Daghregister. Deel 2. 1656-1658
(1955)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdJuny anno 1658Ga naar margenoot+ Adij, primo dito, los weer en de windt van den Noortwesten, als gister. Sondagh, den 2en dito, 's morgens heel fray, liefflijcq, stil sonneschijn-weer. 3 dito, idem, ende waren de verleden nacht 5 Angoolse slaven ende 2 dito slavinnen weghgelopen van de alderoutste, namentlijcq een uyt het bos, twee van 't fort ende twee paer van Compagnies corenboulandt, altemalen opgemaecktGa naar voetnoot2. door den outsten uyt het bos, welcke hem eergister siecq geveynst ende daerom aen 't fort gecomen was ende empassandt bij die op Compagnies corenlandt geweest, mitsgaders weynich na den midnacht met sijn drien van 't fort gescheyden sijnde, waren die van 't corenlandt even in den morgenstondt eerst mede deurgegaen, apparent op een zeyn in 't passeren malcander hebbende weten te geven. | |||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||
Op 'twelcke datelijcq alomme volcq is uytgesonden om deselve op te soecken. Item oocq daertoe verscheyde Hottentoos bewoogen, met groote beloffte van vereeringe te genieten soo se ons deselve cunnen wederom beschicken, ende waertoe haer wat tabacq ende broot, etc., op de reys vooraff is mede gelanght. Tegen den avondt is den schipper van 't jacht Maria affscheyt gegeven omme metten eersten goeden windt die Godt sal gelieven te verlenen na de Saldanha-bay te vertrecken ten fine bij bovenstaende resolutie goetgevonden. 4 dito, 5 dito, idem, stil, warm weer ende 't luchjen van den Z.Z.Oosten, is daermede 't jacht Maria na de Saldanha-bay t' seyl gegaen, alsoocq 't vrijmansvaertuygh, de Peguyn, na 't Dassen-eylandt, oocq om robbevleys, sooveel sijluyden bij- ende aenbrengen sullen cunnen voor de slaven. Maer compt tot heden noch niemandt met eenige van de weghgelopen Angoolse slaven wederom, Nederlanders noch Hottentoos, wieGa naar voetnoot1. uytgesonden ende wat elc oocq vooraff gegeven ende bovendien belooft wordt; des noch al dagelijcx vers volcq ende nieuwe Hottentoos uytgesonden ende opgemaect worden, omme, mogelijcq sijnde, emmers eenige van deselve wederom te crijgen ende voor d' andreGa naar margenoot+ exempel aen te statuerenGa naar voetnoot2., tot voorcominge van sulcx meer in toecomende, etc. Doch is te vrese dat se haer wel wegh houden sullen, alsoo al oude, slimme gasten ende na 't seggen van d' andre Angoolse slaven bovenlandersGa naar voetnoot3. ende menscheeters sijn. 6 dito, 's morgens mooy, liefflijcq weer als vooren. Was den lantmeter met 4 soldaten weder thuys gecomen, welcke eergister, gelijcq de vorige dagen, uytgesonden waren om langs den buytenoeverGa naar voetnoot4. van de Caep al de clippen in zee uytsteeckende na behooren pertinent aff te teyckenen ende in een custcaert te leggen, om te dienen voor de aff-, ende aenvarende Compagniesschepen, neffens last om met eenen mede overal uyt te sien ende soecken na de weghgelopen Angoolse slaven, maer rapporteerden, dat se geene van deselve hadden cunnen vernemen. 7 dito, even fray, liefflijcq weer. Is den Commandeur uytgeweest te besichtigen al der vrije luyden ende Compagnies lantbouwerijen; op welcke, ende verscheyden meer saken, de vereyschende ordre gestelt hebbende, is des avonts doncker weder thuys gecomen, alwaer noch geen nader tijdingh van de weghgelopen slaven gecomen was. Nieuwe maen, den 8 dito, idem fray weer ende stilte als boven. Quamen verscheyde Hottentoos aen 't fort tijdingh brengen dat de slaven niet te vinden waren, doch de vreese is bij ons dat sij se wel sullen gevonden, maer dootgeslagen hebben, gelijck se voor dato den Madagascarse slaeff, AnthonyGa naar eind(a), hebben gedaen, alsoo sij der seer jelours op sijn ende haer gansch niet luchtenGa naar voetnoot5. mogen, mitsgaders altijt mede overhoop leggen, etc. | |||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||
Pincxterdagh, den 9 dito, onstuymich, nat, regenachtich weer met stijve N.Westewindt, waerdoor de boot achter van de fluyt Geelmuyden affspoelden ende tegen 't strandt dreeff, recht voor de redout Dyunhoop. Des den Commandeur deselve liet hoogh ophalen tot het weder bedaert sal sijn, wesende gansch geen schade daeraen geschiet. Ga naar margenoot+ 10 dito, bijna eenGa naar voetnoot1., doch wat beter weer als gister. Quamen die van voorsz. fluyt met haer schuytgen aen landt na de gemelte boot kijken, na 'twelcke, siende deselve soo wel bewaert, met haer dagelijcxe ververssinge weder na boort sijn gevaren, doch mosten, vermits de wint soo hard opstacq, wederom keeren ende hier aen landt blijven, tot 11 dito, 's morgens, dat de windt noch uyt vorigen hoeck maer wat sachter woey, als wanneer sijluyden aen boort voeren. 12 ende 13 dito, redelijck goet weer, doch continueel meest regen. 14 dito, idem weer ende 't luchjen Z.oostelijcq, sijn d' opperhooffden van 't fluytschip Geelmuyden affscheyt gegeven ende g'intregeert de brieven ende pampieren aen d' Ed. Heeren Gouverneur-Generael ende d' E. Heeren Raden van India tot BataviaGa naar eind(b), mitsgaders oocq desen selven avondt noch t' seyl gegaen. D' Almogende verlene haer behouden reyse. Vollemaen, den 15 dito, 's morgens 't luchjen als vooren Z.oostelijcq, met fray sonneschijn-weer. Ende brachtGa naar voetnoot2. ons den sargeant op dat weder 9 mergen ende 240 roeden landt met navolgende coren voor d' E. Compagnie had versaeyt, te weten:
784 roeden Hollantse taruw, wil niet sonders van opcomen, 'twelcq meer geprobeert is, ende daerom goetgevonden niet meer te versayen maer de rest te vermalen, alsoocq al den rogh, daer gansch niet van voortcompt; doch sullen apparent met 't weynige Caeps gewas desen jaere daer wel soo verde in raken datter tegen 't aenstaende, met God de voorste, genoegh sal wesen voor al de lantbouwers. 's Avonts wierd een groot schip gesien voor de bay 'twelcq, vermits voorsz.Ga naar margenoot+ Z.Z.Oostecoelte, onder 't Robben-eylandt ten ancker liep, sullende apparent wesen Prins Wilhem van Zeelandt. Heden waren oocq Hottentoos van Caepmans leger aen 't fort geweest, relaterende dat hun vrouwen eenige van de weghge lopen Angoolse slaven tusschen hier ende de Saldanha-bay aen de strand vernomen ende gesien hadden, doch haer mans costen deselve niet weder opvinden ofte crijgen om hier te brengen. Sondagh, den 16 dito, fray, liefflijcq weer ende 't luchjen Z.West, waermede verhaelde schip van onder 't Robben-eylandt de bay quam inseylen, doch costen desen avondt, vermits d' opcomende stilte, niet na genoech ter rechter reede comen. | |||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||
Echter quamen den oppercoopman Willem Bastincq in den avondt noch aen landt, rapporterende dat den 20en January verleden waren uytgelopen met 472 coppen, daeronder schipper Jacob Enten, ende van welcke sestien overleden, mitsgaders noch wel tusschen de 60 ende 70 siecq te coey aen 't scheurbuycq lagen, hebbende onderwegen eerst TorrebayGa naar voetnoot1. ende daernae 't eylandt St. Vincent (daer een man weghgelopen is) aengeweest, ende daer becomen seer goede ververssinge van bocken, alle dagen wel 40 à 50 stucx, mitsgaders oocq van die van St. AnthonyGa naar voetnoot2.Ga naar eind(c) gehandelt gehadt vier esels, doch hebben se weder terughgehouden ende niet gelevert. Dewijle verhaelde schip onder 't Robben-eylandt lagh, waren sij aldaer door ons volcq g'accommodeert met goede partije peguynvogels ende een hamel, volgens raport van d' E. Bastincq voorsz. ende navolgend brieffken door die van 't eylandt geschreven, luydende van woorde te woorde, als te weten:
‘Aen den Commandeur, etc. Per 't vrijmansvaertuygh, de Peguyn, hier aengecomen, is UE. missive mij ter handt gestelt, waeruyt verstaen hebbe de verbeteringe van gagie die UE. mij toegeleyt hebt, welcke ick danckelijcq aenneme. Hoope mij selven soo te comporteerenGa naar margenoot+ dat UE. een welgevalle in deselve sult hebben. De vrije luyden hier noch sijnde, is wel na de dregh gevist, maer niet gekregen; sal met de springhGa naar voetnoot3., als het water leeghst is, naerstich na gevist worden. Hoope deselve dan te becomen ende haer ter handt te stellen. Hebbe oocq uyt uwe missive verstaen, dat hier twee mael sou gevuyrt sijn, maer het is van die het uweGa naar voetnoot4. gerapporteert heeft, qualijcq gesien; het is een ster die sigh in 't Noortwesten vertoondt. UE. schrijfft mij van de jonge oyen UE. niet meer toe te senden. Wel is waer dat UE. somtijts een jonge oye toegesonden wort, maer geliefft mij sulcx toe te vertrouwen, ick UE. niet sal toesenden, off het is hier niet nut. Alsulcke oyen, lammeren krijgende, geen uyer, veel min melcq en hebben om deselve een dagh off twee te voeden; laeten dan de lammeren leggen ende gaen wegh. Nu met dit harde ende bedroeffde weer voor de schapen: den fellen windt, hagel, donder, blicxem ende langhduyrigen swaren regen, is een oye, hier in huys haer schuylplaets nemende, isGa naar voetnoot5. bij het vuyr geleght; daer een cleynen tijt geweest sijnde, heeft gelamt, doch is des morgens met beyde lammeren doot gevonden. Nu des avonts hebbe datelijcq al de schapen die in 't Noorden waren omtrentGa naar voetnoot6. het boomtje, in ons huys ende in 't schapenhuys geset ende de rest in 't krael, vermits sij daer beter stonden als verspreyt over 't velt te loopen. Hebbe 's morgens acht oude oyen ende vier lammeren doot gevonden van den regen, daeghs daernae vier oyen met twee lammeren doot ge- | |||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||
vonden, des anderen daeghs noch twee lammeren doot gevonden, hetwelck drie ende twintich doode, soo oude oyen als lammeren sijn. De witte voyGa naar voetnoot1. heeft drie jonge conijnen voortgebracht. Deselve sijn soo rat te vergelijcken als de wintGa naar voetnoot2.. Vertrouwe niet anders off deselve moer is weer met jongen; oocq de groote graeuw, daer ick tegen UE. van seyde dat meynde een rammelaer was, kan niet anders sien, off is mede met jongen. De laest gesonde jonge konijnen lopen over het eylandt; het een onthoudt hem omtrent de kelder. Dierhalven vreese als 't een weynich verder sal sijn, offschoon al yetwes groeyde in de thuyn, de konijnen dat sullen ruyneren, ende als padtattissen off andere groente haer smaeckelijcq is, hetselve opeeten ende deselve daer niet uyt sullen te houden sijnGa naar voetnoot3.. Den 16 Juny het schip Prins Wilhem hier aengecomen sijnde, is de boot hier aengecomen ende door 't schrijven van den oppercoopman Bastincq een hamel met een goet deel peguyns toe laten comen. Versoecke aen UE. om wat raepsaet, krulkoolsaet. Actum op 't Robben-eylandt, den 16en Juny, anno 1658. (Was geteyckent:) Rijck Overhagen.’
Ga naar margenoot+ 17 dito, 's morgens stil, sonneschijn-weer, is verhaelde schip, Prins Willem, met seylen ende bougseren, Gode loff wel ter rheede g'arriveert, mitsgaders ten eersten de behoorlijcke ververssinge van thuynvruchten, een koebeest, schaep ende een geschoten reebockjen, etc. voor 't volcq en de kajuyt na boort geschickt. 18 dito, vuyl, regenachtich, stormich weer van den Noortwesten. Quam Caspar Brinckman, vrijborger, met schreyende oogen clagen dat hem al sijn vier Gunese slaven ende slavinnen desen nacht ontlopen waren, neffens oocq een vrouw van Harmans compagnie ende wel 50 à 60 lb. rijs, met eenige rocken ende cledingh, etc., sonder dat deselve door haer (na hun seggen) oyt qualijcq bejegent, gestotenGa naar voetnoot4. off geslagen waren. Ende nademaei deselve door d' onse niet wel na te jagen sijn vermits hunne raddicheyt in 't loopen, ende dat wij de seven weghgeloopen Angoolse slaven van d' E. Compagnie oocq niet hebben cunnen wederom becomen, hoe seer de Hottentoos daertoe sijn geannimeert met schoone belofften, etc., ende jegenwoordigh oocq bevinden deselve gansch ongenegen, offte altoos seer traegh, om na dese weder uyt te sien, sulcx ons wel soude beginnen achterdenckenGa naar voetnoot5. te geven sij deselve opmaecken ende aenhouden, misschien oocq omdat se die te landewaert in ergens mochten weten voor bestiael off andersints te verhandelen, etc. - Soo sijn eenige | |||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||
Hottentoos na Herry (in lange tijt niet aen 't fort geweest) gesonden, welcke des namiddaegs verscheen ende voorhaelde weghlopen der slaeven verhaelt is, mitsgaders tot het wederhalen g'animeert sijnde, heeft belooft sijn uytterste debvoiren, om (is 't niet alle) ten minsten eenige wederom te beschicken, mits hij ende Caepman dan altijt hieromtrent met haer huysen ende bestiael (vrij veel in getal ende de kotenGa naar voetnoot1. sijnde, die om goede reden eenichsints gesocht worden) sullen mogen als goede vrunden altijt blijven woonen, omme voor de andre diep uyt 't landt te beter bevrijt te wesen, etc., waerop denselven met brandewijn, tabacq ende eeten wel getracteert ende, benevens sijn buycq, oocq de sacken met broot ende rijs gevult sijnde, is vertrocken, met belofften van alle debvoiren ten eynde voorsz. aen te wenden. Heden oocq ten selven fine eenige soldaten uytgesonden die tegen den avondt vruchteloos thuys quamen. 19 dito, 's morgens harde Z.Z.Oostewinden met regen somtijts ende drijvendeGa naar margenoot+ wolcken, is den fiscus ende sargeant rontsom aen alle de vrije luyden gesonden omme deselve, gelijcq meer geschiet sij, te waerschouwen dat sij hunne slaven met goede ordre sullen hebben te tracteren, sonder die geduyrich met slaen, stoten ende schelden stuggerich te maecken, ten eynde daerdoor niet meer van deselve comen te verlopen, etc. 20 dito, 's morgens seer fray, helder, sonneschijn-weer, hebben die van 't schip Prins Willem (om brandthoudt benodicht sijnde) partije volcq aen landt gesonden om te cappen, cloven ende sagen; welcke derhalven sijn gebracht ter plaetse daer d' E. Compagnie haer boulandt is maeckende ende noch veele corte, dicke boomen (onbequaem te vertimmeren) sijn staende, om die empassandt door deselve te laten uytroeyenGa naar voetnoot2., ten eynde daer de ploegh te eerder sal mogen ingestelt worden - sulcx deselve dubbelden dienst sullen doen, namentlijcq brandhoudt voor 't schip cappen ende met eenen 't landt schoon maecken van 't geboomte, etc., boven dat noch eenige andre balcken uyt 't bos (wat verder gelegen) tot op 't wagenpat sullen trecken om bij gelegentheyt met wagens thuys te halen ende tot verlengingh des hooffts te dienen, etc. Heden is den Commandeur selffs mede uytgeweest ende beneffens hem oocq den oppercoopman Bastincq, om denselven onsen lantbouw, etc., eens te verthoonen ende met eenen overal de behoorlijcke ordre te stellen, mitsgaders 't oogh over 't wercq te laten gaen, ten eynde elcq te meer in sijn debvoiren gevordert worde, etc., na 'twelcke tegen den avond weder sijn thuys gecomen. | |||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||
21 dito, schoon weer, 't luchjen Noordtwest als vooren, quam Jan Reynierss., vrijborger, 's morgens vroegh clagen, dat hem dese verleden nacht oocq al de slaven ende slavinnen waren ontlopen, beneffens wel 3 à 4 deeckens, cledingh, rijs ende tabacq, etc. Ga naar margenoot+ Waerop wij den nieuwen tolcq Doman, nu Anthony genaempt, ende met d' E. Heer Cuneus van Batavia geretourneert, riepen ende vraegden hoe 't quam dat de Hottentoos niet uyt wilden om te gaen soecken; op 'twelcke denselven seer koeltjes antwoorden, dat het niet en wiste. Des den Commandeur (hem niet veel vertrouwende) de tolckinne Eva in sijn comptoir, sonder voorsz. Anthony, alleen liet comen ende in 't heymelijcq affvraegden off onse swarten niet bij de Hottentoos wierden opgehouden. Waerop sij vraeghden off den Commandeur wel sulcke gedachten hadden, ende g'antwoort sijnde van jae, seyde sij (goet Duyts spreeckende) dese woorden namentlijcq: Ick sal Mijnheer van Riebeecq rechtuyt seggen: Doman deucht niet. Hij heefft al dat wij eergister bij Mijnheer gepraet hebben in de camer, gister aen de Hottentoos wederom geseght, ende als ik hem seyde, dat het quaelijck gedaen was, seyde hij wederom: ‘ick ben Hottentoos man en niet Duytsman, maer jij Eva, soubatGa naar voetnoot1. de Commandeur’, ende soo voorts, seggende vorders: Mijnheer, ick denck oock dat de dicke capiteyn van de Caepmans de slaven houtGa naar voetnoot2.. Haer vragende wat hij daermede soude doen, antwoorde: dat se aen de Cochoquas, om vruntschap te houden, soude vereeren, die se dan vorders wist te brengen bij de Hancumquas, welcke heel verde van hier woonen ende mede lantbouwen, daer se dacchaGa naar voetnoot3.Ga naar eind(d) in telen, sijnde een droogh cruyt dat de Hottentoos eeten ende droncken van worden, seer g'estimeert. Maer bad voorsz. tolckinne wel ernstich, dat men niet soude seggen sulcx van haer verstaen te hebben, sij wilde ons dan altijt rechtuyt spreecken ende wij souden maer den dicken capiteyns drie zoonen: Schacher, Pieter Otegno ende Jan bij 't hoofft vatten ende vasthouden. Sij souden dan de swarten wel haest wederom beschicken, etc. Ditselve alle heeft se heden oocq geseght in presentie van den oppercoopman Willem Bastincq. Ga naar margenoot+ Waerop dan den Commandeur met d' E. Bastincq ende den fiscael te paerde is uytgegaen om Herry ende Caepman's leger eens te besoecken, etc., maer omtrent de Soete-reviere comende, bevonden Caepman heel na het Lupaerts-geberghte met al sijn huysen ende beesten weghgeweecken, maer Herry was met sijn leger naderbij | |||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||
gecomen, doendeGa naar voetnoot1. om sijn huysen op te stellen, in welcke wij voorsz. persoonen Schacher, Pieter Otegno ende Jan vernamen, doch wierd niet goetgevonden deselve ten eynde voorsz. aldaer aen te tasten, maer vooralsnoch te simuleren tot men hun in 't fort gelockt sal hebben. Ten welcken fine den Commandeur haer (als beneffens Herry de principaelste wesende) vrundelijcq versocht dat se doch na de swarten wilden gaen soecken, souden haer met eenige sacken broot ende tabacq, etc. op de reyse wel versien, behoeffden maer aen 't fort te comen ende haer sacken te laten vullen, met beloffte van voor elcke swarteGa naar voetnoot2. man (soo sij se noemen) eens soo veel cooper te geven als voor een grooten os, nevens lustich brandewijn, tabacq ende rijs als se die thuysbrengen, etc. Na 'twelcke een tabacqjen onder de principaelste vereert ende voor 't gemeen oocq eenige stuckjes te grabbel gesmeten is, sijnde het teycken van confidentie als den Commandeur hun met yemandt vreemts compt besoecken, anders vallen se wat vreesachtich als se maer ymandt vernemen die haer wat meer als een schipper ofte hoger gequalificeert persoon in d' ogen schijnt. 's Avonts cregen tijdingh dat Harman Remajenne, omtrent twee uyren gaens van huys na voorsz. Lupaerts-geberchte wesende om riet te cappen, onderwegen hadde vernomen voorsz. vier weghgelopen slaven van Jan Reyniersz., haer cours recht na Caepman's passagie hebbende, van welcke (die vervolgende) een onderlopenGa naar voetnoot3. ende wederom gecregen hadde, doch de rest waren hem te rad geweest, sulcx die voorts wegh- ende deurgeraeckt sijn, meest N.N.Oostwaerts heen. 22 dito, 's morgens drie uyren voor den dagh, is den fiscael ende sargeant uytgesonden om voorsz. slaeff in 't fort te halen ende te sien off men de oorsaecq van hun weghlopen oocq sal cunnen vernemen ende van wie sijluyden daertoe opgemaeckt off aengehoudenGa naar voetnoot4. worden, etc. ende met eenen de visiteGa naar voetnoot5. over der vrije luydenGa naar margenoot+ bestiael eens te doen, alsoo geseght wort sijluyden van hare schapen ende beesten slachten ende dat vleys aen boort weten te vercoopen, 'twelcke d' aenteelt verhindert ende d' E. Compagnie tot groot nadeel compt te strecken, vermits sijluyden noch meest altemalen soute vleys ende specq uyt 't magasijn, neffens andre provisien meer te borghGa naar voetnoot6., ende vast soovecle maer soecken in te halen dat se te grooten schult maecken, sonder veel apparentie van die vooreerst noch te sullen cunnen affdoen soo se op haer aenteelt ende corenbouw niet na behooren comen te letten, gelijck oocq gemerct wort, dat sommige hun meer gelegen laten aen hare quanselerijen aen de schepen ende inhalingen als wel aen den nodigen lantbouw ende aenqueecq van bestiael voorsz. Weshalven oocq mede sullen opnemen hoeveel landt datter jegenwoordich van elcq der vrije luyden gereet leght om met garst te besayen, welcx tijt nu oocq aencompt ende waergenomen dient. | |||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||
Sijnde oocq voorsz. fiscael ende sargeant gelast in 't wederkeeren te sien off se verhaelde drie Hottentoos (zoons van den dicken offte Caepman's capiteyn, Gogosoa genaemt) met een soet praetjen sullen cunnen met haer mede aen 't fort crijgen, omme dan te overleggen off men se, ten eynde voorsz., sal vasthouden off hoedanich in de sake te procederen. ‘Saterdagh, den 22en Juny, anno 1658Ga naar eind(e). Omtrent middagh, Caepmans capiteyns zoonen, Schacher met Pieter Ottegno, neffens eenige andre, item oocq Herry, binnen 't fort op de voorsael gecomen wesende, mitsgaders oocq alle de principaelste van de vrije luyden, welcke met ons sustineerden, dat men jegenwoordich dese schoone gelegentheyt niet behoorde te laten passeren, als meenende, gelijcq wij oocq voor vast houden, dat de weghgelopen slaven bij de Caepmans wierden aengehouden, daerna toeGa naar voetnoot1. Herman Remajenne gister haer had gesien hun cours nemen doen hij den eenen onderliep, etc. Item oocq ten aensien het vasthouden van haer vader (den ouden Gogosoa)Ga naar margenoot+ voor dato om de genomen beesten van Hendricq Boom soo weynich alteratie hadde gegeven, maer deselve daerop ten eersten wierden wederom beschickt, soo is bij den Raedt, met advys van de voorsz. vrije luyden, goet gevonden de twee meergenoemde persoonen Schaccher ende Pieter Otegno, nevens noch een ander van de principaelste der Caepmans, genaempt Osaoa, te laten vasthouden, gelijck dan terstondt is geschiet op dit aenseggen tot deselve, namentlijcq: dat nademael wij dickwils hadden gesien de vrouwen van de Hottentoos gebraden schiltpadtjens ende ander cost hadden aen de slaven gegeven ende haer met de hand gewenckt na 't Lupaerts-geberghte ende sijluyden niet uyt wilden gaen soecken ende andre redenen meer, 'twelcke alle ons vastelijcq dede geloven deselve van haer wierden opgehouden om aen de Cochoquas te brengen, ende door deselve dan wijders aen de Hancumquas offte Daccha-maeckersGa naar voetnoot2., etc., dat ons sulcx hadde doen goetvinden haer luyden voornoempt hier als ostagiers te houden tot ons al de weghgelopen slaven sullen wederom beschickt sijn, ende haer derhalven soolange sullen onthouden in 't koockhuysjen van den chirurgijn, daer se affgeslooten ende g'ordonneert sijn alle goet tractement aen te doen. Heden oocq door de vrije luyden overgegeven sijnde de notitie van de 4 persoonen bij haer op nominatie gebracht, namentlijcq: Hendrick Boom }van Amsterdam, Jan Reyniersz }van Amsterdam, Harman Remajenne van Ceulen, Jacob Cornelisz van Rosendael, alle vrije borgers alhier, omme harendwegen twee daeruyt te kiesen ende desen jaere als Borger-raden in onsen Raedt cessie te laten hebben omme (delicten onder | |||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||
haer voorvallende) daerover te helpen besoigneren ende besluyten, soo is bij den Raedt verstaen, om altijt ymandt van ervaringe te hebben ende niet telckens altemael nieuwelingen, den persoon Steven Jansz (door d' E. Heer Commissaris van Goens anno passado tot eerste Borger-raedt gestelt) dit jaer als out-Borgerraedt noch te continueren, ende daerbij te admitteren den vrij borger Hendricq Hendricxsz. Boom van Amsterdam tot den tweeden, ten eynde voorsz.; 'twelcke haerluydenGa naar margenoot+ sal worden gecommuniceert om hun van te mogen dienen na behoorenGa naar eind(f). Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, datum ut supra. Jan van Riebeeck Willem Bastincq Roeloff de Man Jan van Herwarden Abraham Gabbema, secretaris.’
De Hottentoos met een goet getal in 't fort sijnde, ende oocq Herry, sagen wel wat vreemt toe, maer vernemende dat de gedetineerde alle goet tractement wierden aengedaen, schenen weynich g'altereert te sijn, seggende sij souden lustich gaen soecken, niet willende lijdenGa naar voetnoot1. dat se wisten waer de slaven waren. Maer Doman, off Anthony, die op Batavia geweest is, was daerover soo vertoornt, dat hij sijn quaetheyt niet coste matigen, maer in presentie van alle dese Hottentoos seyde dat de tolckinne Eva ons hier toe geraden hadde, willende haer schier soo ten eersten vernielen, welcke haer oocq terstondt verantwoorden ende sulcx ontkenden, gelijck wij harendwegen oocq deden (hoewel het nochtans waer was) maer wierd haerluyden verseeckert sij geen schult had ende dit ons eygen motyff was, om de gemeensaemheyt, etc., die wij cortelinghGa naar voetnoot2. hadden gemerct sommige vrouwen van Caepman's leger met deselve gepleeght hadde, ende te meer oocq omdat ons Schacher ende OldehoerGa naar voetnoot3. over eenige dagen tijdinge hadden gebracht deselve omtrent haer leger hadden gesien ende wisten te seggen wat se deden, etc. Doch was Anthony van sijn sanghGa naar voetnoot4. om Eva te beschuldigen niet aff te brengen, sulcx hij in alles, ende bysonder in dit stucq, laet blijcken dat hij gansch niet te betrouwen ende men sich voor hem al wat sal hebben te wachten, wesende op 't hooghste te wenschen dat noyt op Batavia geweest was, offte met een soet praetjen daer weder te locken, te meer alsoo daer seer pertinent met schietgeweer heeftGa naar margenoot+ leren omgaen, dat wij genoegh te doen hebben sulcx hier uyt sijn handen te houden. Sondagh, den 23 dito, 's morgens nat weer ende Noord-Weste-coelte als vooren. | |||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||
‘Sondag, den 23en Juny 1658Ga naar eind(g).
Den tolcq Doman, alias Anthony, ons dapper aenwesende om oocq seecker persoon van Herrys volcq te vatten, die over eenigen tijt de 14 vermiste schapen ons ontstolen ende weghgedreven had, opdat sij soowel als Caepman's volcq mede mochten uytgaen halen de SwartemansGa naar voetnoot1., ende daerbij jegenwoordich volcomentlijcq latende blijcken dat hij van Caepman ende Eva van Herry's volcq is (hoewel haer moeder in Caepman's leger woondt) alsoo elcq sijn partije lustich voorstaet ende den andren op 't swaerste met alles becladden, waerdoor men nu oocq den rechten man apparent sal comen uyt te vinden wieGa naar voetnoot2. den jongen over 5 jaren vermoort ende de beesten van d' E. Compagnie gestoolen heeft, etc. Bij alle welcke voorvallen oocq den oppercoopman Willem Bastincq, present sijnde, mitsgaders door ons van saecken wat g'informeertGa naar voetnoot3., sooveel de cortheyt des tijts heeft cunnen medebrengen, is bij den Raedt, met Sijn E. advys, verstaen gemelte persoon van Herry (Jan Cou genaemt) oocq bij de andre van gister in ostagie te setten, opdat de Caepmans niet souden meenen wij d' een leederGa naar voetnoot4. als d' ander hebben, ten aensien oocq ons Doman affirmeert dat Herry's volcq om Caepman (alleen vastgehouden wordende) lachen ende de spot houdenGa naar voetnoot5., 'twelcq haer seer schijnt te spijten ende wel een rupture tusschen haer mochte maken (sijnde de jalousie genoegh) om van d' een te mogen weten wat d' ander op ons altijt mochte voornemen, etc., ende bij dese middel haer beyde in sodanige alliantie te houden als voortaen na tijt ende saecks gelegentheyt ten meesten voordele van d' E. Compagnie sal mogen verstaen worden te behooren, mitsgaders beyde even seer onder devotie te brengen, alsoo se doch niet derven diep te landt in marcheren uyt vreese van door de Saldanhars beroofft te worden, sulcx sij (deselve affcomende) dan telckens weder moeten herwaerts keeren ende onse protectie soecken, dat, hoe rijcker vanGa naar margenoot+ vee sij worden, hoe meer te sustineren is, soo van tijt tot tijt oocq meer ende meer is blijckende, ende waeromme tot d' ostagie van voorsz. Jan Cou oocq is geresolveert, opdat sij alle beyde even goede vlijt mochten aenwenden ons de slaven wederom te beschicken, etc. Hetwelcke dan oocq fraytjes ten eersten is beschickt ende g'effectueert, waerop cort daerna Herry met Eva ende den tolcq Doman - Anthony - bij den Commandeur comende, communiceerde ende met advys van den ostagier Schacher voornoemt aenraeden dat het goet soude wesen wij oocq yemandt van de principaelste uyt de Gorachouquas (de Tabacqdieven) haer leger vasthielden, als wanneer alle drie tesamen (over een cam geschooren sijnde) de slaven te seeckerder souden wederom te crijgen sijn, allen 'twelcken bij den Raedt (g'adsisteert met d' E. Willem | |||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||
Bastincq voorsz.) aengehoort ende daerop de behoorlijcke bedenckingen ende veele deliberatien genomen, mitsgaders oocq volcomentlijcq bemerckt hebbende dat se haer gansch veele aen de voornoemde ostagiers gelegen laten, boven dat se nu seer obedieusGa naar voetnoot1. schijnen ons in alles tegemoet te comen ende genochsaem als in de roede vallenGa naar voetnoot2., 'twelcke sijluyden ons oocq van de Gorachouqua (vasthoudende) mede volcomentlijck affirmeeren, ja dat elcq schier al sijn vee tot lossinge sal aenbieden, gelijcq dese rede al beginnen, beneffens sulcke conditien meer als wij selffs schier begeeren ende waerdoor wel mochte gebeuren wij haer soodanich wel onder devotie cregen (met altijts ostagiers te houden) ten eenerley continueel, off bij verwisselinge voor eenigen tijt altements van de principaelste, dat men door die middel geraeckten tot het oogmercq van bestiael, daerom men anders gespeculeert had d' affsnijdinge ende trenchementen te maecken, daervoor sijluyden nu tegen andre diep uyt landt souden sunnen comen te verstrecken, verstaende als die ons eenich overlast wilden aendoen, offte andre aenlocken, sooals 't d' E. Compagnie dan best mochte dienstich ende gelegen comen, 'twelcke veel oncostelijckerGa naar voetnoot3. soude vallen, met oocq veel meer gerustheyt als alle die fortificatien voorsz., ende om welcke consideratien voorsz. dan vastgestelt is Herry ende Sacher'sGa naar voetnoot4. versoecq in desen toe te staen, namentlijcq om Gorachauquas capiteyn mede in ostagie te nemen ende houden, sullende sijluyden versorgenGa naar voetnoot5. den oversten van de Gorachouquas ten dien eynde met een soet praetjen hier in 't fort te locken, waerdoor dan gehoopt wordt wat goets ende hetGa naar margenoot+ gewenschte ooghmercq mettertijt sal uytgewerckt cunnen worden, tot welcke sigh d' apparentien niet vreempt schijnen op te doen. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere voorsz.
(Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Willem Bastincq Roelo de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’
Ondertusschen sijn de vrije luyden allomme gewaerschoudt wel op hoede ende haer geweerGa naar voetnoot6. te passen om niet onversiens eenich overval te lijden, noch oocq de wegen ongewapendt te bewandelen, ende ten dien eynde aengeseght die van geen schietgeweer na behooren is versien, sigh uyt Compagnie's wapencamer te comen laten accommoderen, op pene van die sonder schietgeweer na desen bevonden wort | |||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||
alleenich over wegh te comen, 'tsij knecht of meester, telckens te verbeuren twee realen van achten, ende opdat elcq sijn geweer op eygen costen wel ende ficx houde, sal daerover somtijts visite geschieden om alle verwaerlosinge te voorcomen, etc. 24 dito, 's morgens, waren der al 3 stucx lijffeygenen wederom gecomen, namentlijcq een man ende vrouw van Caspar Brinckman, die 's nachts voor de deur stonden. Item een slavin van Jan Reyniersz., 's morgens met den dagh voor de meulen staende, apparent gelijcq Hendricq Booms koebeesten, voor desen weghgenomen, 's nachts oocq soo stillekens aen 't huys gebracht, quansuys schijnende off se nu van selffs thuysquamen ende niet dervende deselve brengen or niet gekent te worden offte te willen weten dat se oyt bij haer geweest sijn, daer weynich aen gelegen sij als wij se maer soo cunnen wederom crijgen om daerna 't weghlopen niet meer suspectGa naar voetnoot1. te wesen. Ga naar margenoot+ Herry quam desen morgen wel met 25 wackere Hottentoos, versoeckende voor elcq wat broot om tot opsoeckinge van de slaven eenigen tijt te cunnen uytblijven ende daerop te leven, 'twelcq wel (om redenen voorsz.) maer blaeuwe praetjes sijn, maer wort bij ons echter geveynst sulcx te geloven, om te beter de Gorachouqua mede in de knipGa naar voetnoot2. te crijgen ende alsdan 't spel na onse wil te drayen, sijnde dese derhalven met broot ende tabacq geprovideert. 25 dito, fray weer ende westelijcke luchjens als vooren, hebben die van 't schip Prins Willem, gelijcq gister, met wel 200 man besich geweest branthoudt halen ende dragen, door hun volcq verleden bij 't bos gecapt ende gesloofftGa naar voetnoot3. van partije boomen, die op fray landt stonden, 'twelcq gehoopt wordt dit saysoen noch te ploegen ende besayen, alsoo 't door dese middel fray van veele corte, dicke boomen ontruympt is. 26 ende 27 dito, fray, lieffelijcq weer. Brachten ons drie Hottentoos van Caepmans volcq selver thuys twee Gunese lijffeigenen, namentlijcq een man ende een vrouw <van> den vrij borger Caspar Brinckman, wiens 4 stucx nu al te malen weder hier sijn, manquerende noch een paer van de vrij borger Jan Reyniersz. ende een vrouw van Harman Remajenne, mitsgaders de 7 stucx Angoolse van d' E. Compagnie, daer de Hottentoos beloven lustich haer best om te doen, ende ten welcken eynde Herry een beest had laten slaenGa naar voetnoot4. om sijn volcq mede te provideeren, gelijck wij haerluyden ten selven fine mede de knapsacken met broot, alsoo sij seggen, deselve al verde wegh sijn ende gesocht sullen moeten worden. Het sij dan soo 't wesen mach, wij veynsen ons noch al sulcx te geloven ende hebben, om haer te animeren, voor dese twee wederom gebrachteGa naar voetnoot5. 6 plaeten ende 6 lange stocken draetcoper vereert, beneffens lustich tabacq, brandewijn ende broot, etc., dat d' andre lustich scheen op te wecken ende moet te geven om oocq te gaen soecken, wordende tusschenwijle de hostagiers alle goet tractement aengedaen, etc. Heden sijn d' opperhooffden van 't schip Prins Willem haer affscheyt gegeven | |||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||
ende g'intregeert de brieven ende pampieren aen d' Ed. Heeren Gouverneur-Generael ende Raden van India tot BataviaGa naar eind(h), wesende voorts den ganschen namiddagh besigh hare ververssinge voor de reys met schuyt ende boots aen boort te halen. 28 dito, idem, moy weer ende 't luchjen variabel. Waren die van 't schip Prins Willem den ganschen dagh noch meest besich met de vordere ververssinge aen boort te halen, sulcx deselve desen avondt noch niet seyl raeckten.
‘Vrijdagh, den 28en Juny anno 1658Ga naar eind(i).Ga naar margenoot+ Op dato de vrije luyden versoeckende dat men haer de wedergecomen ende vastsittende slaven ende slavinnen souden willen maer ten eersten haer straffe laten ontfangen ende largeren, om haer in den landt ende corenbouw weder te gebruycken, als deselve daertoe op 't hooghste nodich van doen hebbende, etc., ende gemerckt het wel wat langh mochte tardeeren eer de noch achter sijnde altemalen sullen wedergecomen wesen, etc., soo is bij den Raedt, hoewel die liever altemalen eerst wederom hadden om aen deselve dan tegelijcq het behoorlijcq exempel te statueren, goetgevonden morgen al de vrije luyden met haer slaven aen 't fort te laten comen, mitsgaders ten dien eynde vergaderinge te leggenGa naar voetnoot1. ende dan vorders met de Borgerraden te delibereren ende overleggen wat straffe men aen dese vooraff ten exempel van d' andre ende tot voorcominge van 't vorder weghlopen soude doen, omme elcq de sijne na gedaene executie dan weder te laten toecomen tot hunnen nodigen arbeyt in den landtbouw voorsz. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten daege ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Herwarden Abraham Gabbema, secretaris.’
29 dito, betogen lucht met N.N.Weste-coelte, sijnde contrarie windt, ende dierhalven belet voor 't schip Prins Wilhem om t' seyl te gaen. 's Avonts wierd een schip gesien beneden 't Robben-eylandt. Ende is op dato bij den Raedt, g'adsisteert met de twee vercooren Borgerraden, sententie gevelt over de weghgelopen ende wedergecregen slaven ende slavinnen van de vrije luydenGa naar eind(j), namentlijck om altemalen, buyten aen een pael gebonden, gegeesselt te worden ende een van deselve oocq gebrandmerckt, mitsgaders twee in de kettingh aen malcanderen vastgecloncken tot hun meesters sullen versoecken haer weder teGa naar margenoot+ largeren, als breeder bij de sententie daerover genomen. | |||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||
Nieuwe maen, Sondagh, den 30en dito, 's morgens 't luchjen noch als vooren, quam voorsz. schip voor de wint de bay in zeylen ende omtrent 8 uyren wel ter rheede, sijnde 't jachjen Maria, comende gistermorgen geseylt uyt de Saldanha-bay ende medebrengende:
Hadde oocq 12 schapen in de Saldanha-bay gehandelt, beneffens een cloecq calff, dat beneffens acht schapen voor 't volcq geslacht ende noch 4 jonge lammeren met een oudt oy mede hier gebracht had; item eenige vaten vis voor 't jacht oocq ingesouten. Ende rapporteerden den schipper dat d' inwoonders van welcke sijluyden voorsz. beestiael cregen, het schenen daerop aengeleyt te hebben om haer te overvallen ende om 't copershalven altemalen die aen landt waren de clop te geven, doch bij d' onse sulcx gemerct sijnde, was het deselve misluct, sijnde de Charingurinars, ofte anders genaemt de Charigruquas, die voor dato 't Robbejachts bootjen in dito bay oocq gespoeljeert ende 't volcq om 't coper- ende tabacxhalven te vermoorden gemeent hadden, als dickmael aengeteyckent. Ware derhalven te wenschen, dat men den oversten van haerluyden oocq hier in 't fort hadden, om haer die moetwil eens ter degen te doen betalen, etc. Heden hebben navolgende persoonen voor den Raed ondertrouw gedaen, conform de resolutieGa naar eind(k) hier onder g'insereert, namentlijck:
‘Sondag, den 30en Juny 1658. Wouter Cornelisz. Mostaert van Utrecht, jongman ende vrij borger alhier, outGa naar margenoot+ XXIII jaren, sich in trouwbeloffte begeven hebbende met d' eerbare jonge dochter Hester Weyers van LierGa naar eind(l), out XXIIII jaren, in dienst ende onder voogdije staende van den oppercoopman Willem Bastincq, bescheyden op 't alhier ter rheede leggende schip, Prins Willem, ende versoeckende, mits toestaen van denselven oppercoopman, metten anderen wettelijcq in den H. echten staet te mogen bevesticht worden, mitsgaders ten dien eynde te vergunnen dat haer eerste gebodt heden na 't sermoen souden mogen werden affgecundicht, doordien bovengemelte schip jegenwoordich seylvaerdich leght om metten eersten goeden windt te vertrecken, - soo is (om 'tselve schip ter saecke voorsz. in sijne te doene voyagie niet te retarderen ofte op te houden, etc.) bij den Raedt deser fortresse (niet anders hebbende | |||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||
cunnen vernemen als dat beyde liber ende vrije persoonen waren, welcke met niemandt ter werelt volgens haer, als oocq voorsz. oppercoopman's eygen verclaeringe, yetswes dienaengaende uytstaende hadden) verstaen deselve jongeluyden haer billicq versoecq te consenteren, mitsgaders ten dien fine ende om redenen voorsz. dese morgen na 't eyndigen des Cristelijcken sermoens haer eerste affcundinge te laten doen, ende alsoo vervolgens alle Sondagen tot de derde incluys, om alsdan na de laeste affroepinge, geen wettige oorsaecke van verhinderinge voorcomende, door den secretaris van ons Raedt, (vermits hier geen predicandt hebben) de solemnisatie voor allen den volcke in openen Raedtcamere wettelijcq te laten geschieden ende met de trouw publyckelijcq voort te varen. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope, ten dage ende jaere als boven. (Was geteyckent:) Jan van Riebeeck Roeloff de Man Jan van Harwarden Abraham Gabbema, secretaris.’ |
|