Daghregister. Deel 2. 1656-1658
(1955)–Jan van Riebeeck– Auteursrechtelijk beschermdFebruario anno 1656Adij, primo dito, 's morgens helder, stil, warm sonneschijn-weer. 2en dito, 's morgens doncker, betogen lucht met redelijcke deurgaende N.Westecoelte, waerop oock regen volghde ende 's namiddaghs het Engels scheepken Arosia, dat van den 30en December verleden aen 't Dasseneylant gelegen heefft ende op den 28en passatoGa naar eind(a) van gementioneert is, sijnde den capitein lam aen handen ende voeten van de berberyGa naar eind(b), den stuyrman overleden ende nu noch met sijn 13 sterck, versoeckende water te mogen halen, 'twelck hem toegestaen ende oock wat vruchten uytte thuynen gegeven wierd. 3en dito, 's morgens droogh, warm sonneschijn-weer met stilte. 4en dito, weer ende wint als voren. Is den Commandeur Riebeeck, om de bequaemheyt der wegen vermits 't jegenwoordige drooge mouson, met een trop soldaten gegaen na de Bay Falsa om eens aff te speculeren, gelijck d'heer van GoensGa naar eind(c) oock in recommandatie had gelaten, off de vlackte tusschen dieGa naar voetnoot1. ende deseGa naar voetnoot2. bay bequamelijck soude cunnen werden deurgesteecken, om alsoo dese Caap tot een eylant te maacken. Ten welcken eynde dan deur 't laaghste van 't lant langhs de reviere, soo crom ende slimGa naar voetnoot3. als die liep, henen gingh om te sien off deselve oock dight omtrent off op de strant van de Bay Fals uytquam. Sulcx dan alle terdegen naspeurende, heefft bevonden dat de SoeterevierGa naar eind(d), die in de Tafelbay met de SouterevierGa naar voetnoot4. uytstroomt, een groot stuck crom ende slanghswijse wel 3 à 4 mijlen dwers over streckt en dan somtijts op veele plaetsen weder steuytGa naar voetnoot5. met staande lackjesGa naar voetnoot6., tusschen welcke dan weder vlack doch laegh, sandigh lant light, tot omtrent 1 mijl van seecker hooge santduynen der Bay Falsa, daer 't | |
[pagina 11]
| |
sigh dan weder alenskens met grepkens al wijder ende wijder tot een revier streckt, al vers water, ende vorder compt te lopen in een gansch groot lackGa naar voetnoot1., wel soo wijt als de Maes, ende omtrent 2 uyren gaens in den omgangh, heel diep ende brackachtigh water, dat vol zeekoeyen ende zeepaerden was, ende sijn water creegh door de duynen van de CaapGa naar voetnoot2. Vals, doch met geen openheytGa naar voetnoot3., maer soo 't scheen onderGa naar margenoot+ door de sandige gront deurdringende, welck lack noch wel ten minsten 1½ uyr gaens van de zeestrant light, die meede wel ½ uyr gaens breet was ende de duynen wel een mijl, mitsgaders oock soo hoogh als volcomen bergen, wel 10 à 12 dubbelt achter den anderen, sulcx dat genoeghsaem bevonden is onmogelijck om te doorgraven, behalven datter dan noch verscheyde lackjes door de vlackte, sommige ¼ ende andere wel ½ mijl weeghs, door te graven wesen souden om 't eene lack in 't ander te laten comen, 'twelck oock seer beswaerlijck om doen soude wesen, vermits 't op veele plaetsen meede clipigh is bevonden, gelijck des anderdaeghs (desen nacht in 't velt gerust hebbende) noch nader is affgespeculeert ende g'oordeelt een saecke te wesen gansch ondoenlijck. Item meede niet nuttelijck maer (onder verbeteringh)Ga naar voetnoot4. ten hooghste voor d' E. Compagnie schadelijck, vermits het doch soo wijt off diep niet soude schuyrenGa naar voetnoot5. off d' inwoonders souden der altijt haer vee al swemmende cunnen over jagen, als men se al soude menen aen dese sijde den wegh door gemelt water besloten te hebben; gemerckt oock dat seecker groot waterGa naar voetnoot6. aen de Z.zijde van de Caap Vals in 't natte, offt N.Westemouson, een groot stuck in 't lant lopende ende makende een meer wel van 3 uyren gaens in den omgangh, jegenwoordighGa naar voetnoot7. bevonden is een lege drooge santplaet als een soutpan te wesen. Sulcx daerbij oock wel te bespeuren sij, datter geen degelijcke schuyringh soude te verhopen sijn, die der nootsaeckelijck moeste wesen, nadat al 't graven gedaen was, off al de moeyten en oncosten waren verloren, vermits 't altemalen meest mulle, sandige gront is en vol hooge duynen, welcke deurgrafftGa naar voetnoot8. dan van de harde winden soo haestGa naar voetnoot9. van selffs stonde toe te wayen als met duysenden menschen soude cunnen gegraven ende opengehouden worden. Dierhalven, als geseyt, een werck daer voorGa naar voetnoot10. d' E. Compagnie niet eens behoefft aen gedacht te worden, vermits oock 't weynige voordeel daeruyt te verhopen tegen de oncosten, die milioenen gouts souden comen te monteren, ende dan noch, alles al wel succederende, de frequentatie met dese inwoonders affgesneden sijn ende dat men se soude menen hier aen dese sijde te binden, soude om redenen voorsz. abuys wesen, behalven dat dit Caepse Eylant dan oock soo groot soude vallen dat, om deselve in devotieGa naar voetnoot11. te houden, altijt hier en daer volcq ende | |
[pagina 12]
| |
troupen in 't velt souden moeten gehouden worden, ende dat met geen weynige maer al lustigh veele soldaten. Ga naar margenoot+ Ende aengaende van dat het soude mogen dienen om vrije huysgesinnen te veyliger te laten wonen, is te cleyn van consideratie, alsoo die hier en daer haer lant verkiesende hun in steene huysen (hier wel te maken) genoeghsaem voor dese natie cunnen bewaren, ende wanneer de vrije huysgesinnen d' E. Compagnie soo costelijck soude vallen dat deselve harenthalven souden moeten meerder soldaten houden, in plaetse dat sijluyden des Compagnie's staet behoorden te helpen vesten ende te maken dat hier te minder guarnisoen mocht leggen, soo was 't beter datter noyt vrijman quam alsGa naar voetnoot1. eenige weynighe hieromtrent de fortresse, tot logys ende gerieff van den gemenen ende passerenden man, mitsGa naar voetnoot2. het aenteelen van menighte hoenders, gansen, eenden ende verckens, etc. 5en dito, stil, warm, droogh weer als de vorige dagen. Is den Commandeur voorsz. tegen den avont weer thuysgecomen, 't vorige in manieren als boven hebbende affgespeculeert, etc., ende den verleden nacht met al 't volcq uyt den slaep gehouden door de menighte zeekoeyen, leeuwen, tijgers ende ander wilt gedierte, welcke haer telckens dight bij de opgeslagen tent lustich lieten hooren brullen, sulx veeltijts rontom de wallen van 't fort oocq wel geschietGa naar voetnoot3.. Sondagh, den 6en dito, weer ende wint ut supra. Is den capitein van 't Engels scheepjen den Commandeur comen begroeten, sigh excuserende, dat op de nodinge van Sijn E. niet hadt cunnen aen taffel bij hem comen eeten omdat, vermits de lammigheyt sijner handen, door een ander moeste gevoert ende de cost in de mont gestoocken worden, sigh wijders thonende danckbaer voor de courtesie aen hem bewesen, insonderheyt dat op sijn versoeck toegestaen was in des barbiersGa naar voetnoot4. huys te mogen comen logeren ende sigh verfrissen, etc., waerop na vereysch de behoorlijcke complementen wierden gepast. 7en dito, 's morgens noch al fray, warm weer, dat niet goet voor 't vee is, alsoo 't de weyden machtigh dor ende de beesten dapper mager maeckt. Heden is den anderen steenoven (met omtrent 250 M. steen volgemaeckt) meede in den brant gesteecken. Tegen den avont begon 't heel stijff te wayen van den Z.Z.Oosten, geduyrende den gantschen nacht met seer harde valbuyen over den Tafelbergh; doch den 8en dito, 's morgens, was 't wederom heel bequaem weer ende 't luchjen als voren Z.Z.Oost, 'twelck op den dagh even hard als gister weder toenam ende tot middernacht aenhield. 9en dito, 's morgens stil, helder, warm sonneschijn-weer ende niet sonders gepasseert als dat den Engelsen capitein dagelijckx op den namiddagh bij den Comman- | |
[pagina 13]
| |
deur om een praetjen quam, welcke onder andere discoursen verhaelden dat anno 1644 in Augusty met een Engels schip genaempt De JhonGa naar voetnoot1. was geweest in Mosambicque, vanwaer sij den gewesen Gouverneur (diens tijt uytGa naar voetnoot2. was) souden brengen na Goa, welcke <den?> capitein van gemelte Engels schip, gecomen sijnde aenGa naar margenoot+ een van de MajotseGa naar voetnoot3. eylanden, neffens desen capitein Tanjan (doen in minder qualiteyt) ende met eenige meer van ConingxGa naar voetnoot4. sijde wesende, daer aen lant hadde laten staen ende met 't schip <ende> des gemelten Gouverneurs rijckdom deurgegaen, welcke daerna door een kanoo van de Coninginne des gemelten eylants met vrou ende kinderen weder over tot Mosambicque was geraeckt, ende syluydenGa naar voetnoot5., met een ander Engels schip naderhandt daer aencomende, oock noch terecht. OnderGa naar voetnoot6. welcke tijt, soo totGa naar voetnoot7. Mosambicque als van den voorsz. Gouverneur, gesien ende gemerckt hadGa naar voetnoot8., mitsgaders oock van andere Portugesen selffs meede affirmative verstaen, dat deselve al hare victualien ende commoditeyten van rijs, bonen, erten wasch, honingh, etc., mosten hebben van Madagascar, daer sij het van 't N.eynde aen de binnencant vandaen haelden, tusschen de 12 ende 15 gr., met heel cleyn vaertuyghGa naar voetnoot9. van omtrent 10, 12 à 20 lasten ten hooghsten, ende gemonteert ten alderstercksten met niet meer als 1 à 2 steen stuckjes offte 7 à 8 musquets, onder opsight van 1 à 2 natureleGa naar voetnoot10. Portugesen, de rest (tot 8 à 10 ten hoogsten) al swarten ende mesticenGa naar voetnoot11., van cleyne dapperheyt, die met eenen daer oock veele ambersGa naar voetnoot12. handelen voor gout, cleden, coper, thin, ijser, coralen ende ander cramerijen, etc., alsmeede koebeesten, schapen ende ander vee, even als hier aen de Caap van d' inwoonders geschiet, tot verversinge van de uyt Portugael varende ende tot Mosambicque aencomende schepen, welcke behalven St. Helena NovaGa naar voetnoot13.Ga naar eind(e) geen ander ververschplaetsen souden hebben, ende daeromme in hare uytreysen voornamentlijck Mosambicque al soo nootsaeckelijck als Compagnie's schepen om te ververschen de Caap moeten aendoenGa naar eind(f). Ende was denselven van opinie dat men haer die trafficque gansch lichtelijck met een hansaemGa naar voetnoot14. jachtjen ende 1 cleyn galjot met 3 masjes, als 't zijne hier ter rheede leggende was (omtrent als de Tulp sijnde) soude cunnen beletten ende die van Mosambicque sulcken affbreuck doen, dat men haer een groote benautheyt soude cunnen causeren ende brengen in vrij dappere misserieGa naar voetnoot15. van hongersnoot, vermits wel soo heel sterck van Portugesen aen Mosambicque niet waren, maer veel monden hadden te voeden van slaven ende slavinnen, etc., ende tot welckes onderhout al haren rijs ende vleys, als andre commoditeyten, van voorz. groot eylant moeten | |
[pagina 14]
| |
halen, alsoo op 't eylant van Mosambicque niet anders wies als abondantie van orangie-appelen, lemoenenGa naar voetnoot1., pisanghGa naar voetnoot2. ende diergelijcke fruyten, maer gansch geen rijs off yts om in plaetse van broot affGa naar voetnoot3. te leven nochte oock op 't vastelant, daer se haer water met canoo's ende ander vaertuygh moeten vandaen halen. EndeGa naar margenoot+ aengaende haer bestiael, dat sij redelijck menighvuldigh bij haer hebben, wort alle jaren veel van geconsumeert tot verversinge van hare passerende schepen voors. voor dewelcke, ende tot hun eygen onderhout, dan telckens, beneffens haren rijs, etc., weder ander moeten halen van Madagascar met 't vaertuygh gemelt. Ende souden d' inwoonders van dito groot eylant, na sijn opinie, ons selffs (daer comende) wel aenwijsen waer ende in wat havens de PortugesenGa naar voetnoot4. vaertuygen altijt lagen ende voeren, doch moesteGa naar voetnoot5. al onder Portugese off Engelse vlaggen vooreerst bij der hant genomen ende de luyden wel getracteert worden tot sij ons gewent waren, waerdoor den gouverneur ende die van Mosambicque in groote perplexiteyt souden gebracht ende machtigh cunnen verswackt offte in hongersnoot ende groote verlegentheyt gebracht worden, vermits sonder Madagascar, om redenen voors., niet souden cunnen leven. Wiste oock te seggen dat de Portugesen daer vrij veel ambers handelen voor gansch geringen prijse, dat hun altemalen, in maniere voors., Madagascar bevarende, was te ontsettenGa naar voetnoot5a., behalvenGa naar voetnoot6. 't groote hinder dat die van Mosambicque na sijn gevoelen soude cunnen worden gedaen, ja, sodanigh dat sij mettertijt wel selffs soude wenschen hare besettinge te verlaten, waerdoor hij oock meenden dat de Portugesen, Mosambicque quijt wordende, seer beswaerlijck hare Indische navigatie souden cunnen vervolgen, vermits dan op hare uytreysen gansch geen ververschplaetsen souden hebben om seecker aen te doen ende haer te verfrissenGa naar voetnoot7.. Onder anderen met hem discoureerende van de vaste custe, desen hoeck om, wiste te seggen, dat die van de Caap Fals tot Cabo CorintasGa naar voetnoot8. incluys, gansch beswaerlijck ende haserdeus te bevaren was, vermits de machtige harde winden daer subjectGa naar voetnoot9., ende groote rollingen van zees tegen de wal, waerdoor met weynigh wint qualijck mogelijck ware van 't lant aff te leggen; maer tusschen Cabo de Corintas, offte benoorden den tropicus, langhs de custe van ZoffalaGa naar voetnoot10. tot Mosambicque ende lager was 't doorgaens hansaem ende bequaem weer, ende wel te bevaren met lichte jachjes off galjots, om oock te passen op de gouthaelders van CoffalaGa naar voetnoot11. na Mosambicque, datGa naar voetnoot12. meede maer met cleyn vaertuygh alsGa naar voetnoot13. de vaert op Madagascar geschiet, wenschende selffs dat commissieGa naar voetnoot14. had op ‘de Portugesen’ (welcke nu haer vrundenGa naar margenoot+ waren). Hij wilde met sijn cleyn scheepjen daer wel heen, ende sijn verhoopendeGa naar voetnoot15. | |
[pagina 15]
| |
offte presupponeerendeGa naar voetnoot1. advance voor al vrij veele niet overgevenGa naar voetnoot2., ende ware het sijns gevoelens een gansch raedsame saecke voor d' E. Compagnie om, insonderheyt die van Mosambicque, in benaeutheyt te brengen ende te speculeren off haer mettertijt die plaetse soodoende facilijck soude cunnen offte mogen affhandigh gemaeckt worden, ende ingevolge veroorsaeckt den Portugesen hare Indische vaert (hun nodige ververschplaetse missende) te beswaerlijcker viel, hoedanige speculatie hij ons wiste te seggen dat de Portugeesen tegen d' E. Compagnie op de Caap wel hadden, te meer omdat haer die besettinge al vrij wat omsienGa naar voetnoot3. gaff ende vreese dattet wel op haer, in maniere voorsz., mochte gemunt wesen, soo hij seyde uyt haer eygen agents monde tot Londen verstaen had. Item oock dat den nieuwen viceroy na Goa tenderende vastelijck van voornemen was geweest, indien hem den wint maer bequamelijck gedient had, d' E. Compagnie hier aen de Caap empassant een affrontGa naar voetnoot4. te doen, om haer fortresse ende plantagies te ruyneren, etc. Des na sijn advys meenden dat wij ons doorgaens wel wat deffencyf mochten houden, alsoo sulcx met macht ende menighte van volcq al soude te doen wesen, vermits alle advenuenGa naar voetnoot5. om te landen met luttel menschen qualijck te beletten, ende dan dese fortresse, vermits de bequame gront, wel te approcheren ende belegeren wesen soude, etc. Nota: Aen 'twelcke denselven de waerheyt niet al en spaerden. 't Luchjen was op den dagh al meest W.N.West met warm sonneschijn-weer. 10, 11 ende 12 dito, idem. Sondagh, den 13en dito, hardt, windrigh weer van den Z.Z.Oosten, met al vrij stijve valbuyen over 't geberghte, ende drooghte. 14, 15, 16, 17, 18 ende 19 dito, al mooy weer met meest westelijcke coelte ende somtijts betogen lucht. Den capitein van 't Engels scheepjen, wat op de been gecomen wesende ende daeromme menende heden te vertrecken, waren 2 van sijn volcq te landewaert in weghgelopen, 't eene sijn suster's zoontjen ende 't ander sijn cajuytwachter, die hem, vermits sijn handen niet roeren cost, het eeten ende drincken dagelijckx in den mont moesten steecken, ende alsoo sijn stuyrman overleden was ende niemant op 't scheepjen had van eenige kennisse in de navigatie, soo liet altijt de hooghte nemenGa naar margenoot+ door gemelte sijn susters soontjen, omdat sijn handen, als geseyt, selffs niet cost gebruycken. Om welcke jongen nu soo verlegen is, dat sonder hem niet soude cunnen vertrecken nochte de reys vervorderen, versoeckende dierhalven onse hulpe ende raadt om deselve weder te crijgen. Des wij daerop de Hottentoos na deselve uytsonden met beloffte van taback, aracq ende een buyck vol eten te geven als se ons deselve wederom brachten. Welcke daerop uytgegaen sijnde, binnen een paer uyren gemelte sijn neeffken wederom cregen ende thuysbrachten, maer den anderen costen sij niet vinden. Des op sijn versoeck ons volcq ordre gaven, waer hem quamen te ont- | |
[pagina 16]
| |
moeten, dat se denselven souden gebonden aen 't fort brengen, om alsoo aen sijn behorigeGa naar voetnoot1. opperhoofft weder over te leveren, voor welcke courtosie, etc., sigh danckbaer thoonden. Ondertusschen wierdt sijn reyse vrij langh ende verdrietigh, als hebbende morgen al elff maenden uyt Engelant geweest, met cleyne apparentie van vorder spoedige reyse, alsoo geen stuyrluyden ende gansch onwilligh volcq heefft. Sondagh, den 20en dito, hardt, windrigh weer van den N.Westen, sonder regen. Ende was voorhaelden Engelsen capitein weder heel sieck geworden, ende voorsz. sijn cajuytwachter noch niet te voorschijn gecomen. Desen morgen tusschen 2 à 3 uyren is overleden 't laest geboren kindekenGa naar voetnoot2. van den Commandeur, sulcx dat de 2 jonghst, op eenen dagh, geboren kinderkens nu allebeyde bij den Heere sijnGa naar eind(g). 21 dito, westelijcke wint als voren, waermeede des middaghs hier wel ter rheede quam 't galjot Nachtglas, met over de 4000 stucx robbevellen, den 17en deser uyt de Bay Saldanha gescheyden, daer schoongemaeckt ende fray gerepareert hadt, meede brengende een brieffken van den adsistent Jan Woutersz, van inhoude als dicteert d' onderstaende copie geschreven:
‘Aen den Commandeur Jan van Riebeeck,
Primo deser quam (Godt loff) hier onder 't Dassen-eylant wel ter rheede 't galjot 't Nachtglas met de sloup Peguyn, 'twelck ons lieff was. Braecken dierhalven met ons volcq ende bijhebbende gereetschappen gezamentlijck op, alsoo daer tot de robbenvanghst voor dees tijt niet meer te doen valt, maer sijn van meninge als hier in de bay sullen hebben alles opgevangen, dan weder na 't Dassen-eylant offte Bay vanGa naar margenoot+ St. HelenaGa naar eind(h) te vertrecken. Hierop wachten UE. wijs oordeel. Doch soo is hier, volgens 't aensien, noch wel om robben te slaan een maant werck, doch moeyelijk te crijgen; maar sullen met Godt hier in de bay noch wel 3000 becomen. Doch sullen UE. met de sloup Robbejaght naerder schrijven, hoe dat hier toestaet. Meede soo hebbe de provisien, UE. per 't Nachtglas aen ons gesonden, wel becomen, nevens partij groente als anders, waervoor UE. ten hoogsten danckbaer blijven, doch hebben niet meer als ½ vat vleys en ½ ancker brandewijn ontfangen in presentie van schipper Jan Jacobsz. Op den 8en deser in den avontstondt quam alhier in de bay ten ancker seecker Frans schip, genaempt St. JorisGa naar voetnoot3., over 28 dagenGa naar voetnoot4. van Madagascar geseylt, waerop den capitein vanGa naar voetnoot5. d' inwoonders is dootgeslagen doorGa naar voetnoot6. haerGa naar voetnoot7. roven ende moorden. Oock soo is voorn. Frans schip over 31 dagen bij ons galjot onder 't eylandt St. | |
[pagina 17]
| |
MariaGa naar voetnoot1.Ga naar eind(i) ten ancker geweest, ende verstonden van den voorn. Fransman als dat partij rijs gehandelt hadden, nevens 14 slaven, waeronder 4 vrouwen sijn; meede als dat op 't galjot de TulpGa naar voetnoot2. 2 stucken sijn gesprongen, edoch watter van is, can UE. bij dese nevensgaende jongelingh, die bij mij uyt eygen wille is bijgecomen van voorn. Fransman, wel verstaen, ende is genaempt Boudewijn van den Abele van Brugge, eertijds van d' Engelse bijGa naar voetnoot3. de Francen genomen. Oock soo senden UE. nevens desen met 't galjot 't Nachtglas toe, met degene voor desen overlant aen UE. gesonden, 1160 groote, 3350 clene ende 40 overhaelde <robbevellen>, 2 zeeleeushuyden, met een vercken en ½ aem traan. Sullen met de sloup Robbejaght meerder quantiteyt toesteuren met Godes zegen.
Hiermeede
Wenschen UE., nevens U gansche familie, in de bewaringe des Alderhooghsten, Die UE. ende ons wil zegenen aen ziel ende lichaem. Amen.
In de Bay Saldanha, op 't eylant JutlantGa naar eind(j), desen 16en February anno 1656. (onderstondt:) UE. onderdanigen ende dienstschuldige dienaer (was geteyckent:) Jan Woutersz.’
Den jongen van voorhaelde Frans schip wat hebbende gevraeght na de gelegentheyt harer gedane vojagie, wiste ons te seggen, dat over 2 jaer den 8en Maert met dit schip, groot omtrent 200 lasten, was van Nantes gevaren ende aen Cabo Verde geweest om water, hout ende verversinge, gemant met omtrent 100 man ende gemonteert met 20 stucken, comende alsoo in ses maenden van Vranckrijck totGa naar margenoot+ Madagascar aen de France fortresse gezeylt, leggende omtrent 3 mijlen van de bay St. LuciaGa naar voetnoot4., genaempt Tolanhaer,Ga naar voetnoot5.Ga naar eind(k) daerop tusschen de 50 à 60 France coppen, behalven haere slaven, die wat meer in getale waren, sijndeGa naar voetnoot6. niet anders als een viercant, met palen van dickte als sparren omheyninght, sonder eenige wallen off muyren, ende de huysjes van stocken, bamboesen ende bladen gemaeckt, leggende hare stuckenGa naar voetnoot7. sonder eenige rampaerdenGa naar voetnoot8. offte affuyten onbruyckbaer op de gront, behalven 3 die noch op seer oude rampaerden leggen, ende naulijcx de helfft van 't volcq met een snaphaen off sijtgeweer versien, item jegenwoordigh met maer een vaetjen cruyt. Echter voeren noch al oorlogh tegen d' inwoonders, van dewelcke sij een Coningh ende Prins met veel volcq hadden omgebracht, daer nu 4 kinderen van op voorsz. Frans schip St. Joris meede na Vranckrijck overvoeren, neffens een kas met minerael, | |
[pagina 18]
| |
gehaelt uyt seeckere goutmijnen, haer vanGa naar voetnoot1. den voorsz. koningh gewesen, daer se oock eenige potten met stucken van achtenGa naar voetnoot2. (onder d' aerde gegravenGa naar voetnoot3. geweest) van gecregen hadden. Der Francen doenGa naar voetnoot4. bestondt daer vorders in 't opsamelen van koehuyden, was, ebbenhout ende seeckere gommen, die voorhaelde jongen niet en kenden, oock insonderheyt om daer op te maecken hare barcken offte lighte jachtjens, die se gesloopt uyt Vranckrijck in de schepen overvoeren om in 't Roode-meer te roven, waervan den gouverneur van Nantes, La MiljereyGa naar eind(l), 't bewint off octroy ende eygendom van voorsz. besettingh had. Ende alsoo sij somtijts in gansche jaren langh daer geen schepenGa naar voetnoot5. uyt Vranckrijck cregen, hadden deselve nu, door hare slaven, hun met rijsplanten meede beginnen te erneren, dat redelijck wel succedeerden tot haerselffs spijsinge. Van welcke verhaelde huyden, was, ebbenhout ende gommen, gemelte schip goet deel inhadt om tot Vranckrijck te brengen. Item oock omtrent 200 rollen taback, elck wel van 100 lb., gewassen op 't eylant MascarenhasGa naar voetnoot6.Ga naar eind(m), daer se over 6 jaren 7 Fransen ende 8 slaven van voorhaelde fort hadden op geseth, niet anders doende als haer met tabackplanten te erneren, levende van niet anders als verckensvleys, die, als oock bockenGa naar voetnoot7., daer in groote menighte waren, wonende in lighte huysjes vanGa naar margenoot+ tacken ende bladen, seer armelijck. Comende weder op de vojagie van voorsz. schip, welcke 8 maenden langh aen dito fort hadden gelegen ende tusschen welcken tijt een vaertuygh met 3 masjes opgemaeckt om in 't RoomeerGa naar voetnoot8. te employeren, waren sij alsdoen vandaer langhs de Madagascarse cust gevaren tot aen 't eylant St. MariaGa naar voetnoot9., leggende voor de Bay AntongilGa naar voetnoot9., van waer se met voorhaelde vaertuygh, omtrent soo groot als een galjot, waren gevaren na de revieren van MonamboeloGa naar voetnoot10. ende ManasatranGa naar voetnoot11. besuyden voorsz. Bay Antongil gelegen, daer se het schip in corten tijt wel halff vol rijs heel civil hadden gehandelt; item in voorsz. revier Manasatran eenige gesteenten, daer den capitein sijn reyse soo verde meende meede goet te maecken dat al gedachten hadt de reyse na 't Roode-meer te staecken. Maer met die van dito revier in questie raeckende, was van de inwoonders vermoort, ende alsoo 't ander volcq doen na haer sin geen handel off meer koebeesten genoegh tot haer verversinge conden crijgen, hadden sij d' inwoonders dapper met hostiliteyt gequelt, mitsgaders d' een tegen d' ander sodanigh opgesistGa naar voetnoot12. dat alle de dorpen tegen malcander in oorloge waren geraeckt, wesende derhalven die van St. Maria seer bangh voor haer, uyt vrese dat se haer, daer 't groot schip g'anckert eggende, dewijl gemelte vaer- | |
[pagina 19]
| |
tuygh off barcq aen de vaste cust handelden, sodanigen inlantsen oorloge souden berockenen. Den jongen wiste oock te seggen dat de gemelte omgebrachte coningh ende prince hadden geseyt goede genegentheyt te hebben tot de Duytsen, omdat haer van deselve geen oorlogh aengedaen maer gesocht wierd in 't vrundelijck te handelen, etc. Van voorhaelde Monamboelo waren sij, na 2 maenden vertouvens, voorts geseylt na 't Roode-meyr om te roven op de Moren; daer gecomen sijnde, jacht gemaeckt hadden op een zeyl, dat sij dachten een Moor te wesen, doch naderhant een Engels schip bevonden, ende dierhalven daerop affgesonden hebbende haer voorsz. opgemaeckte barcke ende chaloup van haer schip, hadden sij, in plaets van buyt te crijgen, deselve met omtrent 60 man verloren, ende doen van hare roverije gefrustreert sijnde, terugh gekeert na 't eylant SaccattoraGa naar voetnoot1.Ga naar eind(n), daer se gehandelt hebben goet deel muscus, cevet ende negen vaten aloë, na 'twelcke sijluyden de retour waren gevaren aen 't eylant Mascarenhas, daer, als voorsz., 7 Francen ende 8 negros op lagen om tabacq te planten, van dewelcke, gelijck geseyt, omtrent 200 rollen, swaer elck stijff 100 lb.,Ga naar margenoot+ hadden meedegenomen, ende weder gecomen over St. Maria aen de France fortresse Tolanhaer op Madagascar, daer se den gehandelden rijs van Monamboelo (alsmeede in 't Roode-meyr geweest) doen lieten tot provisie van de daerleggende Francen ende van deselve innamen omtrent 7 à 8 M.Ga naar voetnoot2. koehuyden, partije was, gommen, minerael als voorsz., ende de gemelte 4 coninghs- ende princenkinderen, nevens een casjen van omtrent een voet in 't vierkant becleet met graeu laken, daer den jongen meenden groote costelijckheyt in te wesen. Voorhaelde Frans schip hadde over 6 weecken aen voorsz. St. Maria oock gerescontreert ons galjot de TulpGa naar eind(o), alsGa naar voetnoot2a. wat rijs gehandelt hebbende ende overgesteecken sijnde na Monamboelo, daer se meenden dat hun ladinge wel haest vorder becomen souden. Wisten oock te seggen dat 2 van des Tulps stucken gesprongen, mitsgaders daerdoor 4 doot gebleven ende eenige gequest waren geworden, 't ene stuck aen Mauritius ende 't ander in de bay Antongil, apparent door eenige eerschoten die men heefft willen doen. Anders stondt het met haer saecken wel. 22 dito, 's morgens de wint vrij stijff van den Z.Z.Oosten, is 't Engels scheepjen Crosia (den 2en deser hier gecomen) vertrocken, tenderende na Bantam ende vandaer voorts na JambyGa naar voetnoot3.Ga naar eind(p) om peper, hebbende 1 man (in 't lant weghgelopen) moeten achterlaten, alsoo hem de Hottentoos niet hebben cunnen opvinden; versochte derhalven dat wij denselven met geen ander Engelsen wilden laten vertrecken maer hier behouden tot sijn retour van India ende voor de cost laten arbeyden, etc., onder- | |
[pagina 20]
| |
tusschen sigh op 't hooghste danckbaer thonende voor het tractement hem van des Commandeurs tafel in sijn sieckte gedaen, presenterende daerover betalinge. Edoch den Commandeur, alligerende dat sijn tafel geen taberneGa naar voetnoot1. was, maer hem als een gast ende broeder offte goede vrunt per courtoysye hadde getracteert, behoeffde van geen betalinge gedacht, veel min oock gesproocken, te meer dewijle voor sijn volcq doch niets ter werelt had versocht te genieten, omdat se na sijn sustenue cloeck, gesont ende vers genoegh waren, etc. Derhalven maer te dencken was om hem, Capitein, een geluckige reyse toe te wenschen ende wes meer tot complementosGa naar voetnoot2. ende courtoysheyt mochte bedacht worden. Ga naar margenoot+ Denselven was al redelijck rad ter been geworden maer sijn handen waren noch soo lam dat die niet coste gebruycken, moetende door meergenoemde sijn neeffken, out 13 jaer ten hooghsten, laten observatie van de son nemen ende daerop sijn reyse doen, alsoo niemant van <haer?> kennis op de navigatie had, vermits sijn stuyrman, als meer aengetogen, overlangh gestorven was. 23 dito, 's morgens noch al harde Z.Z.Oostewinden ende drooghte. 24en dito, 's morgens schoon, helder sonneschijn-weer, de wint Z.Z.Oost. Is d' heer Commandeur Riebeecq met 't galjot Nachtglas vertrocken na het Robbeneylant om aldaer eens te besightighen Compagnie's vee, etc., meedenemende 9 stucx schapen om op gemelt eylant te laten weyden. Tegen den avont quam wederom alhier in 't fort den Engelsman genaempt............Ga naar voetnoot3. over eenige dagen van 't Engels scheepjen Crosia weghgelopen ende na sijn zeggen in de Saldanha-bay geweest, mitsgaders een schijnGa naar voetnoot4. met sijn hembt aen een stock gebonden hebbende om van ons volcq op d' eylanden in de gemelte bay gesien te worden; maer alsoo geen vaertuygh op hem affquam, is genootsaeckt geworden wederom te comen. Hadde in al de tijt sijns uytblijvens niet g'etenGa naar voetnoot5. als een weynigh raeuwe mosselen, onderwegen gevonden, ende door mancquement van soet water sijn eygen water moeten drincken. Gevraeght sijnde wat beweegtGa naar voetnoot6. hadde wegh te lopen, gaff voor antwoort: vermits de harde ende strenge regeringe van sijn capitein, welcke meer barbarisch als Christens was, vermits oock hadde hoogh ende vastelijck gesworen hijGa naar voetnoot6a. met 't schip ende volcq in India comende, hem nevens noch 2 à 3 andere personen, namentlijck den constabel, cock ende noch een, soude tot slaven maecken ende aen de IndiaenseGa naar voetnoot7. natie vercopen; welcke dreygementen hem hadden ten hooghsten gedrongen om wegh te lopen ende hadde d' andere personen meede connen van 't schip comen, soude 'tselve meede gedaen | |
[pagina 21]
| |
hebben, versoeckende in Compagnie's dienst te mogen worden aengenomen, etc.Ga naar voetnoot1. 25 dito, 's morgens weer ende wint als voren, redelijck stijff van den Z.Z.Oosten, is den Commandeur Riebeeck met het galjot 't Nachtglas tegen den middagh, al laverende, hier weder ter reede geretourneert, bevonden hebbende noch weyde genoeghGa naar margenoot+ op 't Robbeneylant te wesen, al waer 't voor 2000 schapen, onaengesien de machtige drooghte ende datter niet een grasjen op 't ganse eylant was, vermits deselve aen d' overvloedige creupelbosboomtjesGa naar voetnoot2. noch genoegh te eeten vonden ende altemalen lustigh vet ende welgedaen waren. Soo had den Commandeur oock met een Biscayse sloep het gansche eylant laten omvaren, affdiepen ende pertinent op een caertjen brengen, mitsgaders bevonden de clip WalvisGa naar voetnoot3.Ga naar eind(q) niet boven ½ mijl van 't Robben-eylant te leggen, die altijt gehouden is dat midden watersGa naar voetnoot4. lagh, maer nu ter contrarie bevonden wel rijckelijck 1½ mijl van de staert van de Leeuwenberg aff, sulcx die passage wel 1½ mijl wijt is ende soo treffelijck om tusschen deur de bay in te lopen, sonder eenige vuylenGa naar voetnoot5., als een plaetse ter werelt wesen magh, als wanneer men de bay open ende 't fort in 't gesicht crijgende, overal goede santgront vint om te anckeren, sonder dat men behoefft op te douwenGa naar voetnoot6. off lager na 't Robbeneylant off elders noch aff te lensenGa naar voetnoot7., gelijck bij d' instructie aengewesen is, maer cunnen daer gemackelijck blijven leggen, schoon de wint al heel hardt van den Z.Z.Oosten uyt de wal wayt, alsoo deselve geen slagh van water ende een goet opper maeckt, mitsgaders meest alle morgen variabel ende maer labber is, altoos ten alder langhsten boven 2 à 3 etmael ten hooghsten soo fel niet aenhout, sulcx dan met gemack voor 't fort ter rechter rheede comen cunnen, sijnde de gansche bay over goede santgront om te anckeren, die noch al eerder ende vroeger vernomenGa naar voetnoot8. wort als de instructie noch wel aenwijst. Pr. memorie. 's Avonts liet den Commandeur voorgemelten Engelsman selffs voor hem comen ende affvragen de motivenGa naar voetnoot9. hem gemoveert tot weghlopen uyt sijn meesters dienst, etc., welc tot antwoort gaff in substantie als voorhaelt ende versochte in Compagnie's dienst aengenomen te mogen worden. Waerop hem wierde gedient dat weghlopers al te weinigh te vertrouwen waren, doch om hem van geen honger te laten sterven, soude met ons volcq meede mogen eten ende drincken ter tijt sijn meester wederom quam,Ga naar voetnoot10. etc. 26 dito, 's morgens heet weer ende 't luchjen westelijck, is gemelte galjot doende geweest sijn vordre vellen te ontladen ende vaerdigh te maacken om ten eersten eenGa naar margenoot+ | |
[pagina 22]
| |
galjot vol schulpen te halen van 't Robben-eylant tot een calckoven, jegenwoordigh onderhanden sijnde, ende noch wat schulpen op te cort comende. Heden quaem Herry wederom aen 't fort, niet anders te seggen hebbende als dat met sijn vee in 't Houtbayken lagh, ende wanneer de regentijt aenquam, daermeede hier comen wonen wilde. Waerop hem (om te min suspitie te geven) geseyt wierde dat altoosGa naar voetnoot1. in dese drooge tijt niet comen moeste, alsoo der qualijck genoegh voor Compagnie's vee t' eten viel. Caepman lagh met sijn vee oock omtrent 2 mijlen van hier ende soude meede gaerne wat dichter bij comen, maar wierd om redenen voorsz. oock aengeseyt niet verder herwaerts te naderen, dewijle die schelmen doch nemmermeer its verhandelen willen ende niet anders soecken als haer genoegen te crijgen met stelen ende roven, etc. Deselve sagen seer toe, dat wij heden een wackeren, stercken ende swaren slaghboom met een staecketsel ende lustigh slootwerckGa naar voetnoot2. aen 't crael van de beesten brachten. Item oock 2 isere stuckjesGa naar voetnoot3. in 't halff maentjen van 't gemelte crael, tot bevrijdinghGa naar voetnoot4. van de beesten, fray op batarijtjesGa naar voetnoot5. gestelt, sulcx dat men altoos soude achten voor haer nu onmogelijck te sijn om de beesten wederom uyt 't crael te stelen, alsoo der oock des nachts soowel als bij dage goede wacht op gehouden wort. Edoch, ten ware desGa naar voetnoot6., souden 't al overlangh weder wegh gehadt hebben. Sondagh, den 27en dito, 's morgens mistigh weer ende 't luchjen westelijck, doch begond op den dagh op te claren ende 's avonts extraordinaire stijff te wayen van den Z.Z.Oosten. 28 dito, 's morgens noch al aenhoudende, maer nam voor den middagh wat aff, sulcx dat 't galjot 't Nachtglas (op sijn becomen ordre) na 't Robben-eylant seylden om 'tselve in der haest (ten eynde voorsz.) vol schulpen te halen, waertoe hem noch 10 man van 't lant was meede gegeven omme 't werck te radder voortgangh te doen nemen. 't Begond tegen den nacht al weder heel stijff van den Z.Z.Oosten te wayen. Ultimo dito, 's morgens schoon, helder sonneschijn-weer ende 't luchjen labbertjes uytter zee van den N.Westen. |
|