Daghregister. Deel 2. 1656-1658
(1955)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdJulius anno 1656
Adij, primo dito, 's morgens swaren regen ende redelijck wint van den N.Westen tot belet in veel saken, bysonderlijck aen 't metsel- ende thuynwerck, in allen 'twelcke jeegenwoordigh oock groodt achterdeel geleden wordt door de sieckten dagelijx onder 't volcq regerende, sodanigh dat niet alleene 't sieckenhuys vol crancken, maer oock den thienden man bovendien niet al vrij sonder bewegingenGa naar voetnoot2. van sieckten sij, den eenen vast voor ende den andren na invallende, selffs oock d' officiantenGa naar voetnoot3. endeGa naar margenoot+ den chirurgijn, die tot gister noch bij de patientten uyt het bedde metterhandt geleytt is geworden, principalijck om eenige sware verouderde accidentenGa naar voetnoot4. daer sommige mede beladen sijn, alsoo niet anders als een barbarotGa naar voetnoot5. offte derde man (sijnde noch maer een jongh borstjen) bij sigh heefft, dat gister mede heel cranck te bedde is geraeckt, sijnde den onderbarbier per 't Robbejachtjen na de Saldanhabay met de robbe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vangers uyt, sulx dat de patienten jegenwoordigh gansch desolaet sonder chirurgijns hulpe leggen, ende dierhalven in dit nootgeval den Commandeur sijn oudeGa naar voetnoot1. cunst selffs bij der hant heefft moeten vatten, opdat de luyden niet souden leggen vergaen, etc. Sondagh, den 2en dito, fray sonneschijn-weer ende 't luchjen variabel, mitsgaders met de sieckten onder 't volcq noch even swaer. 3, 4 ende 5 dito, meest weer ende wint als voren. Ende is in de nanacht hier wel g'arriveert 't Robbejacht uyt de Saldanhabay, geladen vol riet, 155 robbevellen ende 4 halffamen traen, sijnde den adsistent Jan Wouterss. met 5 man ende de chaloup Peguyn gebleven op 't Dassen-eylandt om daer van de zeeleeuwen noch wat traen sien te crijgen, ende hadden in de gemelte bay veel inwoonders met beestiael vernomen,Ga naar margenoot+ die redelijck wel genegen waren te handelen, maer gans geen brieven gevonden van Francen noch Engelsen, als nader te lesen bij onderstaende brieffken geschreven ‘Aen den Commandeur Jan van Riebeecq, Wij senden UE. bij deesen toe de chaloup Robbejacht, ingeladen hebbende 4 halffamen traen, 155 stux robbevellen ende 450 bossen deckriet. Wat belanght het vissen, schijnt de tijt niet is. Soo is de zegen oock al te swack ende hebben niet opgedaen; sijn oock aen d' eylanden geweest ende wel omgesocht na eenige brieven, maer geen vernomen. Hier sijn oock inwoonders met vee in de bay geweest. Oock sijn wij van meeninge met de chaloup Peguyn aan 't Dassen-eylandt noch 8 à 10 dagen te verblijven om noch wat traen van de zeeleeuwen te becomen, ende vandaer met een goede wint t'seyl gaende nae 't Robben-eylandt ende sien hoe 't daer toestaet, om oock partije schapen in te nemen, als bequamelijck sullen cunnen overvoeren.
Hiermede etc. (Ter sijden stondt:) in de chaloup Robbejacht, seylende onder 't Dassen-eylandt, desen 4en July anno 1656. (ende was geteyckent:) Jan Woutersen.’
Op den dagh is de stuurman van 't Robbejachjen gelast sigh in allerijl t' ontladen, om met den eersten goeden windt weder over 't Dassen-eylandt na verhaelde bay te keeren met wat coper, tabacq, etc., om te sien off men van de inwoonders aldaer wat schapen sal cunnen handelen, beneffens navolgende brieffken geschreven, luydende als te weten: ‘Aen den adsistent Jan Wouterss, Ga naar margenoot+ Dewijle wij soo uyt u schrijven als 't mondelingh raport van den stuurman verstaen, datter veele inwoonders met vee in de Saldanhabay sijn ende redelijck ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
negen te handelen, soo wort Ul. bij desen 't Robbejachjen in der haest weder terughgestuyrt met 85 lb. draet ende 25 lb. plaetcoper in 20 platen, 12½ lb. tabacq ende ½ gros pijpen, om namentlijck voor 't draetcoper te ruylen schapen ende voor de platen fraye jonge beestjes off redelijck groote calven, (alsoo de koebeesten te groot vallen met 't jachjen over te voeren ende de schapen ende calven recht bequaem) die dan op 't Schapeneylandt brengen. Soo den handel continueert, 't jachjen met sooveel als voeren can telckens herwaerts off nae 't Robben-eylandt senden cundt, na sigh Godes weer ende wint compt te schicken. Ende ingevalle de inwoonders wegh waren, sulx datter in handel niet te doen viel, soo laet het jachjen weder vol riedt laden, dat evenwelGa naar voetnoot1. geschieden can, doch juyst niet heel vol, maer soo veele datter de schapen onder 't verdeck noch vlack en beter als op de scherpe bodem van 't jachjen sullen cunnen staen. De Peguyn can Ul. met soo veel volcq als noodigh is, neffens de gereetschappen, etc., van 't Dassen-eylandt herwaerts aensenden, ende Ul. sigh begeven op 't jachjen na de bay voorsz., omme aldaer den handel waer te nemen, doch soo Ul. meent de Peguyn daer oock noodigh te hebben, cunt se medenemen. Tgene Ul. ons hebt laten weeten van den stuurman, is den fiscael gelast na te ondersoecken; 't souden leelijcke dingen wesen, dat hij des volcqs ransoenGa naar voetnoot2. opsoop ende sigh daermede vergreep in dronckenschapGa naar eind(b). Des Ul. oock gerecommandeert blijfft daerop acht te houden, want als de overhooffden haer in den dronckGa naar voetnoot3. verloopen, soo wort den costelijcken tijt (voor Compagnies dienst sijnde) versuympt, behalven dat in cas voorsz. de arme menschen (die 't werck doen moeten) oock 't hare onthouden word, 'twelck gansch niet en deught, maer nodich redresGa naar voetnoot4. vereysschen. Hierbij gaen noch 3 bijlen om te haestiger het riet te mogen cappen. Voor deGa naar margenoot+ jonge beesjens off pinckenGa naar voetnoot5. moet maer één plaet gegeven worden, ende van dese beste tabacq maer 2 span voor yder schaep op 2, 3 à 4 stocken draetcoper toe, doch van d' anderGa naar voetnoot6. vrij soo langh als 't schaep is; ende siet (mogelijck sijnde) jongh slaghGa naar voetnoot7. te crijgen die gesont sijn, alsoo d' ander niet levendigh soudt cunnen overbrengen. Per memorie. (Ter sijden stont:) In 't fort de Goede Hope, den 5 July anno 1656. Ende hiermede, etc. (was geteyckent:) J. van Riebeeck.’
's Namiddaghs compt hier, Gode loff, van St. Helena wel te retourneren't galjot NachtglasGa naar eind(c), hebbende de vloot van d' Heer Bogaerde niet beloopen, alsoo 5 dagen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tevoren vertrocken waren ende gemelde galjot (doen van hier vertrock) 7 dagen langh bij dese Caep van stilte leggen drijven had, 'twelcke derhalven dan de principale oorsaecke is. Item oock dat d' E. Sarcerius gesepareert heeft moeten navolgen. Die van 't gemelte galjot hadden de paerden, mits haer wildigheyt, niet cunnen vangen, maer brachten een fraye partije noch levendigh sijnde jonge lemoen- ende appelboomtjes mede, wel ongeveer 300 stux, soodat wij 't jegenwoordigh daervan alhier mede lustigh overvloedigh hopen te maken. Was vandaer gescheyden den eersten Juny ende had veel stilte gehadt, sulx dat van St. Helena tot hier onderwegh was geweest een maendt ende 5 dagen, medebrengende een brieffken van d' E. Sarcerius ende opperhooffden sijnder onderhorige vlote geschreven
‘Aen d' E. Jan van Riebeecq, Ga naar margenoot+ Commandeur over 't fort de Goede Hope ende 't resort van dien, (luydende vorders als te weten:) Eersame, etc., Nae wij den 27en April jonghstleden van voor 't fort de Goede Hope gescheyden waren, sijn den 17en stantijGa naar voetnoot1. te deser rheede salvo aengecomen, alwaer 't galjot Nachtglas ('twelck den 7en deser eerst verschenen was) noch ten ancker ende d' E. Heer Gaspar van den Bogaerde (bij 't schrijven door Sijn E. aldaer gelaten) op primo stantij vertrocken te wesen bevonden. Soo oock onder andren verstonden 2 Engelsche particuliere schepen, als een van Suratte ende een van Bengale, daer aengeweest waren. In 't schip den Elephant hebben (hier aencomende) 18, soo bale als packen, natte sijde bevonden, sijnde dat quaetGa naar voetnoot2. daerdoor ontstaen, dat bij 't hard woelen van 't achterschip ('twelck een harde ontsettinghGa naar voetnoot3. baerde) groote quantité water in de constabels- als andere camers geraeckt sij, en ten ware noch soo spoedigh daer achter gecomen waren, dat gespinGa naar voetnoot4. t'eenemael vergaen soude hebben, dat nu, met die aen landt te brengen en in versch water te brengen, noch geprevenieert is. Den 20en stantij is, na 4 maenden geseylt te hebben, hier bij ons van Bengale ten ancker gecomen 't Engels particulier schip d' Lion, bestouwt, soo seggen, met 110 lasten salpeter, 300 packen zijde en weynich lijnwaten, sonder meer. Onder onse vaerentgesellenGa naar voetnoot5. hebben alhier 5 seer quaetwillige bevonden, die oockGa naar margenoot+ daerover aengesproocken ende gecorrigeert zijn, comende UE. bij desen daer een van toe, genaemt Pieter Janss. van Leeuwaerden welcke gedoemptGa naar voetnoot6. is sijn verbonden tijt, wesende noch over de twee jaren costyGa naar voetnoot7. in de kettingh uyt te dienen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart van omgeving van Kaap, No. 803, Rijksarchief.
Aanwysinge:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de vier op dit eylant verblevene paerden is door den schipper Jan Sleutel met een ongemeene ijver en geen mindere industrieGa naar voetnoot1., gelijckelijckGa naar voetnoot2. bij de stroppenGa naar voetnoot3. als andere preparaten gebleecken heeft, soo voor als na onse comste, nevens de daertoe gestelde volckerenGa naar voetnoot4. uytgesien, doch echter geene door de uyttermate wildicheyt heefft achterhalen (veel min overvallen) cunnen. Soo wij jugeren, sal 't onnodich wesen naerGa naar voetnoot5. desen daer meer na uyt te sien, oorsakeGa naar voetnoot6. de wildigheyt van dagh tot dach te accresserenGa naar voetnoot7. staet. Van lemoen- als andere boomtjens staet genoemde schipper UE. eysch te voldoen, en eer meer dan minder UE. t'huys te brengen. D' brieven door UE. aen d' E. Heer van den BoomgaerdeGa naar voetnoot8. gedediceert en in handen van meer gemelten schipper g'interrigeertGa naar voetnoot9., hebbenGa naar voetnoot10. hier gelight en g'opent, sullende 'tgene daerbinnenGa naar voetnoot11. opgemelte heerGa naar voetnoot12. versocht is, except het laten teyckenen der cognossementen als 't senden der fockjes ende pady, etc., door ons geeffectueert worden. Niet vorders t' adviseren hebbende, sullen UE. na onse groete 't schutGa naar voetnoot13. Christi bevolen laten. In 't schip Orangie, g'anckert leggende voor 't eylandt St. Helena, desen 27en May anno 1656, (was geteyckent:) Dirck Sarcerius Franchois Mannis Aldert Cagenaer Triefft Jochem Claess. ende Joris Janss. Zomer.’
Volle maen, 6 dito, 's morgens harde N.westelijcke stormwinden met swaren regenGa naar margenoot+ ende coude hagelbuyen. Is op dato bij resolutie goetgevonden 't galjot Nachtglas over Madagascar ende Mauritius na Batavia te versenden om empassant na de Tulp, wat langh boven vermoeden weghblijvende, te soecken ende vernemen, etc., als breeder bij resoulutie g'extendeertGa naar eind(d). 7 ende 8 dito, idem, harde stormigh weer ende wint als voren, met sulcke gedurige, extreme, swaren regen dat de gantsche Taeffelvaley wel een bareGa naar voetnoot14. zee geleeck, sijnde al 't landt en de thuynen gelijck een formele inundatie ondergelopen ende veele weghgestroomt, mitsgaders oock de wallen van 't oude werck aen 't fort op 3 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaetsen ter neder geregent, sulx aen 't een ende 't ander wel een paer maenden werck sullen hebben om te repareeren. Doch sullen 't dan met thuynwerckstakenGa naar voetnoot1. voort opsetten ende queeck daerdoor wercken, gelijck anno passato de achtergordijn gedaen is, die seer vast begroeit ende staen blijfft. Sondagh 's morgens, 9 dito, noch nat, vuyl, regenachtigh weer met calmte. 10 dito, fray, stil sonneschijn-weer. Waren wacker besigh om de revier wat verder buyten Compagnies thuynen om te lijdenGa naar voetnoot4. met een lustige, weyde gracht, om immers niet meer noot van overloop des waters te lijden, gelijck nu geschiet is, doordien selffs de revieren haer water niet costen verswelgen. Des nachts heefftet al weder even nat, onstuymigh weer geweest, insgelijx oock Ga naar margenoot+ den 11 ende 12 dito, met sulcken stercken affloop van water uytte revieren, dat op de rhee, daer 't galjot leyt, 't zeewater heel versch ende soet geworden was. 's Namiddaghs, 't weer wat bedaert ende droogh wesende, is den Commandeur eens gegaen naer achter den Taeffelbergh om te sien off't nieuw geboude landtGa naar voetnoot1. daer oock onder gelopen was ende eenige andere saken meer off te speculeren, maer bevondt 't coren daer fray, droogh ende lustigh aen 't wassen, etc. Tegen den avondt begondt wat te wayen uytten Z.Z.Oosten, met welcke wint, in 't opcomen van de maen wat wackerende, 't Robbejachjen ten eynde voorsz. onder seyl ginghGa naar eind(e). 13 dito, 's morgens noch al stijve Z.Z.Oostenwinden met droogh weer tot omtrent middagh, wierd heel stil ende warm. 14 dito, fray, warm sonneschijn-weer met een N.westelijck luchjen. 's Avonds, al doncker sijnde, quamen een grooten troup Hottentoos (consorten van Caepmans) met veel vee van achter den Leeuwenbergh, langhs strant, verbij 't fort drijven, die (als vooren aengeroert) tusschen de clooff van ditoGa naar voetnoot2. ende den Taeffelbergh gelegen hadden ende nu gejaeght wierden van SoanquaGa naar voetnoot2., hare ende oock al der Saldanhars vijanden, offte struyckroovers, dierhalven versoeckende om teGa naar margenoot+ mogen onder bescherminge van onse fortressen haer ter neder slaen. Daerop hun geantwoort wierdt van jae, mits voldoende de conditien met Herry aengegaen, namentlijck om te leeveren alle weecken 2 beesten ende 2 schapen voor coper ende tabacq, etc., ten behoeve van 't fort ende voor de schepen, de grooteGa naar voetnoot1. elck 10 ende de clijneGa naar voetnoot1. elck 5 beesten ende schapen. Op 'twelcke sij allegeerde dat se van haer beestiael moste leeven ende soo veel niet missen conde. Ende wij repliceerden: dan wel voort wegh mochte trecken ende sien haer selffs voor haer vijanden te bewaren, dewijle sijluyden doch de weyden alhier maer laten affeeten sonder een beest te willen verruylen, waerdoor wij dan voor Compagnies vee op 't laest comen te cort schieten, etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15 dito, 's morgens heel nat, vuyl, ongestuymigh weer. Sonden volcq uyt om te vernemen waer hun voorsz. trop Hottentoos met haer vee, in de nacht voortgedreven, mochten nedergeslagen hebben. Die wederom comende, rapporteerden omtrent ¾ mijlen van hier haer nedersettende waren, ende dat daer niet ver van aff oock Herry gevonden ende gesproocken hadden, besigh wesende om voort te trecken ende niet willende op d' onse hare nodiginge bij den Commandeur aen 't fort comen. Ondertusschen hadden de Caepmans eenigh volcq aen de Commandeur gesonden ende voorgestelt om Herry met sijn beestiael wegh te nemenGa naar voetnoot1., dewijle hij dochGa naar margenoot+ (soo sij versloegenGa naar voetnoot2.) d' E. Compagnie soo menighmael ontrouw had beweesen ende maer gesocht sighselven met verkeerde middelen rijck ende groot te maecken, gelijck rede al ten deele geworden was, willende sijluyden van ons niet anders als om bij overval van vijanden onder onse bescherminge haer retrait te mogen nemen ende t' allen tijden met ons in vruntschap te leven, mitsgaders voor onse cocx ende ander volcq, om een buyck vol eeten, tabacq ende somtijts een arackjen, branthout beschicken ende alle andere dienstbaerheyt bewijsen, sooveel sij cunnen off mogen. Maer om sooveel beestiael van 't hare te leveren als Herry geconditioneert hadt, costen sij niet missen, alsoo daervan leven moesten, maer wilden wel maken dat wij van de Saldanhars ons genoegen in overvloet cregen ende haer ten dien eynde dragenGa naar voetnoot3. als getrouwen middelaers. Waerop de gemelte gecommitteerdens van Caepman ten antwoordt is gedient, dat sij haer cappiteyn, met 2 à 3 van sijne principaelste, wilden hier halen om selffs met den Commandeur te spreecken ende vaste conditie te beramen, daer men sigh aen weercantenGa naar voetnoot4. voor altijt op sal mogen verlaten (ende ondertusschen sien dat se Herry met vrundelijcheyt hieromtrent sochten te houden om hem te facilder te mogen becomen) met welck beschijt deselve, soo 't scheen, seer blijdelijck heengingh; comende daerop 's middaghs de 2 outste zoonen van den capiteyn der Caepmans,Ga naar margenoot+ die in de voorhaelde saecken persisteerden. Doch wij seyden dat se met den capiteyn, haren vader, selffs wilde comen,'twelcke sijluyden aennamen, ende eenigh tractement, etc., genoten hebbende, tegen den avont vertrocken. 'tWierd tegen den avondt onstuymigh weer, geduyrende met bysonder swaren regen den ganschen nacht over. Sondagh, den 16 dito, noch al nat, vuyl, regenachtigh weer en de wint N.westelijck. 's Namiddaghs quamen drie soonen van verhaelden capiteyn, seggende dat den ouden man, vermits 't natte, coude weder ende sijn swaerlijvigheytGa naar voetnoot5., niet wel selffs comen coste, maar 'tgene wij met haer beslooten, voor goet ende van waerden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houden wilde, medebrengende 6 goede schapen, die aen ons verhandelden, ende vorders proponeerden dat hare oprechte intentie ende begeren was meest in substantie als op gisteren verhaelt, ende soo wij maer wilde Herry in persoon weghnemen ende dooden, dat haer daeraen de grootste vruntschap van de werelt soude geschieden, ende maken wilde dat wij van de Saldanhars soo veel beestiael cregen als wij begeerden, alsoo deselve met de doot van Herry mede groote dienst soude geschieden,Ga naar margenoot+ willende, om de saecke in effecte te doen blijcken, met haer leegers ten eersten optrecken in 't landt ende d' Saldanhaers affnodigen om alhier met ons te handelen, etc. Ende souden van haer volcq genoegh hier laten tot branthout halen ende andere dienstbaerheyt voor d' onse. Op 'twelcke haer is g'antwoort, dat sij altijts sullen mogen hier bij ons in vruntschap wonen, ende aengaende 't vangen van Herry, etc., souden ons noch wat nader op bedencken, ons veynsende voor haer beduchtingeGa naar voetnoot1. te hebben dattet hun noch de Saldanhars niet wel bevallen mochten. Waerop sijluyden altemalen eenstemmigh riepen dat wij daervoor geen vreese behoeffde te hebben. Wij souden Herry maer bij den cop vatten, hij hadde 't emmers, seyde sij, genoegh verdient, dewijle onse beesten ontroofft ende naderhandt sooveel coper ende tabacq sigh selffs toegepastGa naar voetnoot2. ende ons weysgemaeckt had dattet hem ontstolen was van de Saldanhars, 'twelck sij protesteerden (met onse opinie wel accorderende) valschelijck geloogen te sijn, maer dat de Saldanhars al de beesten die hij hadt, daervoor gegeven hadde, waervan hij nu de grooten capiteyn speelt ende haest rijck ende rijcker worden sal, indien wij hem omtrent ons in sulcken creditGa naar voetnoot3. hielden,Ga naar margenoot+ dat haer, Caepmans ende Saldanhars, altijt deede vreesen hij ons soude oprockenenGa naar voetnoot4. om d' een off d' andere tijt haer noch eens al hun bestiael aff te nemen, want hij en dochtGa naar voetnoot5. niet, ende begond al t'samen te spannen met de struyckroovers, Soanqua genaempt, om grooten aenhang te crijgen, ten welcken eynde veel volx al bijhem getroontGa naar voetnoot6. hadt, sijnde niemant van alle sijn eygen, noch hadt oock niet een kint nochte vrouw als die, haer ouders ende mannen overleden sijnde, na sigh genomen hadt, 'twelcke hij noch dagelijx observeerdenGa naar voetnoot7. om sigh in tijt ende wijle oock door aentelinge soo veelGa naar voetnoot8. machtigh van volcx te maken als rijck van beestiael, gelijck sij sijden emmers oogentschijnlijckGa naar voetnoot9. genoegh bleeck, vermits wij wel wisten, doen wij eerst hier quamen, dat hij niet een vel hadt om sijn naeckte huyt te bedecken noch geen huys om te woonen, maer des nachts onder 't crepelbos moste slapen. Ende nu soud hij gaerne de meester speelen over Caepman ende al, gelijck hij al vrij beginnende was, ende meer andre diergelijcken allegatien tot swartmaeckinge van deselven, etc., dat veele al met de waerheyt overeen quam, volgens d' ervaringe daervan genoegh becomen, ende dierhalven wel mogen in achtinge genomen werden om nader op te delibreeren ende hem echter van dit gehandelde niets te laten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blijcken, gelijck de Caepmans van hare cant mede belooffden, mitsgaders oock dat se, gelijck tevooren, sullen sien neffens hem, in compagnie met haer legers, weder hier te comen woonen, wanneer men hem dan te facilder te vatten ende sijn vee in guarandeGa naar voetnoot1. van onse coopmanschappen na ons te nemen, etc., sijnde wijders besproockenGa naar margenoot+ dat wij over en weer souden sorge dragen dat sij, Caepmans, van d' onse noch d' onse van haer eenige de minste overlast en quame te lijden, off dat d' onse, haer hinder doende, in 't aensien van de geledeerdeGa naar voetnoot2. partije, van ons soude worden gestrafft, gelijck sijluyden oock aen hun cant in 't selve cas de hare soude doen. Waerop 't verdragh van continueerende vruntschap genoeghsaem beslooten is, ende sijluyden datelijck de hare aenseyden weder hout voor de kox te halen ende te mogen alderhande diensten voor d' onseGa naar voetnoot3., mits genietende daervoor een buyck vol eeten, tabacq ende altemets een arackjen (daer se machtigh veel <van> houwen) ende schenen gansch wel te vreeden te weesen, met groote beloffte dat se soude maken Saldanhaman met veel vee affquam om aen ons te verhandelen, etc. Op dato is 't galjot Nachtglas offscheytGa naar voetnoot4. gegeven omme met den eersten goeden wint te verseylen over Madagascar ende Mauritius na Battavia, als breeder per resolutie den 6 deser daerover genomenGa naar eind(f). 17 dito, fray, bequaem sonneschijn-weer met stilte. Ende brachten de Caepmans heden weder een schaep off 2 te verhandelen, die oock doorgaens aenhielden om Herry wech te nemen, etc. 18 dito, 's morgens fray, helder sonneschijn-weer ende 't luchjen van de oostelijcker handt, waermede 't galjot Nachtglas ten eynde voormelt onder seyl gingh, ende buytenGa naar margenoot+ een N.westelijck luchjen ontmoetende, geraeckten beneden 't Robben-eylandt met 'tselve fray in zee. 19 dito, idem. Ende cregen raport van 't volck welck gisteren uytgesonden was om de wegh, off't wagenpat, na 't bos wat te vermakenGa naar voetnoot5. datter door de affwaeteringhe omtrent ½ mijl nader als 't bos gelegen is, eenGa naar voetnoot6. groote menighte bomen uyt de gront gespoelt ende affgedreven waren. Des den Commandeur eens persoonlijck derwaerts gingh om te speculeren off het soude cunnen dienen tot bequaem timmerhoudt offte andersints. Bij 'tselve dan comende, bevondt een heel nieuwe revier offte scheure, wel 50 voeten wijt, in de bare clippen van boven 't geberchte aff streckende, gespoelt te wesen ende 't voorsz. hout in uyttermaten menighte ende grooteGa naar voetnoot7. affgespoelt, jae gansche clippen die de boomen (heele mostenGa naar voetnoot8. hoogh) uyt de gront gestoten ende nederwarts doen wentelen ende spoelen haddenGa naar voetnoot9., doch nergens als meest tot brant- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hout bequaem ende redelijck wel met wagens bij te comen. Hadden wij maer paerden genoegh (daer 't meest ende principaelst aen hapert), souden hout (dat ons hier omtrent dapper begint te ontbreecken ende de Hottentoos seer om moet gecomplaceertGa naar voetnoot1. worden) genoegh crijgen ende oock landt in abondantie omploegen cunnen, om coren tot eygen voetsel genoeghsaem aen te bouwen, etc. Ga naar margenoot+ Desen morgen seecker persoon, genaempt Ertman Gleuge van Straelsont, adelborstGa naar eind(g), gevangen sittenGa naar voetnoot2. over dat een poffertiesGa naar voetnoot3. uyt Compagnies gesloten geweercassen gestolen hadt, ende door den geweldiger eens los gelaeten wesende om sijn gevough te doen, is weghgelopen ende soo verde geraeckt, dat men hem heden niet heefft cunnen wederom crijgen. 20 dito, 's morgens fray weer en de wint als voren westelijck, hadde een van 't bosvolcq, t'huyscomende, beneven 't wagenpadt gevonden 7 à 8 jonge colen ende struyckenGa naar voetnoot4. van gele wortelen. Waerop datelijck in de thuynen gesien <ende> ondervonden wierdt datter dese nacht veele jonge coolen affgesneden ende vernielt, mitsgaders oock al goede partije wortelen uytgehaelt waren, 'twelck apparant voorhaelden fugityff sal gedaen hebben, met hulpe van een Hottentoo, alsoo bij de geschoende oock bloote voetenGa naar voetnoot5. overal op de ackers bevonden sijn, mitsgaders veele jonge vruchten vertreden, vermits maer dwars over al de ackers gelopen hadden, ende hij, in de thuynen gewerckt hebbende, pertinent geweten heefft waer de beste cool ende wortele ende coolGa naar voetnoot6. stonden, door welcke hulpe van Hottentoos te vreesen is, dat hij die natie al te wijs sal maken om alle nachten de vruchtenGa naar voetnoot7. te comen stelen. Dierhalven na denselven weder volcq uytgesonden is om hem op te soecken, neffens oock eenige Hottentoos, met beloffte aen deselve, henGa naar voetnoot8. vindende, daervoor wat tabacq ende een arackjen te geven, etc. Maar coste niet gevonden worden, nietjegenstaende den ganschen nacht in de thuynen oock op henGa naar voetnoot8. gepast wierdt. Nieuwe maen, den 21 dito, 's morgens fray weer en de wint westelijck als de vorige dagen. 22 dito, idem, redelijck weer met betogen lucht en de wint als voren. Sonden meestGa naar margenoot+ al 't volcq na 't bos om partije balcken uyt te halen tot het hooftGa naar voetnoot9. daer de timmerluyden nu aen wercken ende een machtige partije hout toe gaen salGa naar voetnoot10., alsoo wel tusschen de 70 ende 80 roeden in zee zal moeten gebrocht worden. 's Namiddaghs wierd ons voorsz. fugityff door 2 van Caepmans volckjen thuysgebracht, hebbende d' eerste nacht in Herry's leeger geslapen ende aldaer de gestoole wortelen ende cool met hulpe van 3 sijnerGa naar voetnoot11. Hottentoos gebracht; doch des anderdaeghGa naar voetnoot12., die opgegeten wesende, van Herry uytgejaeght meer te halen, maer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had niet gedachtGa naar voetnoot1., als wel denckende datter te naeuwe wacht op soude gehouden wesen. Derhalven sich sedert hadt verscholen in de huysjens van de wiltschutten (gemaeckt op sommige plaetsen, daer 't gevogelte veel hout, om altemets achter te schuylen ende 'tselve waer te nemen, etc.) tot heden, dat hem dese 2 Hottentoos aengevat ende hier gebracht hadde. Welcke daervoor met een buyck vol reys ende broot, neffens wat tabacq ende een arackjen vereert ende bedanckt wierden, mitsgaders aengeseyt haer Hottentoos te waerschouwen dat se niet meer met ymant van d' onse in de thuynen comen, alsoo der last was gegeven aen de buytenwachten om deselve (soowel onse als andere) die se maer in de thuynen vonden, doot te schieten, opdat niemant van de hare sulx mochte treffen offte overcomen, etc. Sondagh, den 23 dito, meest redelijck goet weer en de wint als voren. Brachten ons een van 't bosvolcq een lupertGa naar voetnoot2. thuys, die sij bij 't ronde bosjen omtrent 't coornlandtGa naar margenoot+ geschoten hat. Des hen daervoor, volgens resolutie van den 17 Juny passato, vereert wierd 3 realen van 8en in contant, om haer te meer te animeren tot opvanginge van 't wilt gedierte, dat hier veel schade aen Compagnies vee doet. 24en dito, 's morgens weer ende wint ut supra, doch begon 's namiddaghs al vrij wat te regenen. 25 dito, 's morgens fray, helder sonneschijn-weer, is den Commandeur gegaen na 't ronde bossjen om aldaer noch wat lant aff te sien tot een tabacqplantage, welck kruyt hier fray aerdt ende al saet van gewonnen is; sulx te dien eynde een goet perck affgesteecken ende ordre gelaten is om 'tselve ten eersten van alle struyckende ander bosjens schoon te maken door de 2 persoonen die daer, om 't coorenlandt te bewaren, dochGa naar voetnoot3. leggen moeten, ende voor 't ledich sijnGa naar voetnoot4. wel een redelijxGa naar voetnoot5. tabacqplantage sullen cunnen waernemen. Op dato is meer aengetogen Ertman Gleuge over begane dieverije aen Compagnies geweer, uyt geslooten cassen (staende sijn schiltwacht) genomen, ende dat sigh naderhandt uyt sijne detentie fugityff gestelt, mitsgaders met hulpe van de Hottentoos Compagnies thuynen bestolen ende oock eenige van 't volcq haer kisten opgebroocken ende 't goet na sigh genomen had, bij desen chrijghsraedtGa naar voetnoot6. gecondemneert: gegeeselt ende in de kettingh gebannen te worden soo lange sijn verbont aen d' E. Compagnie duyrt, om sonder gagie aen alle vuyle wercke gebruyckt te worden, etc. 26 dito, moy weer ende 't luchjen westelijck als vooren. Is voorsz. stententie terGa naar margenoot+ executie gestelt. 27 dito, 's morgens fray, stil weer. Is met een Biscayse sloep na 't Robben-eylandt gesonden wat provisie voor de schapewachters, om oock te vernemen hoe 't met dat vee al staet, etc., welcke des avonts wederom coomende, rapporteerden datter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenighe sterffte onder geweest, doch door d' aenteelinge genoeghsaem weder gesuppleertGa naar voetnoot1. was, medebrengende 2 jonge, vette rammen ende 10 dicke, vette starten van oyen, na de Hottentoos manier affgesneden, omdat se 't generenGa naar voetnoot2. door haer dickte ende breete beletten. 28 ende 29 dito, idem. Ende quam voor den middagh met een N.westelijcke luchtjen wint uyt de Saldanhabay hier te retourneren de chaloupen Robbejacht ende Peguyn met een ladinge riedt ende niet meer als 2 schapen, die in de gemelte bay wel meer soude gecreegen hebben, maer de Hottentoos hadden 't volck van 't Robbejachjens bootjen overvallen, haer wacker wat affgeslagen en de coper met den tabacq, nevens oock een musquet, na haer genomen. Item oock 't bootjen heel aen stucken gesloopt om 't ijserwerck, dat sij der uytsloegen. Sulx daerdoor den handel geen voortgangh maer een stut nam, ende om in geen meerder verweyderinghGa naar voetnoot3. te geraken, geresolveert hadden weder herwaerts aen te keeren - aen welck doen van de Hottentoos dan te speuren is hoe wijnich deselve te vertrouwen, ende wijGa naar margenoot+ doorgaens altijt wel op hoede sullen mogen sijn, dewijle sijluyden oock langhs soo slimmer worden, sullende derhalven mede 't geraedenste wesen dat men se hier aen 't fort nodight offte affwacht, om, onder haer macht sijndeGa naar voetnoot4., niet t' eeniger tijt, om 't copers halven, eens merckelijck overval ende massacre van deselve te lijden, dewijl men tot haer te gaen doch maer wijnigh volcq can affbreeckenGa naar voetnoot5., ende veele te senden wat costelijck voor d' E. Compagnie vallen soude, etc. 't Wagenvolcq uytGa naar voetnoot6. bos comende, omtrent 't ronde bosjen daer ons coren staet, ende aldaer wat gras mayende op sij van de wagen, niet boven 10 treden van haer aff, was een seer groote, ouden, mageren, verhongerden leeuw gecomen, meenende een van de paerden uyt den wagen te halen, 'twelck ook scheen te volbrengen, niettegenstaende wat gewelt 't wagenvolcq, doch sonder schietgeweer (dat op de wagens lagh) op hem deden, tot sijluyden ten lesten met een stock op de sey hem sloegen, ende alsoo met schreuwen ende crijten groot geraes maeckten, hij (doch maer al sachjens voet voor voet) daer van deurgingh ende echter door 't creupelbos de wagen vervolgden, mitsgaders sigh heefft weten te versteecken hieromtrentGa naar voetnoot7. fort, ende 's nachts over 't walletjen van 't coraelGa naar voetnoot8. (eeniggsints door den regen wat affgecalfft sijnde) bij de koebeesten te comen, daer hij onder deselve doende wesende ende al een beest onder de voet, mitsgaders een ander swaer gequest hebbende, van onse wachters vernomen ende noch dootgeschooten wierdt, welcke daervoor een vereringe van 6 realen van 8en is gedaen om, als per resolutie van de 17en Juny passato, 't volcq tot opvangingh van 't wilt gediert te meer te animeren, etc. Ga naar margenoot+ Sondagh, den 30en dito, 's morgens fray sonneschijn-weer ende 't luchjen als voren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brachten onse beestewachters een ijser-Ga naar voetnoot1. offte egelvercken thuys, in welcke sommige meenen dat den costelijcken steen, pedra porcaGa naar voetnoot2., soude wesen. Des denselven opgesneeden ende overal wel doorsocht is, maer wierd niets gevondenGa naar eind(h). Ultimo dito, goet weer ende windt als voren. Brachten ons de Hottentoos noch 2 sulcke egelverckens, 't een manneken ende 't ander een wijffken, dewelcke oock deursoght maer almede niets gevonden is. 't Is een wonderlijck gediert ten aensien van sijn defentien, wetende te doen met sijn lange, scherpe pennen dattet schier onmogelijck vangen is, vermits gejaeght wordende deselve pennen weet achteruyt te schietenGa naar voetnoot3., ende daermede sijn vijandt wel een span diep ende verder in 't lijff te treffenGa naar eind(i) gelijck gebleecken is aen den laest gevangen leeuw, welcke menighte egelpennen heel diep deur de huyt in 't vleys hadt, ende voornamentlijck aen den op gisteren door ons volcq gevangen egelswijn, die in 't aensien van d'onse sijn pennen achteruyt schootGa naar voetnoot3. ende den hondt die hem jaegden, daarmede soodanigh wist in sijn opgespaerdenGa naar voetnoot4. mont te schieten ende te quetstenGa naar eind(j). Item oock naderhant, hem al gevat hebbende, dat hij hem soude hebben moeten verlatenGa naar voetnoot5., indien van ons volcq niet was gesecondeertGa naar voetnoot6. ende met de colff van een musquet de cop aen stucken geslagen geworden, welcke daer oock qualijck costen bijcomen, vreesende de beenen vol egelpennen geschoten te worden. |
|