Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendZeptember anno 1655Adij, primo dito, 's morgens noch al even harde winden van den Z.Z.Oosten, welcke tegen den middagh begonnen aff te nemen ende fray, stil weer te worden. 2en dito, idem, fray, stil weer met betogen lucht. Sijn d' opperhooffden van 't schip N. Rotterdam haer affscheyt gegeven ende overhandight onse missiveGa naar eind(a) aen d' Ed. Heeren Gouverneur-Generael ende Raden van India. 3en <dito>, 's morgens doncker, dijsigh weer ende wint van den N.N.Westen met motregen, maer in den nacht, 't luchjen comende van den Z.Z.Oosten, is voorhaelde schip onder seyl gegaen om sijn vorder te doene reyse na Batavia te vervolgen. 4en <dito>, 's morgens doncker, regenachtigh weer ende wint buyigh (doch niet seer hard) van den Z.Z.Oosten. Sonden heden al ons volcq na 't bos om partije | |
[pagina 340]
| |
balcken ende plancken uyt te halen tot op 't wagenpat, om die vandaer dan vorders met de wagen temetGa naar voetnoot1 t'huys te halen tot onse jegenwoordigh noch al onderhanden hebbende pack- ende woonhuysingen, die altemalen met steen soo hecht en sterck worden opgemetselt, datter bij menschenGa naar voetnoot2 geen omkijckenGa naar voetnoot3 na wesen sal. Sondagh, den 5en dito, 's morgens schoon, helder sonneschijn-weer ende de wint Z.Z.Oost doch niet seer hard. Ga naar margenoot+ Op dato was ons den tolcq Herry weder aenGa naar voetnoot4, gelijck voor desen meermael gedaen heefft ende verhaelt is, om met wat coper ende eenige soldaten te lande in te reysen ende aldaer partije bestiael voor d' E. Compagnie te handelen, seggende dat het begondeGa naar voetnoot5 tijt te worden ende gaerne morgen off overmorgen voort wilde, met verseeckeringe, soo wij daertoe verstaan coste, dat ons veel vee soude aenbrengen, versoeckende de gemelte soldaten tot bewaringe van 't coper ende tabacq (dat door sijn ossen soude laten dragen) edoch principalijck om omtrent die ander inwoonders wat nader kennisse te maecken, mitsgaders deselve, soo doende, met al haer huysen ende vee hier te locken, daer hij sustineerde sijluyden (d' onse siende) te beter toe te bewegen souden wesen, mitsgaders oock wel meede met d' onse hier aen 't fort comen eenige van hare oversten, dat hij seyde al groote capitains off cadettenGa naar voetnoot6 waren. Wij gelieten ons dat wij hem 't coper sonder onse soldaten wel wilden vertrouwen, om te proberen offt hem oock om 't coper te stelen te doen was, ende, omme hem noch verder te beproeven, veynsden wij ons gansch geen soldaten meede te willen laten gaen, maer wel hem soo veel coper te vertrouwen als hij begeerden, daer wij hem heel toe veynsden te persuaderenGa naar voetnoot7. Maer denselven bleeff bij sijn versoeck om de soldaten persisteren, met affirmatie dat hun van niemant schade off hinder soude gedaen worden, ende hij maer met sijn huysgesin alleen meede gaen, mitsgaders d' onse in den handel onderwijsen ende dienenGa naar voetnoot8 als tolcq, om oock 't ander volcq uyt 't lant hier te locken ende seggen dat dit Hollanders waren welcke aen de Caap huysen maeckten, die noyt meer als voor desenGa naar voetnoot9 affgebroocken souden worden, maer geduyrigh blijven staan, versien met coper, tabacq, coralen ende ander goet, om met haer in vruntschap te handelen, ende soo voorts, willende oock al sijn volcq hier laten om voor de cocx (om een buyck vol eeten, taback ende arack) branthout te halen, nevens eenen, bij ons genaempt Claas DasGa naar voetnoot10Ga naar eind(b), om in sijn plaetse, terwijle uyt was, ons als tolcq te dienen. Ga naar margenoot+ Hem vragende waer sijn beesten laten wilde, antwoorde, datter 3 onder onse | |
[pagina 341]
| |
bewaringe wilde laten ende de rest, namentlijck d' ossen om 't goet te dragen, meedenemen, als oock eenige koeyen tot onderhout voor sijn familie, die van de melck op de reys leven moesten. Wij stelden hem voor dat sijn vrouwen ende kinders hier meede onder ons beschut soude laten, daerop ons een cluchtige antwoorde om te lachen gaff, namentlijck dat haer vrouwen overal meede moesten, opdatter geen ander mans bij quamen; oock was 't haer manier nochte gewoonte niet, soo langh van haer vrouwen te blijven, etc. De geruchten hiervan onder ons volcq comende, quam schier ydereen sijn dienst tot dese tocht presenteren, elck even graegh schijnende om wat te mogen opsoecken, sulcx dat geen lieff hebbers en mancqueren. 6 dito, 's morgens stil weer met betogen lucht. Op dato, geleght sijnde een extraordinaire raetspleginge, is op 't vorige subject van Herry, na overlegh van verscheyden saecken, geresolveert een trop van 9 lieffhebbers (die haer dienst selffs hebben aengeboden) onder 't gesagh van den corporael Willem Muller, met Herry in compagnie, te landewaert in te senden met partije coper, taback, pijpen, coralen, etc., neffens behoorlijcke proviande ende munitie, 'twelck alles vanGa naar voetnoot1 ossen sal worden gedragenGa naar eind(c). 7en dito, 's morgens goet weer ende wint N.West met betrocken lucht ende regen, welcke tegen den middagh ophoudende, ende ons volcq, mitsgaders oock Herry neffens de sijnen, in alles vaerdigh en d' ossen met 't goet geladen wesende, sijn deselve noch desen namiddagh vertrocken, d' onse voor haer 9en versien sijnde met 250 lb. broot, 80 lb. speck, 3 kasen, 1 vaetjen arack ende 1 dito brandewijn, ende liet Herry drie van sijne beesten hier bij 't fort, neffens den voorsz. Claas Das als tolcq in sijne plaetse, ende partije andre Hottentoos om dagelijcx voor de cost, nevens een tabackjen ende aracq, branthout te halen. Na sigh alles verthoont, cunnen wij niet anders mercken nochte speuren offGa naar margenoot+ Herry soeckt d' E. Compagnie dienst te doen ende sijn opreghtigheyt te bethonen, 'twelcke mettertijt noch verder te ervaren staen, ende hopen willen dat Godt de Heere de saecke ten besten van d' E. Compagnie zegenen sal. 8en dito, 's morgens de wint labbertjes van den N.Westen met stoffregen, bleven d' onse met Herry, vermits 't natte weer, omtrent ¼ mijl van hier noch leggen. 's Avonts begond seer hard te wayen van den Z.Z.Oosten met continuatie van regen. 9en dito, 's morgens noch al even harde Z.Z.Oostewinden met droogh weer. 's Middaghs ons volcq metGa naar voetnoot2 Herry, hare ossen weder hebbende geladen, sijn te samen metGa naar voetnoot3 dit drooge weer voortsGa naar voetnoot4 getrocken. D' Almogende verlene haer geluck op de reyse. | |
[pagina 342]
| |
10en dito, 's morgens fray, stil sonneschijn-weer. Namen weder een stuck lants voor om de wildernissen uyt te royenGa naar voetnoot1, langh stijffGa naar voetnoot2 44 ende breet 10 roeden Rijnlants, sijnde de sloten daer al om gegraven, wijt 8 voeten ende met doorn beplant, hoedanigh jegenwoordigh al de thuynen bepootGa naar voetnoot3, ende dito doornbomen fray aen 't wassen sijn gevonden hier in 't wilt, waermeede deselve ineengetrockenGa naar voetnoot4 sijn ende in corten tijt ontoeganckelijck staen te worden, selffs voor wilt gedierte, dat ons jegenwoordigh noch al somtijts groote schade op de plantagies doet. Soo is oock rontom de gansche thuynen (samen bij de 12 mergen groot) met noch een buytensloot omgraven, een rabatGa naar voetnoot5 breet 3 roeden, mitsgaders langhs de cant insgelijcx beplant met doorn- ende jonge bomen uyt 't bos, van 't groote ende hooge slaghGa naar voetnoot6, die oock al fray beginnen te wassen ende mettertijt dienen sullen totGa naar margenoot+ beschut vanGa naar voetnoot7 de harde valwinden voor appel- ende lemoenboomen, etc., op voorsz. rabat, rontsom de verhaelde thuynen, in maniere van een laningeGa naar voetnoot8, al begonnen te planten ende meede fray schijnende voort te comen van jonge spruyten van St. Helena gehaelt, die wij, merckende dat se wel schijnen te willen aerden, in toecomende noch meer van dito eylant sullen cunnen halen, vermits 'tselveGa naar voetnoot9 van hier te bevaren t' allen tijden van 't jaer bevonden hebben te cunnen doen, ende dat ten hooghsten in 14 à 16 dagen ginsGa naar voetnoot10 ende 20, 25 off 26 dagen wederom. 11 dito, 's morgens goet weer ende wint westelijck met betrocken lucht. Hebben al 't volcq gesonden na 't bos om desen dagh weder partije balcken ende plancken buyten 't bos te halen op 't wagenpadt, om vandaer door de wagen dagelijcx t'huys gebracht te worden tot de jegenwoordigh onderhanden hebbende ende van steen opmetselendeGa naar voetnoot11 huysen, vermits de vaderlantse lighte houten huysen heeltemalen vervallen, als wesende dito houtwercken meest verbroeytGa naar voetnoot12 geweest eer se hier aen de Caap gecomen sijn ende daeromme nootsaeckelijck altemalen moeten vernieuwt worden, gelijck oock geschiet, ende dat soo hecht, datter apparent bij menschenleven geen omkijcken na wesen sal. Heden is affgelopenGa naar voetnoot13 de hier gemaeckte sloep genaempt RobbejachtGa naar eind(d), groot omtrent 16 à 17 lastenGa naar voetnoot14, met maer een mast tot een besaenGa naar voetnoot15 en focqjenGa naar voetnoot15, neffens een cleyn galjoentjenGa naar voetnoot16 ende boeghspriet vooruyt; item oock versien met een fraye roeffGa naar voetnoot17 tot lijff bergingh voor 't volcq (alles gemaeckt van 't Caeps hout), te dienen om de Bay van Saldanha ende d' eylanden hier- ende daeromtrent te bevaren, tot waernemingh van de robbenvanghst, etc., omme die vellen over en weer te voeren, | |
[pagina 343]
| |
daer een gansch galjot meede sal verspaert offte g'excuseert blijven, sijnde oock bequaem gemaeckt om te roeyen, ende sal langh cunnen varen, vermits men hier geen nootGa naar voetnoot1 van 't eten der wormen aen 't vaertuygh heefft. Ons bosvolcq tegen den avont t'huyscomende, wisten te seggen dat Herry metGa naar margenoot+ d' onse noch daeromtrent lagen ende door sijn Hottentoos d' onse eenige victualie ontstolen waren, mitsgaders oock, soo 't scheen, al eenigh wantrouw geresen, vermits Herry aen den corporael Willem Muller hadde versocht 's avonts haer schietgeweer te lossenGa naar voetnoot2 ende soo ongeladen den ganschen nacht tot 's morgens te laten leggen, alsoo hij haer 's nachts wel bewaren soude ende d' onse maer hun rust nemen mochten. Soo hadde Herry meede in 't bos geweest ende alles gesocht (na 't scheen) wel naeuw te deursnuffelen, vragende hoe sterck d' onse daer lagen ende met wat geweer versien, etc., allen 'twelcke, ons meede nadencken gevende, heefft ons doen resolveren desen avont noch aff te senden negen andre soldaten met victualie versien, tot versterckinge van den bij Herry sijnde troup, ende ordre dat, bijaldien sij mercken Herry niet meerder wilde b'ijverenGa naar voetnoot3 om <de> reys te vorderen, waerdoor d' onse haer victualie maer soude noodeloos consumeren ende op 't laeste moeten hongerlijden wanneer wat verde van honckGa naar voetnoot4 waren, dat se dan met haer goet souden wederom comen; item oock <souden> sien off Herry met eenigh coper alleen voort wilde, 'twelck sij daer dan aen wagen souden, ende, in allen gevalle, siende Herry's suckelinghGa naar voetnoot5, liever bijtijts als te laet terughcomen, eer haer cost soo verde ten eynde raeckte, dat se in de wederomreyse souden moeten gebreck lijden, ende alsoo van honger onmachtig worden haer selffs te bewaren, daer se insonderheyt op passen souden sonder te horen na Herry's raad van 's nachts met ongeladen geweer op sijn wacht te rusten, maer maken selffs soo goede wacht te houden, dat hem geen gelegentheyt voorvalt hun eenigh 't minste hinder te doen, etc. Waermeede dan dese gemelte ander 9 soldaten, onder den corporael Symon Huybrechtsz. van Dort, noch desen avont sijn vertrocken om doch met der haest bij d' ander te comen. 't Begon tegen den nacht vrij hard te regenen. Sondagh, den 12en dito, 's morgens regenachtigh weer ende wint N.West, dat d' 88 onse niet wel op haer lantreys comptGa naar voetnoot6. 't Bosvolcq ende houtsagers in 't bos versochten meede noch wat meerder wacht bij haer te hebben, vermits niet wel bewaert dochten te wesen, dewijle seer verspreyt, d' een hier d' ander daer, op hun werck moesten sijn, ende dat ongewapent, cunnende bij de tent dickwijls oock qualijck meer als een man wesen, ende quamen de Hottentoos somtijts al wat bij haer, hier ende daer omkijckende ende deursnuffelende haer gelegentheyt, waerover goetgevonden hebben eenige soldaten pleyn op haer geweerGa naar voetnoot7 daer te ordonneren ende op te laten passen, dat geen Hotten- | |
[pagina 344]
| |
toos toegelaten werden bij de luyden offte haer huysinge in 't bos te comen, om niet t' eeniger tijt overvallen te worden. 's Middaghs quam den corporael Symon Huybrechtsz. met sijn nagesonden trop wederom, rapporterende dat d' onse bij Herry gansch geen swarigheyt maeckten ende welgemoet waren om de tocht te volbrengen, mitsgaders te sien watter van vallen soude. Aengaende haerselffs te bewaren, souden wel wacht op houden ende waren voor Herry's volcq dubbeld oversterck genoegh onder hun negenen, begerende derhalven geen meer volcq bij haer te hebben, ende soo haer its genakendeGa naar voetnoot1 was, soude van groote menighte moeten geschieden, ende off se dan schoon eens soo sterck waren, stonden die maer met hun om den hals te raeckenGa naar voetnoot2, etc. Maer soo den Commandeur haer noch wat proviande wilde stuyren, soude haer aengenaem wesen, om het soo langh te mogen uytharden als mogelijck was. Waerop den voorsz. corporael Symon met 5 man ende partije victualie weder derwaerts is gesonden neffens ordre aen den corporael Willem, dat hem die provisie wierde toegesonden om te langer te mogen uytblijven, alsoo wij gaerne soude hebben dat se (mogelijck sijnde) ondersochten wat bij d' andere natie te doen wesenGa naar margenoot+ sal; edoch soo Herry als voorsz. te langh onderwegen bleeff suckelen ende ondertusschen haer victualie opraeckten, dat se dan met gedeelte van 't coper souden wederom comen ende Herry met de reste alleen laten voorttrecken, verstaendeGa naar voetnoot3, wanneer se sagen dat haer victualie door 't langhssaem reysen ten eynde raeckten; anders hadden liever dat 't eynde van de saecken costen verwachten. 13 dito, 's morgens redelijck goet weer ende wint van den N.Westen met betrocken lucht ende regen, maer wierd op den dagh fray, warm sonneschijn-weer, als wanneer, wat voor den middagh, voorsz. corporael Symon wederom quam, hebbende de provisien aen ons volcq bij Herry gelaten, die wel tevreden ende gemoetGa naar voetnoot4 waren om voorts te reysen ende itwes voor d' E. Compagnie op te soecken, ten welcken eynde oock al 's morgens vroegh met Herry op gangh waren. Herry had sigh bysonder vernoeght gehouden ende danckbaer gethoont over de sack met broot hem oock appart gestuyrt, ende sont hij met gemelte corporael 2 Hottentoos, elck met een kan, versoeckende daerin wat arack ende wijn, die hem derhalven vol gaven ende met die Hottentoos nasonden, nevens recommandatie dat hij weghspoedigenGa naar voetnoot5 soude om haest wederom te mogen comen, als wanneer hij met aracq, taback ende coper voor sijn doende diensten te rijckelijcker soude beschoncken ende geloont worden, etc. 14 dito, 's morgens regenachtigh weer met betogen lucht ende westelijcke wint. Alsoo ons 't branthout, insonderheyt tot de weder onder hand te nemen kalckende steenovens, hieromtrent vrij schrael begint te worden, sodanigh dat selffs de | |
[pagina 345]
| |
cocx qualijck langer haer gerieff daervan cunnen becomen, soo is den Commandeur Riebeeck selffs in persoon heden eens na 't bos heengegaen, omme te vernemen ende ondersoecken off men niet ergens met de wagens bequamelijck, ten eynde voorsz., behoorlijck gerieff sal cunnen becomen; ende is bevonden omtrent 2 à 2½ mijl van 't fort met wagen ende paerden sal cunnen gehaelt worden. Des oock ordreGa naar margenoot+ gestelt is om tegen morgen aenvangh te maken ende te proberen hoe 't sal cunnen offte willen gaen, ende ware te wenschen dat men hier tot 'tselve ende meer ander saecken met noch wat meer paerden versien waren, daer veel volcx in verscheyden werck meede soude cunnen verspaert worden, alsoo 't doch met ossen niet gaen wil, op wat wijse het met deselve oock ondernomen ende besochtGa naar voetnoot1 wort, daeromme de paerden hier niet alleen te meer, maer oock ten alderhooghsten nodigh sijn. Pro memorie. Volle maan, den 15en dito, doncker, regenachtigh weer ende wint N.westelijck. 16, 17 ende 18 dito, idem, regenachtigh weer ende wint al meest van den West-Z.Westen, somtijts al wat buyachtigh. Sondagh, den 19en dito, 's morgens noch al los, regenachtigh weer ende wint Z.Z.Oost. 20 dito, 's morgens fray, helder sonneschijn-weer ende stilte. 21 dito, idem, weer ende wint aen d' oversijde van de bay Z.oostelijck. Is den Commandeur Riebeeck met de chaloup Robbejaght selffs in persoon eens gevaren na 't Robben-eylant omme te speculeren off men 't met de schapen (daer over de 130 stucx in getal) niet soude cunnen sodanigh stellen dat men noch eenigh meerder voordeel van kaesGa naar voetnoot2 off diergelijcke van deselve soude mogen becomen, ten dien eynde met sigh nemende seecker out man van 't schip Rotterdam gelight, welcke al sijn leven tot AsperenGa naar voetnoot3Ga naar eind(e) onder anderen met schapen omgegaen ende kennisse van kaesvringenGa naar voetnoot4 had; latende ondertusschen, staande desselffsGa naar voetnoot5 absentie, d' opsicht over Compagnies fortresse ende omslagh bevolen den adsistent Roeloff de ManGa naar voetnoot6, houder van de soldijeboucken, ende Jan van Herwarden, sergeant van 't fort, opdat in 't nodige werck geen achterdeelGa naar voetnoot7 gecauseert werde, etc. Voorsz. Commandeur, 's avonts noch aen dito eylant comende, vonden de schapen treffelijck aerdende ende voorhaelden oudenGa naar voetnoot8 rapporteerden dattet apparent met de schapenkaes wel gaen soude, als daertoe een bequaem keldertjen ende anderGa naar margenoot+ gereetschappen costen gemaeckt ende becomen worden, mitsgaders oock een jonge koe 4 à 5Ga naar voetnoot9, omme de kaes maer halff schapenGa naar voetnoot10 te mogen maecken, alsoo na sijn oordeel gansch ende gaer schapenGa naar voetnoot11 alleen soo goet niet maer al te starck soude | |
[pagina 346]
| |
vallen, etc. Vorders stondt het daer wel, maer inGa naar voetnoot1 de robbenvanghst op dat eylant niet altoos te doen, alsoo daer qualijckGa naar voetnoot2 in een maent 3 robben opquamen. 22 dito, 's morgens doncker, regenachtigh weer ende wint N.westelijck. Is den Commandeur voorsz. noch eens aen 't eylant gevarenGa naar voetnoot3, 'tselve alomme besightigende ende bevindende bequaem om oock eenige koeyen, ten eynde voorsz., te sullen mogen opgeseth worden, etc., varende even voor den middagh weder aen boort, ende met voorhaelde westelijck coeltjen na de Tafelbay, daer 's namiddaghs omtrent den 2 uyren wel retourneerden ende alles in goede ordre (soo 't gelaten had) bevondGa naar voetnoot4. Heden waren eenige van Herry's Hottentoos weder hier aen 't fort gecomen, te seggen wetende, dat denselven met d' onse alsoo verde in hun lantreyse g'advanceert waren, dat se den Tafelbergh niet meer costen sien, ende voornemens bleven om noch al vrij dieper te land in te reysen ten eynde sijluyden al haer coper ende taback mochten verhandelen ende met veel vee wederom comen, waertoe d' Almogende geluck en zegen geve. De voorsz. Hottentoos wisten oock te verstaen te geven dat den corporael veel met de pen schreeffGa naar voetnoot5, etc. 23 dito, 's morgens fray, warm sonneschijn-weer, 't luchjen aen d' oversijde van de bay Z.Z.Oost, edoch aen dese sijde ende uytter zee een doorgaens N.Westcoeltjen. 24 dito, fray, warm weer als voren, de wint meest Z.Z.West. 25 dito, idem weer ende wint N.West met betogen lucht. Sondagh, den 26en dito, weer ende wint als voren, met sommige regenbuyen. 27 dito, idem. 28 dito, droogh, windrigh van den S.S.Oosten. 29 dito, guyr weer met betogen lught ende westelijcke wint. 30 dito, idem. |
|