den veehandel met dese lantsinwoonders ofte Hottentoos is verboden, echter evenwel sulcx door sommige noch al gecontinueert wordt ende voornamentlijck bij den vrijborger Jan Reyniersz. heden daerop noch laest bevondenGa naar voetnoot(k), die sigh 'tselve gansch niet ontsiet, maer tegen alle gestelde ordres ende beveelen onser Heeren Meesters onbeschroomt ende stout daerin blijft voortvaren, mitsgaders ten dien eynde dese natie t' sijnen huyse oocq expres aenhoud, soodanigh datter selden vee aen 't fort compt off <hij> weet van de schapen ten minsten sijn deel met minne ende oocq somtijts wel per force, als woonende op de passagie, te crijgen, slachten, consumeren in plaetse van, gelijcq andre vrije luyden doen, vooreerst noch op d' aenteelinge wat te letten, etc., behalven dat soodanige private reuylinge oocq niet weynich bevonden is te strecken tot prejuditie ende schade van Compagnie's handel jegenwoordigh op soo goeden voet gebracht sijnde, - Soo is 't dat den Commandeur ende Raedt, gemerckt de stouticheyt van denselven Jan Reyniersz., met toestemminge van de vrije Borgerraden heden hierover, als oocq over de begaene faulten van Jan Reyniersz., present sijnde geweest, goedgevonden hebbenGa naar voetnoot(l) ten derden male wederom een yegelijcq, soowel Compagnie's dienaren als vrije luyden, te waerschouwen ende belasten, gelijcq deselve bij promulgatie ende affictieGa naar voetnoot1. deser doen mits desen, dat hun niemandt, wie het oocq is, en sal in 't alderminste bemoeyen eenich geslacht ofte ongeslacht vee te reuylen, directelijcq ofte indirectelijcq ende onder wat pretecxt het oocq mochte wesen, op pene van in plaetse der gestelde ses Realen, nu voortaen te verbeuren een geltboete van 25 voor d' eerste ende 50 Realen van 8en voor de tweede mael, t' appliceren ⅓ voor den aenbrenger en de rest naer uso, doch ymandt ten derden ofte meermalen hier tegen noch willens comende te pexeeren, sal den fiscael last gegeven worden tegen denselven proces te maecken van inobedientie ende tegenstrevinge der ordonnantien ende bevelen van de wettelijcke Overicheyt na den last onser Heeren Principalen ten dienste van d' E. Compagnie ende welvaert van 't gemeen gestelt. Ga naar margenoot+ Ende nademael oocq door de Hottentoos geclaeght is, dat meergenoemde Jan Reyniersz. deselve aen sijn huys roepende ende niet cunnende met haer accorderen, per force hun goet affdringht, slaet ende stoot, 'twelcq consequentelijcq verbitteringen in plaets van minne staet te veroorsaecken, Item oocq bespeurt wordende dat door 't acces der Hottentoos aen der vrije luyden huysen in 't landt (van 't fort wat verde affgelegen) niet alleene groote occasie gegeven wort tot voorsz. verbooden veehandelinge, nemaerGa naar voetnoot2. oocq dat bij deselve natie (vrij slim beginnende te worden) daerdoor oocq can affgespeculeert worden | |||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||
alle gelegentheden om de vrije luyden te beschadigen ende haer vee aff te nemen, ja, (dat Godt wil verhoeden) deselve bij nacht ofte ontijde wel alle te vermoorden, als hebbende den tolcq Doman 2 à drie dagen geleden onder andren wel weten te seggen dat de Cochoquas (om haer odieus te maecken) hem hadden gevraeght off de Duytse natie hare huysen niet waren in brandt te steecken ende deselve des 's nachts oocq wel wacht hielden, etc., - Soo is oocq goetgevonden alle de vrije luyden hier mede van te waerschouwen ende bij desen te doen aenseggen, dat se van nu voortaen tot nader ordre geen Hottentoos meer aen, ende veel min binne, hunne huysen sullen laten comen, op pene van ses Raelen van achten, omme emmers alle soodanige schade ende ongemacq voorsz., als oocq eenigen brandt aen 't rijpe cooren, etc., sooveel doenlijcq te vermijden ende voor te comen. Waeromme elcq mede vermaendt wordt aen sijne huysen wel goede wacht te houden. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere voorsz. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’
Heden sijn maer 4 schapen gereuylt. 25 dito, stil, heet weer, waerdoor veel jonge vruchten verbranden.Ga naar margenoot+ Op dato is den houtsager, Leendert Cornelisz., weder een slaeff ontloopen, schoon hij een man is die deselve wel 't beste van al de vrije luyden is tracterende, ende is oocq van een slavin te verstaen gecomen, dat hem denselven verscheyde male hadde gedreyght te vermoorden, sulcx dat het met de Gunese slaven niet wel gaen wil ende elcq even naeuwe wacht houden moet om van deselve niet om den hals gebracht te worden, gelijcq mede allomme met Compagnie's slaven geschiet. Op dato sijn gereuylt 11 schapen van Cochoquas volcq, meest voor coralen, ende drie schapen aen Compagnie's schuyr van de leeuw verscheurt in 't aensien van de herders, niet sonder pryckel oocq van haer eygen lijff ende leven, wordende echter op denselven gepast om hem noch te beloeren ende doot te schieten, vermits groote schade doet, als hebbende noch een schaep van den vrij borger Steven Jansz. verslonden. Tegen den avond begon de lucht wat te betrecken ende fraytjes te coelen van den Noordt-Westen, waermede gehoopt wort 't schip West-Vrieslandt uyt de Saldanhabay opcomen sal. Ende in den voornacht volgden daerop wat regen. Nieuwe maen, den 26 dito, 's morgens doncker lucht en de wint westelijcq, goet voor 't schip West-Vrieslandt ten eynde voorsz. Ende was verleden nacht den vrijborger, Steven Jansz., 1 slaeff ende 1 slaevin ontlopen, met hun genomen hebbende een pistool ende noch wel omtrent de waerde | |||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||
van 40 gulden aen cleeren, etc. Waertegens den vrij houtsager Leendert Cornelisz. boven gemelt sijn slaeff had wederom gecregen. Voormiddagh omtrent 10 uyren compt het Schape-jachjen seer spoedigh te retourneeren uyt de Saldanha-bay, van 't schip West-Vrieslandt gister avondt een uyr voorGa naar margenoot+ zon gescheyden ende aen ons brengende van d' opperhooffden onderstaende brieffken, geschreven aen den Commandeur, etc. van inhoude als te weten:
‘Gister na de middagh hebben wij door het Schape-jachjen UE. brieff van den 22en verleden, beneffens de aertvruchten, gansen, eyeren, carnemelcq, mitsgaders ses levendige schapen wel ontfangen, vertrouwen daerdoor goede ververssinge sullen hebben. Aengaende onse siecken, daervan sijn noch 113 heel swacq aen landt. Verhoopte haest tot tamelijcke gesontheyt sullen comen, doch cunnen nu noch niet wel t' seyl gaen doordien wij ons volcq noch te swacq bevinden, doch, is 't mogelijcq, sullen noch met dese springhGa naar voetnoot1. onder seyl ons begeven ende Jurrien Jansz. bij ons houden, alsoo hem de gelegentheyt alhier seer wel is bekent. Soo niet, soo haest deselve wat gerecouvreert sijn, sullen dan geen tijt ofte wint voorbij laten gaen omme ons na de Cabo te begeven tot vervorderinge onser voyagie. Souden ons niet te min aengenaem ende dienstich sijn (indien <wij> niet opcomen) dat UE. gelieffde ondertusschen het voorsz. jachjen noch eens met diergelijcke ververssinge aff te senden, opdat het scheepsvolcq te rasser wederom op de been mochten geraecken. Wij hebben van desen dagh een Hottento aen ons boort gehadt; verhoope van dieselve eenige beesten te becomen.
In 't schip West-Vrieslant, leggende ten ancker in de Saldanhabay, den 25 October 1658. Hiermede, etc. (Was geteyckent:) Jacob Jansz Houtschip Jacob Sijms.’
Den quartiermeester van voorsz. Schaep-jachjen relateerden wijders dat hem d' opperhooffden des gemelten schips na 't sluyten van bovenstaende brieffken op 't alderlaetste hadden geseyt, dat se ten eersten met dese goede windt haer meenden onder seyl te begeven ende ten dien eynde de boots prepareerden om de siecken van landt te scheep te halen, sulcx te vertrouwen was heden al herwaerts aen souden vertrocken wesen. Ga naar margenoot+ Heden is een Gunese slaeff overleden. Sondagh, den 27en, 's morgens betoogen lucht ende westelijcke coelte. Cregen van de uytkijkers al vroegh voor 6 uyren tijdinge, dat een schip bij de steert van den Leeuwen-bergh den hoecq om quam seylen. Soo quam de huysvrouw van den vrij borger Jan Reyniersz. oocq aen 't fort | |||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||
clagen, dat haer de leeuw desen nacht een koe uyt 't krael den hals affgebeten had, versoeckende, dewijl 't voor 't schip te pas soude cunnen comen, vermits nergens anders als aen de keel beschadigt ende goet was, dat het d' E. Compagnie wilde aennemen ende laten slaghten tegen een ander koe, 'twelcq haer toegestaen ende een goede koe wederom gegeven is, die binnen weynigh dagen staet te kalven, om haer te meer op de been te helpen, etc. Desen leeuw heeft eenige dagen wacker aengegaen, clagende alle de vrije luyden, dat se dapper daervan gequelt worden ende genoegh te doen hebben haer vee voor deselve te bewaren ende voornamentlijcq des 's nachts, schijnende als dan de stallen te willen onder de voeten trecken ofte onderdeur graven ende cunnende hem, vermits de donckerheyt, niet betrapenGa naar voetnoot1., wat lagenGa naar voetnoot2. ende moeyten daertoe aenleggen. 's Namiddaghs compt 't schip West-Vrieslandt hier wel ter rheede, daerop schipper Jacob Jansz. Houtschip ende onder-coopman Jacob Sijms, gister uyt de Saldanha-bay vertrocken, daer sij na hun eerste brieffken aen ons noch maer twee man verlooren hadde, wesende de rest redelijcq verquickt; sulcx van 151 siecken jegenwoordigh al tot omtrent 60 waren gereconvaliseert, tot welckers vorder ververssinge ten eersten versch vleys ende thuynvruchten, etc., aen boort geschict ende gehoopt wordt binnen corte dagen wel voorts sullen tot gesontheyt comen, ende ten welcken eynde oocqGa naar margenoot+ ordre gestelt is om de gemelte resterende siecken aen landt te brengen, sijnde haer meeste suckelingh ofte lanckheyt der reyse ontstaen omtrent de liny door veele stilte. Heden sijn 7 schapen gereuylt. 28 dito, stil, warm sonneschijn-weer tot tegen den avondt, begond al wat stijff te waeyen van den Z.Z.Oosten, 29 dito, 's morgens noch al even hard aenhoudende. Ende sijn vandage gereuylt een osjen ende 39 schapen van eenige van Cochoquas volcq, daer tegen den avondt de tolckinne Eva mede aen 't fort quam, relaterende dat de Caepmans, doen se van hier gegaen was, al haer goet op de wegh ontroofft ende affgenomen hadden, sonder dat haer moeder (bij de Caepmans woonende) hadde gemaeckt dattet haer wederom gegeven wierd; in vougen sij haer vorders begeven hadde na haer suster, bij de Cochoquas wonende ende een van de vrouwen wesende van een derselver twee grootste capiteyns, genaemt Oedasoa, dieGa naar voetnoot3. haer niet gesien hebbende sedert dat se een suygelingh was, met groote blijtschap hadde ontfangen ende bij welcken haer susters manGa naar voetnoot4., Oedasoa, sij alle gelegentheden onser natien ende doenGa naar voetnoot5., als voornamentlijcq onse genegentheyt om met haer in vruntschap te handelen ende wandelen, langh ende breet genoegh (seyde sij) vertelt hadde, als oocq dat se bij den Commandeurs vrouw in huys was opgevoet, de tael geleert ende oocq ten deele onse Godsdienst, etc. Wesende denselven Oedasoa ingelijcx genegen t' onswaerts, ende | |||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||
hebbende daerom tot preuve nu en dan eenige dagen herwaerts door sijn volcq soo wat schapen ende beesten doen aenbrengen, ende woude seer gaerne vorders met ons in goede alliantie treden, maer wierd door de Caepmans ende Gorachouquas belet ende tegengehouden, menende dat wij deselve soude helpen, dervende daeromme voorsz. Oedasoa selffs niet bij den Commandeur comen, wat debvoiren sij derwegenGa naar voetnoot1. gedaen ende hem verseeckert hadde met exempelen van onse verdraeghsaemheyt over de geduyrige moetwille ende overlast door de gemelte CaepmansGa naar margenoot+ ende Gorachouquas van tijt tot tijt geleden, etc. Haer gevraeght sijnde off niet goet soude wesen dat men eenige gecommitteerde met vereeringe aen Oedasoa stuyrden, sij antwoorden, jae ende dat men wat caneel medenemen soude, daer sijluyden seer na gevraeght haddenGa naar voetnoot2., item oocq wat nagelen, noten, foelie ende peper, om te sien off haer sulcx oocq behaeghelijcq mochte wesen, beneffens wat van de alderstercqste tabacq ende brandewijn die der te becomen was, oocq een persoon off twee die op de viool ende instrumenten (mede te dragen) coste spelen, als houdende daer seer veel aff, ende wes meer tot aenlocq ende verma<e>cq dienen mochte. Haer wierd geseght dat den tolcq Doman ons dagelijcx van de Cochoquas waerschouwden, dat deselve seer quaet op ons waren ende onse huysen wilden verbranden ende 't volcq doot slaen, etc., mitsgaders daeromme versocht hadden wij haer 20 soldaten soude leenen om tegen de Cochoquas te oorlogen ende haer beesten aff te nemen, omdat se nu altemalen meest siecq ende op hun swackste waren, etc. Sij antwoorden: Doman lieght ende deucht niet, praet met een dubbelde tongh, soeckende maer de Duytse tegen de Cochoquas op te hitsen ende Cochoquas tegen de Duytsen, ende daerom dorsten den Oedasoa niet hier comen, die haer anders wel uyt de wegh soude slaen, maer sij dreygen haer altijt met onse macht ende daervoor sijn al de inwoonders soo bangh dat, als se van d' onse hooren spreecken, ende de huysen (voornamentlijcq het fort) van verre maer sien, trillen ende beven van vrese. Wat souden sij dan d' onse derven dencken quaet te doen alsGa naar voetnoot3. Doman seght, maer Oedasoa had haer geseght, dat wij doch niemandt van de Hottentoos helpen wilden, maer deselve tegen malcanderen laten begaen met oorlogh ende pais, soo sij te rade mochten worden, etc., 'twelcq haer geseght wierde oocq onse genegentheyt te wesenGa naar margenoot+ ende dat sulcx de gemaeckte conditien van vrede met de Caepmans medebrachte ende sijluyden deselve niet naquamen, omdat se de Cochoquas sochten tegen te houden, die se hebben belooft tot ons aff te nodigen, etc. Sij antwoorden: Ja, daer ben ick bijgeweest ende hebbet Oedasoa oocq geseght, die daerop soude g'antwoort hebben: wel, waerom nemen de Duytsen dan hare beesten niet. Ende sij gerepliceert: sulcken goeden verdraeghsamen volcq is het, ende soo voorts. | |||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||
Seggende wijders, dat se wel eerder soude wederom gecomen hebben, maar was heel siecq geweest, alsmede haer suster, Oedasoas vrouw, die sij hadde geleert ende onderwesen hoe dat men onse Lieven Heer bidden moste, 'twelcq al 't volcq met tranen (seyde ende wees sij) op de oogen aengehoort hadden, maer niet al lachende als Doman ende 't Caepvolcq deden, die, wanneer sijGa naar voetnoot1. onder haerGa naar voetnoot2. van onsen Lieven Heer spracq, altijt om haer pleegen te lachen; maer dese luyden hadden haer geseght, dat se terdegen van ons alles leeren moste ende haer dan onderwijsen, want (seyde sij) sij had altijt gebeden dagh ende nacht, als se maer geen vaecq had ofte sliep, soo langh tot haer suster mede gesont geworden was; ende doen deselve onderwesen hoe dat men Godt daervoor danckten, 'twelcq (gelijcq geseyt) deselveGa naar voetnoot3. altemalen seer aengenaem was geweest, met begerigheyt om vorder onderricht te mogen worden, etc. Doch Caepman ende Gorachouqua was te machtich quaet op haer, souden haer al langh dootgeslagen hebben indien se ons niet en vreesden. Wij gaven haer tot antwoordt, dat wij daervoor al ten deele beducht waren omdat se soo langh wegh bleeff. Sij seyde: neen, mijnheer, geen sorgh. Sij derven niet, sij bennen al te bangh voor mijnheer's volcq, etc., neffens meer andre redenen van die ende vorige natuyr,Ga naar margenoot+ te langh om te schrijven. 30 dito, 's morgens noch al even harde Z.Z.Oostewinden. Is op 't bovenstaende voorval navolgende resolutie genomenGa naar voetnoot(m), namentlijcq:
‘Woonsdagh, den 30 October, 1658: Door de tolckinne Eva (gisteravondt uyt 't landt wederom gekeert) te verstaen gecomen sijnde de goede genegentheyt van de Cochoquas om met ons in vruntschap te willen handelen ende wandelen, ende haer versoecq dat wij doch de Caepmans ende Gorachouquas noch hunne adherenten met onse macht en wilden helpen, hoedanigh hun deselve dagelijcx waren dreygende ende wijsmaeckende, ende dat wij hare beesten sochten aff te nemen, mitsgaders hunnen oppersten capiteyn in 't fort te locken ende vast te houden, etc., recht contrarie 'tgene ons den tolcq Doman doorgaens compt aendienen, welcke tot sulcke adsistentie voor de gemelte Caepmans ende Gorachouquas dapper is insisterende, derhalven geconsidereert voornamentlijcq de nodigheyt voor d' E. Compagnie om aen meerder getal bestiael, etc., bij incoop te comen als van voorsz. Caepvolckjen te crijgen sij, goetgevonden is, conform 't advoyGa naar voetnoot4. van de tolckinne voorsz., aen den oppersten van de Cochoquas (jegenwoordig hier omtrent leggende) genaemt Oedasoa, een aensienelijcke besendinge te doen door den vendrigh Jan van Harwarden, met een geleyde van 15 wel g'armeerde soldaten, neffens een fraye vereeringe aen denselven, ende aenbiedinge van | |||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||
onse vruntschap ende genegentheyt om met hem in nader alliantie te treden, etc., met last aen de voorsz. vendrigh ende tolckinne, dat se hun debvoir sullen doen vernoemden Oedasoa mede binnen 't fort te brengen, om denselven te meer tractement alhier aen te doen, mitsgaders met den Commandeur mondelingh te spreecken van saecken tot onderhoudinge van eeuwige vruntschap, als largo bij monde in mandatoGa naar voetnoot1. gegeven. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, datum ut supra. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Herwarden Abraham Gabbema, secretaris.’
Op welcke resolutie datelijcq alles tot de voorsz. besendingh vaerdigh gemaect sijnde, is den vendrigh met sijn 15e, neffens de tolckinne Eva ende 4 man van Oedasoas volcq (geprovideert voor 6 dagen) vóór den middagh, omtrent 10 uyren, al op rijs gegaen, bij hem hebbende een draeghos daerop de vereeringe aen den oppersten van de Cochoquas geladen, bestaende in:
Van alle welcke dingen hem voorsz. Eva, neffens diverse ander saecken, hadde gesproocken, willende sij, noch de voorsz. 4 van de Cochoquas volcq, niet dat ymandt van de Caepmans ende Gorachouquas souden met haer gaen nochte keeren, maer dat alles buyten deselve mochte verricht worden, 'twelcq met onse conditie wel overeen comende, alsoo in 't wercq gestelt is, met hoope Godt de Heere alles ten besten van d' E. Compagnie tot wat goets sal gelieven te laten succederen. Ga naar margenoot+ Ondertusschen wisten Caepmans volcjen niet hoe sij 't hadden, dervende oocq niet vragen wat dese besendingh wesen soude, ende was t' allen gelucke den tolcq Doman juyst aen boort verweert, die ons anders seer hinderlijcq met sijn presentie | |||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||
soude geweest hebben, als sijnde al wat stoudt om sigh overal bij te voegen, welcq 's namiddaghs aen landt ende 't vorige ter ooren gecomen wesende, seer quaet was, seggende waerom wij met de Cochoquas vruntschap maeckten, die dogh de Caepmans ende Gorachouquas vijanden waren. Waerop hem g'antwoordt wierd, dat wij met al 't volcq dat hier woonden, vruntschap sochten, sonder exclusie van ymanden, die maer met ons wilden handelen ende vruntschap houden, ende soo de Caepmans ende Gorachouquas voor overlast vreesden, souden (als dickmael aengeboden) achter de Gevel-bergen van de Caep comen wijcken, daer wij haer (seyden) wel beschutten ende (dachten) wel bewaren souden, etc. Op 'twelcke hij ende Pieter Otegno (3de zoon van des Caepmans capiteyn, Gogosoa) antwoorde, dat Caepmans leger al na de Steenbergen en de Clooffpas geweecken was, omme alsoo haer mettertijt (de Cochoquas nader comende) vorders in de Hout-valey te begeven. Ultimo ditto, 's morgens fray weer ende 't luchjen variabel, is na midnaght in 't sieckenhuys comen te overlijden eenen Jasper Jansz. Duyff van Batavia, op 't Robbeneylandt gebannen geweest. Den tolcq Doman waerGa naar voetnoot1. desen morgen weder bij den Commandeur geweest, tegen denselven seggende dat voor seecker den vendrigh ende sijn volcq niet wederom comen, maer van de Cochoquas dootgeslagen souden worden, als wanneer wij niet mosten dencken sulcx door de Caepmans ofte Gorachouquas gedaen was. Op welcke bedenckelijcke pré-excuseGa naar voetnoot2., etc., hem g'antwoort wierd, wij wel beter wisten, namentlijcq, dat de Cochoquas ende andre rechte Saldanhars niet anders als handel ende vruntschap met ons sochten, maer indien ons eenigh 't minste leet geschiede, sulcx op niemandt anders als de Caepmans, etc., souden gehouden ende gewroockenGa naar margenoot+ worden; des sijluyden toe te sien hadden wat se deden ofte voornamen, etc. Waerop Doman had g'antwoort: jae, soo hoor ick wel, den Commandeur wil t' eenemael vruntschap met de Cochoquas ende al de Saldanhars maecken. Dat is niet goet ende Eva's schult, daer Caepman heel quaet op is, ende zoo voorts; doch bekennende, dat Oedasoas grootste vrouw de suster van de tolckinne Eva was, dat d' E. Compagnie treffelijcq te pas compt. Ondertusschen quam omtrent den middagh Chaihantima, een van Chainouquas capiteyns, veel mael voornoempt, aen 't fort sonder vee, versoeckende aen 't schip West-Vrieslandt eens aen boort te varen, dat hem toegestaen is om denselven mede tot ons genegen te houden, als hebbende veel bestiael sedert eenigen tijt aengebracht, doch souden, na den tolcq Doman's seggen, met de Cochoquas partijdigh wesen ende onsenthalven met de Caepmans ende Gorachouquas in alliantie getreden, als voor dato largo genoegh genoteert. Tegen den avondt compt den vendrigh Jan van Herwarden met al sijn volcq | |||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||
nevens een man van de Cochoquas wederom te keeren met 3 koebeesten, 2 calven ende 19 schapen tot vereeringe aen den Commandeur van den grooten Capiteyn der Cochoquas, genaempt Oedasoa (maer wierden evenwel betaelt); welcken Oedasoa met bysonder aengenaemheyt d' aen hem gesonden schenkagie aenvaert ende d' onse geheel wel getracteert had, maer niet cunnen resolveeren selffs mede te comen, excuseerende sigh op d' indispositie van sijn grootste vrouw, die heel dick swanger, oocq sieckelijcq ende, na 't bleecq, de eygen suster van de tolckinne Eva was, sijnde een man sonder baert, van redelijcke ouderdom, cleyn ende mager, seer statelijcq ende van goet ontsagh onder sijn volcq, hebbende, soo 't scheen, hij noch niemandt van sijn volcq noyt Cristenmensch gesien, ende gevraeght off den Hollantsen capiteyn oocq affcomstigh van groot volcq ende wat luyden sijn en de voorsz. vendrighs voorouders waren geweest, etc. - daerop na vereysch van saken was g'antwoort.Ga naar margenoot+ Ende bij denselven den ganschen nacht over den vendrigh gerecreertGa naar voetnoot1., die desgelijcx met fioolspel hem oocq dede doen ende verscheyde boetsenGa naar voetnoot2. maecken door seecker soldaet, tot hun ende al sijn volcx groot vermaecq, sonder veel als tegen den dagh wat te slapen; na 'twelcke ende genot van sooveel soete melcq als 't volcq begeerden, van den andren affscheyt namen ende onsen vendrigh door voorsz. Oedasoa met een sleep van wel duysent menschen een halff uyr buyten 't leger uytgeleyt wierd, affirmatie gedaen hebbende dat seer gaerne met den Hollansen Commandeur in vruntschap wilde leven ende sijn volcq sooveel bestiael aen denselven laten verhandelen als elcq van de sijne wilden missen, maer alsoo nabij geen weyden genoegh voor haer beesten ende tusschenwegen weynigh water om te drincken was, gelijcq den vendrigh oocq verclaerden waer te wesen, costen sij niet wel dichter comen, maer indien den Commandeur daer coper ende coralen stuyrden, hij gaff sijn volcq consent tot den handel, etc. Den vendrigh verhaelden wijders, dat in 't statenlegerGa naar voetnoot3. (langen tijt gedient hebbende) noyt sooveel volcx, in verscheyden negerijen off legers bestaende, bijeen hadde gesien, elcq even cloecke mannen wesende, wonende in seer groote, ronde huysen van matten, ten minste van 30 à 40 voeten wijtte in haer diameter, ende voornamentlijcq hadden den Oedasoa 3 dito huysen voor hem, die noch veel grooter waren, mitsgaders soo vol van hasagayen, pijl ende boogh, oft een formele wapencamer was. Ende wijders sijn slaepplaets op een heel fijn matjen in een cuyl op de grondt, gelijcq al de Hottentoos oocq met vellen gecleedt ende soodanigh gesmeert, dat het hem langs 't lijff offdroop, dat de hooghste pracht is. Ende 't bestiael wasser soo overvloedigh veel, datter geen eynde aen te sien was, die oocq in een halven dagh al de weyden wel souden cael maecken van de gansche circumfrentieGa naar voetnoot4. deser Caep met al dat dat de Compagnie ende vrije luyden besaten, hebbende desen morgen gesien, dat de schapen alleen wel drie uyren besigh waren in 't uyttrecken | |||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||
van de cralen, eer de laeste buyten was, ende de beesten niet min, die soo groot waren als geen ossen in 't Vaderlandt cunnen wesen ende hij noyt aldaer gesien had, wesende na sijn verclaringe wel 2½ voet breet op den rugge ende billen, mitsgadersGa naar margenoot+ soo hoogh dat hij (een hele langh persoon wesende) maer even over deselve sien ofte met den elboogh op den rugh reycken coste; in somma, dit was een seer machtich ende rijck volcq van bestiael, die na haer seggen de Caepmans, etc., wel in haer holen souden doen cruypen als se wilden, maer lieten haer aen deselve sooveele niet gelegen datter eens om opstaen mochten, ten ware sij haer te veel spel maeckten, sulcx dat wij harendthalven deselve niet behoeven te ontsien, ende soo wij daer wilde comen, den handel met haer volcq was ons open ende in liberteyt vergundt, maer om redenen voorsz. te verde om met soo groote troppen aen 't fort te comen. Affirmerende voorsz. vendrigh oocq, ingevalle hij coper ende cralen bij sigh had gehadt, dat gisteravondt laet daer gecomen wesende, in haeste een goede partije beesten soude hebben gehandelt, maer hun gedeclareert hebbende dat eenlijcq met schenckagie van den Hollantsen Commandeur aen den oversten Oedasoa was gecomen, wierd van denselven ingehaelt ende door sijn bevel datelijcq den draeghos bij de sijne gebracht ende ordre gestelt tot bewaringe van al d' onse haer persoonen ende goet. Op 'twelcke dan bij den Raedt navolgende resolutie is genomenGa naar voetnoot(n), luydende als te weten: ‘Donderdagh, den laesten October, 1658: Uyt raport van den vendrigh Jan van Herwarden, desen avondt geretourneert, gehoort hebbende de goede genegentheyt van Oedasoa, een van de twee oversten der Cochoquas, ofte rechte ende machtigste Saldanhars, welcke ons den handel met sijn volcq heeft opengestelt ende om de verheyt des weghs, als de schaersheyt der weyden ende water tusschenwegen, niet wel cunnen nadercomen, als leggende omtrent 9 uyren gaens met ontallijcq veel bestiael N.Oostwaerts recht over de bay te landt in van hier, ende wesende voorsz. Oedasoa sijn vrouw inderdaet de eygen suster van Eva, ende derhalven, om 't goet aen deselve gedaen, door haer toedoenGa naar margenoot+ d' onse na 't schijnt seer genegen, mitsgaders oocq niet min aparent om goede handel aen te treffen, is cortelijcq goetgevonden ende ordre gestelt goet deel coopmanschappen van coper, coralen, tabacq, etc., gereet te maecken, om den vendrigh met een geleyde van soldaten als gister, neffens een nader vereeringh aen voorsz. Oedasoa, weder aff te senden ende daervoor te sien een groot deel bestiael te reuylen, etc. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, datum ut supra. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’ |
|